Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 september 2017, nr. 1152773 tot wijziging van de Regeling studiefinanciering 2000 in verband met de vaststelling van regels omtrent de aanvraag, toekenning en uitbetaling van het levenlanglerenkrediet

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 3.16e en 11.5 van de Wet studiefinanciering 2000;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING STUDIEFINANCIERING 2000

De Regeling studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘of het collegegeldkrediet’ vervangen door: , het collegegeldkrediet of het levenlanglerenkrediet.

2. In het derde lid wordt ‘eentwaalfde deel’ vervangen door: een twaalfde deel.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien de aanvrager het levenlanglerenkrediet aanvraagt en indien het bedrag dat hij per maand aanvraagt hoger ligt dan een twaalfde deel van het bedrag, genoemd in artikel 7.45, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, onderscheidenlijk artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet, voegt hij bij de aanvraag een bewijs van het door hem verschuldigde collegegeld of lesgeld voor de opleiding waarvoor hij levenlanglerenkrediet aanvraagt.

B

Na artikel 2.5 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 2A. TOEKENNING EN BETALING LEVENLANGLERENKREDIET

Artikel 2a.1. Toekenning en betaling levenlanglerenkrediet

Toekenning en betaling van het levenlanglerenkrediet vindt plaats overeenkomstig de wijze van toekenning en betaling van de reguliere studiefinanciering, bedoeld in artikel 3.1 van de wet.

Artikel 2a.2. Berekening van de hoogte van het levenlanglerenkrediet voor studenten ingeschreven voor het volgen van een opleiding waarbij het jaarlijks te betalen bedrag aan collegegeld niet vooraf is vast te stellen
  • 1. Voor een student voor wie het feitelijk voor een periode van 12 maanden te betalen bedrag aan collegegeld niet vooraf is vast te stellen, wordt onder de voorwaarden, genoemd in dit artikel, afgeweken van de maximale hoogte van het levenlanglerenkrediet per maand, genoemd in artikel 3.16d, aanhef en onder a, van de wet.

  • 2. Bij de berekening van de hoogte van het levenlanglerenkrediet dat een student per maand toegekend krijgt is het aantal studiepunten van de onderwijseenheid, bedoeld in artikel 7.32, derde lid, van de WHW, waarvoor de student het levenlanglerenkrediet aanvraagt bepalend.

  • 3. Het aantal studiepunten behorende bij de onderwijseenheid waarvoor de student het levenlanglerenkrediet aanvraagt, wordt gedeeld door vijf. Het getal dat daaruit komt wordt naar boven afgerond op een geheel getal en vormt het aantal maanden waarover het levenlanglerenkrediet voor de desbetreffende onderwijseenheid wordt uitbetaald.

  • 4. De hoogte van het bedrag dat per maand wordt uitbetaald aan een student wordt berekend door het aangevraagde bedrag aan levenlanglerenkrediet voor een onderwijseenheid te delen door het aantal maanden als berekend in het derde lid.

  • 5. Per studiejaar kan levenlanglerenkrediet worden toegekend voor een of meerdere onderwijseenheden tot in totaal ten hoogste een bedrag van vijf maal het wettelijk collegegeld als bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de WHW.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 augustus 2017 ten aanzien van opleidingen in het beroepsonderwijs en tot en met 1 september 2017 ten aanzien van opleidingen in het hoger onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

TOELICHTING

1. Algemeen

Deze regeling wijzigt de Regeling studiefinanciering 2000 (hierna: ‘RSF 2000’).

2. Inhoudelijk

Met de Wet studievoorschot hoger onderwijs is een nieuwe leenfaciliteit geïntroduceerd: het levenlanglerenkrediet.1 Hiermee wordt het voor studerenden tot 55 jaar mogelijk om vanaf studiejaar 2017/2018 een lening op te nemen voor de kosten van het lesgeld (middelbaar beroepsonderwijs) of het (instellings)collegegeld (hoger onderwijs).

De regels over de aanspraak op en de duur en hoogte van het levenlanglerenkrediet zijn neergelegd in de artikelen 3.16b tot en met 3.16d van de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: WSF 2000). In artikel 3.16e van de WSF 2000 is vastgelegd dat voor een goede uitvoering van de artikelen 3.16b tot en met 3.16d van de WSF 2000, bij ministeriële regeling regels vastgesteld worden over de aanvraag, toekenning, betaling en andere uitvoeringsaspecten. Met deze regeling wordt dit geregeld. Daarbij worden ook meer specifieke regels vastgesteld voor de toekenning en uitbetaling van het levenlanglerenkrediet aan studenten ingeschreven voor het volgen van een opleiding waarbij het jaarlijks te betalen bedrag aan collegegeld niet vooraf is vast te stellen.

3. Consultatie en toetsing van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) heeft een uitvoeringstoets uitgebracht en geconcludeerd dat de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is. De regeling is ter consultatie voorgelegd aan belanghebbenden.

4. Financiële gevolgen

De financiële gevolgen van deze regeling zijn reeds verwerkt in de Wet studievoorschot hoger onderwijs.

5. Gevolgen voor de administratieve lasten

De administratieve lasten van deze regeling zijn reeds verwerkt in de Wet studievoorschot hoger onderwijs.

6. Gevolgen voor Caribisch Nederland

De regels in deze ministeriële regeling gelden ook voor studerenden afkomstig uit Caribisch Nederland die in het Europese deel van Nederland gebruik maken van het levenlanglerenkrediet.

7. Communicatie

Deze regeling wordt gepubliceerd in de Staatscourant. De voor (aankomend) studerenden relevante regels worden door DUO op hoofdlijnen gecommuniceerd.

