Medegebruik militaire luchtvaartterreinen ten behoeve van HeliCentre B.V.

24 oktober 2017

Nr. MLA/170/2017

De Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelezen het verzoek per e-mail van de general manager van HeliCentre B.V. van 15 september 2017;

Gelet op artikel 34, tweede lid, van de Luchtvaartwet;

Besluiten:

Artikel 1

Aan de gezagvoerders van luchtvaartuigen van HeliCentre B.V. die in opdracht van het Ministerie van Defensie vluchten uitvoeren in het kader van de helikopter instructeursopleiding voor helikoptervliegers van het Defensie Helikopter Commando, wordt ontheffing verleend van de verbodsbepaling van artikel 34, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Luchtvaartwet met betrekking tot het medegebruik van de militaire luchtvaartterreinen Gilze-Rijen en De Kooy op dagen en tijden dat deze luchtvaartterreinen zijn opengesteld, zoals gepubliceerd in de Military Aeronautical Information Publication Netherlands of notices to airmen.

Artikel 2

  • 1. De Algemene en Bijzondere Voorwaarden betreffende het medegebruik van militaire luchtvaartterreinen door derden, vastgesteld bij ministeriële beschikking van 8 mei 1967, nr. 202.620/11K, en laatstelijk gewijzigd bij beschikking van 26 november 1980, nr. CWL 80/028, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder “de vergunning” deze beschikking dient te worden verstaan.

  • 2. De commandant van de betrokken vliegbasis kan aanwijzingen geven voor het betreden en het gebruik van het desbetreffende militaire luchtvaartterrein.

Artikel 3

De ontheffing wordt verleend onder de voorwaarde dat de geluidszone van het desbetref-fende militaire luchtvaartterrein niet wordt overschreden.

Artikel 4

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 6 november 2017 en vervalt met ingang van 1 november 2018 of zoveel eerder als voor alle desbetreffende militaire luchtvaartterreinen een luchthavenbesluit is vastgesteld.

Deze beschikking zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Hoofddorp, 24 oktober 2017

De Minister van Defensie, voor deze, De Directeur Militaire Luchtvaart Autoriteit, J.P. Apon, Kolonel

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, namens deze, De Senior Inspecteur ILT/Luchtvaart, A.E. Schurink-van der Klugt

Tegen deze beschikking kunnen belanghebbenden op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), binnen 6 weken na de dag waarop deze beschikking is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift dient te worden gericht aan de Minister van Defensie, DienstenCentrum Juridische Dienstverlening, ter attentie van de Commissie advisering bezwaarschriften Defensie, Postbus 90004, 3509 AA Utrecht. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste bevatten: de naam en het adres van de indiener; de dagtekening; een omschrijving van de beschikking waartegen het bezwaar is gericht; de gronden van het bezwaar. Indien onverwijlde spoed dat vereist, is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de president van de rechtbank die bevoegd is. In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat een bezwaarschrift is ingediend.

TOELICHTING

Hoewel artikel 34 van de Luchtvaartwet is vervallen, geldt het artikel volgens de overgangsbepaling van de Regelgeving militaire luchthavens en burgerluchthavens (RBML, Stb. 2008, 561) nog wel voor luchtvaartterreinen waarvan de aanwijzing is gebaseerd op de Luchtvaartwet en nog niet op de Wet luchtvaart. Ingevolge de RBML wordt het onder de Luchtvaartwet geldende regime van aanwijzing van luchtvaartterreinen gaandeweg vervangen door het in de Wet luchtvaart neergelegde systeem waarin luchthavens gestalte krijgen door middel van een luchthavenbesluit. De definitieve overgang op dit nieuwe regime was aanvankelijk voorzien per 1 november 2014, maar is bij wet van 22 juni 2016 (Stb. 2016, 260) verder verschoven naar 1 november 2018. Deze overgangssituatie is onverkort van toepassing op de militaire luchtvaartterreinen Gilze-Rijen en De Kooy.

Zodra een luchthavenbesluit voor de genoemde militaire luchthavens (de Wet luchtvaart spreekt niet langer van militaire luchtvaartterreinen) is vastgesteld, zal er een einde komen aan de reeds aangehaalde overgangsperiode en daarmee het medegebruik op grond van de ontheffingensystematiek van de Luchtvaartwet. Vanaf dat moment zal het medegebruik gestalte moeten krijgen in de vorm van een op het medegebruik toegesneden vrijstelling of vergunning. Om deze reden is de geldigheidsduur van de onderhavige ontheffing beperkt.

