Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2017, 59835 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2017, 59835 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op de artikelen 14, tweede lid, 23, eerste, derde en vierde lid, en 24, derde lid, van de Wet windenergie op zee;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
kavel I van het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) zoals aangewezen in Kavelbesluit I windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) (Stcrt. 2016, 67082);
kavel II van het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) zoals aangewezen in Kavelbesluit II windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) (Stcrt. 2016, 67120);
Minister van Economische Zaken;
de verwachte jaarlijkse energieproductie voor een gegeven combinatie van locatie en productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie dient te zijn bepaald met een waarschijnlijkheid van 50%;
Wet windenergie op zee.
1. De aanvraag voor een vergunning voor kavel I of kavel II wordt ingediend in de periode tussen 15 december 2017 en 21 december 2017, 17:00 uur.
2. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.
1. Het ontwerp voor het windpark, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel a, van de wet, omvat ten minste:
a. een windenergie-opbrengstberekening die is opgesteld door een onafhankelijke organisatie met expertise op het gebied van windenergie-opbrengstberekeningen, met gebruikmaking van gerenommeerde rekenmodellen, omgevingsmodellen, windmodellen en windkaarten en die ten minste de locatiegegevens, het merk, type, de technische specificaties, waaronder ashoogte, rotordiameter en vermogenscurve van de windturbines, de lokale windgegevens voor het windpark en een berekening van de P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie van het windpark omvat;
b. de bescheiden waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat aan het van toepassing zijnde kavelbesluit wordt voldaan;
c. informatie die aannemelijk maakt dat tijdig de verklaring, bedoeld in artikel 6.16d, eerste lid, onderdeel c, van het Waterbesluit kan worden overgelegd.
2. Bij de berekening van de P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie zijn de beschikbaarheid, zogeffecten, elektriciteitsverliezen en terugregelverliezen opgenomen, waarbij voor het zogeffect, uitsluitend rekening wordt gehouden met het windpark waarvoor de aanvraag wordt gedaan en het windpark Luchterduinen.
3. In het tijdschema, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel b, van de wet worden de realisatiedata vermeld van de volgende activiteiten:
a. de instemming door de exploitant van het windpark met de voorwaarden van de netbeheerder van het net op zee voor de aansluiting en het transport van elektriciteit overeenkomstig de Elektriciteitswet 1998;
b. de verstrekking van opdrachten aan leveranciers en installateurs;
c. de plaatsing van de eerste fundering;
d. de plaatsing van de eerste windturbine;
e. de start van de levering van elektriciteit;
f. het buiten bedrijf stellen van het windpark.
4. De raming van de kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel c, van de wet, omvat in ieder geval een exploitatieberekening met:
a. een specificatie van de investeringskosten per component van de productie-installatie;
b. een overzicht van alle kosten en baten van de productie-installatie;
c. een berekening van het projectrendement over de looptijd van het project.
5. In de raming van de maatschappelijke kosten bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel d, van de wet, wordt ten minste aandacht besteed aan de bezetting van het net van de netbeheerder van het net op zee uitgedrukt in het aantal MWh per jaar.
6. De inventarisatie en analyse van de risico’s, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel e, van de wet, omvat ten minste:
a. de risico’s bij de bouw van het windpark;
b. het risico van fluctuerende elektriciteitsprijzen en de waarde van garanties van oorsprong;
c. de risico’s bij de exploitatie van het windpark.
7. De omschrijving van de maatregelen ter borging van de kostenefficiëntie, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel f, van de wet omvat ten minste de methodes van risicobeheersing, de wijze waarop risico’s in het verleden zijn geborgd en bij thans lopende projecten voor windenergie op zee worden geborgd, alsmede de voorgenomen mitigerende maatregelen ten aanzien van de in het zesde lid bedoelde risico’s.
8. Tot de bij de bouw en exploitatie van het windpark betrokken partijen, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel g, van de wet, worden gerekend:
a. de aanvrager en indien de aanvrager een samenwerkingsverband betreft, elke deelnemer aan het samenwerkingsverband;
b. de verantwoordelijke partij voor het projectmanagement;
c. de leverancier van de windturbines;
d. de installateur van de windturbines;
e. de leverancier van de funderingen;
f. de installateur van de funderingen;
g. de leverancier van de parkbekabeling;
h. de installateur van de parkbekabeling;
i. de verantwoordelijke voor het onderhoud en de bediening van het windpark.
