TOELICHTING
Algemeen
Met deze wijziging van de Binnenvaartregeling (hierna: Bvr) worden de resoluties 2016-I-10
en 2016-II-9 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (hierna: de CCR) in de Bvr
geïmplementeerd. Verder worden de artikelen die zien op bekwaamheidseisen van de bemanning
en de bemanningssterkte in overeenstemming gebracht met het Reglement scheepvaartpersoneel
op de Rijn zoals dat met die hiervoor genoemde resoluties is gewijzigd. Tevens worden
een aantal onvolkomenheden in de Bvr gerepareerd.
Administratieve lasten
Zowel de wijziging van de bemanningssamenstelling, als de invoering van het ‘praktijkexamen
schipper rondvaartboot beperkt vaargebied´, leiden niet tot een verzwaring van de
administratieve lasten. Voor de bemanningssamenstelling vloeit er voor sommige schepen
een verlichting van de bemanningseisen uit voort. Het praktijkexamen geeft een extra
mogelijkheid voor vrijstelling van het voor het varen met rondvaartboten van het Amsterdamse
grachtentype benodigde groot vaarbewijs. Verder betreft deze wijziging het herstel
van een aantal omissies die geen gevolgen hebben voor de administratieve lastendruk
voor burgers en bedrijven. Dit leidt niet tot nieuwe informatieverplichtingen, dan
wel het vervallen ervan, voor burgers en bedrijven noch tot extra nalevingskosten.
Internetconsultatie en vast verandermomenten
Er heeft geen internetconsultatie plaats gevonden over deze regeling. Met de wijziging
van de Binnenvaartregeling worden twee besluiten van de CCR geïmplementeerd en is
er geen ruimte om van die besluiten af te wijken. Verder worden met de overige wijzigingen
geen ingrijpende veranderingen in de rechten en plichten van burgers en bedrijven
aangebracht. Het betreft een aanpassing van al bestaande voorschriften en deze heeft
geen ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Beide motieven worden genoemd
in de brief van de Minister van Justitie van 15 januari 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar
2007–2008, 29 279, nr. 62) op grond waarvan internetconsultatie achterwege kan blijven.
Met betrekking tot het kabinetsbesluit tot instelling van Vaste Verandermomenten wordt
het volgende opgemerkt. Ingevolge dat besluit dient een regeling op één van de vier
vaste verandermomenten in werking te treden. Implementatie van
Europese of internationale regelgeving is één van de uitzonderingsgronden met betrekking
tot het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten van regelgeving. Met deze
regeling worden in artikel I, onderdeel B, onder 2, en onderdeel C, de twee genoemde
besluiten van de CCR geïmplementeerd. De vastgelegde implementatiedatum voor deze
besluiten is 1 december 2017. Verder worden met de wijziging van de regeling ook enkele
reparaties aangebracht. Reparatie van regelgeving is eveneens een uitzonderingsgrond
met betrekking tot het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten.
Artikelsgewijs
Artikel I
A
Onder 1 a en b
Deze wijziging hangt samen met het vervallen van de functie matroos-motordrijver.
Voor verdere toelichting zie onder C, onder 1, 2, 14, 15, 16.
Onder 1 c
De tekst van artikel 2.9, achtste lid, van de Bvr (met deze wijziging vernummerd naar
het zevende lid) is niet meer in overeenstemming met de huidige ontwikkelingen. Inmiddels
is het voor zij-instromers mogelijk om de beroepskwalificaties schipper binnenvaart,
matroos binnenvaart, en schipper rondvaartboot beperkt vaargebied door middel van
het volgen van een praktijkexamentraject te verkrijgen. Daarnaast is er verandering
opgetreden in de onderwijsinstituten die de cursus aspirant schipper aanbieden, en
werd het onlogisch gevonden om de beroepskwalificatie lichtmatroos niet ook te verbinden
aan de reguliere schoolopleidingen voor de beroepskwalificaties matroos binnenvaart,
schipper binnenvaart, kapitein binnenvaart, bootman, en schipper rondvaartboot beperkt
vaargebied, terwijl daar in de regelgeving van de Centrale Rijnvaart Commissie (CCR)
voor wat betreft de beroepskwalificatie matroos met name op wordt gedoeld (artikel
3.02, tweede lid, van het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn).
