Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 3 oktober 2017, kenmerk ACM/DE/2017/204527, tot wijziging van de voorwaarden als bedoeld in artikel 12b, van de Gaswet, voor het aansluitpunt van gasaansluitingen in regionale gastransportnetten

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 12f, eerste lid, van de Gaswet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Aansluit- en transportcode gas RNB wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1.1 komt te luiden:

  • 1.1.1 Deze code bevat de voorwaarden voor de wijze waarop regionale netbeheerders en aangeslotenen alsmede regionale netbeheerders zich jegens elkaar gedragen over het in werking hebben van de gastransportnetten, het voorzien van een aansluiting of een aansluitpunt op het regionale gastransportnet en het uitvoeren van gas over het regionale gastransportnet alsmede de kwaliteitscriteria waaraan regionale netbeheerders moeten voldoen voor hun dienstverlening.

B

De titel van hoofdstuk 2 komt te luiden:

2 Voorwaarden voor de aansluiting en het aansluitpunt

C

De titel van paragraaf 2.1.1 komt te luiden:

2.1.1 De aansluiting en het aansluitpunt

D

Artikel 2.1.1.1 komt te luiden:

  • 2.1.1.1 Het aanleggen van een aansluiting of een aansluitpunt vindt plaats op grond van een tussen de regionale netbeheerder en de aangeslotene af te sluiten aansluit- en transportovereenkomst. De regionale netbeheerder kan het aangaan of het wijzigen van een overeenkomst alleen schriftelijk en gemotiveerd weigeren op de gronden genoemd in artikel 15 van de Gaswet.

E

Er wordt na artikel 2.1.1.2 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

  • 2.1.1.2a De regionale netbeheerder mag de aansluiting of het aansluitpunt, na voorafgaand overleg met de aangeslotene, realiseren op een ander punt in het net dan het dichtstbijzijnde punt in het net met een voor die aansluiting of dat aansluitpunt geschikte druk en voldoende capaciteit. Overeenkomstig artikel 2.1.1.1 worden afspraken daartoe vastgelegd in de aansluit- en transportovereenkomst.

F

Artikel 2.1.1.3 komt te luiden:

  • 2.1.1.3 De regionale netbeheerder realiseert de aansluiting of het aansluitpunt binnen 18 weken na ontvangst van een aanvraag daartoe. Als dit binnen deze termijn niet mogelijk is dan informeert de regionale netbeheerder binnen een week na constatering van deze onmogelijkheid de aangeslotene daaromtrent schriftelijk onder opgaaf van redenen en bepaalt hij in overleg met de aangeslotene de termijn waarop de aansluiting of het aansluitpunt wel gerealiseerd wordt.

G

Artikel 2.1.1.4 komt te luiden:

  • 2.1.1.4 Indien de regionale netbeheerder de gehele aansluiting aanlegt dan bevindt het overdrachtspunt van de aansluiting zich, bezien vanuit het net, direct na de aansluitleiding. De aangeslotene bepaalt na overleg met de regionale netbeheerder de ligging van de aansluitleiding.

H

Er wordt na artikel 2.1.1.4 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

  • 2.1.1.4a Indien de regionale netbeheerder een aansluitpunt aanlegt dan bevindt het overdrachtspunt van de aansluiting zich, bezien vanuit het net, direct na de eerste afsluiter van het aansluitpunt.

I

De artikelen 2.1.1.5 tot en met 2.1.1.8 komen te luiden:

  • 2.1.1.5 In het geval van de regionale netbeheerder een aansluiting realiseert, verbindt hij deze met de gasmeetinrichting. In het geval de regionale netbeheerder een aansluitpunt realiseert, verbindt hij deze met de aansluitleiding. De aangeslotene maakt het mogelijk dat de regionale netbeheerder alle handelingen kan verrichten die ter zake noodzakelijk worden geacht.

  • 2.1.1.6 De regionale netbeheerder brengt de noodzakelijke hulpmiddelen en/of appendages aan voor het realiseren van de aansluiting of voor het realiseren van het aansluitpunt, zoals bedoeld in 2.1.1.5. De regionale netbeheerder houdt de aansluiting, voor zover deze de aansluiting heeft gerealiseerd, of het aansluitpunt in stand en is verantwoordelijk voor het onderhoud en de controle ervan. De regionale netbeheerder kan op verzoek van de aangeslotene de aansluiting, voor zover deze de aansluiting heeft gerealiseerd, of het aansluitpunt uitbreiden, wijzigen, vervangen, verplaatsen en weggenemen. De aangeslotene maakt het mogelijk dat alle handelingen kunnen worden verricht die hiervoor noodzakelijk zijn.

  • 2.1.1.7 Voordat een netbeheerder de aansluiting of het aansluitpunt in gebruik stelt, of wanneer de aansluiting of het aansluitpunt gewijzigd is, stelt de netbeheerder de kenmerkende eigenschappen van de aansluiting of het aansluitpunt, zoals bedoeld in 2.1.3, onderdelen a tot en met e en o tot en met r, van de lnformatiecode elektriciteit en gas vast. De regionale netbeheerder vergewist zich ervan dat de overige in 2.1.3 tot en met 2.1.5 van de lnformatiecode elektriciteit en gas bedoelde onderdelen eenduidig zijn vastgelegd alvorens de aansluiting of het aansluitpunt in gebruik te stellen of te wijzigen.

  • 2.1.1.8 De regionale netbeheerder stelt de aansluiting of het aansluitpunt pas in gebruik nadat hij de door de aangeslotene aangelegde rest van de aansluiting heeft geïnspecteerd of goedgekeurd. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing bij uitbreiding, wijziging of vernieuwing van de door de aangeslotene aangelegde rest van de aansluiting.

J

In artikel 2.1.1.9 wordt de zinsnede “Leidingen ten behoeve van de aansluiting voldoen aan de volgende technische normen” vervangen door: Leidingen en appendages ten behoeve van de aansluiting, het aansluitpunt en de aansluitleiding voldoen aan de volgende technische normen.

K

Artikel 2.1.2.3 komt te luiden:

  • 2.1.2.3 De meetinrichting van de aansluiting bevindt zich, bezien vanuit het net, direct na de aansluitleiding. Calorische correcties en/of eventuele andere bewerkingen van de gegevens die noodzakelijk zijn om de meetgegevens tot comptabele meetgegevens te maken, hoeven niet op de aansluiting zelf te worden uitgevoerd.

L

Er wordt na artikel 2.1.2.3 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

  • 2.1.2.3a Het gas dat door het overdrachtspunt gaat moet worden gemeten. Als de regionale netbeheerder alleen een aansluitpunt realiseert dan is de aangeslotene ervoor verantwoordelijk dat er geen gas wordt onttrokken tussen het overdrachtspunt en de meetinrichting.

M

De titel van paragraaf 2.1.3 komt luiden:

2.1.3 De omgeving van de aansluiting of het aansluitpunt

N

Artikel 2.1.3.2 komt te luiden:

  • 2.1.3.2 De aangeslotene zorgt ervoor dat de toegang tot de ruimte, waarin zich de hulpmiddelen en appendages van de regionale netbeheerder, het overdrachtspunt en de meetinrichting en de tot de aansluiting of het aansluitpunt behorende apparatuur bevinden, niet wordt belemmerd.

O

Artikel 2.1.3.5 komt te luiden:

  • 2.1.3.5 De aangeslotene zorgt ervoor dat hulpmiddelen en appendages van de regionale netbeheerder, het overdrachtspunt en de meetinrichting en de overige tot de aansluiting of het aansluitpunt behorende apparatuur niet opgesteld worden in vochtige ruimten, ruimten met bijtende gassen, dampen of stoffen, ruimten met ontploffingsgevaar en ruimten met brandgevaar.

P

Artikel 2.1.3a.1 komt te luiden:

  • 2.1.3a.1 De beveiliging van de aansluiting of het aansluitpunt voldoet aan:

    • a. Paragraaf 4.7 van NEN 7244-6:2005 "Gasvoorzieningsystemen – Leidingen voor maximale druk tot en met 16 bar – Deel 6: Specifieke functionele eisen voor aansluitleidingen" voor wat betreft de afsluitbaarheid van de aansluiting,

    • b. Paragraaf 8.3 van NEN 1059:2010 "Nederlandse editie op basis van NEN-EN 12186 en NEN-EN 12279 – Gasvoorzieningssystemen – Gasdrukregelstations voor transport en distributie" voor zover van toepassing voor wat betreft de toepassing van een drukbeveiligingssysteem op de aansluiting.

Q

In artikel 2.1.4.3 wordt de tekst “onmiddellijk afsluiten van de aansluiting, indien de netbeheerder niet het beheer heeft over de aansluiting” vervangen door: onmiddellijk afsluiten van de aansluiting of het aansluitpunt.

ARTIKEL II

De Meetcode gas RNB wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.1.1 komt te luiden:

  • 2.1.1 De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn van toepassing op meetinrichtingen die verbonden zijn met de aansluiting van aangeslotenen.

B

De titel van paragraaf 2.3 komt te luiden:

2.3 Meetinrichting bij een aansluiting met een totale maximale capaciteit groter dan 40 m3(n) per uur.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 oktober 2017

De Autoriteit Consument en Markt, namens deze: F.J.H. Don bestuurslid

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA, ’s-Gravenhage.

TOELICHTING

1. Samenvatting

  • 1. Met dit besluit wijzigt de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) de codes waardoor aangeslotenen de mogelijkheid krijgen om gasaansluitingen in regionale gastransportnetten zelf aan te leggen, te beheren, te onderhouden en te wijzigen. Als gevolg van de wijzigingen kan een aangeslotene er in overleg met zijn regionale netbeheerder voor kiezen om de regionale netbeheerder alleen een aansluitpunt aan te laten leggen in plaats van de hele aansluiting. De rest van de aansluiting, zoals de aansluitleiding, kan de aangeslotene dan zelf aanleggen en beheren. Om dit mogelijk te maken wijzigt de ACM de Aansluit- en transportcode gas RNB en de Meetcode gas RNB. De ACM acht de wijzigingen in overeenstemming met de Gaswet en stelt deze met dit besluit vast.

