Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Twente

Logo Overijssel

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden;

 

en

 

het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel

 

overwegende:

  • -

    dat de 14 Twentse gemeenten en de provincie Overijssel op dit moment samenwerken in een zogenaamd netwerk-RUD;

  • -

    dat de basis voor deze samenwerking wordt gevormd door een bestuursovereenkomst;

  • -

    dat in artikel 5.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsdienst in de vorm van een gemeenschappelijke regeling met openbaar lichaam verplicht wordt voorgeschreven;

  • -

    dat deze regeling voor wat betreft de deelnemers gebiedscongruent moet zijn aan de Veiligheidsregio Twente;

  • -

    dat ingevolge artikel 7.1 van het Besluit omgevingsrecht de deelnemers verplicht zijn om nader in dit artikel aangegeven (basis)taken door de Omgevingsdienst te laten uitvoeren;

  • -

    dat de respectievelijke gemeenteraden en Provinciale Staten de ingevolge artikel 51, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen vereiste toestemming hebben verleend tot het aangaan van deze gemeenschappelijke regeling;

 

gelet op het bepaalde in artikel 5:3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Besluiten:

Vast te stellen de navolgende gemeenschappelijke regeling voor de Omgevingsdienst Twente.

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • basistakenpakket: de taken, zoals beschreven in het (toekomstige) Besluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) of zoals dat zal komen te luiden;

  • colleges: de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende colleges van burgemeester en wethouders en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel;

  • deelnemende gemeente/provincie: de gemeente in de provincie van de deelnemer;

  • deelnemers: de aan deze regeling deelnemende colleges;

  • directeur/secretaris: de functionaris bedoeld in artikel 25;

  • facultatieve taken; andere taken dan de taken uit het basistakenpakket;

  • fysieke leefomgeving: de fysieke leefomgeving, zoals dit begrip wordt gebruikt in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • Omgevingsdienst Twente: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • Staten: Provinciale Staten van Overijssel;

  • raden: de raden van de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten;

  • regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

  • vertegenwoordigende organen: de raden van de deelnemende gemeenten respectievelijk Provinciale Staten van Overijssel;

  • vth-taken: taken v.w.b. vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van het omgevinsgrecht;

Artikel 2 Instelling

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, lid 1 van de wet, genaamd Omgevingsdienst Twente.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is gevestigd in Almelo.

Artikel 3 Belang

  • 1.

    De Omgevingsdienst Twente is ingesteld ter behartiging van de individuele en gezamenlijke belangen van de deelnemers op het gebied van:

    • het voorbereiden van beschikkingen,

    • het toezicht op de naleving van de milieuvoorschriften, neergelegd in wet- en regelgeving en in beschikkingen en

    • aanvullende taken en bevoegdheden welke door het bevoegd gezag aan de Omgevingsdienst Twente zijn gemandateerd.

  • 2.

    De Omgevingsdienst Twente draagt zorg voor een organisatie ter behartiging van de in het eerste lid genoemde belangen en richt zich daarbij op:

    • bieden van een structuur waarin de deelnemers voldoen aan de wettelijke eisen van kwaliteit, effectiviteit en robuustheid en organisatie voor de uitvoering van hun vth-taken;

    • adviezen aan en uitvoering voor de deelnemers ten behoeve van hun vth-taken;

    • inzetten van kennis en kunde;

    • realiseren van een centraal aanspreekpunt voor externe partners;

    • het creëren van een zo gelijk mogelijk speelveld voor burgers en bedrijven in het werkgebied van de Omgevingsdienst Twente.

Hoofdstuk 2: Taken

Artikel 4 Taken voor alle deelnemers

De taken die de Omgevingsdienst Twente uitvoert voor alle deelnemers betreffen de taken zoals deze zijn of worden opgenomen in het basistakenpakket en andere taken voor zo ver door alle deelnemers is besloten dat deze door de Omgevingsdienst Twente voor de deelnemers worden uitgevoerd.

Artikel 5 Structurele facultatieve taken voor individuele deelnemers op basis van inbreng personeel

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan op verzoek van een deelnemer besluiten ook andere taken dan vermeld in artikel 4 op het gebied van vergunningverlening, toezicht op en handhaving van het omgevingsrecht ten behoeve van en voor rekening van deze deelnemer te verrichten.

  • 2.

    Deze dienstverlening wordt als structureel gezien indien deze op basis van inbreng van personeel plaatsvindt.

  • 3.

    Het uitgangspunt voor de uitvoering van deze taken is het door de deelnemer vastgestelde beleid én inbreng en bekostiging op basis van de bijbehorende formatie, vermeerderd met een percentage voor overhead. Artikel 28 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Facultatieve taken voor individuele deelnemers op basis van overeenkomst

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan met een deelnemer overeenkomen om andere taken dan vermeld onder artikel 4 ten behoeve van deelnemer te verrichten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van het omgevingsrecht.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan alleen besluiten tot het uitvoeren van facultatieve taken zoals genoemd in lid 1 indien de uitvoering van deze taken aanvullend is op de uitvoering van de taken zoals genoemd in artikel 4.

  • 3.

    Voor de facultatieve taken voor deelnemers wordt ten minste een kostendekkend tarief in rekening gebracht. Artikel 28 van deze regeling is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Facultatieve taken voor derden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan met een andere publiekrechtelijke organisatie overeenkomen om werkzaamheden ten behoeve van die publiekrechtelijke organisaties te verrichten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan daartoe alleen besluiten indien de uitvoering van taken aanvullend is op de uitvoering van de taken zoals genoemd in artikel 4.

  • 3.

    Voor de facultatieve taken voor derden wordt tenminste een kostendekkend tarief in rekening gebracht.

  • 4.

    De omvang van de facultatieve taken voor derden mag niet meer zijn dan toelaatbaar is op basis van de criteria voor inbesteding volgens het vigerende aanbestedingsregime.

Artikel 8 Overige bepalingen taken

  • 1.

    Ter uitvoering en nadere invulling van de in artikel 4, 5, en 6 bedoelde taken, stelt het algemeen bestuur voor de duur van de gemeenschappelijke regeling de algemene voorwaarden van de Omgevingsdienst Twente vast, waarbij in elk geval worden geregeld:

    • a.

      de voorwaarden voor de taakuitvoering van het basistakenpakket;

    • b.

      de voorwaarden voor uitvoering van facultatieve taken;

    • c.

      de aansprakelijkheid, verzekering en geschillen met betrekking tot de taakuitvoering;

    • d.

      een regeling in geval sprake is van geschillen wegens het niet voldoen aan de door de deelnemers gestelde eisen.

  • 2.

    Binnen de kaders van de algemene voorwaarden, bedoeld in lid 1, maakt de Omgevingsdienst Twente met alle deelnemers werkafspraken die voor elke deelnemer worden vastgelegd in een met de Omgevingsdienst te sluiten dienstverleningsovereenkomst. Per jaar wordt de dienstverleningsovereenkomst geconcretiseerd in een jaaropdracht.