Het artikellid is daarom aan de huidige ontwikkelingen aangepast.
Daarnaast wordt aangegeven dat een lichtmatroos moet beschikken over een schriftelijk
bewijs van inschrijving voor de opleiding of cursus die wordt gevolgd. Voorheen werd
gesproken van een leerovereenkomst. De terminologie is op dit punt in overeenstemming
gebracht met de terminologie in het Scheepvaartreglement betreffende het scheepvaartpersoneel
op de Rijn (hierna: RSP), waarin wordt gesproken van een schriftelijk bewijs van inschrijving.
Bovendien is aangegeven dat dit bewijs van inschrijving wordt afgegeven door het desbetreffende
opleidingsinstituut.
Onder 2, a en b
In artikel 7.6, tweede lid, onder b, is de verklaring Praktijkexamen schipper rondvaartboot
beperkt vaargebied ingevoegd, als alternatief voor het reeds bestaande diploma Schipper
rondvaartboot beperkt vaargebied. De verklaring biedt de mogelijkheid om samen met
een geneeskundige verklaring, een dienstboekje, waaruit blijkt dat ten minste 180
vaardagen zijn behaald, ten minste een klein vaarbewijs I en een marifoon certificaat,
een vrijstellingsbewijs schipper rondvaartboot van het Amsterdamse grachtentype te
verkrijgen.
De reguliere opleidingen voor schipper rondvaartboot beperkt vaargebied kunnen niet
aan de toenemende vraag voldoen. Daarom is besloten een praktijkexamentraject te ontwikkelen
om zij-instromers met een minimale leeftijd van 21 jaar, in een versneld en flexibel
traject te scholen. Op deze wijze is er geen concurrentie met het reguliere opleidingstraject.
Het praktijkexamentraject maakt het mogelijk dat kandidaat rondvaartbootschippers
op flexibele tijdstippen aan de opleiding kunnen beginnen, een op maat gemaakte opleiding
krijgen en sneller in de praktijk kunnen instromen. Op deze wijze kan aan de toenemende
vraag naar rondvaartbootschippers worden voldaan.
De verklaring Praktijkexamen schipper rondvaartboot beperkt vaargebied wordt verkregen
als het Praktijkexamen schipper rondvaartboot van het Amsterdamse grachtentype, beperkt
vaargebied van het CBR met goed gevolg is afgelegd.
Kandidaten moeten bij het instappen in het praktijkexamentraject in het bezit zijn
van een klein vaarbewijs en een marifoon certificaat, en een dienstboekje kunnen tonen
waarin ten minste 90 vaardagen zijn geregistreerd. Tijdens het praktijkexamentraject
moeten minstens 90 vaardagen worden behaald. Het traject bestaat uit een entreetoets
en nog drie deeltoetsen. Praktijk en theorie worden met elkaar vervlochten. De laatste
deeltoets is het daadwerkelijke praktijkexamen, dat door het CBR wordt afgenomen.
Het praktijkexamentraject geeft recht op de beroepskwalificatie lichtmaatroos.
Voor het praktijkexamentraject zijn de eisen die aan het behalen van het diploma Schipper
rondvaartboot beperkt vaargebied worden gesteld, als uitgangspunt genomen. Om voor
het praktijkexamen te slagen moet aan dezelfde eisen worden voldaan. Daarmee is de
kwaliteit van degenen die het praktijkexamen met goed gevolg hebben afgelegd verzekerd,
en is de veiligheid van de vaart gewaarborgd.
Onder 3
De verwijzing naar artikel 22, vierde en vijfde lid, kan vervallen omdat dat artikel
niet meer bestaat. Bij een eerdere wijziging is verzuimd deze verwijzing te laten
vervallen.
Onder 4
De onder 3 opgenomen wijziging maakt het mogelijk dat een Internationaal Certificaat
van Competentie (ICC) wordt verstrekt aan houders van een internationaal erkend nautisch
beroepsdiploma. De houders van deze diploma’s vragen regelmatig bij de VAMEX (de instantie
die vaardocumenten in Nederland verstrekt) om een ICC. Dit document wordt veelal voor
gebruik in de jachtensector verstrekt. Daar zijn de nautische beroepsdiploma’s minder
of niet bekend. Met behulp van een ICC kan een zeeman die voor vrijetijdsdoeleinden
in het buitenland een pleziervaartuig wil gebruiken op eenvoudige wijze aan de documentverplichting
voldoen. Voor het verstrekken van een ICC zijn administratiekosten aan de VAMEX verschuldigd.
