Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 1 november 2017, nr. IENM/BSK-2017/220276, tot wijziging van de Binnenvaartregeling in verband met de implementatie van resoluties 2016-I-10 en 2016-II-9 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, daarmee verband houdende overige wijzigingen en het herstel van een aantal omissies

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 8, eerste en tweede lid, 22, eerste en tweede lid, en 33, eerste lid, van de Binnenvaartwet en de op 2 juni en 8 december 2016 door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart aangenomen protocollen 2016-I-10 en 2016-II-9;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Binnenvaartregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

1. Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het vierde lid, onder b, komt als volgt te luiden:

  • b) ten minste 19 jaar en heeft een beroepservaring van ten minste 2 jaar als volmatroos op een schip met mechanische voortstuwingsmiddelen.

b. Het zesde lid vervalt, onder vernummering van de leden zeven, acht en negen naar zes, zeven en acht.

c. Het zevende lid komt als volgt te luiden:

  • 7. Een lichtmatroos is:

    • a. tenminste 15 jaar, en in het bezit van een schriftelijk bewijs van inschrijving, afgegeven door het opleidingsinstituut dat de desbetreffende opleiding verzorgt, voor het door middel van schoolbezoek volgen van een opleiding voor matroos binnenvaart, schipper binnenvaart, kapitein binnenvaart, bootman, of schipper rondvaartboot beperkt vaargebied, zoals opgenomen in het Centraal Register Beroepsopleidingen onder de respectieve nummers: 25509, 25510, 25511, 25564, en 25385; of

    • b. tenminste 15 jaar, en in het bezit van een schriftelijk bewijs van inschrijving, afgegeven door het opleidingsinstituut dat de cursus verzorgt, voor het schriftelijk of door middel van schoolbezoek volgen van de cursus aspirant schipper van de Maritieme Academie Harlingen, het Maritiem College IJmuiden, het Scheepvaart en Transportcollege te Rotterdam, het Maritiem Instituut de Ruyter te Vlissingen, het Berechja College op Urk, het Noorderpoortcollege te Groningen, en Edumar te Workum; of

    • c. tenminste 19 jaar en in het bezit van een schriftelijk bewijs van inschrijving, afgegeven door het opleidingsinstituut dat het praktijkexamen verzorgt, voor deelname aan het Praktijkexamen matroos binnenvaart van het CBR; of

    • d. tenminste 21 jaar en in het bezit van een schriftelijk bewijs van inschrijving, afgegeven door het opleidingsinstituut dat het praktijkexamen verzorgt, voor deelname aan het Praktijkexamen schipper binnenvaart van het CBR; of

    • e. tenminste 21 jaar en in het bezit van een schriftelijk bewijs van inschrijving, afgegeven door het opleidingsinstituut dat het praktijkexamen verzorgt, voor deelname aan het Praktijkexamen schipper rondvaartboot beperkt vaargebied van het CBR; of

    • f. tenminste 15 jaar, en in het bezit van een schriftelijk bewijs van een door een bevoegde autoriteit in het buitenland erkende opleiding, die opleidt tot een gelijkwaardig diploma als dat kan worden behaald voor de onder a genoemde opleidingen en de onder b genoemde cursus.

d. Na het achtste lid wordt een negende lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Houders van een groot patent, een overeenkomstig Richtlijn 96/50/EG afgegeven vaarbewijs, een vaarbewijs als bedoeld in bijlage 1 van Richtlijn 91/672/EEG of een aan het grote patent als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs mogen naast de functie van stuurman ook de functies van lichtmatroos, matroos en volmatroos uitoefenen

2. Artikel 7.6 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde vrijstellingsbewijs wordt door de minister afgegeven na overlegging van:

    • a. het diploma Schipper rondvaartboot beperkt vaargebied, zoals opgenomen in het Centraal Register Beroepsopleidingen met de codes 95050 of 25385, en een dienstboekje als bedoeld in artikel 5.4.1, waaruit blijkt dat de aanvrager een vaartijd van ten minste 180 vaardagen als lichtmatroos heeft behaald; of

    • b. de Verklaring praktijkexamen schipper rondvaartboot beperkt vaargebied, ten bewijze dat het Praktijkexamen schipper rondvaartboot van het Amsterdamse grachtentype, beperkt vaargebied van het CBR, met goed gevolg is afgelegd, een dienstboekje als bedoeld in artikel 5.4.1, waaruit blijkt dat de aanvrager een vaartijd van tenminste 180 vaardagen heeft behaald, ten minste een klein vaarbewijs I en een marifoon certificaat; en

    • c. een geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, niet ouder dan dertien weken

b. In het derde en vijfde lid wordt ´eerste lid´ vervangen door: eerste lid, onderdeel a,.

c. Er wordt, onder vernummering van het derde tot en met het zesde lid naar het vierde tot en met het zevende lid, een derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Het praktijkexamen ter verkrijging van de Verklaring praktijkexamen schipper rondvaartboot beperkt vaargebied, als bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt afgenomen met inachtneming van een examenreglement en een examenprogramma die zijn goedgekeurd door de minister.

4. In artikel 7.8, dertiende lid, vervalt de verwijzing naar artikel 22, vierde en vijfde lid.

5. Artikel 7.25 komt als volgt te luiden:

Artikel 7.25

De instantie die het klein vaarbewijs afgeeft verstrekt op aanvraag, namens de minister, aan de houder van onderscheidenlijk een geldig klein vaarbewijs I of II, een geldig groot pleziervaartbewijs I of II, een certificaat Theoretische Kustnavigatie van het Koninklijk Nederlands Watersportverbond of een diploma als bedoeld in bijlage 7.2, § 3, onderscheidenlijk het:

  • a. gecombineerde klein vaarbewijs I / ICC inland;

  • b. gecombineerde klein vaarbewijs II / ICC inland + coastal;

  • c. gecombineerde groot pleziervaartbewijs I / ICC inland;

  • d. gecombineerde groot pleziervaartbewijs II / ICC inland + coastal;

  • e. ICC coastal.

B

Bijlage 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 10.3, eerste lid, onder e, komt als volgt te luiden:

  • e) op een geschikte plaats benedendeks in de machinekamers of ketelruimen, zodanig zijn geïnstalleerd dat de weg naar een brandblusapparaat vanuit geen enkel punt van de ruimte meer dan 10 meter bedraagt.

2. Bijlage G Model van het speciale certificaat voor zeeschepen die de Rijn bevaren, komt als volgt te luiden:

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

C

Bijlage 1.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 3.01 vervalt: ‘de matroos-motordrijver’.

2. Artikel 3.02 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het vierde lid komt, onder vernummering van de leden 5, 6, 7 en 8 naar 4, 5, 6 en 7, te vervallen.

b. Het zevende lid komt als volgt te luiden:

  • 7. voor de machinist:

    • a) een minimumleeftijd van 18 jaar en een met goed gevolg afgelegd eindexamen van een vakopleiding op het gebied van motoren of werktuigbouwkunde;

      of

    • b) een minimumleeftijd van 19 jaar en een vaartijd van ten minste 2 jaar als volmatroos op een gemotoriseerd binnenschip.