  • 3.

    In het Jaarplan Omgevingsdienst Twente worden de omvang en het kwaliteitsniveau van de per deelnemer van de Omgevingsdienst Twente af te nemen taken vastgelegd. Per jaar kan de omvang van de door de deelnemers af te nemen facultatieve taken als bedoeld in artikel 6 onder bepaalde, in de dienstverleningsovereenkomst vastgelegde voorwaarden, worden gewijzigd. Artikel 36 is hierop van toepassing. Ook kunnen tussentijds aanvullende facultatieve taken worden overeengekomen.

  • 4.

    De dienstverleningsovereenkomsten en het jaarplan komen niet te vervallen door wijziging van deze regeling.

  • 5.

    Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het verrichten van facultatieve taken voor derden zoals genoemd in artikel 7.

Hoofdstuk 3: Bevoegdheden

Artikel 9 Bevoegdheden

  • 1.

    Aan het bestuur worden door de deelnemers geen bevoegdheden overgedragen.

  • 2.

    Voor de uitvoering van zowel de basistaken als de facultatieve taken kan , zij het bij separaat besluit door de deelnemers, mandaat worden verleend aan de directeur/secretaris.

 

Hoofdstuk 4: Het bestuur

§ 1 Het algemeen bestuur

Artikel 10 Samenstelling algemeen bestuur

  • 1.

    De colleges wijzen uiterlijk binnen 3 maanden na aanvang van elke zittingsperiode van de raden of staten uit hun midden ieder één lid van het algemeen bestuur aan.

  • 2.

    De colleges wijzen uit hun midden één plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan dat het door hen benoemde lid bij ontstentenis of verhindering vervangt.

  • 3.

    Indien tussentijds de plaats van een (plaatsvervangend) lid vacant komt, wijst het college van de betrokken deelnemer binnen 8 weken een nieuw (plaatsvervangend) lid aan.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 13 van de wet eindigt het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het algemeen bestuur op de dag aangegeven in artikel C4 van de Kieswet. Aftredende leden blijven hun functie waarnemen totdat opnieuw in de benoeming is voorzien, tenzij betrokkene geen zitting meer heeft in het college.

  • 5.

    Het (plaatsvervangend) lidmaatschap eindigt eveneens op het moment van uittreding uit deze regeling van een deelnemer die door het (plaatsvervangend) lid wordt vertegenwoordigd.

Artikel 11 Incompatibiliteiten algemeen bestuur

Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van de wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één der deelnemers, dan wel door of vanwege het bestuur van het openbaar lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die in dienst van één der deelnemers dan wel van het openbaar lichaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of op basis van inhuur werkzaam zijn voor het openbaar lichaam of één van de deelnemers.

Artikel 12 Werkwijze vergaderingen algemeen bestuur

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

Artikel 13 Vergader- en besluitquorum algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan slechts vergaderen indien meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is.

  • 2.

    Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen voor zover meer dan de helft van de deelnemers in het algemeen bestuur vertegenwoordigd en aanwezig is.

  • 3.

    Indien het vereiste aantal leden als bedoeld in lid 1 en lid 2 niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden.

  • 4.

    Op vergaderingen als bedoeld in lid 3 is het bepaalde van lid 1 en 2 niet van toepassing.

Artikel 14 Stemverdeling en besluitvorming algemeen bestuur

  • 1.

    Ieder lid van het algemeen bestuur heeft in de vergadering één stem.

  • 2.

    Besluiten worden genomen met een meerderheid van stemmen, tenzij in de regeling anders is bepaald.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het tweede lid is voor de volgende besluiten een gekwalificeerde meerderheid van 75% van de stemmen nodig:

    • a.

      het besluit dat voor het nemen van een bepaald besluit een unanimiteit is vereist

    • b.

      het besluit tot het ontslag van een lid van het dagelijks bestuur

    • c.

      het besluit tot de vaststelling van de bijdrageverordening

    • d.

      het besluit tot de vaststelling van de begroting

    • e.

      het besluit tot het vaststellen van een ontwerpbesluit voor de opheffing van de regeling

    • f.

      het besluit tot het wijzigen de structureel facultatieve taken zoals genoemd in artikel 5 van deze regeling

    • g.

      het besluit tot vaststelling van het liquidatieplan ex artikel 37 van deze regeling

    • h.

      het besluit tot toetreding van een deelnemer, inclusief de toetredingsvergoeding

    • i.

      het besluit over de uittreedvergoeding van een deelnemer.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in lid 2 en 3 is voor een ontwerpbesluit tot het wijzigen van de regeling unanimiteit vereist. Voor een ontwerpbesluit tot een wijziging van de regeling die uitsluitend betrekking heeft op aanpassingen aan veranderde wettelijke bepalingen is een gewone meerderheid van stemmen vereist.

  • 5.

    Indien de stemmen met betrekking tot een voorstel staken, wordt het betrokken onderwerp aangehouden tot de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. In het geval de stemmen bij herstemming over besluiten met betrekking tot benoeming, voordracht of aanbeveling van personen staken, beslist het lot.

  • 6.

    Bij het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen betreffende personen wordt schriftelijk gestemd, in de overige gevallen mondeling.

Artikel 15 Bevoegdheden algemeen bestuur

Aan het algemeen bestuur komen alle taken toe die bij of krachtens deze regeling aan de Omgevingsdienst Twente zijn opgedragen, en niet bij of krachtens de wet of deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen. Tot deze taken en bevoegdheden behoren in ieder geval:

  • a.

    het vaststellen van een bedrijfsplan en beleidsplannen van de Omgevingsdienst Twente;

  • b.

    het vaststellen van de structureel facultatieve taken voor deelnemers;

  • c.

    het vaststellen van een jaarplan op basis van de jaaropdrachten;

  • d.

    het vaststellen van uitvoeringsregels die de andere organen van de Omgevingsdienst Twente moeten opvolgen bij de uitoefening van hun bevoegdheden;

  • e.

    het doen van voorstellen aan de deelnemers omtrent toetreding tot wijziging van of opheffing van de regeling.

§ 2 Commissies

Artikel 16 Commissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan adviescommissies als bedoeld in artikel 24 en bestuurscommissies als bedoeld in artikel 25 van de wet instellen.

  • 2.

    Bij de instelling worden in ieder geval geregeld:

    • a.

      de samenstelling;

    • b.

      de bevoegdheden;

    • c.

      de einddatum indien de commissie is ingesteld voor bepaalde tijd.

§ 3 Het dagelijks bestuur

Artikel 17 Samenstelling dagelijks bestuur

  • 1.

    Het aantal door en uit het algemeen bestuur aangewezen leden van het dagelijks bestuur, onder wie de voorzitter, bedraagt vijf.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur worden in de eerste vergadering van elke zittingsperiode van de raden door het algemeen bestuur aangewezen.

  • 3.

    Na een evaluatie van deze gemeenschappelijke regeling kan het algemeen bestuur besluiten het aantal leden van het dagelijks bestuur terug te brengen naar drie.