B
Met de onder 1 opgenomen wijziging wordt de juiste tekst uit het Reglement onderzoek
schepen (hierna: Rosr) op de Rijn 1995 opgenomen.
Met de onder 2 opgenomen wijziging wordt protocol 2016-I-10 van de CCR geïmplementeerd.
Hiermee wordt een discrepantie tussen de voorschriften van bijlage 1.9 Reglement scheepvaartpersoneel
op de Rijn (hierna Rsp) en de voorschriften van bijlage G van het Rosr ongedaan gemaakt.
De voorschriften betreffende de bemanning van zeeschepen zijn voortaan uitsluitend
de voorschriften van artikel 3.20 van het Rsp. Het model van het certificaat van bijlage
G behoeft geen vermelding betreffende de bemanning te bevatten.
C
De hieronder opgenomen wijzigingen houden verband met de implementatie van protocol
2016-II-9 van de CCR.
Onder 1, 2, 6, 14, 15, 16 en 17
Met ingang van 1 december 2017, wordt in het RSP de beroepskwalificatie matroos-motordrijver
geschrapt, omdat deze is verouderd en er ook niet meer voor wordt opgeleid. De volmatroos
beschikt over voldoende kennis van motoren, om de door de matroos-motordrijver te
verrichten taken over te nemen. In de bemanningstabellen van het RSP is daarom de
matroos-motordrijver steeds vervangen door een volmatroos, of waar deze volgens die
tabellen reeds tot de minimumbemanning behoort, door een matroos. Dit geldt ook voor
de functie machinist, die overigens wel blijft bestaan.
In 2, onder b, wordt de alternatieve inzet van patenthouders als stuurman, deksman,
matroos of volmatroos geregeld, maar niet die als lichtmatroos. Voor die functie is
een leerovereenkomst vereist.
Onder 3, 5, 10, 11 en 12
Het RSP biedt met deze wijziging meer ruimte voor een lichtmatroos om gedurende maximaal
3 maanden per jaar in verband met het volgen van een nautische opleiding niet aan
boord te hoeven zijn. Dat is nu van toepassing op alle schepen, die een technische
standaard S2 hebben, en waarop volgens de desbetreffende bemanningstabel minstens
twee lichtmatrozen aanwezig moeten zijn. Ook vervalt in de bemanningstabel hechte
samenstellen groep 6. De bemanningssamenstelling genoemd in groep 5 geldt voortaan
ook voor deze groep.
Onder 4
Alle binnenvaartdeskundigen zijn het erover eens dat de technische verbeteringen bij
lieren, ankers en uitrustingen om de kabels te spannen van de afgelopen 30 jaar in
alle opzichten een compensatie vormen voor het laten vervallen van de hoogste groep
van de voorgeschreven bemanning voor samenstellen en andere hechte samenstellen. Een
evaluatie van het invoeren van deze regeling na een zekere tijd zal rekening houden
met het feit dat deze samenstellen op de Niederrhein varen, oftewel de drukst bevaren
waterweg van Europa, en een omschakeling in het inzetten van de bemanning bij de desbetreffende
ondernemingen om te beginnen in de praktijk getest zal moeten worden.