8. Inwerkingtreding

Inwerkingtreding is voorzien op 1 augustus 2017 ten aanzien van opleidingen in het beroepsonderwijs respectievelijk 1 september 2017 ten aanzien van opleidingen in het hoger onderwijs.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Onderdeel 1. Het levenlanglerenkrediet wordt toegevoegd aan het eerste lid, zodat zowel dit eerste lid alsook het tweede lid gelden voor de aanvraag van levenlanglerenkrediet.

Onderdeel 2. Het derde lid wordt redactioneel verbeterd.

Onderdeel 3. Het bedrag dat een studerende per maand kan lenen is gemaximeerd op een twaalfde deel van het bedrag van het collegegeld of het lesgeld dat de studerende feitelijk verschuldigd is. Wanneer de studerende meer dan vijfmaal het wettelijk collegegeld bedoeld in artikel 7.45, eerste lid van de WHW, respectievelijk vijfmaal het wettelijk vastgestelde lesgeld bedoeld in artikel 5, tweede lid van de Les- en cursusgeldwet, verschuldigd is dan geldt een maximum van vijfmaal dat wettelijk vastgestelde bedrag per jaar. Dit is geregeld in artikel 3.16d van de WSF 2000. In het nieuwe vierde lid wordt geregeld dat een studerende die per jaar een hoger bedrag aanvraagt dan het wettelijk vastgestelde bedrag aan collegegeld of lesgeld, een bewijs van het verschuldigde collegegeld respectievelijk lesgeld dient te overleggen aan DUO. De grens van vijfmaal het wettelijk vastgestelde collegegeld in de zin van artikel 7.45, eerste lid, van de WHW geldt voor alle ho-studenten.

Artikel I, onderdeel B

Artikel 2a.1

Geregeld wordt dat toekenning en betaling zullen plaatsvinden overeenkomstig de wijze van toekenning en betaling van de reguliere studiefinanciering.

Artikel 2a.2

Geconstateerd is dat nadere regels nodig zijn over de toekenning en betaling van het levenlanglerenkrediet voor een specifieke groep studenten die is ingeschreven voor het volgen van een opleiding waarbij het jaarlijks te betalen bedrag aan collegegeld niet vooraf is vast te stellen, teneinde uitvoering te kunnen geven aan artikel 3.16d van de WSF 2000. Derhalve is vooraf niet vast te stellen wat de hoogte is van een twaalfde deel van het feitelijk door de student voor een periode van twaalf maanden te betalen bedrag aan collegegeld voor het volgen van de opleiding. De nadere regels worden met dit artikel gegeven.

De hoogte van het bedrag dat een student per maand aan levenlanglerenkrediet toegekend kan krijgen, wordt berekend volgens een aantal stappen. Op het moment dat een student levenlanglerenkrediet aanvraagt voor een onderwijseenheid, kijkt DUO allereerst naar het aantal studiepunten van de desbetreffende onderwijseenheid. Het aantal studiepunten waaruit deze bestaat wordt vervolgens gedeeld door vijf. Het getal wat daaruit komt wordt afgerond naar boven en bepaalt het aantal maanden waarover het levenlanglerenkrediet voor de desbetreffende onderwijseenheid wordt uitbetaald aan de student. De hoogte van het bedrag dat de student per maand ontvangt, wordt berekend door het aangevraagde bedrag aan levenlanglerenkrediet voor die onderwijseenheid te delen door het aantal maanden waarover de student het krediet krijgt uitbetaald. De student kan ervoor kiezen om per studiejaar voor meerdere onderwijseenheden levenlanglerenkrediet aan te vragen. Per studiejaar wordt in totaal echter niet meer toegekend dan ten hoogste een bedrag van vijfmaal het wettelijk collegegeld als bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de WHW. Het volgende voorbeeld laat zien hoe dit in de praktijk werkt.

Voorbeeld. Een student heeft zich ingeschreven voor het volgen van een opleiding en volgt een onderwijseenheid van 12 studiepunten. Hij vraagt levenlanglerenkrediet aan ter hoogte van het bedrag dat hij feitelijk moet betalen aan collegegeld voor die onderwijseenheid, namelijk € 780. DUO betaalt het levenlanglerenkrediet uit in 3 maanden (12 gedeeld door 5 is afgerond 3). Per maand ontvangt de student een bedrag van € 260 (€ 780 gedeeld door 3 is € 260). De student vraagt vervolgens binnen datzelfde studiejaar opnieuw levenlanglerenkrediet aan voor een andere onderwijseenheid. DUO berekent de hoogte en het aantal maanden opnieuw volgens bovenstaande regels. Het levenlanglerenkrediet zal vervolgens worden uitbetaald zolang het maximumbedrag per studiejaar niet is bereikt.

Met deze voorziening kan een aantal maanden in het jaar de grens van per maand maximaal vijfmaal een twaalfde deel van het wettelijk collegegeld worden overschreden. Doordat artikel 3.16d van de wet dat naar de letter niet toestaat ((...) levenlanglerenkrediet bedraagt per maand niet meer dan (...)) wordt met gebruikmaking van de hardheidsclausule (artikel 11.5 van de wet) voorlopig afgeweken van de wet. Het niet kunnen toekennen van het benodigde bedrag zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard gelet op het belang dat met deze grens is beoogd te beschermen, namelijk het voorkomen dat zeer hoge collegegelden dienen te worden gefinancierd. Met deze afwijking blijft het maximum per jaar behouden, maar ontstaat binnen het jaar enige flexibiliteit. Wanneer daar gelegenheid voor is, kan dit ook in de wet worden vastgelegd.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de wijzigingsregeling.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Stb. 2015, 50.

Naar boven