  • 4.

    De leden van het dagelijks bestuur kunnen te allen tijde zelf ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter onverwijld schriftelijk op de hoogte.

  • 5.

    Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.

  • 6.

    De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door ontslag of om andere redenen openvallen, vindt plaats uiterlijk acht weken na dat openvallen.

    Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan zal het algemeen bestuur het aanwijzen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uitstellen totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur wederom zal zijn bezet. Dat uitstel mag niet meer dan 3 maanden bedragen.

Artikel 18 Werkwijze vergaderingen dagelijks bestuur

  • 1.

    Op de vergaderingen van het dagelijks bestuur is het bepaalde in de artikelen 52 tot en met 60 van de Gemeentewet van toepassing.

  • 2.

    Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering een stem.

  • 3.

    In de eerste vergadering na de aanwijzing als bedoeld in artikel 17 lid 2 regelt het dagelijks bestuur onderling de werkzaamheden.

Artikel 19 Bevoegdheden dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het vaststellen van een regeling met betrekking tot de behandeling van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

§ 4 De voorzitter

Artikel 20 De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden in de eerste vergadering van elke zittingsperiode door en uit het algemeen bestuur gekozen.

  • 2.

    Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan besluiten de voorzitter ontslag te verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.

  • 4.

    De verkiezing van de (plaatsvervangend) voorzitter ter vervulling van een plaats die door ontslag of om andere redenen openvalt, vindt plaats uiterlijk acht weken na dat openvallen. 

Hoofdstuk 5: Inlichtingen en verantwoording

§ 1 Tussen Omgevingsdienst Twente en deelnemende gemeenten

Artikel 21 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht

  • 1.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken de raden, de staten en de colleges ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door hen gevoerde en te voeren bestuur nodig is.

  • 2.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden en de staten de door één of meer leden daarvan overeenkomstig het reglement van orde van die raad en staten verlangde inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 3.

    Een verzoek om inlichtingen als bedoeld in lid 2 kan schriftelijk of mondeling worden ingediend bij het betreffende orgaan.

  • 4.

    Het betreffende orgaan verstrekt de gevraagde inlichtingen binnen een maand na ontvangst van het verzoek.

     

§ 2 Tussen lid algemeen bestuur en deelnememende gemeente

Artikel 22 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur voorziet de raad en het college van zijn gemeente dan wel de staten en het college van zijn provincie van alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door hem in het algemeen bestuur gevoerde en te voeren bestuur nodig is.

  • 2.

    Het college verleent daartoe de nodige medewerking door onder meer tijdig de agenda’s van vergaderingen van het algemeen bestuur ter inzage te leggen voor de raad dan wel de staten.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft de raad van zijn gemeente dan wel de staten de door één of meer leden daarvan, overeenkomstig het reglement van orde van die raad dan wel de staten verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad en het college van zijn gemeente dan wel de staten of het college van zijn provincie verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde bestuur.

Artikel 23 Ontslag

§ 3 Tussen dagelijks bestuur en algemeen bestuur

Artikel 24 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur en de voorzitter zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

Hoofdstuk 6: Personeel

Artikel 25 De directeur/secretaris

  • 1.

    De Omgevingsdienst Twente heeft een directeur die onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur belast is met de leiding van de ambtelijke organisatie.

  • 2.

    De directeur van de Omgevingsdienst Twente fungeert als secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur legt de instructie voor de directeur/secretaris vast in een organisatiereglement.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur beslist over benoeming, ontslag en schorsing van de directeur/secretaris op voordracht van een meerderheid van het dagelijks bestuur.

Artikel 26 Personeel

Het dagelijks bestuur is belast met het aanstellen als ambtenaar, het aangaan van arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, het schorsen en ontslaan van het personeel en regels vast te stellen voor de ambtelijke organisatie.

Artikel 27 Arbeidsvoorwaardenregeling.

Het dagelijks bestuur stelt een rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeling vast die op het personeel van de Omgevingsdienst Twente van toepassing is.

Hoofdstuk 7: Begroting en jaarrekening

Artikel 28 Begroting en Bijdrageverordening

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt in de begroting voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft een raming vast voor de door elke deelnemer verschuldigde bijdrage voor de uitvoering van de in artikel 4 bedoelde taken.

  • 2.

    De deelnemers nemen het door de Omgevingsdienst Twente geraamde bedrag op in hun begroting.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan een bijdrageverordening vaststellen met daarin onder meer opgenomen:

    • a.

      een systematiek voor de toerekening van kosten aan facultatieve taken zoals genoemd in de artikelen 5 en 6

    • b.

      een regeling over de toerekening van het exploitatiesaldo als bedoeld in artikel 30

    • c.

      een regeling over de toerekening van desintegratiekosten bij uittreding van deelnemers zoals bedoeld in artikel 34.

  • 4.

    Verrekening van het verschil tussen het geraamde bedrag als bedoeld in lid 1 met het werkelijk verschuldigde bedrag op basis van de vastgestelde Jaarrekening over hetzelfde jaar vindt plaats terstond na de vaststelling van de jaarrekening.

  • 5.

    De bepalingen van artikel 59, eerste, derde en vierde lid van de wet zijn niet van toepassing op wijzigingen van de begroting indien deze wijzigingen niet leiden tot een verhoging van de door de deelnemers verschuldigde bijdragen aan de Omgevingsdienst Twente.

Artikel 29 Garantiebepaling en aangaan van geldleningen

  • 1.

    De deelnemers dragen er steeds zorg voor en staan er garant voor dat de Omgevingsdienst Twente te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen. De deelnemers betalen de in artikel 28 lid 1 bedoelde bijdrage bij wijze van voorschot, zoals dat in de Bijdrageverordening is aangegeven.

  • 2.

    De Omgevingsdienst Twente is, na instemming van het algemeen bestuur, bevoegd tot het aangaan van geldleningen en van rekening-courantovereenkomsten.

  • 3.

    De deelnemende gemeenten staan gezamenlijk garant voor de juiste betaling van rente, aflossing, boeten en kosten van de op grond van het in het vorige lid bepaalde opgenomen gelden, zulks op basis van hun procentuele bijdrage in de begroting van het betreffende jaar.

Artikel 30 Jaarrekening

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan besluiten de volgens de jaarrekening behaalde negatieve resultaten geheel of ten dele:

    • a.

      af te boeken van het weerstandsvermogen voor zover toereikend;

    • b.

      met in achtneming van de op grond van artikel 28 vastgestelde regeling ten laste te brengen van de deelnemers.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan besluiten de volgens de jaarrekening behaalde positieve resultaten geheel of ten dele:

    • a.

      tot het vastgestelde maximum toe te voegen aan het weerstandsvermogen;

    • b.

      met in achtneming van de op grond van artikel 28 vastgestelde regeling uit te keren aan de deelnemers.

Artikel 31 Exploitatiesaldo

  • 1.

