Project Windpark Wieringermeer, Ministerie van Economische Zaken

De Minister van Economische Zaken,

Overwegende,

Dat Nuon Windpark Wieringermeer BV, Windcollectief Wieringermeer BV en ECN Wind Energy Facilities BV (hierna Windkracht Wieringermeer) het voornemen heeft om een windpark te realiseren, welk voornemen hierna wordt aangeduid als het project Windpark Wieringermeer;

Dat Windpark Wieringermeer wordt aangemerkt als een installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie als bedoeld in artikel 9b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Elektriciteitswet 1998, zodat op de realisatie van dit project artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) van toepassing is;

Dat dit onder meer betekent dat de voorbereiding en bekendmaking van diverse voor het project benodigde besluiten worden gecoördineerd, overeenkomstig artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro, waarbij de Minister van Economische Zaken met deze coördinatie is belast;

Dat voor dit project op 19 juni 2015 een Rijksinpassingsplan in werking is getreden dat is vastgesteld door de Minister van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu;

Dat Windkracht Wieringermeer ten eerste voornemens is een wijziging van de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, die op 7 mei 2015, op grond van artikel 19d, eerste lid, van die wet is afgegeven, aan te vragen, omdat deze benodigd is voor de realisatie van het project. Het betreft het aanpassen van een voorschrift waarbij ten onrechte turbines in het Robbenoordbos onderdeel zijn geworden van een mitigerende maatregel;

Dat sinds 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming van kracht is. Deze wet vervangt onder andere de Natuurbeschermingswet 1998. Een vergunning op grond van artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt op basis van het overgangsrecht aangemerkt als een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming. De gewijzigde vergunning valt onder de Wet natuurbescherming;

Dat Windkracht Wieringermeer ten tweede voornemens is een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) voor een meetmast ten behoeve van Windpark Wieringermeer aan te vragen;

Dat, op grond van artikel 9d, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, gelezen in samenhang met artikel 1, eerste lid, onder b, van het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten (hierna: het Uitvoeringsbesluit), zoals dat artikelonderdeel per 1 januari 2017 is komen te luiden, een besluit als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming in ieder geval een besluit is als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro en zodoende wordt meegenomen in de hiervoor bedoelde gecoördineerde voorbereiding;

Dat, op grond van artikel 9d, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, gelezen in samenhang met artikel 1, eerste lid, onder a, van het Uitvoeringsbesluit een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid onder a en c, Wabo in ieder geval een besluit is als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b van de Wro en zodoende wordt meegenomen in de hiervoor bedoelde gecoördineerde voorbereiding;

Dat op grond van artikel 9d, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 de Minister van Economische Zaken kan bepalen dat de desbetreffende, hiervoor bedoelde, besluiten, in afwijking van het voorgaande niet als een besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wro worden aangemerkt, en daarmee niet in de gecoördineerde voorbereiding worden betrokken, wanneer die besluiten de gecoördineerde voorbereiding van de benodigde besluiten zou belemmeren of ernstig zou bemoeilijken;

Dat het meecoördineren van bovengenoemde besluiten de procedure bedoeld in artikel 9b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 de uitvoering van het project ernstig bemoeilijken en tot onnodig vertraging leidt, zoals toegelicht in de brief van de initiatiefnemer van 15 augustus 2017;

Dat het, gelet op het voorgaande, wenselijk is de hiervoor bedoelde besluiten apart voor te bereiden van de overige benodigde besluiten;

Gelet op:

Artikel 9d, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

Artikel 1

Inzake het project Windpark Wieringermeer wordt het besluit tot wijziging van de vergunning op grond van artikel 19d, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998 (thans artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming) niet aangemerkt als besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2

Inzake het project Windpark Wieringermeer wordt de vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de WABO voor een meetmast, niet aangemerkt als besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking de dag na die waarop het bekend is gemaakt. Dit besluit wordt bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 2 oktober 2017

De Minister van Economische Zaken, namens deze: J.M.C. Smallenbroek, Directeur Energie en Omgeving

Tegen dit besluit staat geen bezwaar of beroep open (artikel 7.1 in samenhang met artikel 8.5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van bijlage 2 bij deze zelfde wet).

Naar boven