9. De beschrijving van de kennis en ervaring van de betrokken partijen, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel h, van de wet, betreft de kennis en ervaring bij windparken op zee en omvat:
a. het geïnstalleerd vermogen van de windparken waarvoor door de verantwoordelijke partij voor het projectmanagement tijdens de bouw het projectmanagement is gedaan;
b. het aantal door de leverancier geleverde windturbines;
c. het aantal door de installateur geïnstalleerde windturbines;
d. het aantal door de leverancier geproduceerde funderingen;
e. het aantal door de installateur geïnstalleerde funderingen;
f. het aantal windturbines waarvoor door de leverancier parkbekabeling is geleverd;
g. het aantal windturbines dat door de installateur van de parkbekabeling is aangesloten;
h. het geïnstalleerd vermogen van de windparken dat de verantwoordelijke voor het onderhoud en de bediening in onderhoud heeft en bedient.
10. Bij de aanvraag worden tevens de volgende gegevens gevoegd:
a. een samenvattende beschrijving van de realisatie, exploitatie en ontmanteling van het windpark;
b. een financieringsplan, inclusief de beoogde financiers en het beoogde aandeel dat zij zouden dragen;
c. indien de aanvrager een samenwerkingsverband betreft een door elke deelnemer ondertekende verklaring van deelname aan het samenwerkingsverband, en
d. de meest recent vastgestelde jaarrekening van de aanvrager, de moederonderneming ervan, elk van de deelnemers aan het samenwerkingsverband of hun moederondernemingen, waarbij de jaarrekening betrekking heeft op een jaar dat ten hoogste drie kalenderjaren voor het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend.
1. Bij de beoordeling van de technische haalbaarheid van de bouw en exploitatie van een windpark wordt in ieder geval rekening gehouden met het door de aanvrager overgelegde ontwerp voor het windpark, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel a, van de wet.
2. Bij de beoordeling van de financiële haalbaarheid van de bouw en exploitatie van een windpark wordt in ieder geval rekening gehouden met de door de aanvrager overgelegde raming van de kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel c, van de wet en de gegevens, bedoeld in artikel 3, tiende lid, onderdelen b en d. De omvang van het eigen vermogen van de aanvrager bedraagt ten minste 20% van de totale investeringskosten voor het windpark waarop de aanvraag betrekking heeft.
3. Op verzoek van de aanvrager wordt voor het bepalen van de omvang van het eigen vermogen, bedoeld in het tweede lid, meegerekend:
a. indien de aanvrager een samenwerkingsverband is, het eigen vermogen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;
b. indien de aanvrager of een deelnemer aan een samenwerkingsverband een dochteronderneming is en mits de moederonderneming daarmee schriftelijk instemt, het overige eigen vermogen van de moederonderneming.
4. In het geval blijkt dat de aanvrager zowel een aanvraag voor een vergunning voor kavel I als voor kavel II heeft ingediend, wordt bij de beoordeling van de financiële haalbaarheid, bedoeld in het tweede lid, het geheel van de investeringskosten voor beide windparken betrokken.
5. Bij de beoordeling van de aannemelijkheid dat de bouw en exploitatie van een windpark gestart kan worden binnen vier jaar na de datum waarop de vergunning onherroepelijk is geworden, wordt in ieder geval rekening gehouden met het door de aanvrager verstrekte tijdschema, bedoel in artikel 23, tweede lid, onderdeel b, van de wet.
6. Bij de beoordeling van de economische haalbaarheid van de bouw en exploitatie van een windpark wordt in ieder geval rekening gehouden met de door de aanvrager overgelegde raming van de kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel c, van de wet.
1. De onderlinge weging van de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 24, derde lid, van de wet vindt plaats overeenkomstig de waardering in punten zoals opgenomen in de bijlage waarbij een hoger aantal punten leidt tot een hogere rangschikking.
2. Als bij de rangschikking van de aanvragen volgens de onderlinge weging van de rangschikkingscriteria, bedoeld in het eerste lid, twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt het criterium, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdeel f, van de wet, zwaarder dan de criteria, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdelen a tot en met e, gezamenlijk.
3. Als bij toepassing van het tweede lid twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt het criterium, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdeel e, van de wet, zwaarder dan de criteria, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdelen a tot en met d, gezamenlijk.
4. Als bij toepassing van het derde lid twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt het criterium, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdeel d, van de wet, zwaarder dan de criteria, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdelen a tot en met c, gezamenlijk.
5. Als bij toepassing van het vierde lid twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt het criterium, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdeel c, van de wet, zwaarder dan de criteria, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdelen a en b, gezamenlijk.