    Indien enig jaar een batig saldo oplevert, kan dit saldo worden toegevoegd aan het weerstandsvermogen van de Omgevingsdienst Twente.

  • 2.

    Het weerstandsvermogen mag worden aangehouden tot een door het algemeen bestuur bepaald maximaal noodzakelijk niveau, passend bij het risicoprofiel van de Omgevingsdienst Twente. Het meerdere wordt terugbetaald aan de deelnemers op de wijze als geregeld in de Bijdrageverordening.

  • 3.

    Indien enig jaar een nadelig exploitatiesaldo oplevert, wordt het nadelig exploitatiesaldo door de deelnemers gedragen op de wijze als geregeld in de Bijdrageverordening. 

Hoofdstuk 8: Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 32 Wijziging

  • 1.

    Deze regeling kan op voorstel van het algemeen bestuur of van een deelnemer worden gewijzigd door een daartoe strekkend besluit van alle deelnemende colleges met toestemming van hun raden dan wel staten.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur een wijziging van deze regeling wenselijk acht, zendt het dagelijks bestuur de door het algemeen bestuur vastgestelde ontwerpwijziging met een toelichting aan de colleges.

  • 3.

    De colleges hebben de gelegenheid binnen acht weken na dagtekening hun zienswijzen naar voren te brengen dan wel toestemming als bedoeld in artikel 51 van de wet te vragen aan hun gemeenteraden dan wel provinciale staten en een besluit te nemen.

  • 4.

    Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op een wijziging van de regeling die uitsluitend betrekking heeft op aanpassingen aan veranderde wettelijke bepalingen. Tot dergelijke wijziging kan worden besloten door middel van een besluit van het algemeen bestuur met gewone meerderheid van stemmen.

Artikel 33 Toetreding

  • 1.

    Tot de regeling kunnen uitsluitend colleges van gemeenten, provincies en dagelijkse besturen van waterschappen en andere openbare lichamen toetreden.

  • 2.

    De deelname gaat in met ingang van een nader te bepalen datum, vastgesteld door het algemeen bestuur en het bevoegde bestuursorgaan van de toetredende deelnemer.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt voor de nieuwe deelnemer een toetredingsvergoeding vast gerelateerd aan de stand van het weerstandsvermogen en andere voorwaarden waaraan de nieuwe deelnemer moet voldoen.

Artikel 34 Uittreding

  • 1.

    Indien een deelnemer na verkregen toestemming van zijn raad en staten heeft besloten uit de regeling te treden, doet deze van het voornemen hiertoe mededeling aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur zendt het voorgenomen besluit onverwijld aan de andere deelnemers.

  • 2.

    Indien een deelnemer wil uittreden, zal in het kader van de afwikkeling van de financiële gevolgen daarvan een toewijzing van personeel aan deze deelnemer plaatsvinden en/of zal er een compensatie verschuldigd zijn voor de rechten en verplichtingen die de Omgevingsdienst Twente voor de uitvoering van taken voor deze deelnemer is aangegaan. De hoogte van de compensatie wordt nader bepaald door het algemeen bestuur op basis van de begroting over het jaar voorafgaand aan het jaar van uittreding en met inachtneming van de Bijdrageverordening.

  • 3.

    Op basis van de vastgestelde compensatie neemt de betreffende deelnemer een definitief besluit over uittreding uit de regeling. Hij zendt het definitieve besluit aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur zendt het definitieve besluit van de deelnemer onverwijld aan de andere deelnemers.

  • 4.

    De uittreding uit de regeling treedt in werking met inachtneming van een termijn van een jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het uittredingsbesluit, zoals bedoeld in het derde lid, is toegezonden.

  • 5.

    Na uittreding wordt de dienstverleningsovereenkomst als bedoeld in artikel 8 lid 2 ontbonden, tenzij anders wordt overeengekomen.

Artikel 35. Beëindiging structurele facultatieve taken

  • 1.

    Een deelnemer kan het afnemen van facultatieve taken op basis van inbreng zoals genoemd in artikel 5 beëindigen.

  • 2.

    Op deze beëindiging zijn de bepalingen van artikel 34 lid 2 tot en met 4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 36 Beëindiging facultatieve taken op basis van overeenkomst

  • 1.

    Een deelnemer of een derde kan het afnemen van facultatieve taken als genoemd in artikel 6 respectievelijk artikel 7 verminderen of beëindigen.

  • 2.

    Vermindering dan wel beëindiging van het afnemen van facultatieve taken als bedoeld in lid 1 kan slechts plaatsvinden met inachtneming van de opzegtermijn die bij overeenkomst is vastgelegd.

Artikel 37 Opheffing en liquidatie

  • 1.

    Indien de wet dit toelaat, kan deze gemeenschappelijke regeling op voorstel van het algemeen bestuur worden opgeheven door een daartoe strekkend besluit van de betrokken bestuursorganen van de deelnemers met toestemming van hun raad dan wel Provinciale Staten.

  • 2.

    Door het algemeen bestuur wordt een liquidatieplan opgesteld na alle deelnemers te hebben geraadpleegd. In het liquidatieplan worden de financiële verplichtingen en de overige gevolgen van de opheffing geregeld.

  • 3.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 4.

    Het liquidatieplan omvat een sociaal plan en voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel dat is aangesteld bij of in dienst is van de Omgevingsdienst Twente.

  • 5.

    Bij de ontbinding van de Omgevingsdienst Twente in verband met opheffing van de regeling of anderszins, blijft de Omgevingsdienst Twente voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is.

Hoofdstuk 9: Overige bepalingen

Artikel 38 Archief en Inrichtingenbestand

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is verplicht de onder hem berustende archiefbescheiden van de deelnemers in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden. Daartoe stelt het dagelijks bestuur een besluit archief- en informatiebeheer vast.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de eigen organisatie. De hieraan verbonden kosten zijn onderdeel van en voor rekening van de Omgevingsdienst Twente.

  • 3.

    De deelnemers dragen het beheer van de archiefbescheiden, die zijn of worden gemaakt en ontvangen in het kader van de uitoefening van de taken genoemd in de artikelen 4 tot en met 7 op aan het dagelijks bestuur, onverminderd de verantwoordelijkheid van de deelnemers als zorgdrager op basis van de Archiefwet 1995.

  • 4.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, lid 1, en artikel 13, lid 1, van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het dagelijks bestuur een archiefbewaarplaats van een van de deelnemers aan.

  • 5.

    Nadere afspraken over het archief- en informatiebeheer worden vastgelegd in de afzonderlijke dienstverleningsovereenkomsten met de deelnemers. .

Artikel 39 Geschillen

  • 1.

    Een eventueel geschil tussen een deelnemer en de Omgevingsdienst Twente wordt door de ene partij schriftelijk voorgelegd aan de andere partij met het doel om gezamenlijk tot overeenstemming te komen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan ten behoeve van de beslechting van geschillen als bedoeld in het vorige lid een regeling vaststellen, onverminderd het bepaalde in artikel 136 van de Grondwet.