    Houders van een groot patent, een overeenkomstig Richtlijn 96/50/EG afgegeven vaarbewijs, een vaarbewijs als bedoeld in bijlage 1 van Richtlijn 91/672/EEG of een aan het grote patent als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs mogen naast de functie van stuurman ook de functies van lichtmatroos, matroos en volmatroos uitoefenen.

3. Artikel 3.15, derde lid, komt als volgt te luiden:

  • 3. De voorgeschreven minimumbemanning overeenkomstig de onder 1 genoemde tabel, kan

    • a) in groep 1, exploitatiewijze B, Standaard S2,

    • b) in groep 2, exploitatiewijze A1, Standaard S2, en

    • c) in groep 3, exploitatiewijze A1, Standaard S1 en exploitatiewijze A2, Standaard S2,

    voor de ononderbroken duur van ten hoogste drie maanden per kalenderjaar met een lichtmatroos worden verminderd, als deze lichtmatroos gedurende deze tijd een schippersschool bezoekt. Opeenvolgende periodes met een gereduceerde bemanning moeten door een periode van minimaal één maand worden onderbroken. Het bezoek aan de schippersschool moet worden aangetoond met een verklaring van de schippersschool, die zich aan boord moet bevinden en waarin de tijden van het schoolbezoek zijn aangegeven. De eerste zin, onderdeel a en het tweede alternatief van onderdeel c zijn slechts van toepassing wanneer gedurende de tijd dat de ene lichtmatroos een schippersschool bezoekt, de tweede lichtmatroos aan boord is. Deze bepalingen gelden niet voor de lichtmatrozen zoals bedoeld in het tweede lid.

4. Artikel 3.16, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. De minimumbemanning van hechte samenstellen en andere hechte samenstellingen bestaat uit:

    Groep

    Bemanningsleden

    Aantal bemanningsleden bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1 of S2

    A1

    A2

    B

    S1

    S2

    S1

    S2

    S1

    S2

    1

    afmeting van het samenstel

    L ≤ 37 m

    B ≤ 15 m

    schipper

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    lichtmatroos

    machinist

    1

    1

     

    2

     

    2

    1

    11

    2

    – 213

    2

    afmeting van het samenstel

    37 m < L ≤ 86m B ≤ 15 m

    schipper

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    lichtmatroos

    machinist

    1 of 1

    – –

    1 –

    – 1

    – 1

    – –

    1

    1

    1

    2

    11

     

    2

    2

    2

    1

    1

    3

    duwboot + 1 duwbak

    met L > 86 m of afmeting van het samenstel

    86 m < L ≤ 116,5

    m

    B ≤ 15 m

    schipper

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    lichtmatroos

    machinist

    1 of 1

    1 1

    – –

    1 –

    – 2

    – –

    1

    1

    1

    2

    1

    11

    2

    21

    2 of 2

    1 12

    – –

    2 1

    – –

    – –

    2

    1

    1

    1

    4

    duwboot

    + 2 duwbakken* motorschip

    + 1 bak*

    schipper

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    lichtmatroos

    machinist

    1

    1

    1

    11

    1

    1

    21

    2

    2

    11

    2

    1

    21

    2 of 2

    1 12

    – –

    2 2

    – –

    1 –

    2 of 2

    1 12

    1 1

    – –

    1 1

    1 –

    5

    duwboot + 3 of meer duwbakken* motorschip

    + 2 of meer duwbakken*

    schipper

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    lichtmatroos

    machinist

    1 of 1

    1 1

    – –

    2 1

    – 2

    1 1

    1

    1

    1

    1

    1

    2

    2

    11

    1

    2

    – 1

    21

    1

    2 of 2

    1 12

    – –

    2 2

    11

    1 1

    2 of 2

    1 12

    1 1

    – –

    2 1

    1 1

    1 De lichtmatroos of één van de lichtmatrozen mag worden vervangen door een deksman.

    2 De stuurman moet in het bezit zijn van het overeenkomstig dit reglement vereiste schipperspatent.

    3 Eén van de lichtmatrozen moet ouder zijn dan 18 jaar.

    * In dit artikel omvat het begrip ‘duwbak’ ook motorschepen zonder eigen in werking gestelde voortstuwingswerktuigen en sleepschepen. Bovendien is de volgende gelijkwaardigheid van toepassing: 1 duwbak = meerdere bakken met een totale lengte van niet meer dan 76,50 m en een totale breedte van niet meer dan 15 m.

5. Artikel 3.16, derde lid, komt als volgt te luiden:

  • 3. De voorgeschreven minimumbemanning overeenkomstig de in het eerste lid genoemde tabel, kan

    • a) in de groep 1, exploitatiewijze B, Standaard S2,

    • b) in de groep 2, exploitatiewijze A1, Standaard S2,

    • c) in de groep 3, exploitatiewijze A1, Standaard S1 en exploitatiewijze A2, Standaard S2,

    • d) in de groep 4, exploitatiewijze A1, Standaard S2 en exploitatiewijze A2, Standaard S2, en

    • e) in de groep 5, exploitatiewijze A1, Standaard S1, exploitatiewijze A2, Standaard S2, en exploitatiewijze B, Standaard S2

      voor de ononderbroken duur van ten hoogste drie maanden per kalenderjaar met een lichtmatroos worden verminderd, als deze lichtmatroos gedurende deze tijd een schippersschool bezoekt. Opeenvolgende periodes met een gereduceerde bemanning moeten door een periode van minimaal één maand worden onderbroken. Het bezoek aan de schippersschool moet worden aangetoond met een verklaring van de schippersschool, die zich aan boord moet bevinden en waarin de tijden van het schoolbezoek zijn aangegeven. De eerste zin, onderdeel a en het tweede alternatief van onderdeel c, d en het tweede alternatief van onderdeel e zijn slechts van toepassing wanneer gedurende de tijd dat de ene lichtmatroos een schippersschool bezoekt, de tweede lichtmatroos aan boord is. Deze bepalingen gelden niet voor de lichtmatroos zoals bedoeld in het tweede lid.

6. Aan artikel 3.16, wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De voorgeschreven machinisten overeenkomstig de in het eerste lid genoemde tabel mogen door bijkomende volmatrozen worden vervangen. Zij mogen ook door bijkomende matrozen worden vervangen, wanneer in de tabel in het eerste lid al een volmatroos is voorgeschreven.

7. Artikel 3.17, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. De minimumbemanning van schepen voor dagtochten bestaat uit:

    Groep

    Bemanningsleden

    Aantal bemanningsleden bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1 of S2

    A1

    A2

    B

    S1

    S2

    S1

    S2

    S1

    S2

    1

    Toegestaan aantal passagiers tot en met 75

    schipper

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    lichtmatroos

    machinist

    1

    – 1

     

    2

    1

     

    2

    2

    2

    1

    1

    2

    Toegestaan aantal passagiers van 76 tot en met 250

    schipper.

    stuurman

    volmatroos

    matroos.

    lichtmatroos

    machinist

    1 of 1

    – –

    – –

    1 –

    1 –

    – 1

    1

    1

    1

    2

    11

    1

     

    2

    1

    11

    1

     

    3

    Toegestaan aantal passagiers van 251 tot en met 600

    schipper.

    stuurman

    volmatroos..

    matroos.

