Ontheffing van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, houdende ontheffing voor HeliAir B.V. van het verbod VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte die plaatsvinden binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied of boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen

Datum: 25 oktober 2017

Nummer: ILT-2017/87100

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelezen het verzoek om ontheffing, ontvangen op 19 september 2017, van HeliAir B.V., adres: Broekweg 5a1, 6732 GT Harskamp, tel.: +31 318 734 120, e-mail: operations@heliair.nl;

Overwegende dat:

  • het doel van de vlucht is het maken van luchtopnames van spoorwegen in opdracht van ProRail;

  • de locaties waar laag zal worden gevlogen verspreid liggen over heel Nederland;

  • vluchten, uitgevoerd op grond van deze ontheffing, niet lager worden uitgevoerd dan 150 meter (500 voet) boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen en daarbuiten niet lager dan 60 meter (200 voet) boven de grond of het water;

  • ontheffing voor de vluchten laag boven bebouwing alleen wordt gegeven voor een tweemotorige helikopter;

  • paragraaf SERA.3105 van verordening (EU) nr. 923/2012 de mogelijkheid biedt aan (nationale) bevoegde autoriteiten om toestemming te verlenen lager te vliegen dan de minimum vlieghoogten, zoals die voor VFR-vluchten in paragraaf SERA.5005, onderdeel (f), van verordening (EU) nr. 923/2012 zijn vastgesteld;

  • de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 dergelijke toestemmingen geeft aan bepaalde vluchten buiten plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden en buiten aaneengesloten bebouwing en mensenverzamelingen;

Gelet op paragraaf SERA.3105 en artikel 19, derde lid, van het Besluit luchtverkeer 2014;

BESLUIT:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op een helikopter van het type Eurocopter AS355F1 met registratie OO-HSM en van het type BO-105 CBS 5 met registratie D-HHBW, dan wel een gelijkwaardige vervangende tweemotorige helikopter in gebruik bij HeliAir B.V. waarmee luchtopnames worden gemaakt van spoorwegen in Nederland.

Artikel 2

Aan de gezagvoerder van een van de helikopters als bedoeld in artikel 1 wordt ontheffing verleend van het verbod, genoemd in paragraaf SERA.5005, onderdeel (f), van verordening (EU) nr. 923/2012, om een VFR-vlucht uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte binnen plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden of boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van het Besluit luchtverkeer 2014, bedoelde luchtvaartgids met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig CPL of ATPL;

  • b. de minimum toegestane vlieghoogte boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, bedraagt 150 meter (500 voet) boven de grond of het water doch ten minste 30 meter (100 voet) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 meter van de helikopter;

  • c. buiten de onder b genoemde gebieden bedraagt de minimum toegestane vlieghoogte 60 meter (200 voet) boven de grond of het water, doch ten minste 30 meter (100 voet) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 meter van de helikopter;

  • d. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid worden zodanig gekozen dat:

    • 1°. overlast voor derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

    • 2°. er niet wordt gevlogen beneden de minimum VFR-vlieghoogte over vogelreservaten, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids;

    • 3°. vee niet wordt verstoord;

    • 4°. geluidsgevoelige objecten, zoals dierentuinen, ziekenhuizen, etc. worden vermeden;

    • 5°. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

  • e. er wordt uitsluitend gevlogen beneden de minimum VFR-vlieghoogte gedurende de periode dat dit noodzakelijk is voor het doel van de vlucht;

  • f. de gezagvoerder stelt zich van tevoren ter plaatse op de hoogte van de plaatselijke obstakelsituatie en plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding;

  • g. vóór en ná de vlucht is de opdracht van de opdrachtgever ter inzage aanwezig zodat deze kan worden gecontroleerd door de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart, of de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • h. er worden geen passagiers vervoerd tijdens de cameravlucht anders dan benodigd voor het maken van de luchtopnames;

  • i. vluchten binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied worden volgens de ‘procedure surveyflights’ aangevraagd aan de LVNL;