  • 3.

    Indien zich zaken voordoen waarin de gemeenschappelijke regeling of de reglementen van orde niet voorzien, treft het algemeen bestuur de nodige voorzieningen. Het algemeen bestuur doet van deze voorzieningen onverwijld mededeling aan de deelnemers.

Hoofdstuk 10: Slotbepalingen

Artikel 40 Evaluatie

Het algemeen bestuur voert een evaluatie uit van het functioneren van de regeling uiterlijk drie jaren na inwerkingtreding.

Artikel 41 Looptijd

Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

Artikel 42 Bekendmaking

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zijn belast met de tijdige bekendmaking overeenkomstig artikel 53, lid 2 van de wet.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking de dag volgend op de dag van bekendmaking.

Artikel 43 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Twente’.

Toelichting op de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Twente

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze bepaling zijn verschillende begripsomschrijvingen opgenomen. Begrippen die op grond van onder meer de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de Provinciewet reeds gelden, zijn niet opnieuw opgenomen. Om die reden worden termen als mandaat (art. 10:1 Awb) niet gedefinieerd, maar ook termen als algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter niet (art. 52 lid 1 jo. art. 12 lid 1 e.v. Wgr). De fysieke leefomgeving wordt in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omschreven als : “een breed begrip dat ziet op alle fysieke waarden in de leefomgeving, zoals milieu, natuur, landschappelijke of cultuurhistorische waarden”.

Artikel 2 Instelling

Bij de gemeenschappelijke regeling wordt een openbaar lichaam ingesteld (lid 1), overeenkomstig artikel 52 lid 1 en art. 8 lid 1 Wgr. Dit openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid (art. 52 lid 1 jo. art. 8 lid 1 Wgr jo. art. 2:1 lid 2 BW). Dat betekent dat de Omgevingsdienst Twente in eigen naam rechtshandelingen kan verrichten, bijvoorbeeld het aangaan van contracten.

Het openbaar lichaam heet Omgevingsdienst Twente (lid 1).

De gemeenschappelijke regeling moet bepalen waar het openbaar lichaam wordt gevestigd (art. 52 lid 1 jo. art. 10 lid 3 Wgr). De ratio hiervan is dat deze plaatsnaam bepalend is voor de competentie van de Rechtbank bij beroepschriften die worden ingediend tegen de Omgevingsdienst Twente.

Artikel 3 Belang

Een gemeenschappelijke regeling wordt altijd getroffen ter behartiging van een of meer belangen van de deelnemende gemeente- of provinciebesturen (art. 51 lid 1 Wgr). Deze belangen moeten in de gemeenschappelijke regeling worden opgenomen (art. 52 lid 1 jo. art. 10 lid 1 Wgr). Artikel 3 voorziet in deze verplichting. Het belang ziet op de fysieke leefomgeving en is gekoppeld aan de relevante wet- regelgeving in dit domein. Hierbij wordt met name gedoeld op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 4 Taken voor alle deelnemers

De taken voor alle deelnemers bestaan uit het wettelijk verplichte basistakenpakket en andere taken die voor alle deelnemers worden uitgevoerd. Het basistakenpakket is gedefinieerd onder de algemene begripsomschrijvingen en sluit aan bij de definiëring in het (vooralsnog toekomstige) Besluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving).

Artikel 5 en 6 Facultatieve taken voor deelnemers

De facultatieve taken zijn optionele taken die door de individuele deelnemers kunnen worden afgenomen. Door ook het facultatieve pakket op te nemen in de regeling, kan gekozen worden voor een breder takenpakket voor de Omgevingsdienst Twente. Daarbij zijn twee mogelijkheden. Artikel 5 regelt de mogelijkheid om facultatieve taken af te nemen op basis van inbreng van personeel. Dit ligt voor de hand indien het de wens is om structureel taken door de Omgevingsdienst te laten uitvoeren. Voor deze taken geldt eenzelfde koppeling van taken, formatie en medewerkers welke ook voor het wettelijk basistakenpakket is bepaald.

Artikel 6 voorziet in de mogelijkheid om facultatieve taken af te nemen op basis van een overeenkomst. Voor dit facultatieve pakket ten behoeve van individuele deelnemers geldt, dat deze alleen kunnen worden uitgevoerd als deze aanvullend zijn. Dat betekent dat deze de basistaken niet mogen verdringen en dat tenminste een kostendekkend tarief in rekening wordt gebracht. Het doel is dat andere deelnemers noch organisatorisch noch financieel nadeel ondervinden van de uitvoering van de facultatieve taken door de Omgevingsdienst Twente. Het dagelijks bestuur kan besluiten dat bepaalde facultatieve taken bij overeenkomst kunnen worden uitgevoerd. Dit zal doorgaans op verzoek van een deelnemer zijn. Als zo’n besluit eenmaal is genomen, dan kunnen ook andere deelnemers een overeenkomst voor dezelfde diensten afnemen.

Artikel 7 Facultatieve taken voor derden

De Omgevingsdienst Twente kan in voorkomende gevallen ook werkzaamheden voor derden verrichten. Deze mogelijkheid is beperkt tot publiekrechtelijke organisaties die niet deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling. Er kunnen dus geen taken worden uitgevoerd voor niet publiekrechtelijke organisaties. Ook hier geldt dat deze werkzaamheden de basistaken niet mogen verdringen en dat er een kostendekkend tarief in rekening moet worden gebracht.

Bij het uitvoeren van taken voor derden moet rekening worden gehouden met het geldende aanbestedingsregime (landelijk en Europees). Vanzelfsprekend geldt dit ook voor andere regelgeving, zoals de Wet markt en overheid.

Artikel 8 Overige bepalingen taken

Het algemeen bestuur stelt de algemene voorwaarden vast voor de dienstverlening aandeelnemers en derden (lid 1). Deze algemene voorwaarden regelen de belangrijkste afspraken omtrent de taakuitvoering door de Omgevingsdienst Twente en de verplichtingen van de deelnemers.

Binnen de kaders van de algemene voorwaarden wordt met iedere deelnemer afzonderlijk een dienstverleningsovereenkomst gesloten. Per jaar wordt de overeenkomst geconcretiseerd in een jaaropdracht voor de betreffende deelnemers en vervolgens vastgelegd in het Jaarplan van de OD Twente (lid 2 en 4).

De algemene voorwaarden binden deelnemers en derden overigens pas op het moment dat dit in de betreffende jaaropdracht van toepassing is verklaard (zoals dat altijd geldt voor algemene voorwaarden).