    lichtmatroos

    machinist

    1 of 1

    – –

    1 1

    – –

    – 2

    1 –

    1

    1

    1

    2

    1

    1

    2

    1

    1

    3

    1

    1

    3

    1

    1

    4

    Toegestaan aantal passagiers van 601 tot en met 1.000

    schipper

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    lichtmatroos

    machinist

    1

    1

    1

    11

    1

    1

    1

    21

    1

    2

    2

    1

    2

    1

    1

    1

    3

    2

    1

    3

    1

    1

    1

    5

    Toegestaan aantal passagiers van 1.001 tot en met 2.000

    schipper

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    lichtmatroos

    machinist

    2 of 2

    – –

    – –

    3 2

    – 2

    1 1

    2

    1

    1

    1

    1

    2

    3

    11

    1

    2

    1

    1

    21

    1

    3

    3

    11

    1

    3

    1

    1

    21

    1

    6

    Toegestaan aantal passagiers meer dan 2.000

    schipper

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    lichtmatroos

    machinist

    2

    3

    11

    1

    2

    1

    1

    21

    1

    2

    4

    – 1

    2

    1

    2

    1

    1

    3

    4

    11

    1

    3

    1

    2

    21

    1

    1 De lichtmatroos of één van de lichtmatrozen mag worden vervangen door een deksman.

8. Artikel 3.17, tweede, lid komt als volgt te luiden:

  • 2 De minimumbemanning van stoomschepen voor dagtochten bestaat uit:

    Groep

    Bemanningsleden

    Aantal bemanningsleden bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1 of S2

    A1

    A2

    B

    S1

     

    S2

    S1

     

    S2

    S1

     

    S2

    1

    Toegestaan aantal passagiers van 501 tot en met 1.000

    schipper

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    lichtmatroos

    machinist 2

    1

    1

    1

    1

    2

     

    1

    1

    1

    1

    2

    2

    1

    1

    2

     

    2

    1

    1

    2

    3

    1

    1

    3

     

    3

    1

    1

    3

    2

    Toegestaan aantal passagiers van 1.001 tot en met 2.000

    schipper

    stuurman

    volmatroos

    matroos.

    lichtmatroos

    machinist 2

    2 of 2

    – –

    – –

    3 2

    – 2

    3 3

     

    2

    1

    1

    1

    3

    2

    3

    11

    3

     

    2

    1

    1

    21

    3

    3

    3

    11

    3

     

    3

    1

    1

    21

    3

    1 De lichtmatroos of één van de lichtmatrozen mag worden vervangen door een deksman.

    2 De Commissie van Deskundigen bepaalt of machinisten vereist zijn en vult dit onder nummer 52 van binnenvaartcertificaat in.

9. Artikel 3.17, derde lid, komt als volgt te luiden:

  • 3. De minimumbemanning van hotelschepen bestaat uit:

    Groep

    Bemanningsleden

    Aantal bemanningsleden bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1 of S2

    A1

    A2

    B

    S1

    S2

    S1

    S2

    S1

    S2

    1

    Toegestaan aantal bedden:

    tot en met 50

    schipper

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    lichtmatroos

    machinist

    1

    – 1

    – 1

    1

    2

    1

    2

    – 1

    1

    2

    1

    1

    3

    – 1

    1

    3

    1

    1

    2

    Toegestaan aantal bedden: van 51 tot

    100

    schipper

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    lichtmatroos

    machinist

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    2

    1

    1

    2

    1

    1

    3

    – 1

    1

    3

    1

    1

    3

    Toegestaan aantal bedden meer dan 100

    schipper

    stuurman

    volmatroos

    matroos

    lichtmatroos

    machinist

    1 of 1

    1 1

    – –

    2 1

    – 2

    1 1

    1

    1

    1

    1

    1

    2

    3

    1

    2

    1

    1

    1

    1

    3

    3

    – 1

    3

    1

    1

    1

    1

10. Artikel 3.17, zesde lid, komt als volgt te luiden:

  • 6. De minimumbemanning overeenkomstig de in het eerste lid genoemde tabel (schepen voor dagtochten), kan

    • a) in de groep 2, exploitatiewijze A1, Standaard S2,

    • b) in de groep 3, exploitatiewijze A1, Standaard S1,

    • c) in de groep 4, exploitatiewijze A1, Standaard S2,

    • d) in de groep 5, exploitatiewijze A1, Standaard S1, exploitatiewijze A2, Standaard S2 en exploitatiewijze B, Standaard S2 en

    • e) in de groep 6, exploitatiewijze A1, Standaard S2 en exploitatiewijze B, Standaard S2,

    voor de ononderbroken duur van ten hoogste drie maanden per kalenderjaar met een lichtmatroos worden verminderd, als deze lichtmatroos gedurende deze tijd een schippersschool bezoekt. Opeenvolgende periodes met een gereduceerde bemanning moeten door een periode van minimaal één maand worden onderbroken. Het bezoek aan de schippersschool moet worden aangetoond met een verklaring van de schippersschool, die zich aan boord moet bevinden en waarin de tijden van het schoolbezoek zijn aangegeven. De eerste zin, onderdeel c, d en het tweede en derde alternatief van onderdeel e zijn slechts van toepassing wanneer gedurende de tijd dat de ene lichtmatroos een schippersschool bezoekt, de tweede lichtmatroos aan boord is. Deze bepalingen gelden niet voor de lichtmatroos zoals bedoeld in het vijfde lid.

11. Artikel 3.17, zevende lid, komt als volgt te luiden:

  • 7. De minimumbemanning overeenkomstig de in het eerste lid genoemde tabel (stoomschepen voor dagtochten), kan

    • a) in de groep 2, exploitatiewijze A1, Standaard S1,

    • b) in de groep 2, exploitatiewijze A2, Standaard S2, en

    • c) in de groep 2, exploitatiewijze B, Standaard S2,

    voor de ononderbroken duur van ten hoogste drie maanden per kalenderjaar met een lichtmatroos worden verminderd, als deze lichtmatroos gedurende deze tijd een schippersschool bezoekt. Opeenvolgende periodes met een gereduceerde bemanning moeten door een periode van minimaal één maand worden onderbroken. Het bezoek aan de schippersschool moet worden aangetoond met een verklaring van de schippersschool, die zich aan boord moet bevinden en waarin de tijden van het schoolbezoek zijn aangegeven. De eerste zin, onderdeel b en c zijn slechts van toepassing wanneer gedurende de tijd dat de ene lichtmatroos een schippersschool bezoekt, de tweede lichtmatroos aan boord is. Deze bepalingen gelden niet voor de lichtmatroos zoals bedoeld in het vijfde lid.

12. Artikel 3.17, achtste lid, komt als volgt te luiden:

  • 8. De minimumbemanning overeenkomstig de in het eerste lid genoemde tabel (hotelschepen) kan

    • a) in de groep 1, exploitatiewijze A1, Standaard S2 en

    • b) in de groep 3, exploitatiewijze A1, Standaard S1,

      voor de ononderbroken duur van ten hoogste drie maanden per kalenderjaar met een lichtmatroos worden verminderd, als deze lichtmatroos gedurende deze tijd een schippersschool bezoekt. Opeenvolgende periodes met een gereduceerde bemanning moeten door een periode van minimaal één maand worden onderbroken. Het bezoek aan de schippersschool moet worden aangetoond met een verklaring van de schippersschool, die zich aan boord moet bevinden en waarin de tijden van het schoolbezoek zijn aangegeven.