6. Als bij toepassing van het vijfde lid twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt het criterium, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdeel a, van de wet, zwaarder dan het criteria, genoemd in artikel 24, tweede lid, onderdeel b, van de wet.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 13 oktober 2017
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Onderlinge weging van de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 24, tweede lid, onderdeel a, van de wet
1. Weging in punten:
Criterium: de kennis en ervaring van de betrokken partijen (artikel 24, tweede lid, onderdeel a, van de wet) Maximum aantal punten: 10 |
||||
---|---|---|---|---|
Kwalitatieve maatstaven |
Beoordelingsmaatstaf |
Ptn. |
||
1 |
De kennis en ervaring van de partijen die verantwoordelijk zijn voor het projectmanagement |
Deze partijen hebben projectmanagement uitgevoerd voor windparken op zee |
Deze windparken hebben een gezamenlijke capaciteit van minder dan 25 MW |
0 |
Deze windparken hebben een gezamenlijke capaciteit van 25 MW of meer |
3 |
|||
2 |
De kennis en ervaring van leveranciers van de funderingen |
Deze partijen hebben funderingen geleverd voor windparken op zee |
Er zijn minder dan 10 funderingen geleverd |
0 |
Er zijn 10 of meer funderingen geleverd |
1 |
|||
3 |
De kennis en ervaring van installateurs van de funderingen |
Deze partijen hebben funderingen geïnstalleerd voor windparken op zee |
Er zijn minder dan 10 funderingen geïnstalleerd |
0 |
Er zijn 10 of meer funderingen geïnstalleerd |
1 |
|||
4 |
De kennis en ervaring van leveranciers van de windturbines |
Deze partijen hebben windturbines geleverd voor windparken op zee |
Er zijn minder dan 10 windturbines geleverd |
0 |
Er zijn 10 of meer windturbines geleverd |
1 |
|||
5 |
De kennis en ervaring van installateurs windturbine |
Deze partijen hebben windturbines geïnstalleerd voor windparken op zee |
Er zijn minder dan 10 windturbines geïnstalleerd |
0 |
Er zijn 10 of meer windturbines geïnstalleerd |
1 |
|||
6 |
De kennis en ervaring van leveranciers van de bekabeling die de individuele windturbines verbindt en aansluit op het platform |
Deze partijen hebben bekabeling geleverd die individuele windturbines verbindt en aansluit op een platform op zee |
Bekabeling geleverd voor de verbinding van minder dan 10 windturbines met een platform |
0 |
Bekabeling geleverd voor de verbinding van 10 of meer windturbines met een platform |
1 |
|||
7 |
De kennis en ervaring van installateurs van de bekabeling die de individuele windturbines verbindt en aansluit op het platform |
Deze partijen hebben bekabeling geïnstalleerd die individuele windturbines verbindt en aansluit op een platform op zee |
Bekabeling geïnstalleerd voor de verbinding van minder dan 10 windturbines met een platform |
0 |
Bekabeling geïnstalleerd voor de verbinding van 10 of meer windturbines met een platform |
1 |
|||
8 |
De kennis en ervaring van partijen die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud en de bediening van het windpark |
Deze partijen hebben onderhoud en bediening van windparken op zee uitgevoerd |
Ervaring met onderhoud en bediening van windparken op zee met een gezamenlijke capaciteit van minder dan 25 MW |
0 |
Ervaring met onderhoud en bediening van windparken op zee met een gezamenlijke capaciteit van 25 MW of meer |
1 |
Criterium: De kwaliteit van het ontwerp voor het windpark (artikel 24, tweede lid, onderdeel b, van de wet) Maximum aantal punten: 10 |
||||
---|---|---|---|---|
Kwalitatieve maatstaven |
Beoordelingsmaatstaf |
Ptn. |
||
1 |
De realisatie- overeenkomst en de aansluit- en transportovereenkomst gesloten met de netbeheerder van het net op zee |
De termijn na het onherroepelijk zijn van de vergunning waarbinnen de aanvrager (vergunninghouder) kan instemmen met de voorwaarden van de netbeheerder van het net op zee voor de realisatieovereenkomst en de aansluit- en transportovereenkomst overeenkomstig de Elektriciteitswet 1998. |
De termijn is meer dan 12 maanden |
1 |
De termijn is 6 – 12 maanden |
5 |
|||
De termijn is minder dan 6 maanden |
10 |
Criterium: de capaciteit van het windpark (artikel 24, tweede lid, onderdeel c, van de wet) Maximum aantal punten: 10 |
||||
---|---|---|---|---|