Artikel 9 Bevoegdheden

Een gemeenschappelijke regeling moet bepalen welke bevoegdheden bij het aangaan worden overgedragen door de deelnemers (art. 52 lid 1 jo. art. 10 lid 2 Wgr). In de Wet VTH is het uitgangspunt dat de colleges respectievelijk gedeputeerde staten bevoegd gezag blijven. Daarmee is het overdragen van bevoegdheden in de vorm van delegatie uitgesloten. Om die reden kan mandaat worden verleend aan de directeur/secretaris om de benoemde taken te kunnen uitoefenen. Dit kan in een apart mandaatbesluit geregeld worden. In dat geval blijft de bevoegdheid bij de deelnemers zelf berusten en neemt de directeur/secretaris de besluiten in naam van de deelnemer(s). Het is vanuit een efficiënte bedrijfsvoering wenselijk dat de deelnemers hun mandaatbesluiten zoveel mogelijk identiek laten zijn, maar het is uiteindelijk aan de deelnemers zelf welk mandaat zij verstrekken en onder welke voorwaarden. Voor zover een college geen mandaat heeft verleend zoals bedoeld in het tweede lid, eindigt het werk van de Omgevingsdienst Twente met een advies of een concept-beschikking aan het desbetreffende college.

Artikel 10 Samenstelling algemeen bestuur

Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam (lid 1; art. 12 lid 3 Wgr), is eindverantwoordelijk voor alles wat er binnen het openbaar lichaam gebeurt en legt hierover verantwoording af aan de deelnemers. Omdat de Omgevingsdienst Twente een collegeregeling is, bestaat het bestuur uit leden van de colleges en van gedeputeerde staten. Volgens de Wet gemeenschappelijke regelingen mag in de gemeenschappelijke regeling zelf worden bepaald hoeveel leden iedere deelnemer mag aanwijzen. In deze regeling is gekozen voor een vertegenwoordiging van alle deelnemers in het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Twente met één lid. Deze worden aangewezen door de colleges. Er kan een vacature ontstaan doordat een lid ontslag neemt of van rechtswege ophoudt lid te zijn (zie Wgr artikel 52 lid 1). Ingeval een vacature ontstaat, wijst het college van de betrokken deelnemer zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

Artikel 11 Incompatibiliteiten algemeen bestuur.

In de Wgr is een aantal functies en activiteiten genoemd die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van het bestuur. In aanvulling hierop is bepaald dat iemand die werkzaam is onder verantwoordelijkheid van een van de deelnemers geen deel kan uitmaken van het bestuur. Dit geldt zowel voor personeel werkzaam voor de gemeenten en de provincie als voor de Omgevingsdienst Twente. Het betreft hier bijvoorbeeld de situatie dat een lid van het algemeen bestuur als collegelid een parttime baan heeft en voor zijn overige werkzame tijd een aanstelling heeft bij een andere Twentse gemeente of de provincie Overijssel.

Artikel 12 Werkwijze vergaderingen algemeen bestuur

In de Wgr is met verwijzing naar de Provinciewet en de Gemeentewet het een en ander vastgelegd over de werkwijze rond de vergaderingen en de besluitvorming van het algemeen bestuur (zie artikel 52 Wgr). Het algemeen bestuur kan in een reglement van orde verdere invulling geven aan deze wettelijke bepalingen.

Artikel 13 Vergader- en besluitquorum algemeen bestuur

Wettelijk is bepaald dat het bestuur alleen maar kan vergaderen als de helft van het aantal leden aanwezig is. Het besluitvormingsproces kan echter gehinderd worden doordat er niet voldoende leden van het algemeen bestuur aanwezig zijn bij vergaderingen. Dit probleem wordt ondervangen door een bepaling in de gemeenschappelijke regeling op te nemen dat een nieuwe vergadering wordt belegd, waarin onafhankelijk van het aantal aanwezigen alsnog over dat onderwerp kan worden beslist.

Artikel 14 Stemverdeling en besluitvorming algemeen bestuur

In een gemeenschappelijke regeling kan de stemverhouding vrij ingevuld worden, met dien verstande, gelet op artikel 14, lid 3 Wgr, dat het dagelijks bestuur via bepaalde stemverhoudingen niet de meerderheid van het algemeen bestuur mag uitmaken.

In deze regeling gekozen voor het beginsel van ‘one man, one vote’. De besluiten worden genomen met een gewone meerderheid, tenzij in de regeling anders is bepaald (tweede lid). In het derde lid worden de uitzonderingssituaties genoemd waarin met een gekwalificeerde meerderheid van 75 % wordt beslist. Daarbij is ook de mogelijkheid opgenomen om te besluiten dat voor een bepaald besluit unanimiteit nodig is (eerste lid onder a). In deze lijst van besluiten staat overigens ook een aantal besluiten waarvoor de wettelijke voorhangprocedure verplicht is (toestemming raden en Staten). In die gevallen is gaat het om de bevoegdheid tot het vaststellen van een ontwerpbesluit. Dit zal vervolgens aan alle deelnemers worden aangeboden. Dit geldt ook voor het ontwerpbesluit tot wijziging van de regeling. Hiervoor wordt in de regeling unanimiteit vereist (vierde lid).

Artikel 15 Bevoegdheden algemeen bestuur

Uitgangspunt is artikel 57 Wgr volgens welke de bevoegdheden berusten bij het algemeen bestuur tenzij bij wet of in de gemeenschappelijke regeling anders is bepaald. Het algemeen bestuur is volgens de wet in elk geval bevoegd tot het toezicht op het financiële beheer van de Omgevingsdienst Twente en het vaststellen van de kadernota, de begroting(swijziging) en de jaarstukken.

Verder is vermeld de bevoegdheid van het algemeen bestuur om beleidsplannen voor de Omgevingsdienst vast te stellen. Het Besluit Omgevingsrecht draagt de deelnemers op om in het algemeen bestuur te komen tot een uniform uitvoerings- en handhavingsbeleid voor het basistakenpakket.

Verder is bepaald dat het algemeen bestuur bevoegd is tot het vaststellen van uitvoeringsregels. Het gaat hier om beleidsregels en regels omtrent de uit de wet voortvloeiende bevoegdheden, zoals het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen.

Artikel 16 Commissies

Het Algemeen Bestuur kan twee soorten commissies instellen: (1) een adviescommissie (artikel 24 Wgr) en (2) een bestuurscommissie (artikel 52 eerste lid jo 25 Wgr) Een adviescommissie is een (tijdelijke) commissie die adviseert over onderwerpen waarvoor zij is opgericht. Aan de oprichting hiervan zijn verder geen formele vereisten verbonden.

Aan bestuurscommissies kunnen een aantal bevoegdheden worden overgedragen die de commissie dan uitvoert in plaats van het algemeen bestuur. Een bestuurscommissie kan alleen worden ingesteld indien de gemeenschappelijke regeling in deze mogelijkheid voorziet. Door artikel 16 wordt aan dit vereiste voldaan. Het instellen van een bestuurscommissie voor het behartigen van bepaalde belangen mag - gelet op artikel 52, jo. artikel 25 Wgr - alleen plaatsvinden na verkregen toestemming van de raden/staten.