13. Na artikel 3.17, achtste lid, wordt een negende en een tiende lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Bij dagtochtschepen met passagiers waarvan het aantal voor vertrek vaststaat en tijdens de vaart niet wijzigt (chartervaart), kan de overeenkomstig de groepen 2 tot en met 6 voorgeschreven minimumbemanning worden gereduceerd tot de eerst lagere groep, op voorwaarde dat het overeenkomstig de groepen 1 tot en met 6 toegelaten aantal passagiers tijdens de vaart lager is dan dit toegestane aantal. De eisen van hoofdstuk 5, alsmede de eisen die gelden voor de bemanning en het boordpersoneel uit hoofde van de veiligheidsrol gelden onverminderd.

  • 10. De machinisten die zijn voorgeschreven overeenkomstig de in het eerste tot derde lid genoemde tabellen mogen door bijkomende volmatrozen worden vervangen. Deze volmatrozen mogen door bijkomende matrozen worden vervangen, wanneer het aantal volmatrozen dat als minimumbemanning overeenkomstig de in het eerste tot derde lid genoemde tabellen is voorgeschreven, overeenstemt met het aantal te vervangen machinisten.

14. Artikel 3.18, tweede lid, komt als volgt te luiden:

  • 2. Voldoet de uitrusting van een schip slechts gedeeltelijk aan de Standaard S1 zoals deze is bepaald in artikel 3.14 van dit Reglement, en niet aan één of meer van de in artikel 3.14, lid 1.1, onderdelen a tot en met c, van dit Reglement gestelde eisen wordt voldaan, dan

    • a) moet in de exploitatiewijzen A1 en A2 de matroos, zoals voorgeschreven in het eerste lid, onderdeel a, door een volmatroos, en

    • b) moeten de twee matrozen in de exploitatiewijze B, zoals voorgeschreven in het eerste lid, onderdeel b door twee volmatrozen worden vervangen.

    In het in de eerste zin bedoelde geval kunnen de volmatrozen door matrozen worden vervangen, indien de volmatrozen reeds deel uitmaken van de in artikel 3.15, artikel 3.16 of artikel 3.17 voorgeschreven minimumbemanning.

15. In artikel 7.01, vierde lid, artikel 7.02, vierde lid en artikel 7.06, eerste lid, vervallen de woorden ‘of matroos-motordrijver’.

16. Bijlage A1 Vaartijdenboek (Model B-00734), onder de kop ‘Aanwijzingen voor het bijhouden van het vaartijdenboek’, onder ‘2 Aantekeningen in het vaartijdenboek’, komt als volgt te luiden:

  • 2. Aantekeningen in het vaartijdenboek

    De aantekeningen die de schipper in dit vaartijdenboek moet aanbrengen, dienen te voldoen aan de bepalingen van het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn.

    Om te voldoen aan de voorschriften van artikel 2.02, derde lid, moeten ook de vaar- en rusttijden worden aangetekend die 48 uur voor het binnenvaren van het toepassingsgebied van het genoemde Reglement buiten het toepassingsgebied van dit Reglement (Rijn) gemaakt zijn.

    De functies van de bemanningsleden kunnen als volgt worden aangeduid:

    Sch – Cd

    = Schiffsführer – Schipper – Conducteur

    St – T

    = Steuermann – Stuurman – Timonier

    Bm – vMt – mMt

    = Bootsmann – Volmatroos – Maître-matelot

    Mt

    = Matrose – Matroos – Matelot

    Dm – Hp

    = Decksmann – Deksman – Homme de pont

    Lm – Ml

    = Leichtmatrose – Lichtmatroos – Matelot léger

    Mc

    = Maschinist – Machinist – Mécanicien

    Op iedere bladzijde dient de schipper het volgende aan te tekenen:

    • de exploitatiewijze (aantekeningen in verband met een wijziging van exploitatiewijze dienen steeds op een nieuwe bladzijde te worden aangebracht)

    • het jaar

    • zodra het schip de vaart begint:

      1e kolom – de datum (dag en maand)

      2e kolom – de tijd (uur en minuten)

      3e kolom – de plaats waar de vaart begint

      4e kolom – de kilometerraai van die plaats

    • zodra het schip de vaart onderbreekt:

      1e kolom – de datum (dag en maand) indien deze afwijkt van de begindatum waarop het schip de reis begonnen is

      5e kolom – de tijd (uur en minuten)

      6e kolom – de plaats waar het schip stilligt

      7e kolom – de kilometerraai van die plaats

    • zodra het schip de vaart voortzet: dezelfde aantekeningen als bij het begin van de vaart

    • zodra het schip de vaart beëindigt: dezelfde aantekeningen als bij een onderbreking van de vaart

    • De 8e kolom moet worden ingevuld (naam, voornaam, nummer van het dienstboekje of vaarbevoegdheidsbewijs) wanneer de bemanning voor de eerste keer aan boord komt en vervolgens telkens wanneer deze van samenstelling verandert.

    • In de kolommen 9 t/m 11 moeten het begin en het einde van de rusttijd van elk bemanningslid worden aangetekend. Deze aantekeningen dienen uiterlijk om 8 uur de volgende ochtend in het vaartijdenboek te worden aangebracht. Ingeval de bemanningsleden hun rust nemen volgens een regelmatig rooster, kan per reis met één schema worden volstaan.

    • In de kolommen 12 en 13 moet bij wisseling van de bemanning telkens het tijdstip van aan boord komen of van boord gaan worden vermeld.

17. De alinea met de kop ‘Sancties’ komt als volgt te luiden:

Overtredingen/strafbare handelingen

Overtreding van de bemanningsvoorschriften van het Reglement betreffende het

Scheepvaartpersoneel op de Rijn is strafbaar. Hetzelfde geldt voor het niet bijhouden, dan wel het niet volgens de voorschriften bijhouden van het vaartijdenboek.

(Gevolgd door de van kracht zijnde tekst van deel II van het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn in het Frans, Duits en Nederlands.)

D

Bijlage 5.1 komt als volgt te luiden:

(Externe link) http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0025958/2017-07-01/0/Bijlage5.1

Groep

Bemanningsleden

Aantal bemanningsleden

bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1, S2

A1

A2

B

S1

S2

S1

S2

S1

S2

1. Afmeting van het samenstel

L ≤ 37 m

B ≤ 15 m

schipper

stuurman

volmatroos

matroos****

lichtmatroos

machinist of volmatroos

1

1

 

2

2

1

1*

2

2* ***

2. Afmeting van het samenstel

37 m < L ≤ 86m

B ≤ 15 m

schipper

stuurman

volmatroos

matroos****

lichtmatroos

machinist

1 of

1

–******

1

1

1

–*******

1

1

1

–*******

2

1*

–*******

2

2

–*******

2

1

1

–*******

3. Duwboot + 1 duwbak met L > 86 m of afmeting van het samenstel 86 m < L ≤ 116,5 m B ≤ 15 m

schipper

stuurman

volmatroos

matroos****

lichtmatroos

machinist of volmatroos

1 of

1

1

1

1

2***

1

1

1

2

1

1*

2

2*

2 of

1

2

2

1**

1

2

1

1

1

4. Duwboot + 2 duwbakken*

motorschip + 1 duwbak*

schipper

stuurman

volmatroos

matroos ****

lichtmatroos

machinist of volmatroos

1

1

1

1*

1

1

2*

2

2

1*

2

1

2*

2 of

1

2

1

2

1**

2

2 of

1

1

1

1

2

1**

1

1

5. Duwboot + 3 of meer duwbakken*

motorschip + 2 of meer duwbakken*

schipper

stuurman

volmatroos

matroos****

lichtmatroos

Machinist

1 of

1

2

1

1

1

1

2

1

1

1

1

1

1

2

2

1*

1

2

1

2*

1

2 of

1

2

1*

1

2

1**

2

1

2 of

1

1

2

1

2

1**

1

1

1

* De lichtmatroos of een van de lichtmatrozen mag worden vervangen door een deksman.