Kwalitatieve maatstaven |
Beoordelingsmaatstaf |
Ptn. |
||
1 |
De productiecapaciteit van het windpark |
Het gezamenlijk geïnstalleerd vermogen van het windpark in MW |
Niet minder dan 342 MW en minder dan 360 MW |
1 |
Gelijk of meer dan 360 MW en minder dan 370 MW |
5 |
|||
Gelijk of meer dan 370 MW en niet meer dan 380 MW |
10 |
Criterium: de maatschappelijke kosten (artikel 24, tweede lid, onderdeel d, van de wet) Maximum aantal punten: 10 |
||||
---|---|---|---|---|
Kwalitatieve maatstaven |
Beoordelingsmaatstaf |
Ptn. |
||
1 |
De efficiency van het gebruik van het net op zee. |
De berekende P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie |
Minder dan 1.300.000 MWh per jaar |
1 |
Gelijk of meer dan 1.300.000 MWh en minder dan 1.350.000 MWh per jaar |
3 |
|||
Gelijk of meer dan 1.350.000 MWh en minder dan 1.400.000 MWh per jaar |
5 |
|||
Gelijk of meer dan 1.400.000 MWh per jaar |
10 |
Criterium: de kwaliteit van de inventarisatie en analyse van de risico’s (artikel 24, tweede lid, onderdeel e, van de wet) Maximum aantal punten 20 |
||||
---|---|---|---|---|
Kwalitatieve maatstaven |
Beoordelingsmaatstaf |
Ptn. |
||
1 |
Risico's met betrekking tot de ontwikkeling van de financiële opbrengst van de te produceren elektriciteit |
Prijsrisico’s voor elektriciteit en garanties van oorsprong |
Korte termijn marktfluctuaties |
0-20 |
Lange termijn prijsontwikkeling |
||||
De positie van windenergie op zee in de toekomstige energiemix |
||||
Volumerisico's |
Toegang tot voldoende liquide handelsstromen |
|||
Onbalanskosten |
Korte termijn onbalanskosten |
|||
Ontwikkeling van de energiemix op lange termijn |
||||
2 |
Risico's met betrekking tot de bouw van het windpark |
Leveringsrisico's van cruciale onderdelen |
Beschikbaarheid geschikte productiefaciliteiten |
|
Beschikbaarheid productiecapaciteit in bepaalde periode |
||||
Beschikbaarheid van onderdelen met een lange leverings- of productietijd |
||||
Transport- en installatierisico's |
Beschikbaarheid van geschikte installatieschepen |
|||
Beschikbaarheid van specifieke transport- en installatieapparatuur |
||||
Weerrisico's in relatie tot de in te zetten transport- en installatieapparatuur en het ontwerp van het windpark |
||||
3 |
Risico's met betrekking tot de exploitatie van het windpark |
Werkzaamheden op zee |
Toegankelijkheid van installaties |
|
Beschikbaarheid van geschikte apparatuur |
||||
Energieopbrengst |
Risico van langjarig gemiddelde windsnelheid |
|||
Jaarlijkse variaties en invloed daarvan op de liquiditeit |
||||
Functioneren van de technologie |
Beschikbaarheid van de windturbine en parkbekabeling |
|||
Preventieve onderhoudskosten |
||||
Technische faalfactoren |
||||
Grootschalige correctieve interventies |
Criterium: de kwaliteit van de maatregelen ter borging van kostenefficiëntie (artikel 24, tweede lid, onderdeel f, van de wet) Maximum aantal punten: 40 |
||||
---|---|---|---|---|
Kwalitatieve maatstaven |
Beoordelingsmaatstaf |
Ptn. |
||
1 |
Het mitigeren van risico's met betrekking tot de ontwikkeling van de financiële opbrengst van de te produceren elektriciteit. |
De verkoopstrategie van de opgewekte elektriciteit en garanties van oorsprong |
Interne of externe verkoop |
0-40 |
Termijn van prijsvastlegging |
||||
Allocatie van onbalansrisico |
||||
De contractvormen |
Vorm van afname- en betalingsverplichtingen |
|||
Relatie met marktreferentieprijzen |
||||
De financiële sterkte van de afnemende partij |
Interne garantieregelingen |
|||
Financiële kwaliteit van afnemende partij |
||||
Aanvullende financiële garanties |
||||
2 |
Het mitigeren van risico's met betrekking tot kosten voor de bouw van het windpark |
De ontwerp- en inkoopstrategie |
Locatie specifieke ontwerpoplossingen |
|
Transport strategie en installatie strategie |
||||
Contractstrategie, onderverdeling in verschillende werkpakketten |
||||
Risico’s op de overgangspunten tussen de diverse projectonderdelen |
||||
Ervaring op het gebied van engineering management |
||||
Bescherming tegen stijgende grondstofprijzen en stijgende rente |
||||
De zekerheid van toelevering van producten in de keten |
Het kunnen beschikken over geschikte productiecapaciteit voor het beoogde ontwerp |
|||
Het kunnen beschikken over productiecapaciteit in een bepaalde periode voor het project |