2. Aanleiding en procedure

  • 2. Op 1 april 2011 is artikel 10, zesde lid, onderdeel b, van de Gaswet in werking getreden. Hierin is de wettelijke taak voor een netbeheerder vastgelegd om een ieder die verzoekt om een aansluitpunt ten behoeve van een aansluiting die een doorlaatwaarde heeft groter dan 40 m3(n)/uur te voorzien van een aansluitpunt.

  • 3. Bij brief van 17 juli 2013,1 heeft de ACM de Vereniging Netbeheer Nederland (hierna: Netbeheer Nederland) opdracht gegeven om een voorstel in te dienen tot wijziging van de Aansluit- en Transportvoorwaarden Gas – RNB door hierin voorwaarden op te nemen voor de realisatie van een aansluitpunt op grond van artikel 10, zesde lid, onderdeel b, van de Gaswet en het tot stand (laten) brengen, (laten) beheren en (laten) onderhouden van het resterende deel van de aansluiting door de aangeslotene.

  • 4. Netbeheer Nederland heeft bij brief van 23 december 2013,2 een voorstel ingediend tot wijziging van de Aansluit- en Transportvoorwaarden Gas – RNB. Hierin zijn voorwaarden opgenomen voor de realisatie van een aansluitpunt op grond van artikel 10, zesde lid, onderdeel b, van de Gaswet. Ook zijn hierin voorwaarden opgenomen over het tot stand (laten) brengen, (laten) beheren en (laten) onderhouden van het resterende deel van de aansluiting door de aangeslotene.

  • 5. De ACM heeft bij brief van 6 mei 2014,3 Netbeheer Nederland op grond van artikel 12f, derde lid, van de Gaswet opdracht gegeven het voorstel zodanig te wijzigen dat strijd met artikel 12f, eerste lid, van de Gaswet wordt opgeheven.

  • 6. Bij brief van 25 juni 2014,4 heeft Netbeheer Nederland het voorstel tot wijziging van de Aansluit- en Transportvoorwaarden Gas – RNB gewijzigd. Over dit gewijzigde voorstel hebben de gezamenlijke netbeheerders op grond van artikel 12d van de Gaswet overleg gevoerd met representatieve organisaties van netgebruikers op de gasmarkt.

  • 7. De ACM stelt op grond van artikel 12f van de Gaswet regelgeving vast voor de energiemarkt. Dit besluit is tot stand gekomen op basis van het voorstel van Netbeheer Nederland. Met dit besluit biedt de ACM aangeslotenen de mogelijkheid om zelf de aansluiting tot stand brengen, te beheren en te onderhouden. Als onderdeel daarvan wordt in het besluit de verplichting voor regionale netbeheerders opgenomen om het aansluitpunt te realiseren.

  • 8. Als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft de ACM het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage gelegd en gepubliceerd op haar internetpagina. Van de terinzagelegging is kennis gegeven in de Staatscourant van 30 mei 2017. De ACM heeft belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen zes weken hun zienswijzen op het ontwerp kenbaar te maken.

  • 9. ACM heeft schriftelijke zienswijzen ontvangen van de Vereniging voor Energie Milieu en Water (hierna: VEMW) en Netbeheer Nederland. Deze zienswijzen zijn gepubliceerd op de internetpagina van ACM.

  • 10. De ontvangen zienswijzen zijn voor ACM aanleiding geweest tot heroverweging van het oordeel zoals weergegeven in het ontwerpbesluit. In dit besluit heeft ACM haar reactie op de ingebrachte schriftelijke zienswijzen gegeven. Daar waar ACM naar aanleiding van de zienswijzen een wijziging in het definitieve besluit heeft aangebracht, wordt dit kenbaar gemaakt.

  • 11. De ACM is van mening dat het voorstel geen technische voorschriften bevat bedoeld in de Notificatierichtlijn.5 Om die reden zijn de voorwaarden in dit besluit niet in ontwerp ter notificatie aangeboden.

  • 12. Waar zij dat nodig acht, heeft de ACM voor vaststelling van de wijzigingen spelling, interpunctie en andere tekstuele wijzigingen aangebracht ten opzichte van de voorgestelde tekst.

3. Voorstel

  • 13. In dit hoofdstuk wordt het voorstel van Netbeheer Nederland per onderdeel toegelicht.

3.1 Invulling begrip ‘de aansluiting’

  • 14. Netbeheer Nederland heeft in het voorstel nadere invulling gegeven aan het begrip van de gasaansluiting waarbij Netbeheer Nederland een onderscheid maakt in onderstaande twee situaties. De regionale netbeheerder legt:

    • a. de volledige aansluiting aan of;

    • b. alleen een aansluitpunt aan.

  • 15. Als de regionale netbeheerder de volledige aansluiting aanlegt dan heeft dit volgens Netbeheer Nederland gevolgen voor de ligging van het overdrachtspunt en daarmee ook voor de ligging van de meetinrichting. Het overdrachtspunt en de meetinrichting bevinden zich dan aan het einde van de gasaansluiting. Er wordt dan gemeten op het overdrachtspunt. De voorwaarden die gelden voor de situatie waarbij aan het einde van de gasaansluiting gemeten wordt, zijn reeds in de codes opgenomen. Deze situatie wordt in onderstaand schema weergegeven.

  • 16. Als de regionale netbeheerder alleen een aansluitpunt aanlegt dan moet het aansluitpunt volgens Netbeheer Nederland als een volwaardige aansluiting worden gezien. Hierdoor zouden de meetinrichting en het overdrachtspunt zich direct achter het aansluitpunt moeten bevinden. Achter het overdrachtspunt bevindt zich dan de gasinstallatie van de aangeslotene. Deze gasinstallatie moet de aangeslotene zelf realiseren. De voorwaarden voor deze situatie heeft Netbeheer Nederland in het codevoorstel opgenomen. Deze situatie wordt in onderstaand schema weergegeven.

3.2 Schrappen tijdelijke aansluitregeling

  • 17. Netbeheer Nederland stelt voor om enkele overgangsbepalingen die als tijdelijke regeling in de codes stonden te laten vervallen. Dit leidt tot aanpassingen van de artikelen 2.1.1.1, 2.1.1.3, 2.1.1.5, 2.1.1.6 en 2.1.1.8 van de Aansluit- en transportcode gas RNB.

3.3 Begrip ’rest van de aansluiting’

  • 18. Netbeheer Nederland heeft in het voorstel het begrip ’rest van de aansluiting’ niet gedefinieerd. Dit is volgens haar gedaan om verwarring te voorkomen. Hierdoor kan volgens haar de indruk ontstaan dat dit begrip zowel over een deel van de gasaansluiting, als over de gasinstallatie van de aangeslotene gaat. Daarnaast geeft Netbeheer Nederland aan dat uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie blijkt dat de aansluiting tot het beheerdomein van de netbeheerder behoort. Alles wat zich achter het overdrachtspunt bevindt behoort hierdoor tot de installatie van de aangeslotene. Hierdoor vindt Netbeheer Nederland het verwarrend om het deel van de installatie van de aangeslotene formeel te definiëren met een term die suggereert dat dit deel van de installatie tevens onderdeel van de aansluiting is.

  • 19. Netbeheer Nederland is zich ervan bewust dat de term ‘rest van de aansluiting’ nog wel voorkomt in een aantal artikelen van de codes. Netbeheer Nederland vindt echter dat het voldoende duidelijk is dat er in die artikelen gedoeld wordt op de verzameling van bedrijfsmiddelen die, als ze in het beheer van de netbeheerder zouden zijn, de ‘rest van de aansluiting’ vormen, maar als die in beheer van de aangeslotene zijn ook onderdeel van diens installatie uitmaken.

3.4 Technisch ontwerp en exploitatie

  • 20. Netbeheer Nederland heeft in het voorstel voorwaarden opgenomen voor de aanleg, beheer en onderhoud van het aansluitpunt. Volgens Netbeheer Nederland is het aansluitpunt een volwaardige aansluiting en om die reden kunnen de voorwaarden die voor een aansluiting gelden één op één worden toegepast voor het aansluitpunt. Om dit te verduidelijken stelt Netbeheer Nederland voor om elf artikelen uit paragraaf 2.1 van de Aansluit- en transportcode gas RNB te wijzigen en om in deze artikelen na ‘aansluiting’, ’of aansluitpunt’ toe te voegen.

1. Ontwerp
  • 21. Netbeheer Nederland heeft in het voorstel voorwaarden opgenomen over het ontwerp van de rest van de aansluiting. Dit zijn eisen aan de leiding die de gasinstallatie verbindt met het aansluitpunt. Volgens haar kunnen er voor het vrije deel van de gasaansluiting alleen maar eisen in de Aansluit- en transportvoorwaarden gas RNB worden opgenomen voor zover het gaat over de integriteit of veiligheid van het gastransportnet. Hiervoor wordt artikel 2.1.1.9 van de Aansluit- en transportcode gas RNB gewijzigd. Om duidelijk te maken dat eisen over netintegriteit of -veiligheid ook van toepassing zijn op het vrije gedeelte van de aansluiting is aan artikel 2.1.1.9 de toevoeging gedaan: alsmede de leidingen, hulpmiddelen en appendages die de rest van de aansluiting vormen.

2. Exploitatie
  • 22. Netbeheer Nederland geeft aan dat de bepalingen in artikel 2.1.1.9 van de Aansluit- en transportcode gas RNB ook al betrekking hebben op de exploitatie van leidingen, hulpmiddelen en appendages. Hierdoor is het volgens haar niet nodig om het artikel wat dit onderdeel betreft aan te passen.

3. Supervisie
  • 23. Het voorstel bevat geen voorwaarden over de supervisie die een netbeheerder uitoefent op het moment dat de verbinding tussen het aansluitpunt en de rest van de aansluiting wordt gemaakt. Volgens Netbeheer Nederland dient het verbinden van de gasinstallatie met het net om redenen van veiligheid en systeemintegriteit altijd door of namens de netbeheerder plaats te vinden en zijn bepalingen over supervisie daarom niet aan de orde. Omdat deze procedure volgens Netbeheer Nederland geheel in lijn is met de wetswijziging van 1 april 2011,6 is dit onderdeel uit de wijzigingsopdracht volgens Netbeheer Nederland daarmee achterhaald.