Artikel 17 Samenstelling dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur wordt gekozen door en uit het algemeen bestuur en moet op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen bestaan uit de voorzitter en ten minste twee andere leden (art. 52 lid 1 jo. art. 14 lid 1 Wgr). In Twente bestaat het dagelijks bestuur bij de start uit de voorzitter en vier andere leden (lid 1). Het is de bedoeling de GR na drie jaar te evaleren. In de regeling is bepaald dat het AB op basis van deze evaluatie kan besluiten het aantal leden van het DB terug te brengen tot drie. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt volgens artikel 13, lid 2 in samenhang met lid 6, Wgr van rechtswege zodra het lid, dat immers tevens lid is van het algemeen bestuur, geen lid meer is van het algemeen bestuur. Daarnaast kan wegens een vertrouwensbreuk ontslag plaatsvinden door het algemeen bestuur of kan een lid zelf zijn ontslag indienen. In al die gevallen moet het algemeen bestuur uiterlijk na acht weken een nieuw lid voor het dagelijks bestuur aanwijzen, tenzij het openvallen gepaard gaat met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur. Dan wordt gewacht tot die plaats is bezet.

Artikel 18 Werkwijze vergaderingen dagelijks bestuur

De werkwijze rond de vergaderingen van het dagelijks bestuur is vrij invulbaar. Het uitgangspunt is collegiaal bestuur, maar het is wel mogelijk om een portefeuilleverdeling vast te stellen en hiertoe elkaar een machtiging te verlenen. Elke portefeuillehouder blijft dan wel namens het dagelijks bestuur handelen. De besluitvorming vindt plaats bij gewone meerderheid van stemmen.

Het dagelijks bestuur vergadert achter gesloten deuren, tenzij anders wordt besloten. De verdere uitwerking van de werkwijze rond de vergaderingen vindt plaats in het reglement van orde.

Artikel 19 Bevoegdheden dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur voert het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst Twente. Op grond van de wet zijn aan het dagelijks bestuur de meer beheersmatige en uitvoerende bevoegdheden toebedeeld (zie artikel 57 van de wet). Daarnaast bereidt het dagelijks bestuur beslissingen van het algemeen bestuur voor en voert het de beslissingen van het algemeen bestuur uit.

Verder is in de regeling de bevoegdheid opgenomen voor het dagelijks bestuur om een klachtenregeling op stellen.

Artikel 20 Voorzitter

Ingevolge artikel 12 Wgr is de voorzitter een afzonderlijk bestuursorgaan en is hij tevens voorzitter van het algemeen en het dagelijks bestuur. Volgens artikel 13 lid 9 Wgr wordt de voorzitter door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

Artikelen 21 tot en met 24

In de artikelen 21 tot en met 24 zijn de verschillende verantwoordingslijnen en verplichtingen tot het verstrekken van gevraagde inlichtingen verwoord.

Artikel 25 Directeur/secretaris

Het dagelijks bestuur is bevoegd de directeur te benoemen. Deze is belast met de dagelijkse leiding De directeur vervult zijn taken op basis van het mandaat dat hij van de deelnemers heeft gekregen Daarnaast vervult de directeur de rol van secretaris van de Omgevingsdienst Twente die het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur bijstaat.

Artikel 26 Personeel

Het dagelijks bestuur is op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen bevoegd tot het aanstellen van personeel (Wgr artikel 57 b onder d). Om praktische redenen verdient het de voorkeur om deze bevoegdheid te mandateren/volmachtigen aan de directeur/secretaris.

Artikel 28 Begroting en bijdrageverordening

In artikel 28 is bepaald dat het algemeen bestuur nadere regels kan stellen met betrekking tot de door de deelnemers te betalen bijdragen: de Bijdrageverordening. Voor de basistaken als bedoeld in artikel 4 wordt de bijdrage van de deelnemer opgenomen in de begroting.

Artikel 29 Garantiebepaling en aangaan van geldleningen

Deze bepaling voorziet er in dat de gemeenschappelijke regeling altijd over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen. Deze garantie wordt onder meer geëist door de Bank Nederlandse Gemeenten. De deelnemers zijn verplicht hieraan medewerking te verlenen, anders kan de financieel toezichthouder ingrijpen. Zie Circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 juli 1999, kenmerk FO99/U5911.

Artikel 31 Exploitatiesaldo

Dit artikel regelt de bestemming van zowel een batig als een negatief saldo. Het batig saldo wordt in beginsel toegevoegd aan het weerstandsvermogen van de Omgevingsdienst Twente (lid 1). Hiervoor wordt door het AB een maximumniveau bepaald op basis van het risicoprofiel van de Omgevingsdienst. Indien dit maximumniveau is bereikt, wordt het batig saldo gerestitueerd aan de deelnemers overeenkomstig de Bijdrageverordening (lid 1). Bij een negatief saldo moeten de deelnemers bijdragen overeenkomstig de Bijdrageverordening (lid 2 en 3).

Artikelen 28 tot en met 31

Bij de inrichting van de interne planning en controlecyclus moet rekening worden gehouden met de bepalingen over de begroting en de jaarrekening uit de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Deze bevat enkele dwingende procedures en termijnen over de begrotingscyclus van de regeling. Het doel hiervan is om de invloed van de gemeenteraden en provinciale staten op de gemeenschappelijke regelingen te borgen. De kern van deze bepalingen is dat de raden en staten steeds in een vroegtijdig stadium rekening kunnen houden met de beleidsvoornemens van de GR en de verwachte hoogte van de bijdrage aan de GR voor het volgende jaar. De wettelijke termijnen hebben tot gevolg dat door de gemeenschappelijke regeling al heel vroeg in het kalenderjaar een aanzet moet worden gemaakt voor de begroting voor het volgende jaar.

De wettelijke begrotingscyclus van een gemeenschappelijke regeling ziet er als volgt uit:

  • a)

    Het (dagelijks) bestuur dient vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders ter kennisname aan de raden/staten van de deelnemers sturen (artikel 58b).

  • b)

    De (voorlopige) jaarrekening met het verslag van de accountant, moet vóór 15 april worden aangeboden aan de raden/staten (artikel 58b).

  • c)

    De ontwerpbegroting wordt acht weken voordat deze ter vaststelling aan het algemeen bestuur wordt toegezonden, doch uiterlijk 5 juni, toegezonden aan de raden/staten (artikel 59 eerste lid). De raden/staten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijzen hierover naar voren brengen (artikel 59 derde lid). Het dagelijks bestuur voegt deze commentaren bij de ontwerpbegroting zoals die aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • d)

    Het dagelijks bestuur stuurt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch uiterlijk vóór 15 juli aan de Minister van BZK (artikel 58 vierde lid).

  • e)

    Het algemeen bestuur stelt de begroting uiterlijk 31 juli vast.

  • f)

    Het dagelijks bestuur stuurt de vastgestelde begroting van de gemeenschappelijke regeling binnen twee weken na vaststelling, doch vóór 1 augustus, toe aan de Minister van BZK (artikel 58 tweede lid).