||||
Ervaring op het gebied van het managen van de toeleveringsketen |
||||
Zekerheid van beschikbaarheid van belangrijkste benodigdheden en onderdelen met een lange leverings- of productietijd |
Mogelijkheid tot inzet van eigen installatiecapaciteit |
|||
Bestaande raamwerkovereenkomsten |
||||
Project specifieke contracten |
||||
3 |
Het mitigeren van risico's met betrekking tot kosten van de exploitatie van het windpark |
De operationele- en onderhoudsstrategie |
Eigen capaciteit en gecontracteerde capaciteit |
|
Logistiek concept |
||||
Personele invulling voor beschikbaarheid gekwalificeerd personeel |
||||
De optimalisatie van bereikbaarheid en beschikbaarheid van het windpark |
Ontwerpkeuzes die de beschikbaarheid van het windpark optimaliseren |
|||
Ontwerpmaatregelen die de toegankelijkheid van het windpark verhogen |
||||
Apparatuur en schepen die de toegankelijkheid van het windpark verhogen |
||||
Het financieel management |
Analyse van operationele marges en financiële buffers om variaties in wind en niet-beschikbaarheid van het windpark op te vangen |
|||
Beschikbaarheidsgaranties van leveranciers |
||||
Wijze waarop verzekeringen zijn ingezet om operationele risico’s te mitigeren |
2. Indicatieve waardes op een continuschaal van 0 tot 100 in procenten voor de criteria, bedoeld in artikel 24, tweede lid, onderdelen e en f, van de wet:
indicatieve tussenwaardes op een continuschaal |
|
---|---|
Uitstekend, met toegevoegde waarde |
100% |
Zeer goed, met enige toegevoegde waarde |
80% |
Goed |
60% |
Ruim voldoende |
40% |
Voldoende |
20% |
Matig |
0% |
Op 6 september 2013 is het Energieakkoord voor duurzame groei gesloten tussen werkgevers, werknemers, natuur- en milieuorganisaties, energiebedrijven, decentrale overheden, het Rijk en vele andere organisaties. Eén van de pijlers van het energieakkoord is het opschalen van de opwekking van hernieuwbare energie. De doelstelling is 14% hernieuwbare energie te realiseren in 2020 en 16% in 2023. Eén van de bronnen hiervoor is windenergie op zee. Met de Wet windenergie op zee (hierna: de wet) is voorzien in een integraal wettelijk kader voor het op grote schaal realiseren van windenergie op zee. Het uitgangspunt van de wet is dat windparken alleen gebouwd mogen worden indien daartoe een vergunning is verleend ten behoeve van kavels die zijn aangewezen in een kavelbesluit. In 2015 en 2016 zijn de vergunningen in het windenergiegebied Borssele verleend via een procedure met subsidieverlening op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en de Regeling windenergie op zee 2015 en 2016.
De onderhavige regeling behelst een nadere regeling van de verlening van vergunningen voor de kavels I en II in het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) volgens de procedure zonder subsidie. Windenergie op zee is een technologie die volop in ontwikkeling is. De kosten van een windpark op zee variëren sterk naar gelang de keuzes die een producent maakt omtrent turbinetechniek, funderingstechniek en de operationele aanpak. In de afgelopen jaren is een flinke kostendaling gerealiseerd, onder meer te zien aan de resultaten van de subsidietenders voor het windgebied Borssele. Door een combinatie van structurele kostenreductie, aanhoudende conjuncturele factoren (rente, staalprijzen, overcapaciteit in offshore sector) en verwachtingen over stijgende elektriciteitsprijzen wordt steeds minder subsidie gevraagd voor de realisatie van windenergie op zee. Dit voorjaar is in Duitsland een tender voor een windpark op zee gewonnen door een aanvrager die het windpark zonder subsidie wil realiseren. Deze ontwikkeling illustreert dat de sterke internationale kostendaling die de afgelopen jaren is gerealiseerd bij de tenders voor het windgebied Borssele en bij een aantal Deense windenergieparken, zich voortzet. Het is dan ook niet uitgesloten dat ook in Nederland de windparken op kavels I en II in Hollandse Kust (zuid) zonder subsidie kunnen worden gerealiseerd. Met het oog op de mogelijkheid dat de bouw en exploitatie zonder subsidie winstgevend is, is het wenselijk om de vergunningverlening voor de kavels I en II in het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) in 2017 volgens de procedure zonder subsidie op te zetten.