3.5 Eisen verbinding aansluitpunt en gasinstallatie

  • 24. Het voorstel bevat geen voorwaarden over de eisen aan de verbinding tussen het aansluitpunt en de installatie en de eisen die met het oog op de veiligheid en betrouwbaarheid worden gesteld aan de ingebruikstelling. Volgens Netbeheer Nederland bevat artikel 2.1.1.8 van de Aansluit- en transportcode gas RNB al eisen hierover. Dit artikel bepaalt dat de regionale netbeheerder de aansluiting of het aansluitpunt pas in gebruik neemt na het succesvol passeren van een inspectie door de regionale netbeheerder. De overige wijzigingen in artikel 2.1.1.8 zijn tekstueel van aard en hebben tot doel om de gehanteerde begrippen binnen het artikel in lijn te brengen met de wetswijziging van 1 april 2011.7

3.6 Afwijkende locatie aansluitpunt

  • 25. Op grond van artikel 10, zesde lid, onderdeel b van de Gaswet moet de netbeheerder voor een aansluiting met een doorlaatwaarde groter dan 40 m3 per uur een aansluitpunt realiseren op het dichtstbijzijnde punt met een voor die aansluiting geschikte druk en voldoende capaciteit. Dit laat onverlet dat netbeheerder en aangeslotene overeen kunnen komen dat het aansluitpunt op een andere locatie wordt gerealiseerd. Dat kan een locatie zijn verderop gelegen of dichterbij gelegen. Netbeheer Nederland geeft in het voorstel aan dat er geen voorwaarden behoeven te worden opgenomen over de het dichterbij realiseren van het aansluitpunt. Volgens Netbeheer Nederland is dit in strijd met artikel 10, zesde lid, onderdeel b, van de Gaswet. Netbeheer Nederland geeft daarnaast aan dat het geen toegevoegde waarde heeft om vast te leggen dat een aansluiting of aansluitpunt zich ook op een verder gelegen punt mag bevinden.

3.7 Locatie overdrachtspunt

  • 26. Het voorstel bevat voorwaarden over de locatie van het overdrachtspunt voor situaties waarbij de regionale netbeheerder alleen het aansluitpunt aanlegt. Met een nieuw artikel 2.1.1.4a in de Aansluit- en transportcode gas RNB stelt Netbeheer Nederland voor om het overdrachtspunt te laten samenvallen met het aansluitpunt. Volgens Netbeheer Nederland markeert het overdrachtspunt van de aansluiting de grens van de wettelijke taken en verantwoordelijkheden van de netbeheerder in relatie tot de verantwoordelijkheden van de aangeslotene. Door een nieuw artikel toe te voegen wordt bereikt dat het overdrachtspunt zo dicht mogelijk bij het net van de netbeheerder komt te liggen. In het voorstel staat dat het overdrachtspunt zich direct achter de eerste afsluiter van het aansluitpunt bevindt, waarbij rekening gehouden wordt met de plaats van de meetinrichting. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn als het fysiek niet mogelijk is om de meetinrichting exact op deze plek te plaatsen.

3.8 Het schrappen van het begrip ‘fysieke verbinding’

  • 27. Netbeheer Nederland geeft aan dat in het voorstel het begrip ‘fysieke verbinding’ uit de Aansluit- en transportcode gas RNB geschrapt wordt. Dit naar aanleiding van de eerste wijzigingsopdracht waarin de ACM Netbeheer Nederland de opdracht heeft gegeven om dit begrip te schrappen. Netbeheer Nederland geeft daarnaast aan dat het schrappen van het begrip ‘fysieke verbinding’ in de Begrippencode gas niet mogelijk is omdat dit begrip nog in andere codes voorkomt. Het aanpassen van de overige technische codes valt volgens Netbeheer Nederland buiten de reikwijdte van dit voorstel. Om deze reden stelt Netbeheer Nederland het begrip ‘fysieke verbinding’ in de Begrippencode gas te handhaven.

3.9 Eisen beveiligingsvoorziening

  • 28. Het voorstel bevat geen voorwaarden over de technische eisen voor de beveiligingsvoorzieningen van de aansluiting. Volgens Netbeheer Nederland is dat niet nodig omdat met het “Besluit Wijziging Aansluit- en transportvoorwaarden Gas – RNB (beveiliging gasaansluitingen)” dit onderdeel van de wijzigingsopdracht reeds geregeld is. Dit besluit is op 13 november 2010 in werking getreden.

3.10 Termijnen voor de realisatie

  • 29. Het voorstel bevat voorwaarden over de termijnen waarbinnen de netbeheerder het aansluitpunt realiseert. Met een wijziging in artikel 2.1.1.3 van de Aansluit- en transportcode gas RNB wordt de termijn die een regionale netbeheerder hanteert voor het aanleggen van het aansluitpunt gelijkgesteld aan de termijn voor de realisatie van een complete aansluiting. Deze termijn bedraagt 18 weken.

  • 30. Netbeheer Nederland heeft geen voorwaarden opgenomen over de termijn waarbinnen een netbeheerder de aansluiting of het aansluitpunt realiseert indien het niet mogelijk is om dit binnen 18 weken te realiseren. Netbeheer Nederland geeft aan dat het lastig is om een realistische termijn te stellen omdat het hier vaak gaat om maatwerkaansluitingen waarbij de oplevertermijn beïnvloed wordt door externe factoren. Als gevolg daarvan wordt geen afwijkende termijn opgenomen, maar is in artikel 2.1.1.3 een toevoeging gedaan waarin de procedure is beschreven die de regionale netbeheerder hanteert op het moment dat de termijn van 18 weken niet wordt gehaald. Deze procedure gaat over het informeren van de aangeslotene en de afstemming over een realisatiedatum van de aansluiting of het aansluitpunt.

3.11 Tekstuele wijzigingen

  • 31. Netbeheer Nederland stelt voor om in artikel 2.1.2.3 van de Aansluit- en transportcode gas RNB de term ’meetdata’ te vervangen door ‘meetgegevens’.

4 Inhoudelijke beoordeling

  • 32. Hieronder beoordeelt de ACM het voorstel van Netbeheer Nederland per onderdeel. Waar relevant worden de onderdelen uit de wijzigingsopdrachten en de reactie van de gezamenlijke netbeheerders hierop bij de beoordeling betrokken.

4.1 Invulling begrip ‘de aansluiting’

  • 33. De ACM maakt bij de beoordeling van het begrip ‘de aansluiting’, zoals dat door Netbeheer Nederland is voorgesteld, onderscheid in een aangeslotene:

    • a. die de volledige aansluiting door de regionale netbeheerder laat realiseren,

    • b. die alleen het aansluitpunt door de regionale netbeheerder laat realiseren en zelf verantwoordelijk is voor de rest van de aansluiting, zoals de aansluitleiding.

4 Netbeheerder realiseert de volledige aansluiting
  • 34. De ACM is van oordeel dat de definitie van de gasaansluiting in het geval de afnemer de volledige aansluiting van de regionale netbeheerder betrekt in overeenstemming is met de Gaswet. Naar het oordeel van de ACM is het voorstel hierover daarom niet in strijd met de belangen, regels en eisen als bedoelt in artikel 12f, eerste en tweede lid, van de Gaswet.

5 Netbeheerder realiseert het aansluitpunt
  • 35. De ACM leest in het voorstel dat als de regionale netbeheerder alleen het aansluitpunt realiseert, Netbeheer Nederland het aansluitpunt beschouwt als een volwaardige aansluiting. Als gevolg hiervan bepalen de voorwaarden uit de wet- en regelgeving dat het overdrachtspunt zich direct achter het aansluitpunt bevindt en dat ook de meetinrichting zich daar dient te bevinden. Direct na de meetinrichting zou dan de gasinstallatie van de aangeslotene beginnen.

  • 36. De ACM is het niet eens met deze lezing. Deze invulling komt niet overeen met het begrip ‘aansluitpunt’ uit de Begrippencode gas. Uit de wettelijke definities volgt dat het aansluitpunt een deel van de aansluiting is. Daarnaast stelt de ACM vast dat er nog een deel van de aansluiting is, te weten de aansluitleiding. In de Begrippencode gas is het begrip ‘aansluitleiding’ eveneens gedefinieerd als onderdeel van de gasaansluiting. De ACM constateert dat Netbeheer Nederland bij de beschrijving van de gasaansluiting niet ingaat op de aansluitleiding en daardoor deze niet tot de aansluiting rekent. Volgens ACM is het daarom uitgesloten dat een aansluiting uit alleen een aansluitpunt bestaat.

  • 37. De ACM constateert bovendien dat het voorstel op dit punt afwijkt van het voorstel,8 dat Netbeheer Nederland heeft ingediend voor de voorwaarden voor het aanleggen van een aansluitpunt voor het landelijke gastransportnet. Over dit voorstel heeft de ACM in 2015 een besluit genomen.9 Naar het oordeel van de ACM is de beschrijving van Netbeheer Nederland van de gasaansluiting voor regionale gastransportnetten onvolledig en geeft deze een verkeerde voorstelling van zaken.

  • 38. Netbeheer Nederland beschrijft haar lezing van de gasaansluiting in de toelichting bij het voorstel, maar stelt niet voor om wijzigingen aan te brengen in de codes zelf. De uitleg van de gedefinieerde begrippen rondom de gasaansluiting heeft echter wel gevolgen voor de beoordeling van het voorstel. Vanwege dit belang, licht de ACM hieronder de verhouding tussen de begrippen ‘aansluitpunt’, ‘aansluitleiding’, ‘aansluiting’ en ‘gasinstallatie’ nader toe, in de situatie waar het om een aansluitpunt gaat. Deze beschrijving van de gasaansluiting is in overeenstemming met de Gaswet, en heeft de ACM gebruikt om het voorstel te beoordelen

  • 39. In het geval de regionale netbeheerder een aansluitpunt aanlegt, wordt de ‘aansluiting’ gevormd door het ‘aansluitpunt’ en de ‘aansluitleiding’ zoals gedefinieerd in de Begrippencode gas. Na de aansluitleiding volgt de gasinstallatie. Dit is in onderstaand schema weergegeven.

4.2 Schrappen tijdelijke aansluitregeling

  • 40. De ACM stelt vast dat met het schrappen van de overgangsbepalingen in de artikelen 2.1.1.1, 2.1.1.3, 2.1.1.5, 2.1.1.6 en 2.1.1.8 van de Aansluit- en transportcode gas RNB de regeling, waarbij alle aansluittaken door de regionale netbeheerders worden uitgevoerd, komt te vervallen. Doordat de ACM met dit besluit de definitieve aansluitvoorwaarden vaststelt, kunnen deze overgangsbepalingen naar oordeel van de ACM komen te vervallen. Naar het oordeel van de ACM zijn de genoemde voorgestelde wijzigingen niet in strijd met de belangen, regels en eisen als bedoeld in artikel 12f, eerste en tweede lid, van de Gaswet.

  • 41. In de tweede wijzigingsopdracht heeft de ACM Netbeheer Nederland de opdracht gegeven om artikel 2.1.1.1 zodanig te wijzigen dat de gronden waarop een regionale netbeheerder een aansluiting of aansluitpunt mag weigeren te realiseren in dit artikel opgenomen zijn. De ACM stelt vast Netbeheer Nederland in het gewijzigde voorstel hieraan geen gehoor heeft gegeven. De ACM oordeelt hierover bij nader inzien dat de aansluitplicht in de Gaswet geen ruimte laat om in lagere regelgeving uitzonderingen op te nemen. De tekst in artikel 2.1.1.1 waarin wordt gesteld dat een netbeheerder een aansluiting mag weigeren op grond van artikel 15 van de Gaswet acht de ACM overbodig.

  • 42. Dit heeft geleid tot een wijziging van artikel 2.1.1.1. Artikel 2.1.1.1 wordt gewijzigd vastgesteld. De ACM stelt ten eerste de voorgestelde wijziging van Netbeheer Nederland vast en schrapt de laatste volzin met de verwijzing naar artikel 15 van de Gaswet.

4.3 Rest van de aansluiting

  • 43. De ACM constateert dat Netbeheer Nederland in het voorstel geen definitie van het begrip ‘rest van de aansluiting’ in de Begrippencode gas heeft opgenomen omdat het volgens haar voor de twee verschillende situaties voldoende duidelijk is wat hiermee bedoeld wordt. De ACM is van oordeel dat de opvatting van Netbeheer Nederland dat de ‘rest van de aansluiting’ moet worden beschouwd als zijnde de gasinstallatie van de aangeslotene, voor situaties waarbij de regionale netbeheerder alleen het aansluitpunt realiseert, niet juist is. Op grond van de definitie van ‘gasaansluiting’ volgt na het ‘aansluitpunt’ eerst de ‘aansluitleiding’ daarna volgt pas de ‘gasinstallatie’. Deze ‘aansluitleiding’ maakt op grond van zijn definitie geen onderdeel uit van de ‘gasinstallatie’ maar van de ’gasaansluiting’.

  • 44. Op basis van de nieuwe beschrijving van de gasaansluiting door de ACM, is de ACM van mening dat het niet nodig is om in de Begrippencode gas een definitie op te nemen voor ‘rest van de aansluiting’. Dit zou alleen noodzakelijk zijn als er eisen aan de rest van de aansluiting moeten worden gesteld. De ACM constateert echter dat in de Begrippencode gas reeds het begrip ’aansluitleiding’ is opgenomen. Eisen aan deze rest van de aansluiting zullen voornamelijk gelden voor de aansluitleiding. Omdat er geen noodzaak bestaat voor het opnemen van verdere eisen aan de rest van de aansluiting is de ACM van oordeel dat ook voor de nieuwe beschrijving van de aansluiting er geen aanleiding bestaat om het begrip ‘rest van de aansluiting’ in de Begrippencode gas op te nemen.

4.4 Technisch ontwerp en exploitatie

  • 45. De ACM constateert dat Netbeheer Nederland in 11 artikelen van paragraaf 2.1 van de Aansluit- en transportcode gas RNB de toevoeging van het zinsdeel ‘of het aansluitpunt’ heeft gedaan. Met deze wijzigingen wordt beoogd dat een regionale netbeheerder de plicht heeft om op verzoek van een aangeslotene ook de aanleg van alleen het aansluitpunt aan te bieden. De ACM is van oordeel dat, met uitzondering van de wijziging in artikel 2.1.2.1, de genoemde voorgestelde wijzigingen niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen als bedoeld in artikel 12f, eerste en tweede lid, van de Gaswet.

6. Nieuwe locatie meetinrichting
  • 46. Artikel 2.1.2.1 van de Aansluit- en transportcode gas RNB ziet op de eisen ten aanzien van de locatie van de meetinrichting van de gasaansluiting. Door de toevoeging van ’of het aansluitpunt’ in het artikel moet in die situaties waarbij de regionale netbeheerder alleen een aansluitpunt realiseert, het aansluitpunt worden voorzien van een meetinrichting. Gelet op de nieuwe definitie van de aansluiting door de ACM betekent dit dat de meetinrichting zich niet aan het einde van de gasaansluiting bevindt, maar ergens tussen het aansluitpunt en de aansluitleiding in. Daarnaast stelt de ACM vast dat in dat geval de aangeslotene gedwongen wordt om bij het aansluitpunt een nieuwe bouwkundige voorziening te treffen waarin de meetinrichting geplaatst kan worden. Voor gasaansluitingen waarbij een telemetrie meetinrichting verplicht wordt gesteld, betekent dit daarnaast dat de aangeslotene een stroomvoorziening naar deze locatie moet aanleggen. Hiervoor zal de aangeslotene een extra investering moeten doen. Dit wijkt af van de situatie waarbij de netbeheerder de gehele aansluiting realiseert. In die situatie bevindt de meetinrichting zich aan het einde van de aansluiting, veelal inpandig bij de aangeslotene en is de stroomvoorziening vaak direct voorhanden.

  • 47. De ACM is van mening dat het verplicht stellen van een meetinrichting op de locatie van het aansluitpunt niet doelmatig is. De aangeslotene moet hierdoor extra kosten maken. ACM is van mening dat aangeslotenen, waarvoor de regionale netbeheerder alleen het aansluitpunt aanlegt daardoor slechter worden behandeld dan aangeslotenen waarbij de regionale netbeheerder de gehele aansluiting aanlegt. De ACM is van oordeel dat het voorstel van Netbeheer Nederland om te verplichten dat de meetinrichting bij het aansluitpunt wordt geplaatst, in strijd is met de belangen, regels en eisen als bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdeel d en f, van de Gaswet. Dit heeft geleid tot een wijziging ten opzichte van het voorstel.

  • 48. Om genoemde strijdigheid op te heffen past de ACM de voorwaarden aan. In de eerste plaats stelt de ACM in artikel 2.1.2.1 van de Aansluit- en transportcode gas RNB niet de voorgestelde toevoeging van het zinsdeel ‘of het aansluitpunt’ vast. In de tweede plaats stelt de ACM artikel 2.1.1 en de titel van paragraaf 2.3 van de Meetcode gas RNB gewijzigd vast. Als gevolg van deze wijzigingen zal de meetinrichting zich in alle gevallen aan het einde van de aansluiting bevinden, ongeacht of de netbeheerder alleen het aansluitpunt of de gehele aansluiting aanlegt. De ACM is van oordeel dat met deze wijzigingen de bepalingen niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen als bedoeld in artikel 12f, eerste en tweede lid, van de Gaswet.

7. Meetinrichting niet op het overdrachtspunt
  • 49. Door het toelaten van de meetinrichting achter de aansluitleiding, bevindt de meetinrichting zich niet meer noodzakelijk op dezelfde locatie als het overdrachtspunt. Deze situatie is in onderstaand schema weergegeven. Omdat deze situatie er theoretisch toe kan leiden dat de gemeten hoeveelheid gas bij de meetinrichting niet overeenkomt met de overgedragen hoeveelheid gas op het overdrachtspunt, is de ACM van mening dat hiervoor in de codes moet worden opgenomen dat de aangeslotene ervoor verantwoordelijk is dat de hoeveelheid overgedragen gas op het overdrachtspunt overeenkomt met de gemeten hoeveelheid gas bij de meetinrichting. De ACM wijst daarbij op een vergelijkbare bepaling in artikel 5.1 van de Aansluitvoorwaarden gas LNB aansluitpunt. Deze bepaling heeft de ACM destijds vastgesteld op voorstel van Netbeheer Nederland. De ACM neemt deze bepaling over in een nieuw artikel 2.1.2.3a van de Aansluit- en transportcode gas RNB. De ACM is van oordeel dat hiermee voor dit onderdeel de voorwaarden niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen als bedoelt in artikel 12f, eerste en tweede lid, van de Gaswet.

8. Ontwerp
  • 50. De ACM stelt vast dat als gevolg van de wijziging van artikel 2.1.1.9 de eisen over netintegriteit en netveiligheid ook gaan gelden voor de aansluitleiding als de aangeslotene deze realiseert. Hoewel het begrip aansluitleiding geen onderdeel uitmaakt van het voorstel van Netbeheer Nederland, is de ACM van oordeel dat de voorgestelde wijziging wel zal gelden voor de aansluitleiding. De ACM is van oordeel dat de voorgestelde wijziging van artikel 2.1.1.9, ten aanzien van de eisen over netintegriteit of veiligheid en de exploitatie van de aansluitleiding, niet in strijd is met de belangen, regels en eisen als bedoelt in artikel 12f, eerste en tweede lid, van de Gaswet.

9. Exploitatie van de aansluitleiding
  • 51. De ACM stelt vast dat artikel 2.1.1.9 ook geldt voor de exploitatie van de aansluitleiding. Met deze aangebrachte wijziging is de ACM van oordeel dat artikel 2.1.1.9, ten aanzien van de exploitatie van de aansluitleiding, niet in strijd is met de belangen, regels en eisen als bedoeld in artikel 12f, eerste en tweede lid, van de Gaswet.

10. Supervisie
  • 52. De ACM stelt vast dat Netbeheer Nederland geen voorstel heeft ingediend over de supervisie door een regionale netbeheerder bij het aansluiten op het gastransportnet. Omdat in artikel 2.1.1.5 van de Aansluit- en transportcode gas RNB is bepaald dat een regionale netbeheerder altijd de aansluiting op het gastransportnet of het aansluitpunt realiseert of dit in opdracht van hem laat uitvoeren, is het volgens de ACM niet noodzakelijk om in de codes bepalingen op te nemen over het uitvoeren van supervisie door de regionale netbeheerder bij het aansluiten. De ACM van oordeel dat het niet opnemen van eisen over de supervisie daarom niet in strijd is met de belangen, regels en eisen als bedoelt in artikel 12f, eerste en tweede lid, van de Gaswet. Dit onderdeel heeft niet geleid tot een wijziging ten opzichte van het voorstel.

  • 53. Wel is de ACM van oordeel dat artikel 2.1.1.5 moet worden gewijzigd ten aanzien van het aansluiten op het aansluitpunt. Door de ruimere definitie van de aansluiting door de ACM, kan niet meer worden gesteld dat de regionale netbeheerder het aansluitpunt met de gasinstallatie van de aangeslotene verbindt. De ACM heeft daarom in artikel 2.1.1.5 opgenomen dat de regionale netbeheerder het aansluitpunt met de aansluitleiding verbindt. De ACM is van oordeel dat hiermee dit artikel niet in strijd is met de belangen, regels en eisen als bedoelt in artikel 12f, eerste en tweede lid, van de Gaswet.

4.5 Eisen verbinding aansluitpunt en gasinstallatie

  • 54. De ACM stelt vast dat Netbeheer Nederland geen voorstellen heeft gedaan over de veiligheids- en betrouwbaarheidseisen die gelden voor de verbinding van het aansluitpunt en de gasinstallatie. De ACM stelt echter vast dat in het bestaande artikel 2.1.1.8 reeds bepaald is dat een regionale netbeheerder eerst een inspectie uitvoert op de door de aangeslotene aangelegde aansluitleiding voordat deze de aansluiting in bedrijf stelt. De ACM is van oordeel dat dit voldoende waarborgen biedt voor een veilige en betrouwbare ingebruikstelling van de verbinding tussen het aansluitpunt, de aansluitleiding, de meetinrichting en de installatie. Naar het oordeel van de ACM is dit onderdeel niet in strijd met de belangen, regels en eisen als bedoelt in artikel 12f, eerste en tweede lid, van de Gaswet.

4.6 Afwijkende locatie aansluitpunt

  • 55. De ACM stelt vast dat Netbeheer Nederland geen gevolg heeft gegeven aan de tweede wijzigingsopdracht waarin de ACM opdraagt voorwaarden op te stellen voor die situaties waarbij een aansluitpunt dichterbij gerealiseerd wordt dan het dichtstbijzijnde punt (met de juiste druk en capaciteit) tot het gastransportnet. De ACM is van oordeel deze situaties zich in de praktijk kunnen voordoen. Er kan zich een situatie voordoen waarbij er een dichterbij gelegen punt in het net is waar weliswaar de druk of capaciteit niet overeenkomt met aanvraag van de aangeslotene, maar waar het om financiële redenen wel interessant is om het aansluitpunt te realiseren. In dat geval accepteert de aangeslotene, in overleg met de regionale netbeheerder, om doelmatigheidsredenen een gasaansluiting of aansluitpunt met een afwijkende druk of capaciteit. Omdat Netbeheer Nederland dergelijke voorwaarden niet in het voorstel heeft opgenomen, acht de ACM het voorstel op dit punt in strijd met de belangen, regels en eisen als bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdeel, van de Gaswet is.

  • 56. Dit heeft geleid tot een aanpassing van het voorstel. De ACM heeft artikel 2.1.1.2a van de Aansluit- en transportcode RNB aangepast ten opzichte van het voorstel. Hierin is opgenomen dat de regionale netbeheerder de mogelijkheid heeft om het aansluitpunt of de aansluiting te realiseren op een ander punt dan het dichtstbijzijnde punt. Dat kan zowel een verder gelegen punt zijn, als een dichterbij gelegen punt.

4.7 Locatie overdrachtspunt

  • 57. Netbeheer Nederland stelt voor een nieuw artikel 2.1.1.4a toe te voegen in de Aansluit- en transportcode gas RNB. Hierin is de locatie van het overdrachtspunt vastgelegd in het geval de netbeheerder alleen het aansluitpunt realiseert. De ACM stelt vast dat de locatie van het overdrachtspunt samenvalt met die van het aansluitpunt. In tegenstelling tot datgeen wat de ACM in randnummer 56 van het ontwerpbesluit heeft aangegeven, is de ACM van oordeel dat dit overdrachtspunt geen administratieve locatie betreft maar een reël aanwezig fysiek punt welke de overgang markeert van de verantwoordelijkheid van de netbeheerder naar de aangeslotene. ACM acht het juist om voor deze situatie dit punt te laten samenvallen met het aansluitpunt. De ACM is van oordeel dat de wijziging niet in strijd met de belangen, regels en eisen als bedoeld in artikel 12f, eerste- en tweede lid, van de Gaswet is. Dit heeft niet geleid tot een wijziging van het voorstel.

4.8 Het schrappen van het begrip ’fysieke verbinding’.

  • 58. De ACM constateert dat in de codebepalingen van de Aansluit- en transportcode gas RNB het begrip ’fysieke verbinding’ niet meer voorkomt. De ACM stelt vast dat dit begrip nog wel in de Begrippencode gas is opgenomen. Omdat dit begrip echter nog in de andere gascodes wordt gebruikt acht de ACM het redelijk om het begrip ’fysieke verbinding’ in de Begrippencode gas voorlopig nog te handhaven. De ACM is van oordeel dat met deze wijziging dit onderdeel niet in strijd met de belangen, regels en eisen als bedoeld in artikel 12f, eerste- en tweede lid, van de Gaswet is.

4.9 Eisen beveiligingsvoorziening

  • 59. ACM heeft in de wijzigingsopdracht10, voorafgaand aan het codewijzigingsvoorstel Netbeheer Nederland verzocht om de technische eisen voor de beveiligingsvoorzieningen van de aansluiting in het codewijzigingsvoorstel op te nemen. ACM stelt echter vast dat deze eisen met het besluit Wijziging Aansluit- en transportvoorwaarden Gas – RNB (beveiliging gasaansluitingen)11, al in de codes zijn opgenomen. Hierdoor is het niet noodzakelijk om deze eisen in dit Besluit op te nemen.

4.10 Termijnen voor de realisatie

  • 60. Netbeheer Nederland stelt voor om in artikel 2.1.1.8 van de Aansluit- en transportcode gas RNB een termijn van 18 weken op te nemen voor de realisatie van een aansluitpunt. De ACM constateert dat Netbeheer Nederland geen termijn heeft opgenomen waarbinnen een regionale netbeheerder het aansluitpunt realiseert indien deze niet in staat is om binnen de termijn van 18 weken het aansluitpunt te realiseren. Dit was een onderwerp in de tweede wijzigingsopdracht van de ACM. In het gewijzigde voorstel heeft Netbeheer Nederland een procedure opgenomen die de regionale netbeheerder voor dergelijke situaties hanteert. Deze procedure ziet erop toe dat de regionale netbeheerder de aangeslotene informeert en met hem de nieuwe realisatiedatum afstemt.

  • 61. De ACM is met Netbeheer Nederland van mening dat het lastig is om een exacte periode in de codes op te nemen voor die situaties waarbij men niet in staat is om binnen 18 weken het aansluitpunt te realiseren. De ACM is van mening dat de procedure zoals opgenomen in het voorstel voldoende zekerheid biedt voor de aangeslotene om binnen een redelijke termijn te zijn aangesloten op het net van de regionale netbeheerder. De ACM is van oordeel dat deze wijziging niet in strijd is met de belangen, regels en eisen als bedoeld in artikel 12f, eerste- en tweede lid, van de Gaswet is. Dit heeft niet geleid tot een wijziging van het gewijzigde voorstel.

4.11 Tekstuele wijzigingen

  • 62. De ACM stelt vast dat Netbeheer Nederland voorstelt om in artikel 2.1.2.3 van de Aansluit- en transportcode gas RNB de term ‘meetdata’ te vervangen door ‘meetgegevens’. De ACM is van oordeel dat deze wijziging niet in strijd met de belangen, regels en eisen als bedoeld in artikel 12f, eerste- en tweede lid, van de Gaswet is. Dit heeft niet geleid tot een wijziging van het gewijzigde voorstel.

5 Reactie op ontvangen zienswijzen

  • 63. ACM behandelt hier de ingediende zienswijzen van Netbeheer Nederland en VEMW. ACM heeft de ingebrachte zienswijzen per onderwerp gegroepeerd, samengevat en genummerd. Elke zienswijze is voorzien van een reactie van ACM. Ook geeft ACM aan of een zienswijze heeft geleid tot een wijziging van het voorstel. Indien dit het geval is, geeft ACM aan wat de wijziging inhoudt.

5.1 Timing van de codewijziging

  • 64. Netbeheer Nederland is van mening dat door de voorgenomen wetswijziging VET,12 het niet meer noodzakelijk is om deze codewijziging vast te stellen. Volgens Netbeheer Nederland komt in VET de wettelijke taak van een netbeheerder om een aansluitpunt te realiseren te vervallen. Ze geeft daarbij aan dat VET inmiddels ter behandeling is aangeboden aan de Tweede Kamer waardoor na de vaststelling ervan deze codewijziging achterhaald zal zijn. Ook geeft Netbeheer Nederland aan dat er volgens hen in de praktijk door aangeslotenen weinig gebruik zal worden gemaakt van de optie van het aanleggen van enkel een aansluitpunt door de regionale netbeheerder. Door deze twee omstandigheden pleit Netbeheer Nederland ervoor om nu geen ingrijpende aanpassingen aan de codes te doen. Zij stellen voor om deze codewijziging niet door te voeren.

Reactie ACM

  • 65. De ACM constateert dat in VET wordt voorgesteld om de gasaansluitdienst te wijzigen. Desondanks merkt de ACM op dat het hier niet om vastgestelde wetgeving gaat en er tevens nog geen zicht is op vaststelling ervan. Hierdoor kan de ACM de wijzigingen van VET niet betrekken bij de beoordeling van deze codewijziging. De ACM toetst dit voorstel aan de hand van de bestaande regels uit de Gaswet. Hierin is de wettelijke taak voor een netbeheerder opgenomen voor het aanleggen van een aansluitpunt voor gasaansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 40 m3(n) per uur. De ACM is van oordeel dat deze codewijziging hier een invulling aan geeft.

  • 66. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit.

5.2 Definitie aansluitpunt

  • 67. Netbeheer Nederland is het niet eens met het standpunt in het ontwerpbesluit dat het aansluitpunt onderdeel van de aansluiting is. Zij zijn van mening dat wanneer de regionale netbeheerder alleen het aansluitpunt realiseert, het aansluitpunt moet worden beschouwd als een volwaardige gasaansluiting. Dit is volgens hen een gevolg van het feit dat de wetgever, bij gasaansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 40 m3(n) per uur, de verantwoordelijkheid van de netbeheerder heeft beperkt heeft tot en met het aansluitpunt. Volgens Netbeheer Nederland representeert hierdoor het aansluitpunt de volledige aansluiting voor wat betreft de verantwoordelijkheid van de regionale netbeheerder.

  • 68. Volgens Netbeheer Nederland wordt dit ten eerste bevestigd door artikel 2.5.1.1 van de Tarievencode gas omdat in de laatste zin van het artikel bepaald is dat: “Indien in deze paragraaf wordt gesproken over een aansluiting, wordt hiermee bedoeld het aansluitpunt indien de aansluiting een capaciteit heeft boven de 40 m3(n)/uur, behoudens daar waar expliciet een uitzondering wordt gemaakt.” Volgens hen wordt hierin de verantwoordelijkheid van de netbeheerder ingeperkt tot het aansluitpunt. Als gevolg daarvan zal volgens Netbeheer Nederland bij deze aansluitingen het aansluitpunt de hele aansluiting representeren.

  • 69. Volgens Netbeheer Nederland wordt hun standpunt ten tweede bevestigd door artikel 80 van de Gaswet. Hierin is bepaald dat: “De tarieven voor het transport van gas en voor de dat transport ondersteunende diensten, alsmede de tarieven voor het verzorgen van een aansluiting en aansluitpunt worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 81 tot en met 81e."

  • 70. Ten derde wordt volgens Netbeheer Nederland hun standpunt bevestigd door de voorgestelde wijzigingen in VET in artikel XI, eerste lid, en artikel 80.

  • 71. VEMW is van mening dat uit de Gaswet en de Begrippencode Gas blijkt dat het aansluitpunt een deel van de aansluiting is. Daardoor is het volgens hen uitgesloten dat een aansluiting uit alleen een aansluitpunt bestaat. Volgens VEMW zijn daarnaast de aansluiting en de gasinstallatie te onderscheiden begrippen. Volgens VEMW betekent dit dat de rest van de aansluiting daardoor geen onderdeel van de gasinstallatie kan zijn. VEMW volgt daarmee niet de opvatting van Netbeheer Nederland dat de rest van de aansluiting moet worden beschouwd als zijnde onderdeel van de gasinstallatie van de aangeslotene. VEMW vindt daarom de wijziging die ACM doorvoert aan artikel 2.1.1.5 Aansluit- en transportcode gas RNB juist.

Reactie ACM

  • 72. ACM is van oordeel dat de zienswijze van Netbeheer Nederland, dat het aansluitpunt als een volwaardige gasaansluiting moet worden gezien, niet juist is. ACM bestrijdt niet dat bij gasaansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 40 m3(n) per uur de verantwoordelijkheid van de netbeheerder stopt bij het aansluitpunt. Maar dit betekent volgens de ACM niet dat daarmee het aansluitpunt kan worden beschouwd als een volledige aansluiting.

  • 73. Netbeheer Nederland is van mening dat de gelijkstelling tussen aansluitpunt en aansluiting volgt uit artikel 2.5.1.1 van de Tarievencode. De ACM volgt dit niet. De ACM is van oordeel dat uit artikel 2.5.1.1 alleen blijkt dat dat de tariefvoorwaarden voor het aansluitpunt gelijk zijn aan die van de hele aansluiting. Om tekstuele redenen is er voor gekozen om daarbij een verwijzing te maken naar de tariefvoorwaarden die voor de aansluiting gelden.

  • 74. Netbeheer Nederland is van mening dat de gelijkstelling tussen aansluitpunt en aansluiting tevens volgt uit artikel 80 van de Gaswet. De ACM volgt dit niet. Volgens de ACM wordt er in dit artikel juist onderscheid gemaakt in een aansluiting en een aansluitpunt waardoor niet gesteld kan worden dat een aansluitpunt hetzelfde is als een aansluiting.

  • 75. De ACM volgt tot slot ook niet de redenering dat het wetsvoorstel VET van toepassing is. De ACM heeft dit reeds toegelicht in randnummer 65.

  • 76. De ACM constateert dat de zienswijze van VEMW het ontwerpbesluit ondersteunt.

  • 77. Deze zienswijzen hebben niet geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit. De ACM handhaaft het standpunt uit het ontwerpbesluit dat een aansluiting bestaat uit een aansluitpunt en een aansluitleiding. Voor de situatie waarbij de aangeslotene zelf de aansluitleiding realiseert, betekent dit dat de regionale netbeheerder alleen het aansluitpunt realiseert.

5.3 Locatie Overdrachtspunt

  • 78. Netbeheer Nederland is van mening dat het overdrachtspunt van een gasaansluiting geen administratieve locatie is. Volgens hen markeert het overdrachtspunt de overgang van de verantwoordelijkheid van de netbeheerder naar de aangeslotene. Het is volgens hen een reëel aanwezig en fysiek aanwijsbaar punt. Netbeheer Nederland reageert hiermee op de bewering van de ACM in randnummer 56 van het ontwerpbesluit dat het overdrachtspunt een administratieve locatie is.

Reactie ACM

  • 79. De ACM volgt Netbeheer Nederland in deze zienswijze. De tekst in het betreffende randnummer is aangepast in dit besluit. Wel merkt de ACM op dat de verantwoordelijkheden die een regionale netbeheerder heeft bij de realisatie, het beheer en onderhoud van zowel de aansluiting als het aansluitpunt, al zijn vastgelegd in de Gaswet. Daarnaast zijn de definities van de aansluiting en het aansluitpunt al in de Begrippencode gas vastgelegd. Hoewel deze verantwoordelijkheden al zijn vastgelegd, begrijpt de ACM dat het overdrachtspunt een term is die in de praktijk wordt gebruikt om aan te geven vanaf welk fysiek punt het gas wordt overgedragen van de netbeheerder aan de aangeslotene. Daarom vindt de ACM het juist om ook het begrip overdrachtspunt in de codes te hanteren.

  • 80. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit.

5.4 Locatie meetinrichting

  • 81. Netbeheer Nederland is van mening dat in het ontwerpbesluit onjuiste bepalingen zijn opgenomen over de plaats van de meetinrichting van de gasaansluiting. Netbeheer Nederland maakt ten eerste bezwaar tegen het niet doorvoeren van de verplichting in artikel 2.1.2.1 om bij het aansluitpunt een meetinrichting te plaatsen. Ten tweede maken ze bezwaar tegen het schrappen van de verplichting in artikel 2.1.2.3 dat de meting zich altijd op het overdrachtspunt bevindt voor die situaties waarbij de regionale netbeheerder alleen een aansluitpunt realiseert. Netbeheer Nederland betoogt dit met de volgende argumenten:

    • a. Door de wetswijziging uit 2011,13 worden de verantwoordelijkheden en wettelijke taken van de netbeheerder voor aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 40 m3(n) per uur beperkt tot alleen het aansluitpunt. Hierdoor komt het overdrachtspunt direct na het aansluitpunt te liggen. Volgens Netbeheer Nederland moet daardoor de gasmeting plaatsvinden op het overdrachtspunt en moet de gasmeter geplaatst worden op het aansluitpunt.

    • b. De praktijk is dat op het overdrachtspunt de meting plaatsvindt voor het toewijzen van de gasstromen in het regionale gasdistributienet. Afwijken van dit uitgangspunt kan gevolgen hebben voor het vaststellen van de te verrekenen gasstromen.

    • c. Voor gas zijn geen regels afgesproken over hoe een erkende meetverantwoordelijke de hoeveelheid gas zou kunnen vaststelllen die tussen overdrachtspunt en meetinrichting onttrokken is.

    • d. Er wordt geen rekening gehouden met het meten van gasaansluitingen waarop gas wordt ingevoed. Het gaat daarbij om het meten van ingevoede gasstromen, inclusief de calorische waarde van het ingevoede gas. Bij deze bepalingen is het uitgangspunt dat de meting plaatsvindt op het overdrachtspunt.

    • e. Het schrappen van bepaling over de plaats van de meetinrichting in het ontwerpbesluit betekent dat er op elke willekeurige plaats in de installatie van de aangeslotene gemeten zou kunnen worden.

Reactie ACM:

  • 82. Hieronder reageert ACM op de door Netbeheer Nederland genoemde punten:

    • a. ACM is van oordeel dat uit de wetswijziging van 2011,14 alleen volgt dat voor die situaties waarbij de regionale netbeheerder alleen het aansluitpunt realiseert, de verantwoordelijkheid van de regionale netbeheerder stopt bij het aansluitpunt. In de wet is geen verplichting opgenomen dat daardoor de gasmeting ook op de plaats van het aansluitpunt gerealiseerd moet worden.

    • b. De ACM begrijpt dat het de praktijk is dat het overdrachtspunt zich op hetzelfde fysieke punt bevindt als waar de metingen plaatsvinden. Dit is echter geen eis die volgt uit regelgeving. Zoals aangegeven in paragraaf 4.4.1 van dit besluit acht de ACM het niet doelmatig om, in het geval de regionale netbeheer alleen het aansluitpunt realiseert, op het aansluitpunt de gasmeting te plaatsen. Om misbruik te voorkomen is daarom artikel 2.1.2.3a aan de Aansluit- en transportcode gas RNB toegevoegd.

    • c. Introductie van artikel 2.1.2.3a van de Aansluit- en transportcode gas RNB maakt dat de aangeslotene verantwoordelijkheid draagt ervoor te zorgen dat er geen gas wordt onttrokken tussen het aansluitpunt en het overdrachtspunt. De ACM is van oordeel dat er daarmee geen noodzaak bestaat voor de erkende meetverantwoordelijke om eventuele onttrekking van gas tussen overdrachtspunt een meetpunt te meten.

    • d. ACM is van oordeel dat ook voor gasaansluitingen waarop gas wordt ingevoed het niet noodzakelijk is dat altijd gemeten wordt op het overdrachtspunt. ACM stelt vast dat artikel 2.1.2.3a van de Aansluit- en transportcode gas RNB ook geldt voor gasaansluitingen waarop gas wordt ingevoed.

    • e. ACM is van oordeel dat er geen onduidelijkheid in de codes mag zijn over de plaats van de gasmeting in het geval de regionale netbeheerder alleen het aansluitpunt realiseert. Deze zienswijze heeft geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit. Om eventuele onduidelijkheid weg te nemen wijzigt ACM artikel 2.1.2.3 van de Aansluit- en transportcode gas RNB ten opzichte van het ontwerpbesluit. In het artikel is nu bepaald dat de meetinrichting zich altijd aan het einde van de aansluitleiding bevindt.

5.5 Schrappen verwijzing over meetdatabewerkingen

  • 83. Netbeheer Nederland is het niet eens met de wijziging in artikel 2.1.1.4a. In het ontwerpbesluit bepaalt dit artikel dat, wanneer de regionale netbeheerder alleen het aansluitpunt aanlegt, het overdrachtspunt zich op het aansluitpunt bevindt. Netbeheer Nederland maakt bezwaar tegen het schrappen van een verwijzing in artikel 2.1.1.4a naar artikel 2.1.2.3 van de Aansluit- en transportcode gas RNB. In artikel 2.1.2.3 zijn de eisen opgenomen over het recht van een aangeslotene om bewerkingen van meetgegevens, die nodig zijn om de meetgegevens comptabel te maken, niet op de aansluiting zelf uit te voeren. Doordat de verwijzing in het ontwerpbesluit geschrapt is, wordt volgens Netbeheer Nederland de indruk gewekt dat dit recht niet geldt voor aangeslotenen die ervoor kiezen om door de regionale netbeheerder alleen een aansluitpunt te laten realiseren. Dit wordt volgens Netbeheer Nederland bevestigd door het feit dat in artikel 2.1.1.4 van de Aansluit- en transportcode gas RNB de verwijzing naar artikel 2.1.2.3 wel is opgenomen. Artikel 2.1.1.4 ziet op de situatie waarbij de regionale netbeheerder de hele aansluiting realiseert. Netbeheer Nederland is van mening dat de oorspronkelijk tekst van artikel 2.1.1.4a uit het voorstel gehandhaafd moet blijven.

Reactie ACM

  • 84. ACM is van oordeel dat de bepaling in artikel 2.1.2.3, over de databewerkingen die niet op de aansluiting zelf hoeven te worden uitgevoerd, zowel dient te gelden voor die situaties waarbij de regionale netbeheerder de hele aansluiting realiseert, als die situaties waarbij de regionale netbeheerder alleen het aansluitpunt realiseert. Dit omdat het voor het uitvoeren van deze databewerkingen geen verschil uitmaakt door wie en op welke wijze de aansluiting gerealiseerd wordt. ACM constateert daarbij ten eerste dat in artikel 2.1.1.4, voor die situaties waarbij de regionale netbeheerder de hele aansluiting realiseert,een verwijzing naar artikel 2.1.2.3 is opgenomen. Ten tweede merkt ACM op dat in artikel 2.1.1.4a, voor die situaties waarbij de regionale netbeheerder alleen het aansluitpunt realiseert, geen verwijzing naar artikel 2.1.2.3 is opgenomen.

  • 85. De ACM heeft zich de vraag gesteld in hoeverre het noodzakelijk is om in artikel 2.1.1.4 en in 2.1.1.4a een verwijzing op te nemen naar artikel 2.1.2.3. De ACM is van oordeel dat dit in beide gevallen niet nodig is. Dit komt doordat artikel 2.1.2.3 twee bepalingen bevat die zowel voor voor artikel 2.1.1.4 als voor 2.1.1.4a dienen te gelden. Zo geldt voor beide artikelen dat de meetinrichting zich aan het einde van de aansluitleiding bevindt. Daarnaast geldt voor beide artikelen het recht om databewerkingen niet op de aansluiting zelf uit te voeren.

  • 86. Deze zienswijze heeft geleid tot een wijziging ten opzichte van het ontwerpbesluit. De ACM wijzigt artikel 2.1.1.4 door de verwijzing in dit artikel naar artikel 2.1.2.3 te schrappen. De ACM realiseert zich dat er door het schrappen van deze verwijzing er in artikel 2.1.1.4 onduidelijkheid zou kunnen bestaan over de plaats van het overdrachtspunt voor die situaties waarbij de regionale netbeheerder de hele aansluiting realiseert.

  • 87. Om deze onduidelijkheid weg te nemen voert ACM nog twee wijzigingen door in artikel 2.1.1.4. Aan artikel 2.1.1.4 wordt toegevoegd dat het overdrachtspunt zich aan het einde van de aansluitleiding bevindt. Om voorts te voorkomen dat er onduidelijkheid kan optreden over de plaats waar de aansluitleiding eindigt, wordt aan artikel 2.1.1.4 toegevoegd dat de aangeslotene in overleg met de regionale netbeheerder de ligging van de aansluitleiding bepaalt.

VEMW Meetinrichting

  • 88. VEMW geeft aan dat zij het eens is met de wijzigingen die ACM in artikel 2.1.2.1 van de Aansluit- en Transportcode Gas en in artikel 2.1.1 en de titel van paragraaf 2.3 van de Meetcode Gas RNB heeft gedaan. Door deze wijzigingen bevindt de meetinrichting zich in alle gevallen aan het einde van de aansluiting ongeacht of de netbeheerder het aansluitpunt of de gehele aansluiting aanlegt.

  • 89. VEMW geeft aan het eens te zijn met de toevoeging van het nieuwe artikel 2.1.2.3a aan de Aansluit- en transportcode gas RNB. Hierdoor is, voor die gevallen waarbij de regionale netbeheerder alleen het aansluitpunt heeft gerealiseerd, de aangeslotene ervoor verantwoordelijk dat de hoeveelheid overgedragen gas op het overdrachtspunt op het aansluitpunt overeenkomt met de gemeten hoeveelheid gas bij de meetinrichting. Dit is volgens VEMW in lijn met de bepalingen in de Aansluitvoorwaarden gas LNB Aansluitpunt.

Reactie ACM

  • 90. ACM stelt vast dat VEMW met hun zienswijze het ontwerpbesluit ondersteunt. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit.

5.6 Weigering aansluiting

  • 91. Netbeheer Nederland is het niet eens met de aanpassing van artikel 2.1.1.1 van de Aansluit- en transportcode gas RNB in het ontwerpbesluit. Netbeheer Nederland maakt bezwaar tegen het schrappen van de bepaling over de weigering van de gasaansluiting door de regionale netbeheerder. Netbeheer Nederland is van mening dat dit geen overbodige bepaling is en daarom niet kan komen te vervallen. Als reden geven ze ten eerste aan dat het hier niet om een nieuwe bepaling, maar om een al bestaande bepaling gaat. Ten tweede geven ze aan dat het in deze bepaling niet gaat om de mogelijkheid voor een regionale netbeheerder om een aansluiting te weigeren maar over de wijze waarop de regionale netbeheerder dit afstemt met de aangeslotene. In artikel 2.1.1.1 was vastgelegd dat dit schriftelijk en gemotiveerd door de regionale netbeheerder wordt gedaan. Netbeheer Nederland verzoekt om deze bepaling in artikel te handhaven en doet daarbij een tekstvoorstel om dit te verduidelijken.

Reactie ACM

  • 92. In het ontwerpbesluit heeft de ACM de bepaling, in artikel 2.1.1.1 van de Aansluit- en transportcode gas RNB over de weigering van de gasaansluiting door de netbeheerder, geschrapt omdat dit recht al in artikel 15 van Gaswet geregeld is. Hierdoor vond de ACM het overbodig om dit ook in de codes te regelen.

  • 93. De ACM constateert dat Netbeheer Nederland het noodzakelijk vindt dat dat in de codes beschreven is hoe een regionale netbeheerder dit in de praktijk uitvoert. De ACM is tot het oordeel gekomen dat de verwijzing naar artikel 15 van de Gaswet niet in strijd is met de cirteria in de Gaswet.

  • 94. Deze zienswijze heeft geleid tot een wijziging ten opzichte van het ontwerpbesluit. ACM neemt het voorstel van Netbeheer Nederland over.

5.7 Realisatie dichtstbijzijnde punt

  • 95. Netbeheer Nederland is het niet eens met de aanpassing van artikel 2.1.1.2a van de Aansluit- en transportcode gas RNB in het ontwerpbesluit. Dit artikel gaat over het recht voor een aangeslotene om een gasaansluiting te laten realiseren op een punt dichterbij dan het dichtstbijzijnde punt. Netbeheer Nederland is het op zich eens met de wijziging die in het ontwerpbesluit in het artikel is aangebracht. Ze geven ook aan dat in bepaalde gevallen, waarbij de druk of capaciteit van dit dichtstbijzijnde punt niet overeenkomt met de oorspronkelijke aanvraag van de aangeslotene, het om financiële redenen interessant kan zijn om het aansluitpunt op een andere te realiseren. Netbeheer Nederland is wel van mening dat de afspraken daarover in de aansluit- en transportovereenkomst moeten staan. Netbeheer Nederland doet daarom een tekstvoorstel om dit in artikel 2.1.1.2a vast te leggen.

Reactie ACM

  • 96. ACM kan zich vinden in het voorstel van Netbeheer Nederland om aan artikel 2.1.1.2a van de Aansluit- en transportcode gas RNB toe te voegen dat deze afspraken in de aansluit- en transportovereenkomst geregeld worden. De zienswijze heeft geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit. ACM neemt het voorstel van Netbeheer Nederland over.

5.8 Ingebruikstelling aansluiting

  • 97. Netbeheer Nederland is het niet eens met de aanpassing van artikel 2.1.1.7 van de Aansluit- en transportcode gas RNB in het ontwerpbesluit. Dit artikel bepaalt dat de netbeheerder de kenmerkende eigenschappen van de gasaansluiting vastlegt voordat deze in gebruik wordt gesteld. Netbeheer Nederland geeft aan dat in het artikel nu deze verplichting van de netbeheerder gekoppeld is aan actie van de aangeslotene. Netbeheer Nederland is van mening dat dit niet juist is en doet het voorstel dit artikel te wijzigen, zo dat de regionale netbeheerder deze handeling eerst verricht voordat de aansluiting in gebruik wordt genomen.

Reactie ACM

  • 98. ACM is van oordeel dat het vaststellen van de kenmerkende eigenschappen van de gasaansluiting door de regionale netbeheerder een activiteit is die onafhankelijk moet zijn van een actie van de aangeslotene. Gelet op de doelmatigheid vindt ACM het voldoende dat deze activiteit onderdeel is van de procedure van het in gebruik stellen van de aansluiting door de regionale netbeheerder.

  • 99. Deze zienswijze heeft geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit. ACM neemt het voorstel van Netbeheer Nederland over en wijzigt artikel 2.1.1.7 van de Aansluit- en transportcode gas RNB.

5.9 Inspectie aansluiting

  • 100. Netbeheer Nederland is het niet eens met de aanpassing van artikel 2.1.1.8 van de Aansluit- en transportcode gas RNB in het ontwerpbesluit. Dit artikel bepaalt dat de netbeheerder de plicht heeft om de aansluiting te controleren voordat hij deze in gebruik neemt. Dit geldt ook voor die gevallen waarbij de regionale netbeheerder de gehele aansluiting realiseert. Volgens hen is een inspectie en goedkeuring, van het werk dat de regionale netbeheerder zelf uitvoert, een overbodige bepaling. Volgens hen kan een aansluiting niet werken wanneer deze niet voldoet aan normen die zijn vastgelegd in artikel 2.1.1.9 van de Aansluit- en transportcode gas RNB. Volgens Netbeheer Nederland moet artikel 2.1.1.8 alleen gaan over het inspecteren en goedkeuren van het door de aangeslotene aangelegde deel van de aansluiting.

Reactie ACM

  • 101. ACM is van oordeel dat het niet noodzakelijk is dat een regionale netbeheerder de werkzaamheden moet inspecteren en goedkeuren welke hij zelf heeft uitgevoerd. ACM vindt dit niet doelmatig. De eisen waar de regionale netbeheerder aan moet voldoen zijn al vastgelegd in artikel 2.1.1.9. Volgens ACM hoeft deze inspectie en goedkeuring van de gasaansluiting alleen te worden gedaan voor het deel van de aansluiting dat door aangeslotene is uitgevoerd. ACM neemt het voorstel van Netbeheer Nederland daarom over.

  • 102. Deze zienswijze heeft geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit. ACM neemt het voorstel van Netbeheer Nederland over en wijzigt artikel 2.1.1.8 van de Aansluit- en transportcode gas RNB.

5.10 Technische normen voor de aansluitleiding

  • 103. Netbeheer Nederland is het niet eens met de aanpassing in artikel 2.1.1.9 van de Aansluit- en transportcode gas RNB in het ontwerpbesluit. Zij geeft aan dat in dit artikel het tekstdeel ‘die de rest van de aansluiting vormen’ is geschrapt. Dit deel van de aansluiting wordt door de aangeslotene gerealiseerd. Zij geeft aan dat hierdoor het artikel tekstueel niet meer juist is. Netbeheer Nederland doet het voorstel om het begrip ‘de aansluitleiding’ toe te voegen aan het artikel. Deze aansluitleiding zal door de aangeslotene gerealiseerd worden en door het toevoegen van dit begrip wordt ook dit deel van de aansluiting onderdeel van de eisen uit artikel 2.1.1.9.

Reactie ACM

  • 104. ACM stelt vast dat met de voorgestelde wijziging artikel 2.1.1.9 ook zal gaan gelden voor de aansluitleiding. ACM is van oordeel dat dit juist is.

  • 105. Deze zienswijze heeft geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit. ACM neemt het voorstel van Netbeheer Nederland over en wijzigt artikel 2.1.1.9 van de Aansluit- en transportcode gas RNB.

5.13 Toegang tot de aansluiting

  • 106. Netbeheer Nederland is het niet eens met de aanpassing van artikel 2.1.3.2 van de Aansluit- en transportcode gas RNB in het ontwerpbesluit. In dit artikel zijn eisen opgenomen over de toegang tot de aansluiting of het aansluitpunt. Volgens Netbeheer Nederland wekt de door ACM aangebrachte toevoeging, die bepaalt dat de toegang niet door personen of goederen belemmerd mag worden, de suggestie dat de toegang wel door andere entiteiten mag worden belemmerd. Netbeheer Nederland vindt deze toevoeging onwenselijk en doet het voorstel deze toevoeging te schrappen.

Reactie ACM

  • 107. ACM stelt vast dat er geen uitputtende opsomming te geven is van alle oorzaken waardoor de toegang belemmerd wordt. ACM is van oordeel dat de gemaakte toevoeging in het ontwerpbesluit daarom kan vervallen. Wel moet duidelijk zijn op wie artikel 2.1.3.2 van toepassing is. ACM is van oordeel dat de aangeslotene ervoor moet zorgen dat de toegang tot de aansluiting of het aansluitpunt gewaarborgd is.

  • 108. Deze zienswijze heeft geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit. ACM wijzigt artikel 2.1.3.2 van de Aansluit- en transportcode gas RNB.

5.12 Eisen aan ruimte van de aansluiting

  • 109. Netbeheer Nederland is het niet eens met de aanpassing van artikel 2.1.3.5 van de Aansluit- en transportcode gas RNB in het ontwerpbesluit. In dit artikel zijn eisen opgenomen over de ruimte waarin de hulpmiddelen van de regionale netbeheerder opgesteld worden. Volgens Netbeheer Nederland wekt de door ACM aangebrachte toevoeging, die bepaalt dat de invoeder deze hulpmiddelen niet in een vochtige ruimte mag opslaan, de suggestie dat dit voor anderen wel is toegestaan. Netbeheer Nederland stelt voor om deze toevoeging daarom te schrappen.

Reactie ACM

  • 110. ACM stelt vast dat er geen uitputtende opsomming te geven is van alle partijen die hulpmiddelen van de regionale netbeheerder kunnen opslaan in vochtige ruimten. Wel is ACM van oordeel dat het in artikel 2.1.3.5 van de Aansluit- en transportcode gas RNB duidelijk moet zijn welke partij ervoor verantwoordelijk is dat dit niet gebeurt. ACM is van mening dat het de taak van de aangeslotene is om ervoor te zorgen dat dit niet gebeurt.

  • 111. Deze zienswijze heeft geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit. ACM wijzigt artikel 2.1.3.5 van de Aansluit- en transportcode gas RNB.

5.13 Keuzemogelijkheid aangeslotene

  • 112. VEMW is van mening dat het voor de doelmatigheid van belang is dat een aangeslotene de keuze moet hebben om zijn aansluiting volledig door de netbeheerder te laten realiseren, of alleen het aansluitpunt. Het staat daarbij volgens VEMW niet ter discussie dat het aansluitpunt, uit oogpunt van de integriteit en veiligheid van het regionale gastransportnet, door de regionale netbeheerder gerealiseerd wordt. VEMW onderschrijft de opvatting van ACM in het ontwerpbesluit dat de eisen over netintegriteit en netveiligheid ook gelden voor de aansluitleiding, indien deze gerealiseerd is door de aangeslotene.

Reactie ACM

  • 113. ACM stelt vast dat deze zienswijze in lijn is met de uitgangspunten van het ontwerpbesluit. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit.

’s-Gravenhage, 3 oktober 2017

De Autoriteit Consument en Markt, namens deze: F.J.H. Don bestuurslid


X Noot
1

Kenmerk: ACM/DE/2013/202030.

X Noot
2

Kenmerk: BR-13-863.

X Noot
3

Kenmerk: ACM/DE/2014/202655.

X Noot
4

Kenmerk: BR-14-974: 25 juni 2014

X Noot
5

Kenmerk: 98/34/EG datum: 22 juni 1998

X Noot
6

2010, Staatsblad 810: Wet van 2 december 2010 tot wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten

X Noot
7

2010, Staatsblad 810: Wet van 2 december 2010 tot wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten

X Noot
8

BR-12-789: 28 november 2012

X Noot
9

Besluit met kenmerk ACM/DE/2015/206736

X Noot
10

Kenmerk: ACM/DE/2014/202655.

X Noot
11

Besluit met kenmerk 103070_3/1, 9 november 2010

X Noot
12

Voorstel tot Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet, voortgang energietransitie (VET)

X Noot
13

2010, Staatsblad 810: Wet van 2 december 2010 tot wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten

X Noot
14

2010, Staatsblad 810: Wet van 2 december 2010 tot wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten

Naar boven