In de Luchtvaartwet wordt voor de toepassing van het bij of krachtens de Luchtvaartwet bepaalde verstaan onder “Onze Minister” wat betreft de burgerluchtvaart en de algemene verkeersveiligheid in de lucht, de Minister van Verkeer en Waterstaat (thans de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu). Wat de militaire luchtvaart betreft wordt onder “Onze Minister”, de Minister van Defensie verstaan. Op een verzoek tot medegebruik van een militair luchtvaartterrein door burgerluchtvaartuigen zullen dus beide ministers toestemming moeten geven.

Het rijksbeleid voor het burgermedegebruik van militaire luchtvaartterreinen ligt vast in het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT-2) en de nota Regionale luchthavenstrategie (RELUS). In het SMT-2 is aangegeven dat burgermedegebruik mogelijk blijft, indien daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en de taakuitvoering van de militaire luchtvaart, met inachtneming van de geluidhinderproblematiek. Onderhavige ontheffing past in het huidige beleid van de betrokken ministeries.

Aan de gezagvoerders van luchtvaartuigen van HeliCentre B.V., die in opdracht van het Ministerie van Defensie vluchten uitvoeren in het kader van de helikopter instructeursopleiding voor helikoptervliegers van het Defensie Helikopter Commando (DHC), wordt ontheffing verleend om medegebruik te maken van de militaire luchtvaartterreinen Gilze-Rijen en De Kooy. Het aantal vluchten dat jaarlijks door HeliCentre B.V. in opdracht van Defensie wordt uitgevoerd, is afhankelijk van de jaarlijkse opleidingsbehoefte van het DHC. Het is dan ook niet mogelijk om het aantal vliegtuigbewegingen dat HeliCentre B.V. ter uitvoering van contractuele verplichtingen moet uitvoeren op voorhand te limiteren. Vandaar dat geen limitering in de vorm van een maximum aantal vliegtuigbewegingen in de ontheffing is opgenomen. De desbetreffende militaire luchtvaartterreinen kunnen alleen worden aangedaan, indien het gaat om vluchten in opdracht van Defensie.

Ten aanzien van de geluidsbelasting is het volgende van belang. In de Luchtvaartwet is vastgelegd dat de geluidsbelasting door startende en landende vliegtuigen van een luchtvaartterrein wordt berekend. De geluidsbelasting door de grote civiele en militaire luchtvaart wordt berekend op jaarbasis en wordt uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). De geluidsbelasting wordt berekend volgens een daartoe vastgesteld berekeningsvoorschrift en met inachtneming van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart. Deze systematiek is van toepassing op alle vliegtuigen met uitzondering van vaste vleugelvliegtuigen met schroefaandrijving lichter dan 6.000 kilogram. De beoordeling van de geluidsbelasting in geluidsbelastings-eenheden kleine luchtvaart (bkl) geldt op basis van het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart evenwel niet wanneer de bkl-zone geheel binnen een Ke-zone valt. In dat geval is het regime van de Ke-zonering dominant. Met de wijziging van de Luchtvaartwet in 1994 is bovendien bepaald dat vliegtuigbewegingen van luchtvaartuigen met een toegelaten totaalmassa van minder dan 6.000 kilogram, maar meer dan 390 kilogram, voor zover dit hefschroefvliegtuigen betreft dan wel deze luchtvaartuigen gebruikmaken van dezelfde aan- en uitvliegroutes als de luchtvaartuigen van ten minste 6.000 kilogram, dan wel de vliegpatronen van deze luchtvaartuigen overeenkomen met die van luchtvaartuigen van ten minste 6.000 kilogram, moeten worden meegenomen in de berekening van de geluidsbelasting in Ke. De gegevens omtrent het feitelijk gebruik van militaire luchtvaartterreinen worden jaarlijks herleid tot contouren die de actuele geluidsbelasting in dat jaar weergeven. Gelet op de beschikbare ruimtes in de afgelopen jaren is er geen indicatie aan te nemen dat door deze vliegtuigbewegingen buiten de vastgestelde respectievelijk vastgelegde geluidszones wordt getreden.

In de onmiddellijke nabijheid van de militaire luchtvaartterreinen zijn zogenaamde Natura 2000-gebieden gelegen. Ten aanzien van het onderhavige verzoek om burger-medegebruik kan worden gesteld dat er geen redenen zijn aan te nemen dat, als gevolg van dit gebruik, significante effecten voor die gebieden zullen optreden.

Naar boven