Kavels worden uitsluitend aangewezen binnen een gebied dat is aangewezen in het nationaal waterplan. Het nationaal waterplan is een beleidsplan dat op basis van de Waterwet is vastgesteld en waarvan de Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee onderdeel uitmaakt. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 is onder meer het windenergiegebied Hollandse Kust aangewezen. In het kavelbesluit wordt bepaald waar en onder welke voorwaarden een windpark gebouwd en geëxploiteerd mag worden. TenneT is aangewezen als netbeheerder van het net op zee en wordt daarmee verantwoordelijk voor de aansluiting van de windparken op het net. Het technisch concept van TenneT gaat uit van platforms waarop ten hoogste 760 MW aan windvermogen kan worden aangesloten.
Voor de verlening van de vergunningen voor de bouw en exploitatie van windparken op de kavels I en II worden bij onderhavige regeling nadere regels gesteld in verband met de aanvraag, de beoordeling van aanvragen en de onderlinge weging van de criteria voor de rangschikking die noodzakelijk is indien twee of meer aanvragen voor een vergunning in aanmerking komen.
Op grond van de wet wordt per kavel één vergunning verleend. Aanvragen kunnen worden gedaan voor een vergunning voor elk van de twee kavels. In artikel 2 van onderhavige regeling is de periode vastgesteld waarbinnen de aanvragen voor de vergunningen voor de kavels I en II kunnen worden verricht. Tevens is bepaald dat voor de aanvraag gebruik gemaakt moet worden van het middel dat door minister van Economische Zaken via de website van RVO.nl beschikbaar wordt gesteld. In dit middel is aangegeven naar welk adres de aanvraag dient te worden verstuurd. Welke gegevens en bescheiden bij de aanvraag dienen te worden overgelegd, is geregeld in artikel 3 van onderhavige regeling. In de aanvraag kunnen aanvullende gegevens gemeld worden, onder meer voor het geval dat de aanvrager voor de beide beschikbare vergunningen in aanmerking wil komen en informatie over de schaalvoordelen die bij de bouw en exploitatie van een windpark op beide kavels wordt bereikt, wil verstrekken.
De wet kent naast een procedure waarbij de vergunning gekoppeld aan de verstrekking van subsidie wordt verleend een procedure zonder verlening van subsidie. Net als bij de procedure met subsidie wordt een vergunning slechts verleend als de bouw en exploitatie van het windpark uitvoerbaar, technisch, financieel en economisch haalbaar is, alsmede voldoet aan het kavelbesluit en gestart kan worden binnen vier jaar na de datum waarop de vergunning onherroepelijk wordt. In artikel 4 van de onderhavige regeling zijn waar nodig aanvullende regels gesteld ten aanzien van deze beoordelingscriteria.
Bij de beoordeling van de financiële haalbaarheid wordt onder meer gekeken naar de omvang van het eigen vermogen. De bouw en de exploitatie van een windpark worden slechts financieel haalbaar geacht indien uit de aanvraag blijkt dat het eigen vermogen van de aanvrager ten minste 20% van de totale investeringskosten voor het windpark omvat. Indien bij de beoordeling van de aanvraag blijkt dat de aanvrager voor beide kavels een vergunning heeft aangevraagd, wordt het aandeel eigen vermogen berekend met inachtneming van de totale investeringskosten voor de windparken op beide kavels. Voor het bepalen van de omvang van het eigen vermogen kan, indien de aanvrager een samenwerkingsverband is, het eigen vermogen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband en hunner moederonderneming(en) worden meegerekend. Als de aanvrager een dochteronderneming is, kan het eigen vermogen van de moederonderneming(en) worden meegerekend. Van een aanvraag van een samenwerkingsverband is sprake indien de aanvraag is ingediend door de samenwerkende partijen tezamen. Indien verscheidene partijen samen een vennootschap oprichten die de aanvraag indient, wordt de aanvraag aangemerkt als aanvraag van deze vennootschap en niet als aanvraag van een samenwerkingsverband.
De vermogenseis in artikel 4, tweede lid, dient ertoe te voorkomen dat vergunning wordt verleend aan partijen die financieel onvoldoende solide zijn. Een aanvrager kan ook financieel voldoende solide zijn op basis van het vermogen van anderen die participeren in de aanvrager. Dit komt tot uitdrukking in artikel 4, derde lid. Het eigen vermogen van andere entiteiten wordt slechts meegerekend op verzoek van de aanvrager. De schriftelijke instemming van de moederonderneming is vereist voor het meerekenen van diens eigen vermogen.