  • g)

    Nadat de begroting is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur zo nodig de begroting aan de raden van de deelnemende raden/staten, zodat zij kunnen zien wat er met hun zienswijzen is gebeurd en zodat zij deze zienswijzen waar nodig kenbaar kunnen maken bij BZK (artikel 59 vierde lid). Wanneer tegen de ontwerpbegroting geen zienswijzen zijn ingediend en de ontwerpbegroting derhalve ongewijzigd wordt vastgesteld, dan is het niet nodig om deze opnieuw aan de raden/staten te zenden.

Artikelen 32 tot en met 37

De deelnemers zijn wettelijk verplicht samen te werken in een gemeenschappelijke regeling met openbaar lichaam. Toetreding en uittreding zijn dan ook alleen mogelijk wanneer bij algemene maatregel van bestuur de indeling van de OD-regio zoals die is opgenomen in de bijlage bij artikel 8 Wet op de veiligheidsregio’s (Wvr) wordt gewijzigd. In die gevallen wordt geregeld hoe toe- of uitgetreden kan worden. Opheffing van de gemeenschappelijke regeling is, gelet op het verplichte karakter, evenmin mogelijk.

De Wgr bepaalt echter dat regelingen die voor onbepaalde tijd worden aangegaan bepalingen (moeten) inhouden over de wijziging, toetreding en uittreding van deelnemers (artikel 9 Wgr). De bepalingen uit hoofdstuk 8 zien op deze verplichting.

Artikel 32 Wijziging

Voor het wijzigingen van de regeling moet verplicht een voorhangprocedure worden doorlopen bij de raden respectievelijk de staten. Voor het wijzigen van de regeling is unanimiteit vereist (zie artikel 14 derde lid).

Artikel 33 Toetreding

Toetreding geschiedt door een besluit van het toetredende bestuursorgaan en de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling (art. 51 lid 3 jo lid 1 Wgr). Hiervoor is wel toestemming van de raad respectievelijk Provinciale Staten nodig (art. 51 lid 3 jo. lid 2 Wgr). Het algemeen bestuur bepaalt wanneer de toetreding ingaat (lid 2). Het Algemeen Bestuur stelt een toetredingsvergoeding vast. Dit is een extra financiële bijdrage die gevraagd wordt van deelnemers die op een later moment toetreden. Van hen wordt een weerstandsbijdrage gevraagd, waarvan de hoogte bepaald wordt door hun procentuele aandeel in de totale financiële bijdrage van alle deelnemers, gerelateerd aan de stand van het weerstandsvermogen per 1 januari van het jaar waarin toetreding plaats vindt. De ratio hierachter is dat de huidige deelnemers dit weerstandsvermogen samen gevormd hebben als buffer voor toekomstige risico’s binnen de Omgevingsdienst Twente en het reëel is dat later toetredende deelnemers hierin ook bijdragen. Toetreding is alleen mogelijk wanneer bij algemene maatregel van bestuur de indeling van de OD-regio zoals die is opgenomen in de bijlage bij artikel 8 Wvr wordt gewijzigd.

Artikel 34 Uittreding

Een deelnemer kan na verkregen toestemming van de raad dan wel de provinciale staten besluiten uit te treden (art. 51 lid 3 jo lid 1 Wgr). Dit artikel ziet op het regelen van de financiële gevolgen hiervan voor de Omgevingsdienst Twente. Uitgangspunt is dat desintegratiekosten ten laste komen van de uittreder. Het Algemeen Bestuur stelt hiertoe een regeling op. Er geldt in elk geval een ‘opzegtermijn’ van een jaar. In principe wordt met de uittreding ook de dienstverleningsovereenkomst ontbonden, maar de mogelijkheid wordt geboden om dit anders te regelen. Uittreding is in de praktijk alleen mogelijk wanneer bij algemene maatregel van bestuur de indeling van de OD-regio zoals die is opgenomen in de bijlage bij artikel 8 Wvr wordt gewijzigd.

Artikel 35 Beëindiging structurele facultatieve taken

Het terugbrengen van het aantal facultatieve taken kan voor de Omgevingsdienst Twente leiden tot desintegratiekosten. Artikel 35 ziet op de financiële afwikkeling hiervan. Ook hier is het uitgangspunt dat de desintegratiekosten ten laste komen van de deelnemer die zijn pakket terugbrengt. De regels over uittreding zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 37 Opheffing en liquidatie

Het algemeen bestuur stelt, in geval van opheffing, een liquidatieplan vast en hoort daartoe de raden en staten (lid 2). Het liquidatieplan bevat tenminste de gevolgen van de opheffing bij zowel een batig als negatief saldo (lid 3). Het liquidatieplan bevat tevens een sociaal plan en de personele gevolgen (lid 4). De ondernemingsraad wordt daarbij betrokken.

Artikel 38 Archief en Inrichtingenbestand

Dit artikel is gebaseerd op artikel 40 van de Archiefwet 1995. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de begrippen ‘archiefzorg’ en ‘archiefbeheer’. Het uitgangspunt in deze regeling is dat alle deelnemers de zorg blijven houden voor hun eigen archiefbescheiden, ook voor de taken die in mandaat door de Omgevingsdienst worden uitgevoerd. Het beheer van de archiefbescheiden die in het kader van de uitvoering van de taken zijn of worden gevormd wordt door de deelnemers opgedragen aan de Omgevingsdienst Twente, maar de deelnemers blijven zelf zorgdrager, zoals bedoeld in de Archiefwet. De Omgevingsdienst Twente is verantwoordelijk voor de zorg en het beheer van archiefbescheiden die betrekking hebben op de eigen organisatie (eigen functioneren).

Voor iedere deelnemer moet een apart archief worden gevormd en een dienstverleningsovereenkomst met afspraken omtrent vorming, beheer en t.z.t. overbrengen van archieven worden gesloten.

Archief gaat in deze vorm altijd terug naar de deelnemer (= zorgdrager) om op termijn te worden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de deelnemer (= zorgdrager) Deze regeling is overeenkomstig het Model voor archiefparagrafen voor verbonden partijen dat in SSNT-verband (Shared Services Netwerk Twente) is vastgesteld.

Alle deelnemers beschikken over een kernregistratie van milieu-inrichtingen waarvoor zij bevoegd gezag zijn. Het eigendom van deze inrichtingenadministratie blijft bij de deelnemers, maar de Omgevingsdienst Twente wordt wel bevoegd om dit te beheren (vijfde lid). De reden hiervan is dat de Omgevingsdienst Twente bij uitstek over de meest actuele en accurate milieu-informatie beschikt en zo tijdig wijzigingen en aanvullingen kan verwerken en zo de kwaliteit van dit inrichtingenbestand te borgen.

Artikel 40 Evaluatie

In dit artikel is een termijn bepaald waarbinnen de gemeenschappelijke regeling wordt geëvalueerd. Aandachtspunten zullen in elk geval zijn het aantal leden van het DB, en de overgang van input- naar outputfinanciering.

Naar boven