  • j. ten minste één uur vóór aanvang van de vlucht wordt contact opgenomen met de Operationele Helpdesk van de LVNL voor vluchten in civiele plaatselijke verkeersleidingsgebieden, met AOCS NM voor vluchten in militaire plaatselijke verkeersleidingsgebieden of met de luchtverkeersleiding van Niederrhein voor vluchten in het plaatselijke luchtverkeersleidingsgebied van Niederrhein; aan de voorwaarden door hen gesteld wordt strikt de hand gehouden;

  • k. alle vluchten binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied worden tijdig bij de desbetreffende luchtverkeersleidingsorganisatie aangemeld;

  • l. er dient, na het ingediende vliegplan, eerst een klaring te zijn verkregen van de betrokken plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst voor vluchten die plaatsvinden binnen het plaatselijke luchtverkeersleidingsgebied;

  • m. tijdens het uitvoeren van de vlucht in een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

  • n. vóór de aanvang van de vlucht wordt ingelicht:

    de meldkamer van de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart (tel. 020-5025693 of fax: 020-5025699 of e-mail: dlvplvt@klpd.politie.nl) en worden de volgende gegevens verstrekt:

    • 1°. naam gezagvoerder, registratie en model / type helikopter;

    • 2°. route en periode van de voorgenomen vlucht;

  • o. tijdens alle vluchten die worden uitgevoerd binnen het kader van deze ontheffing in ongecontroleerd luchtruim, luistert de bemanning uit op de van toepassing zijnde frequentie van Amsterdam Information of AOCS NM;

  • p. voorafgaand aan of, indien dit niet mogelijk is, direct na afloop van de vlucht besteedt de ontheffinghouder in de plaatselijke media aandacht aan de uit te voeren of uitgevoerde vlucht, waarbij ten minste het volgende wordt aangegeven:

    • 1°. het doel van de vlucht;

    • 2°. een zo exact mogelijke omschrijving van de locatie;

    • 3°. de dag;

    • 4°. het tijdstip van aanvang en de verwachte duur van de vlucht, en

    • 5°. dat klachten kunnen worden gemeld bij de ontheffinghouder en bij de Inspectie Leefomgeving en Transport, telefoonnummer: 088 489 00 00 of aviation-approvals@ilent.nl;

    de ontheffinghouder doet deze bekendmaking in de plaatselijke media en stuurt een kopie onder vermelding van het kenmerk van deze ontheffing per e-mail (aviation-approvals@ilent.nl) aan de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Artikel 3

De aanvrager voert bij de voorbereiding van de vlucht een veiligheidsanalyse uit. Daarbij wordt in kaart gebracht welke risico’s er zijn als gevolg van het uitvoeren van een VFR-vlucht beneden de minimum VFR-vlieghoogte. Vervolgens worden risicobeperkende maatregelen in kaart gebracht en toegepast op een zodanige wijze dat de vlucht verantwoord kan worden uitgevoerd.

Artikel 4

  • 1. De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerder bekend is met de inhoud van deze beschikking.

  • 2. Overtreding van de voorschriften van deze beschikking is een strafbaar feit.

  • 3. Bij het niet of niet volledig nakomen van de voorschriften en beperkingen, genoemd in artikel 2, kan dat aanleiding zijn deze beschikking in te trekken.

Artikel 5

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 25 oktober 2017 en vervalt met ingang van 1 februari 2018, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, DE INSPECTEUR ILT/LUCHTVAART, A.E. Schurink-v.d. Klugt Senior Inspecteur

Bezwaarmogelijkheid

Tegen dit besluit kunt u binnen een termijn van zes weken na dagtekening, ingaande de dag na verzending van dit besluit, bezwaar indienen. Het bezwaar moet minimaal bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden van het bezwaar;

  • uw handtekening.

Het bezwaar kan onder vermelding van ‘bezwaar’ en het kenmerk van dit besluit worden gestuurd naar het volgende adres:

Inspectie Leefomgeving en Transport

Postbus 16191

2500 BD Den Haag

Is er sprake van onverwijlde spoed? Dan kunt u de rechtbank in het rechtsgebied van uw woonplaats verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen.

Meer informatie over de voorlopige voorziening vindt u op www.rechtspraak.nl.

Naar boven