Niet is beoogd dat die ander moet instaan voor verplichtingen van de subsidie-aanvrager. Daarom moeten de begrippen moeder- en dochteronderneming in artikel 4 ruim worden uitgelegd. Zo kan, indien de aanvrager een joint venture is, het eigen vermogen van alle joint venture partners en diens moederondernemingen worden meegerekend. In geval van een besloten vennootschap in oprichting kan zowel het vermogen van de moederonderneming(en) als van de oprichtende partij worden meegerekend. Bij een aanvraag door een commanditaire vennootschap (hierna: CV) kan naast het afgescheiden vermogen van de CV ook het eigen vermogen van de beherend vennoot en diens moederonderneming(en) worden meegerekend.
Op grond van artikel 24 van de wet vindt bij twee of meer aanvragen per kavel die voldoen aan de eisen, bedoeld in de artikel 14 en 23 van de wet, de verlening van de vergunning plaats volgens de rangschikking op grond van een zestal in artikel 24 van de wet genoemde kwalitatieve criteria.
In de bijlage bij de regeling is omschreven hoe de rangschikkingscriteria onderling worden gewogen. Bij rangschikking van de aanvragen wordt het meeste gewicht toegekend aan de criteria die bijdragen aan het verkrijgen van zekerheid van tijdige inbedrijfstelling van het windpark en continuïteit in de exploitatie. Aanvullend wordt belang gehecht aan de maximale energieproductie van het windpark. Daarom krijgen ‘de kwaliteit van de inventarisatie en analyse van de risico's’ (maximaal 20 punten) en ‘de kwaliteit van de maatregelen ter borging van kostenefficiëntie’ (maximaal 40 punten) een hoger gewicht ten opzichte van de overige criteria (ieder maximaal 10 punten).
Bij het criterium ‘kennis en ervaring van de betrokken partijen’ wordt een aanvraag hoger gerangschikt naarmate de belangrijkste betrokken partijen bij de bouw en exploitatie van het windpark ervaring hebben met het realiseren van een windpark op zee. Bij het criterium ‘de kwaliteit van het ontwerp voor het windpark’ wordt de planning van het project beoordeeld waarbij voor de rangschikking wordt gekeken naar de termijn waarbinnen de realisatieovereenkomst, alsmede de aansluit- en transportovereenkomst met de netbeheerder van het net op zee, TenneT, kunnen worden gesloten. Dit is een belangrijke eerste stap op weg naar realisatie van het windpark. Bij het criterium ‘de capaciteit van het windpark’ wordt een aanvraag hoger gerangschikt naarmate er – binnen de grenzen van het Kavelbesluit – meer opgesteld vermogen wordt gerealiseerd. Het is aannemelijk dat meer opgesteld vermogen leidt tot een hogere energieproductie van het windpark. Bij het criterium ‘maatschappelijke kosten’ wordt een aanvraag hoger gerangschikt als de verwachte elektriciteitsproductie van het windpark hoger is. Maatschappelijke kosten worden verminderd naarmate doelmatiger gebruik wordt gemaakt van het net op zee dat gebruikmakend van publieke middelen aangelegd wordt door TenneT. Bij het criterium ‘kwaliteit van de inventarisatie en analyse van de risico’s’ wordt een aanvraag hoger gerangschikt naarmate de kwaliteit van de analyse van een hoger niveau is. Hierbij zijn drie soorten risico’s van belang: de ontwikkeling van de elektriciteitsprijs en waarde van de garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit, alsmede de risico’s verbonden aan de bouw en aan de exploitatie van het windpark. Bij het criterium ‘kwaliteit van de maatregelen ter borging van kostenefficiëntie’ wordt een aanvraag hoger gerangschikt naarmate de kwaliteit van de voorgenomen maatregelen van een hoger niveau zijn om de geïdentificeerde risico's te ondervangen of mitigeren.
Om voldoende onderscheidend te kunnen zijn, worden de criteria ‘kwaliteit van de inventarisatie en analyse van de risico’s’ en ‘kwaliteit van de maatregelen ter borging van kostenefficiëntie’ gewogen op basis van een continuschaal in procenten. Bij de overige criteria zijn stapsgewijze schalen aangehouden voor maximale transparantie voor aanvragers.
Het is mogelijk dat twee of meer aanvragen in de beoordeling een zelfde puntenaantal krijgen toegewezen. In dat geval worden de rangschikkingscriteria volgens artikel 5, tweede tot en met zesde lid, gewogen. Door deze weging geeft volgens artikel 5, tweede lid, zijn het criterium ‘kwaliteit van de maatregelen ter borging van kostenefficiëntie’ de doorslag. Indien dan nog steeds twee of meer aanvragen per kavel als hoogste worden gerangschikt wordt het derde lid toegepast, waardoor in dat geval het criterium ‘kwaliteit van de inventarisatie en analyse van de risico’s’ doorslaggevend is. Overeenkomstig worden indien nodig het vierde tot en met zesde lid toegepast.
Op grond van de onderhavige regeling wordt geen subsidie verleend. Wel is er sprake van een bepaalde mate van voordeel voor ontwikkelaars in de vorm van vermeden kosten voor onderzoeken in het kader van de milieueffectrapportage en Passende Beoordeling. Deze kosten zijn immers in de voorbereiding op de onderhavige regeling, bij het vaststellen van de relevante kavelbesluiten, door de overheid gedragen. Tevens zijn in onderhavige regeling geen kosten verbonden aan de aanvraag voor de vergunning. De Europese Commissie heeft de door Nederland gegeven verantwoording voor de separate, locatiegerichte aanpak voor windenergie op zee als voldoende beoordeeld in het kader van toetsing op grond van de ‘Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020’ (2014/C 200/01) van het subsidiekader van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (SDE+). De Europese Commissie heeft in haar besluit (steunregeling SA.39399 (2015/N) ingestemd met de hierboven omschreven verlaging van de kosten en daarmee het voordeel dat aan de verkrijger van de vergunning wordt gegeven.
De bijlage bij deze regeling is van 15 september 2017 tot en met 22 september 2017 opengesteld voor informele consultatie via de website www.rvo.nl. Voorafgaand aan deze consultatie zijn partijen tussen 2 en 14 augustus 2017 in de gelegenheid gesteld hun opvattingen over de op te stellen regeling mondeling dan wel schriftelijk kenbaar te maken. Met deze opvattingen is waar mogelijk rekening gehouden.
Bij de onderhavige regeling moet informatie worden verstrekt over hoe het projectvoorstel presteert op de rangschikkingscriteria die in de regeling zijn uitgewerkt. Deze informatie is echter bij aanvragers al beschikbaar omdat deze relevant is voor de interne besluitvorming over het project. De verwachting is dat de regeldruk per saldo vergelijkbaar zal zijn als die bij de Regeling windenergie op zee 2016.
De regeldruk heeft te maken met de volgende eenmalige werkzaamheden van aanvragers van een vergunning.
De aanvrager moet per aanvraag gegevens overleggen op basis waarvan de technische en financiële haalbaarheid wordt beoordeeld. Ook de productieramingen maken hier onderdeel van uit. In artikel 3 van de Regeling wordt deze informatieverplichting verder uitgewerkt, ook ten behoeve van de toetsing aan de rangschikkingscriteria. Gedurende de bouw van de productie-installatie dient jaarlijks gerapporteerd te worden over de voortgang van het project in relatie tot de planning. Het gaat om een korte beschrijving van de voortgang van het project in relatie tot een aantal ijkmomenten. Op deze wijze kan worden beoordeeld wanneer de productie-installatie in gebruik kan worden genomen en of dit binnen 4 jaar gebeurt na de datum waarop de vergunning onherroepelijk is geworden. Iedere aanvrager heeft de mogelijkheid om bezwaar en vervolgens beroep aan te tekenen tegen de vergunningverlening, respectievelijk het besluit op bezwaar. Voor het bepalen van de administratieve lasten van dit deel van het vergunningverleningsproces wordt uitgegaan van in totaal drie bezwaar- en beroepsprocedures.
Het voorgaande leidt tot het volgende globale beeld van de regeldruk. Bij het berekenen van de administratieve lasten is uitgegaan van een intern tarief van € 60 per uur. Dit resulteert in ca. € 100.000 administratieve lasten voor het indienen van ca. 12 aanvragen. Hiervan kunnen maximaal twee aanvragen gehonoreerd worden. De administratieve lasten tijdens uitvoering en voor de eindverantwoording van deze twee projecten bedragen samen ca. € 40.000. De administratieve lasten voor bezwaar- en beroepsprocedures bedragen ca. € 10.000. De totale administratieve lasten voor alle aanvragen onder deze regeling bedragen hiermee € 150.000.
Onderhavige regeling treedt op 1 november 2017 in werking. Daarmee wordt afgeweken van het regeringsbeleid inzake vaste verandermomenten voor wat betreft de inwerkingtredingstermijn en inwerkingtredingsmoment. Deze afwijking is gerechtvaardigd omdat de private kosten voor een uitgestelde inwerkingtreding buitensporig zouden zijn. De aanvraagperiode start op 15 december 2017 en eindigt 21 december 2017. Door de voorafgaande consultatie en de publicatie voor 1 november 2017 wordt aanvragers voldoende gelegenheid geboden hun aanvragen voor te bereiden.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2017-59835.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.