** De stuurman bezit de bekwaamheid van schipper als bedoeld in artikel 2.9, tweede lid.

*** Een van de lichtmatrozen is ouder dan 18 jaar.

**** De matrozen mogen worden vervangen door lichtmatrozen die de leeftijd van 17 jaar hebben bereikt, zich ten minste in het laatste leerjaar bevinden en een jaar vaartijd in de binnenvaart kunnen aantonen.

***** De voorgeschreven minimumbemanning overeenkomstig de tabel, kan

a) in de groep 1, exploitatiewijze B, Standaard S2,

b) in de groep 2, exploitatiewijze Al, Standaard S2,

c) in de groep 3, exploitatiewijze Al, Standaard S1 en exploitatiewijze A2, Standaard S2,

d) in de groep 4, exploitatiewijze Al, Standaard S2 en exploitatiewijze A2, Standaard S2, en

e) in de groep 5, exploitatiewijze Al, Standaard S1, exploitatiewijze A2, Standaard S2, en exploitatiewijze B, Standaard S2, voor de ononderbroken duur van ten hoogste drie maanden per kalenderjaar met een lichtmatroos worden verminderd, als deze lichtmatroos gedurende deze tijd een schippersschool bezoekt. Opeenvolgende periodes met een gereduceerde bemanning moeten door een periode van minimaal één maand worden onderbroken. Het bezoek aan de schippersschool moet worden aangetoond met een verklaring van de schippersschool, die zich aan boord moet bevinden en waarin de tijden van het schoolbezoek zijn aangegeven. De eerste zin, onderdeel a en het tweede alternatief van onderdeel c, d en het tweede alternatief van onderdeel e zijn slechts van toepassing wanneer gedurende de tijd dat de ene lichtmatroos een schippersschool bezoekt, de tweede lichtmatroos aan boord is. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de lichtmatroos, bedoeld in noot ****.

****** de machinist mag worden vervangen door een matroos;

******* de machinist mag worden vervangen door een volmatroos;

Wanneer een duwbak breder is dan 15 meter is, op basis van de lengte van het samenstel, de naast hogere groep van toepassing;

E

Bijlage 5.2 komt als volgt te luiden:

O

Groep

Bemanningsleden

Aantal bemanningsleden

bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1, S2

A1

A2

B

S1

S2

S1

S2

S1

S2

1. Toegestaan aantal passagiers:

tot en met 75

schipper

stuurman

volmatroos

matroos**

lichtmatroos

machinist of volmatroos

1

1

 

2

1

 

2

2

2

1

1

2. Toegestaan aantal passagiers:

van 76 tot en met 250

schipper

stuurman

volmatroos

matroos**

lichtmatroos

machinist of volmatroos

1 of

1

1

1

1

1

1

1

2

1*

1

 

2

1

1*

1

 

3. Toegestaan aantal passagiers:

van 251 tot en met 600

schipper

stuurman

volmatroos

matroos**

lichtmatroos

machinist

1 of

1

1***

1

1

2

–***

1

1

1

–***

2

1

1****

2

1

1****

3

1

1****

3

1

1****

4. Toegestaan aantal passagiers:

van 601 tot en met 1.000

schipper

stuurman

volmatroos

matroos**

lichtmatroos

machinist of volmatroos

1

1

1

1*

1

1

1

2*

1

2

2

1

2

1

1

1

3

2

1

3

1

1

1

5. Toegestaan aantal passagiers:

van 1.001 tot en met 2.000

schipper

stuurman

volmatroos

matroos**

lichtmatroos

machinist of volmatroos

2 of

3

1

2

2

2

1

2

2

1

1

2

3

1*

1

2

2

2*

1

3

3

1*

1

3

2

2*

1

6. Toegestaan aantal passagiers: meer dan 2000

schipper

stuurman

volmatroos

matroos**

lichtmatroos

machinist of volmatroos

2

3

1*

1

2

2

2*

1

2

4

1

2

3

1

1

3

4

1*

1

3

3

2*

1

* De lichtmatroos of een van de lichtmatrozen mag worden vervangen door een deksman.

** De matrozen mogen worden vervangen door lichtmatrozen, die de leeftijd van 17 jaar hebben bereikt, zich ten minste in het derde leerjaar bevinden en een jaar vaartijd in de binnenvaart kunnen aantonen.

*** De machinist mag worden vervangen door een matroos.

**** De machinist mag worden vervangen door een volmatroos.

***** De minimumbemanning:

a) in de groep 2, exploitatiewijze A1, Standaard S2;

b) in de groep 3, exploitatiewijze A1, Standaard S1;

c) in de groep 4, exploitatiewijze A1, Standaard S2;

d) in de groep 5, exploitatiewijze A1, Standaard S1, exploitatiewijze A2, Standaard S2, en exploitatiewijze B, Standaard S2; en

e) in de groep 6, exploitatiewijze A1, Standaard S2, en exploitatiewijze B, Standaard S2.

kan voor de ononderbroken duur van ten hoogste drie maanden in een kalenderjaar met een lichtmatroos, die een schippersschool bezoekt, worden verminderd. Opeenvolgende periodes met een verminderde bemanning worden met een periode van minimaal één maand onderbroken. Het bezoek aan de schippersschool wordt aangetoond met een verklaring van de schippersschool die zich aan boord bevindt, waarin de tijden van het schoolbezoek zijn aangegeven.

F

Bijlage 5.3 komt als volgt te luiden:

Groep

Bemanningsleden

Aantal bemanningsleden

bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1, S2

A1

A2

B

S1

S2

S1

S2

S1

S2

1. Toegestaan aantal passagiers:

van 501 tot en met 1.000

schipper

stuurman

volmatroos

matroos***

lichtmatroos

machinist of volmatroos**

1

1

2

2

1

1

1

1

2

2

2

2

2

1

1

2

3

2

3

3

1

1

3

2. Toegestaan aantal passagiers:

van 1.001 tot en met 2.000

schipper

stuurman

volmatroos

matroos***

lichtmatroos****

Machinist of volmatroos

2 of 2

– –

– –

3 2

– 2

3 3

2

2

1

3

2

3

1*

3

2

2

2*

3

3

3

1*

3

3

2

2*

3

* De lichtmatroos of een van de lichtmatrozen mag worden vervangen door een deksman.

** De minister bepaalt of machinisten of volmatrozen vereist zijn en vult dat in het Certificaat van Onderzoek in onder nummer 52.

*** De matrozen mogen worden vervangen door lichtmatrozen, die de leeftijd van 17 jaar hebben bereikt, zich ten minste in het laatste leerjaar bevinden en een jaar vaartijd in de binnenvaart kunnen aantonen.