Onder 7, 8, 9 en 13
In de chartervaart staat het aantal aan boord zijnde passagiers voor vertrek vast
en zal ook tijdens de vaart niet meer wijzigen. Dat geldt voor de onder 7, 8 en 9
genoemde schepen indien deze worden gecharterd voor een dagtocht. Bij andere scheepvaartreizen
met passagiers is dat niet het geval, daar kan het hoogste toegelaten aantal passagiers
aan boord komen zonder dat de ondernemer dit in de lijndienst van tevoren zou kunnen
plannen. Dit heeft gevolgen voor de samenstelling van de bemanning. Door de chartervaart
daarmee gelijk te stellen worden strengere eisen aan de samenstelling gesteld dan
nodig is. Met deze wijziging wordt in het RSP geregeld dat wanneer een dagtochtschip
minder passagiers aan boord heeft en daarmee in een lagere groep zou kunnen vallen,
het is toegestaan de bemanningsvoorschriften uit de lagere groep toe te passen. Negatieve
gevolgen voor de veiligheid van de passagiers kunnen daarbij uitgesloten worden, in
Nederland is dit al in de praktijk getest. Daarbij blijven zowel de voorschriften
voor het veiligheidspersoneel als ook die voor de veiligheidsrol voor het evacueren
van passagiers en het ingrijpen bij gevaarlijke situaties aan boord van toepassing.
D, E, F, G, H en I
Om met ingang van 1 december 2017 in Nederland geen ongelijke situatie te laten ontstaan
voor de scheepvaartwegen waarop het RSP van toepassing is: de Rijn, de Waal en de
Lek, worden hierboven onder C genoemde wijzigingen van het RSP ook doorgevoerd voor
de overige scheepvaartwegen. Daarom is in de Binnenvaartregeling onder andere artikel
2.9, zesde lid, m.b.t. de matroos-motordrijver geschrapt, en zijn de bij de Binnenvaartregeling
behorende bemanningstabellen voor de minimumbemanning van: hechte samenstellen (Bijlage
5.1), schepen voor dagtochten (Bijlage 5.2), stoomschepen voor dagtochten (Bijlage
5.3), hotelschepen (Bijlage 5.4), sleepboten en sleepboten die havendiensten verrichten
(Bijlage 5.7), en snelle veerponten (Bijlage 5.8) dienovereenkomstig aangepast.
In deze tabellen werd de term machinist en matroos-motordrijver, steeds naast elkaar
gebruikt. De term matroos-motordrijver is nu geschrapt, maar de term machinist is
gehandhaafd. In plaats van de machinist kan, overeenkomstig de Rijnregelgeving, nu
ook worden gekozen voor een volmatroos, of wanneer deze reeds in de minimumbemanning
is opgenomen, voor een matroos.
Bijlage 5.1 is voor wat betreft de minimumbemanning van groep 3, A1, S2, geheel gelijk
getrokken met het RSP. In de plaats van de matroos, is (naast de schipper en de stuurman)
nu een lichtmatroos in de bemanningstabel opgenomen. Nieuw is, dat aan deze bijlage
een voetnoot is toegevoegd, waarin is vermeld dat wanneer er een duwbak wordt vervoerd
met een breedte van 15 meter of meer, op basis van de lengte de minimumbemanning van
de naast hogere groep van toepassing is.
J
In bijlage 7.1, artikel 1.3 onder a en b, worden buitenlandse diploma´s benoemd die
gelijk zijn gesteld aan het klein vaarbewijs of groot vaarbewijs voor alle binnenwateren.
De houder hiervan hoeft geen klein vaarbewijs of groot pleziervaarbewijs te hebben
om met een vaarbewijsplichtig schip op de binnenwateren te mogen varen. Hierin staan
de Belgische brevetten ‘yachtman’ en ‘yachtnavigator’ en het Duitse ‘Sportbootführerschein
See’ genoemd.
Bijlage 7.2, die hier gewijzigd wordt, benoemt de diploma’s die een vrijstelling geven
van het examen voor de afgifte van een klein vaarbewijs of groot pleziervaarbewijs.
Het is echter niet de bedoeling dat een Nederlands vaarbewijs wordt afgegeven op een
buitenlands diploma. Met deze wijziging worden daarom de genoemde Belgische brevetten
en het Duitse führerschein uit bijlage 7.2 verwijderd.
K
Onder de punten 4 en 10 van het Model-vrijstellingsbewijs schipper rondvaartboot van
het Amsterdamse grachtentype is abusievelijk de term ‘vaarbewijs’ opgenomen. Dit moet
vrijstellingsbewijs zijn omdat het model daarop betrekking heeft.
Artikel II
De regeling treedt in werking op 1 december 2017. Dit hangt samen met de in protocollen
2016-I-10 en 2016-II-9 van de CCR opgenomen inwerkingtredingsdatum.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga