DE MINISTER VAN FINANCIËN,
Gelet op het artikel 3:156, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;
BESLUIT:
TOELICHTING
Algemeen
In artikel 3:156, eerste lid, van de Wft wordt bepaald welke bedragen ten hoogste
beschikbaar zijn in het geval dat ten behoeve van een in financieel gevaar verkerende
levensverzekeraar gebruik moet worden gemaakt van de in afdeling 3.5.4 van die wet
geregelde opvangregeling voor levensverzekeraars.
Op grond van artikel 3:156, tweede lid, van de Wft worden die bedragen jaarlijks aangepast
aan de procentuele ontwikkeling van de totale vereiste solvabiliteitsmarge van levensverzekeraars
waarop de Nederlandsche Bank toezicht houdt. Dit heeft geleid tot vaststelling voor
het jaar 2017 van de in artikel 1 van deze regeling genoemde bedragen, waarbij de
cijfers waarop de aanpassing is gebaseerd, zijn ontleend aan de solvabiliteitscijfers
zoals deze zijn gepubliceerd op de statistiekwebsite van DNB.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In artikel 1, eerste lid, is het bedrag vastgesteld dat voor toepassing van de opvangregeling
maximaal ter beschikking wordt gesteld (artikel 3:156, eerste lid, aanhef, van de
Wft). Artikel 1, tweede lid, betreft het bedrag dat per opvangsituatie maximaal ter
beschikking kan worden gesteld (artikel 3:156, eerste lid, onderdeel a, van de Wft)
en het maximaal ter beschikking staande bedrag ten aanzien waarvan bij het in werking
stellen van de opvangregeling het aanmerkelijke risico bestaat dat het niet wordt
terugbetaald (artikel 3:156, eerste lid, onderdeel b, van de Wft).
Artikel 2
De bedragen gelden voor het gehele jaar 2017, maar aan het begin van het jaar waren
de benodigde gegevens echter nog niet beschikbaar. Nu de bedragen met ingang van 1 januari
2017 gelden, is besloten dat de regeling na inwerkingtreding terugwerkt tot en met
1 januari 2017.
De Minister van Financiën,
J.R.V.A. Dijsselbloem