**** De minimumbemanning kan

a) in de groep 2, exploitatiewijze A1, Standaard S1,

b) in de groep 2, exploitatiewijze A2, Standaard S2, en

c) in de groep 2, exploitatiewijze B, Standaard S2,

voor de ononderbroken duur van ten hoogste drie maanden per kalenderjaar met een lichtmatroos worden verminderd, als deze lichtmatroos gedurende deze tijd een schippersschool bezoekt. Opeenvolgende periodes met een gereduceerde bemanning moeten door een periode van minimaal één maand worden onderbroken. Het bezoek aan de schippersschool moet worden aangetoond met een verklaring van de schippersschool, die zich aan boord moet bevinden en waarin de tijden van het schoolbezoek zijn aangegeven. De eerste zin, onderdeel b en c zijn slechts van toepassing wanneer gedurende de tijd dat de ene lichtmatroos een schippersschool bezoekt, de tweede lichtmatroos aan boord is. Deze bepalingen gelden niet voor de lichtmatroos zoals bedoeld in noot ***.

G

Bijlage 5.4 komt als volgt te luiden:

Groep

Bemanningsleden

Aantal bemanningsleden

bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1, S2

A1

A2

B

S1

S2

S1

S2

S1

S2

1. Toegestaan aantal bedden:

tot en met 50

schipper

stuurman

volmatroos

matroos

lichtmatroos

machinist

1

1

1**

1

2*

1***

2

1

1***

2

1

1***

3

1

1***

3

1

1***

2. Toegestaan aantal bedden:

van 51 tot en met 100

schipper

stuurman

volmatroos

matroos

lichtmatroos

machinist of volmatroos

1

1

1

1

1

1

1

1

2

1

1

2

1

1

3

1

1

3

1

1

3. Toegestaan aantal bedden:

meer dan 100

schipper

stuurman

volmatroos

matroos

lichtmatroos

machinist of volmatroos

1 of

1

2

1

1

1

1

2*

1

1

1

1

1

1

2

3

1

2

2

1

1

3

3

1

3

2

1

1

* De minimumbemanning

a) in groep 1, exploitatiewijze A1, Standaard S2 en

b) in groep 3, exploitatiewijze A1, Standaard S1, kan voor de ononderbroken duur van ten hoogste drie maanden per kalenderjaar met een lichtmatroos worden verminderd, als deze lichtmatroos gedurende deze tijd een schippersschool bezoekt. Opeenvolgende periodes met een verminderde bemanning moeten door een periode van minimaal een maand worden onderbroken. Het bezoek aan de schippersschool moet worden aangetoond met een verklaring van de schippersschool, die zich aan boord bevindt, waarin de tijden van het schoolbezoek zijn aangegeven.

** De machinist mag worden vervangen door een matroos.

*** De machinist mag worden vervangen door een volmatroos.

H

Bijlage 5.7 Minimumbemanning van sleepboten en sleepboten die havendiensten verrichten als bedoeld in artikel 5.6, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel wordt de aanduiding ‘matroos-motordrijver’ vervangen door volmatroos.

2. In de onder l. opgenomen tabel wordt ‘matroos-motordrijver’ vervangen door volmatroos.

I

Bijlage 5.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tabel die is opgenomen onder ‘De minimumbemanning van veerponten die een snelheid van meer dan 30 km per uur, maar niet meer dan 40 km per uur, kunnen bereiken bestaat uit:’ komt als volgt te luiden:

De minimumbemanning van veerponten die een snelheid van meer dan 30 km per uur, maar niet meer dan 40 km per uur, kunnen bereiken bestaat uit:

Groepen toegestane aantal passagiers

Bemanningsleden

Aantal bemanningsleden bij exploitatiewijze

A1

A2

B

1. tot en met 75 personen

Schipper

Matroos

1

1

2

1

2

2

2. van 76 tot en met 250 personen

Schipper

volmatroos

Lichtmatroos

1

1*

2

1*

1**

2

2*

1**

3. van 251 tot en met 600 personen

Schipper

Volmatroos

1

2

2

2

3

2-

2. In noot * wordt ‘de matroos-motordrijver´ vervangen door: één volmatroos.

3. De tabel die is opgenomen onder ‘De minimumbemanning van veerponten die een snelheid van meer dan 40 km per uur kunnen bereiken bestaat uit:’ komt als volgt te luiden:

Groepen toegestane aantal passagiers

Bemanningsleden

Aantal bemanningsleden bij exploitatiewijze

A1

A2

B

1. tot en met 75 personen

Schipper

Matroos

2

3

4

2. van 76 tot en met 250 personen

Schipper

Matroos

Lichtmatroos

2

3

1**

4

1**

3. van 251 tot en met 600 personen

Schipper

Volmatroos

2

1 –

3

1

4

1

J

1. In bijlage 7.2, komen in § 1, onder 1.3, bij het tweede en derde aandachtsstreepje, de aanduidingen ‘– het door het Koninkrijk België afgegeven ‘brevet yachtman’ en ‘brevet yachtnavigator’;’ en ‘– het door de Bondsrepubliek Duitsland afgegeven ‘Sportbootführerschein-See’;’ te vervallen.

2. In bijlage 7.2, komt in § 1, onder 1.4, bij het derde aandachtsstreepje, de aanduiding ‘– het door de Bondsrepubliek Duitsland afgegeven ‘Sportsbootführerschein-Binnen’ en ‘Sportschifferzeugnis’;’ te vervallen.

K

In bijlage 7.4 wordt aan de achterzijde van het Model-vrijstellingsbewijs schipper rondvaartboot van het Amsterdamse grachtentype onder de punten 4 en 10 ‘vaarbewijs´ vervangen door: vrijstellingsbewijs.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op 1 december 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen

Met deze wijziging van de Binnenvaartregeling (hierna: Bvr) worden de resoluties 2016-I-10 en 2016-II-9 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (hierna: de CCR) in de Bvr geïmplementeerd. Verder worden de artikelen die zien op bekwaamheidseisen van de bemanning en de bemanningssterkte in overeenstemming gebracht met het Reglement scheepvaartpersoneel op de Rijn zoals dat met die hiervoor genoemde resoluties is gewijzigd. Tevens worden een aantal onvolkomenheden in de Bvr gerepareerd.

Administratieve lasten

Zowel de wijziging van de bemanningssamenstelling, als de invoering van het ‘praktijkexamen schipper rondvaartboot beperkt vaargebied´, leiden niet tot een verzwaring van de administratieve lasten. Voor de bemanningssamenstelling vloeit er voor sommige schepen een verlichting van de bemanningseisen uit voort. Het praktijkexamen geeft een extra mogelijkheid voor vrijstelling van het voor het varen met rondvaartboten van het Amsterdamse grachtentype benodigde groot vaarbewijs. Verder betreft deze wijziging het herstel van een aantal omissies die geen gevolgen hebben voor de administratieve lastendruk voor burgers en bedrijven. Dit leidt niet tot nieuwe informatieverplichtingen, dan wel het vervallen ervan, voor burgers en bedrijven noch tot extra nalevingskosten.

Internetconsultatie en vast verandermomenten

Er heeft geen internetconsultatie plaats gevonden over deze regeling. Met de wijziging van de Binnenvaartregeling worden twee besluiten van de CCR geïmplementeerd en is er geen ruimte om van die besluiten af te wijken. Verder worden met de overige wijzigingen geen ingrijpende veranderingen in de rechten en plichten van burgers en bedrijven aangebracht. Het betreft een aanpassing van al bestaande voorschriften en deze heeft geen ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Beide motieven worden genoemd in de brief van de Minister van Justitie van 15 januari 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 279, nr. 62) op grond waarvan internetconsultatie achterwege kan blijven.

Met betrekking tot het kabinetsbesluit tot instelling van Vaste Verandermomenten wordt het volgende opgemerkt. Ingevolge dat besluit dient een regeling op één van de vier vaste verandermomenten in werking te treden. Implementatie van

Europese of internationale regelgeving is één van de uitzonderingsgronden met betrekking tot het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten van regelgeving. Met deze regeling worden in artikel I, onderdeel B, onder 2, en onderdeel C, de twee genoemde besluiten van de CCR geïmplementeerd. De vastgelegde implementatiedatum voor deze besluiten is 1 december 2017. Verder worden met de wijziging van de regeling ook enkele reparaties aangebracht. Reparatie van regelgeving is eveneens een uitzonderingsgrond met betrekking tot het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten.

Artikelsgewijs

Artikel I

A
Onder 1 a en b

Deze wijziging hangt samen met het vervallen van de functie matroos-motordrijver. Voor verdere toelichting zie onder C, onder 1, 2, 14, 15, 16.

Onder 1 c

De tekst van artikel 2.9, achtste lid, van de Bvr (met deze wijziging vernummerd naar het zevende lid) is niet meer in overeenstemming met de huidige ontwikkelingen. Inmiddels is het voor zij-instromers mogelijk om de beroepskwalificaties schipper binnenvaart, matroos binnenvaart, en schipper rondvaartboot beperkt vaargebied door middel van het volgen van een praktijkexamentraject te verkrijgen. Daarnaast is er verandering opgetreden in de onderwijsinstituten die de cursus aspirant schipper aanbieden, en werd het onlogisch gevonden om de beroepskwalificatie lichtmatroos niet ook te verbinden aan de reguliere schoolopleidingen voor de beroepskwalificaties matroos binnenvaart, schipper binnenvaart, kapitein binnenvaart, bootman, en schipper rondvaartboot beperkt vaargebied, terwijl daar in de regelgeving van de Centrale Rijnvaart Commissie (CCR) voor wat betreft de beroepskwalificatie matroos met name op wordt gedoeld (artikel 3.02, tweede lid, van het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn). Het artikellid is daarom aan de huidige ontwikkelingen aangepast.

Daarnaast wordt aangegeven dat een lichtmatroos moet beschikken over een schriftelijk bewijs van inschrijving voor de opleiding of cursus die wordt gevolgd. Voorheen werd gesproken van een leerovereenkomst. De terminologie is op dit punt in overeenstemming gebracht met de terminologie in het Scheepvaartreglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn (hierna: RSP), waarin wordt gesproken van een schriftelijk bewijs van inschrijving. Bovendien is aangegeven dat dit bewijs van inschrijving wordt afgegeven door het desbetreffende opleidingsinstituut.

Onder 2, a en b

In artikel 7.6, tweede lid, onder b, is de verklaring Praktijkexamen schipper rondvaartboot beperkt vaargebied ingevoegd, als alternatief voor het reeds bestaande diploma Schipper rondvaartboot beperkt vaargebied. De verklaring biedt de mogelijkheid om samen met een geneeskundige verklaring, een dienstboekje, waaruit blijkt dat ten minste 180 vaardagen zijn behaald, ten minste een klein vaarbewijs I en een marifoon certificaat, een vrijstellingsbewijs schipper rondvaartboot van het Amsterdamse grachtentype te verkrijgen.

De reguliere opleidingen voor schipper rondvaartboot beperkt vaargebied kunnen niet aan de toenemende vraag voldoen. Daarom is besloten een praktijkexamentraject te ontwikkelen om zij-instromers met een minimale leeftijd van 21 jaar, in een versneld en flexibel traject te scholen. Op deze wijze is er geen concurrentie met het reguliere opleidingstraject. Het praktijkexamentraject maakt het mogelijk dat kandidaat rondvaartbootschippers op flexibele tijdstippen aan de opleiding kunnen beginnen, een op maat gemaakte opleiding krijgen en sneller in de praktijk kunnen instromen. Op deze wijze kan aan de toenemende vraag naar rondvaartbootschippers worden voldaan.

De verklaring Praktijkexamen schipper rondvaartboot beperkt vaargebied wordt verkregen als het Praktijkexamen schipper rondvaartboot van het Amsterdamse grachtentype, beperkt vaargebied van het CBR met goed gevolg is afgelegd.

Kandidaten moeten bij het instappen in het praktijkexamentraject in het bezit zijn van een klein vaarbewijs en een marifoon certificaat, en een dienstboekje kunnen tonen waarin ten minste 90 vaardagen zijn geregistreerd. Tijdens het praktijkexamentraject moeten minstens 90 vaardagen worden behaald. Het traject bestaat uit een entreetoets en nog drie deeltoetsen. Praktijk en theorie worden met elkaar vervlochten. De laatste deeltoets is het daadwerkelijke praktijkexamen, dat door het CBR wordt afgenomen. Het praktijkexamentraject geeft recht op de beroepskwalificatie lichtmaatroos.

Voor het praktijkexamentraject zijn de eisen die aan het behalen van het diploma Schipper rondvaartboot beperkt vaargebied worden gesteld, als uitgangspunt genomen. Om voor het praktijkexamen te slagen moet aan dezelfde eisen worden voldaan. Daarmee is de kwaliteit van degenen die het praktijkexamen met goed gevolg hebben afgelegd verzekerd, en is de veiligheid van de vaart gewaarborgd.

Onder 3

De verwijzing naar artikel 22, vierde en vijfde lid, kan vervallen omdat dat artikel niet meer bestaat. Bij een eerdere wijziging is verzuimd deze verwijzing te laten vervallen.

Onder 4

De onder 3 opgenomen wijziging maakt het mogelijk dat een Internationaal Certificaat van Competentie (ICC) wordt verstrekt aan houders van een internationaal erkend nautisch beroepsdiploma. De houders van deze diploma’s vragen regelmatig bij de VAMEX (de instantie die vaardocumenten in Nederland verstrekt) om een ICC. Dit document wordt veelal voor gebruik in de jachtensector verstrekt. Daar zijn de nautische beroepsdiploma’s minder of niet bekend. Met behulp van een ICC kan een zeeman die voor vrijetijdsdoeleinden in het buitenland een pleziervaartuig wil gebruiken op eenvoudige wijze aan de documentverplichting voldoen. Voor het verstrekken van een ICC zijn administratiekosten aan de VAMEX verschuldigd.

B

Met de onder 1 opgenomen wijziging wordt de juiste tekst uit het Reglement onderzoek schepen (hierna: Rosr) op de Rijn 1995 opgenomen.

Met de onder 2 opgenomen wijziging wordt protocol 2016-I-10 van de CCR geïmplementeerd. Hiermee wordt een discrepantie tussen de voorschriften van bijlage 1.9 Reglement scheepvaartpersoneel op de Rijn (hierna Rsp) en de voorschriften van bijlage G van het Rosr ongedaan gemaakt. De voorschriften betreffende de bemanning van zeeschepen zijn voortaan uitsluitend de voorschriften van artikel 3.20 van het Rsp. Het model van het certificaat van bijlage G behoeft geen vermelding betreffende de bemanning te bevatten.

C

De hieronder opgenomen wijzigingen houden verband met de implementatie van protocol 2016-II-9 van de CCR.

Onder 1, 2, 6, 14, 15, 16 en 17

Met ingang van 1 december 2017, wordt in het RSP de beroepskwalificatie matroos-motordrijver geschrapt, omdat deze is verouderd en er ook niet meer voor wordt opgeleid. De volmatroos beschikt over voldoende kennis van motoren, om de door de matroos-motordrijver te verrichten taken over te nemen. In de bemanningstabellen van het RSP is daarom de matroos-motordrijver steeds vervangen door een volmatroos, of waar deze volgens die tabellen reeds tot de minimumbemanning behoort, door een matroos. Dit geldt ook voor de functie machinist, die overigens wel blijft bestaan.

In 2, onder b, wordt de alternatieve inzet van patenthouders als stuurman, deksman, matroos of volmatroos geregeld, maar niet die als lichtmatroos. Voor die functie is een leerovereenkomst vereist.

Onder 3, 5, 10, 11 en 12

Het RSP biedt met deze wijziging meer ruimte voor een lichtmatroos om gedurende maximaal 3 maanden per jaar in verband met het volgen van een nautische opleiding niet aan boord te hoeven zijn. Dat is nu van toepassing op alle schepen, die een technische standaard S2 hebben, en waarop volgens de desbetreffende bemanningstabel minstens twee lichtmatrozen aanwezig moeten zijn. Ook vervalt in de bemanningstabel hechte samenstellen groep 6. De bemanningssamenstelling genoemd in groep 5 geldt voortaan ook voor deze groep.

Onder 4

Alle binnenvaartdeskundigen zijn het erover eens dat de technische verbeteringen bij lieren, ankers en uitrustingen om de kabels te spannen van de afgelopen 30 jaar in alle opzichten een compensatie vormen voor het laten vervallen van de hoogste groep van de voorgeschreven bemanning voor samenstellen en andere hechte samenstellen. Een evaluatie van het invoeren van deze regeling na een zekere tijd zal rekening houden met het feit dat deze samenstellen op de Niederrhein varen, oftewel de drukst bevaren waterweg van Europa, en een omschakeling in het inzetten van de bemanning bij de desbetreffende ondernemingen om te beginnen in de praktijk getest zal moeten worden.

Onder 7, 8, 9 en 13

In de chartervaart staat het aantal aan boord zijnde passagiers voor vertrek vast en zal ook tijdens de vaart niet meer wijzigen. Dat geldt voor de onder 7, 8 en 9 genoemde schepen indien deze worden gecharterd voor een dagtocht. Bij andere scheepvaartreizen met passagiers is dat niet het geval, daar kan het hoogste toegelaten aantal passagiers aan boord komen zonder dat de ondernemer dit in de lijndienst van tevoren zou kunnen plannen. Dit heeft gevolgen voor de samenstelling van de bemanning. Door de chartervaart daarmee gelijk te stellen worden strengere eisen aan de samenstelling gesteld dan nodig is. Met deze wijziging wordt in het RSP geregeld dat wanneer een dagtochtschip minder passagiers aan boord heeft en daarmee in een lagere groep zou kunnen vallen, het is toegestaan de bemanningsvoorschriften uit de lagere groep toe te passen. Negatieve gevolgen voor de veiligheid van de passagiers kunnen daarbij uitgesloten worden, in Nederland is dit al in de praktijk getest. Daarbij blijven zowel de voorschriften voor het veiligheidspersoneel als ook die voor de veiligheidsrol voor het evacueren van passagiers en het ingrijpen bij gevaarlijke situaties aan boord van toepassing.

D, E, F, G, H en I

Om met ingang van 1 december 2017 in Nederland geen ongelijke situatie te laten ontstaan voor de scheepvaartwegen waarop het RSP van toepassing is: de Rijn, de Waal en de Lek, worden hierboven onder C genoemde wijzigingen van het RSP ook doorgevoerd voor de overige scheepvaartwegen. Daarom is in de Binnenvaartregeling onder andere artikel 2.9, zesde lid, m.b.t. de matroos-motordrijver geschrapt, en zijn de bij de Binnenvaartregeling behorende bemanningstabellen voor de minimumbemanning van: hechte samenstellen (Bijlage 5.1), schepen voor dagtochten (Bijlage 5.2), stoomschepen voor dagtochten (Bijlage 5.3), hotelschepen (Bijlage 5.4), sleepboten en sleepboten die havendiensten verrichten (Bijlage 5.7), en snelle veerponten (Bijlage 5.8) dienovereenkomstig aangepast.

In deze tabellen werd de term machinist en matroos-motordrijver, steeds naast elkaar gebruikt. De term matroos-motordrijver is nu geschrapt, maar de term machinist is gehandhaafd. In plaats van de machinist kan, overeenkomstig de Rijnregelgeving, nu ook worden gekozen voor een volmatroos, of wanneer deze reeds in de minimumbemanning is opgenomen, voor een matroos.

Bijlage 5.1 is voor wat betreft de minimumbemanning van groep 3, A1, S2, geheel gelijk getrokken met het RSP. In de plaats van de matroos, is (naast de schipper en de stuurman) nu een lichtmatroos in de bemanningstabel opgenomen. Nieuw is, dat aan deze bijlage een voetnoot is toegevoegd, waarin is vermeld dat wanneer er een duwbak wordt vervoerd met een breedte van 15 meter of meer, op basis van de lengte de minimumbemanning van de naast hogere groep van toepassing is.

J

In bijlage 7.1, artikel 1.3 onder a en b, worden buitenlandse diploma´s benoemd die gelijk zijn gesteld aan het klein vaarbewijs of groot vaarbewijs voor alle binnenwateren. De houder hiervan hoeft geen klein vaarbewijs of groot pleziervaarbewijs te hebben om met een vaarbewijsplichtig schip op de binnenwateren te mogen varen. Hierin staan de Belgische brevetten ‘yachtman’ en ‘yachtnavigator’ en het Duitse ‘Sportbootführerschein See’ genoemd.

Bijlage 7.2, die hier gewijzigd wordt, benoemt de diploma’s die een vrijstelling geven van het examen voor de afgifte van een klein vaarbewijs of groot pleziervaarbewijs. Het is echter niet de bedoeling dat een Nederlands vaarbewijs wordt afgegeven op een buitenlands diploma. Met deze wijziging worden daarom de genoemde Belgische brevetten en het Duitse führerschein uit bijlage 7.2 verwijderd.

K

Onder de punten 4 en 10 van het Model-vrijstellingsbewijs schipper rondvaartboot van het Amsterdamse grachtentype is abusievelijk de term ‘vaarbewijs’ opgenomen. Dit moet vrijstellingsbewijs zijn omdat het model daarop betrekking heeft.

Artikel II

De regeling treedt in werking op 1 december 2017. Dit hangt samen met de in protocollen 2016-I-10 en 2016-II-9 van de CCR opgenomen inwerkingtredingsdatum.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven