TOELICHTING
Noodzaak van de regeling
We leven in een steeds complexere maatschappij. Digitalisering speelt daarbij een
belangrijke rol. Om volwaardig mee te kunnen doen in de maatschappij is het nodig
dat iedere burger een bepaald niveau van digitale vaardigheden beheerst. Zonder digitale
vaardigheden is het bijna onmogelijk om contact met de overheid en nutsbedrijven te
hebben, te studeren of informatie op te zoeken. Daarnaast wordt de complexiteit van
de gevraagde digitale handelingen groter.
Samen met taal en rekenen worden digitale vaardigheden daarom gezien als basisvaardigheden
die iedere burger minimaal op een basisniveau zou moeten beheersen (aldus OESO, Europese
Commissie) om volwaardig aan de samenleving te kunnen deelnemen (zie ook Kamerstukken
II 2016–2017, 28 760, nr. 53).
Er zijn, net als bij taal en rekenen veel burgers die digitale vaardigheden missen1:
-
– 11% van de Nederlanders heeft moeite met basaal computergebruik. Deze groep heeft
geen of weinig computerervaring en is onvoldoende in staat om zelfstandig digitale
informatie te verzamelen en verwerken;
-
– onder 55-plussers heeft meer dan 20% van de Nederlanders onvoldoende toepasbare computervaardigheden.
Juist degenen die niet digitaal vaardig genoeg zijn, hebben vaker contact met een
digitaliserende overheid. Dat komt omdat deze mensen naast een grotere kans op werkloosheid
ook vaker een slechtere gezondheid hebben. Dit leidt tot intensief contact met de
overheid of gezondheidsdiensten om bijvoorbeeld een uitkering aan te vragen. Als door
gebrek aan digitale vaardigheden dit niet lukt kunnen problemen, zoals schulden, nog
verder oplopen. Een groeiende groep Nederlanders dreigt hierdoor op achterstand te
raken.
Uit gesprekken met gemeenten en educatieaanbieders blijkt bovendien dat zij moeite
hebben om laaggeletterde inwoners die Nederlands als moedertaal hebben, te bereiken.
Aangezien deze doelgroep vaak een achterstand heeft in lezen en schrijven, maar wel
bekwaam is in spreken en luisteren, én laaggeletterdheid een taboeonderwerp is, komen
zij niet snel naar een taalles. Gemeenten en educatieaanbieders geven aan dat opleidingen
digitale vaardigheden hiervoor een oplossing kunnen bieden. Inwoners zullen naar verwachting
sneller naar deze opleidingen komen. Omdat het contact dan is gelegd, is het ook makkelijker
laaggeletterdheid bij deze inwoners te herkennen en hen door te verwijzen naar een
taalcursus.
In februari 2017 heb ik aan de Tweede Kamer gemeld dat ik het door middel van een
ministeriële regeling mogelijk wil maken dat met ingang van 1 januari 2018 ook opleidingen
digitale vaardigheden kunnen worden aangeboden via het educatiebudget (Tweede Kamer
2016-2017 28 760, nr. 67). Tot nu toe konden gemeenten alleen opleidingen taal en rekenen met dit budget aanbieden,
conform de beschreven opleidingen educatie in de Wet educatie en beroepsonderwijs
(hierna WEB; artikel 7.3.1). Met deze regeling wordt aan mijn toezegging invulling
gegeven.
Doel van de regeling
Het doel van deze regeling is dan ook om gemeenten de mogelijkheid te geven opleidingen
digitale vaardigheden aan hun inwoners aan te bieden en zo de digitale vaardigheden
van de Nederlandse bevolking te verhogen. Educatie is gericht op bevordering van de
zelfredzaamheid van volwassenen en sluit waar mogelijk aan op het ingangsniveau van
het beroepsonderwijs (artikel 1.2.1, eerste lid WEB). Met de toevoeging van de opleiding
digitale vaardigheden krijgen gemeenten meer middelen in handen om dit doel te realiseren,
waarbij tevens de moeilijk bereikbare doelgroep van laaggeletterden met Nederlands
als moedertaal wordt bereikt.
Eindtermen digitale vaardigheden
Er wordt van de bevoegdheid van de minister om een bijlage met eindtermen op te stellen
gebruik gemaakt. Hiervoor zijn een aantal redenen. Ten eerste sluiten de eindtermen
aan en bouwen verder op de basisniveaus digitale vaardigheden die reeds zijn opgesteld
als onderdeel van de eindtermen taal en rekenen2. Opleiders en gemeenten hoeven niet opnieuw het wiel uit te vinden, maar kunnen gebruik
maken van reeds bestaande curricula en materialen bij het aanbieden en ontwikkelen
van een opleiding digitale vaardigheden. Tevens bieden de eindtermen digitale vaardigheden
gemeenten handvatten voor het opstellen van een bestek of het beoordelen van een subsidieaanvraag
voor het uitvoeren van de educatie. Tot slot sluiten de eindtermen aan op het basisniveau
ICT-vaardigheden dat in het mbo via de keuzedelen en certificaten wordt aangeleerd
en gediplomeerd. Hierdoor zal eventuele doorstroom naar beroepsonderwijs soepel verlopen.
Dit is één van de doelstellingen van de educatie (zie genoemd artikel 1.2.1 van de
WEB).
Bij de ontwikkeling van de eindtermen digitale vaardigheden volwasseneneducatie 2017,
zoals verwoord in de bijlage bij deze regeling, zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
-
• De eindtermen zijn geschikt als voor opleidingen en examens digitale vaardigheden.
-
• De eindtermen digitale vaardigheden volwasseneneducatie 2017 zijn een actualisatie
van de digitale component van de eindtermen opleidingen Nederlandse taal en rekenen
volwasseneneducatie 20133.
-
• De bijlage sluit aan bij de doelgroep laagopgeleide volwassenen: digitale vaardigheden
zijn van belang voor deze groep om te kunnen participeren in de samenleving. Dat wil
zeggen: toegerust zijn om de stap naar een beroepsopleiding te maken en om zelfstandig
en met zelfvertrouwen te kunnen handelen in de steeds verder digitaliserende wereld.
In dit kader is gebruik gemaakt van de volgende bronnen:
-
○ DigComp 2.14;
-
○ Digitale vaardigheden basis (keuzedeel mbo) 5;
-
○ Competenties mediawijsheid, waarbij we gekozen hebben om de focus te leggen op het
kritisch en doelbewust selecteren en verwerken van informatie, waarbij privacy en
veiligheid ook meetellen.
De eindtermen digitale vaardigheden onderscheiden vijf domeinen, verdeeld over twee
niveaus. Hieronder volgen de titels van deze domeinen en een korte toelichting.
-
• Domein 1: Het gebruik van ICT-systemen
Het gaat in dit domein om het gebruiken van (functies van) ICT-systemen. Hieronder
vallen zowel computers, smartphones, tablets en printers als ook digitale apparatuur
zoals wasmachines, smart-tv’s en wekkers.
-
• Domein 2: Beveiliging, privacy en gezondheid
In domein 2 gaat het om het volgen van regels voor veilig en gezond werken met ICT-systemen.
De focus ligt op veiligheid, privacy, lichamelijke en geestelijke gezondheid van zichzelf
en anderen.
-
• Domein 3: Informatie zoeken
In domein 3 gaat het om informatie zoeken, vinden en selecteren.
-
• Domein 4: Informatie verwerken
In domein 4 gaat het om het omzetten van informatie in een tekst, schema, tabel of
afbeelding en om het invullen van formulieren.
-
• Domein 5: Digitaal communiceren
In dit domein is de focus contact en digitale interactie met personen of instanties,
via sociale media of online portals. Hierbij kan gedacht worden aan communicatie en
interactie door middel van presentaties, e-mailen, appen, internetbankieren, Facebookgroepen
en elektronische leeromgevingen.
Voor elk domein zijn twee niveaus beschreven:
Deze niveaus sluiten aan bij de referentieniveaus van taal en rekenen als genoemd
in de Regeling eindtermen educatie 2013.
Digitale vaardigheden
|
Basisniveau 1
|
Basisniveau 2
|
Taal
|
Niveau 1F
|
Niveau 2F
|
Rekenen
|
Niveau 1F
|
Niveau 2F
|
Per niveau zijn karakter en context als volgt bepaald:
Basisniveau 1
Cursist kan binnen de alledaagse leef-, werk- en leeromgeving herkenbare digitale
toepassingen gebruiken en de meest voorkomende handelingen verrichten.
-
• Karakter: toepassingen en handelingen komen het meest voor en zijn herkenbaar.
-
• Context: de alledaagse leef-, werk- en leeromgeving.
Basisniveau 2
Cursist kan veelvoorkomende digitale toepassingen gebruiken en handelingen verrichten,
gerelateerd aan de leef-, werk- en leeromgeving.
-
• Karakter: toepassingen en handelingen komen veel voor.
-
• Context: er is een relatie met de leef-, werk- en leeromgeving.
Om te bepalen op welk niveau een deelnemer de opleiding volgt, dient een intaketoets
te worden ontwikkeld op basis van de eindtermen per niveau.
De eindtermen zijn tamelijk abstract geformuleerd. Dit is bewust gedaan om te voorkomen
dat door de snelle opkomst en de snel wisselende populariteit van sociale media, digitale
apparaten en programma’s de eindtermen hun waarde zouden verliezen. Om de eindtermen
inzichtelijker te maken zijn voorbeelden opgenomen. De voorbeelden, in combinatie
met de algemene omschrijving van het niveau, geven een nauwkeurig en concreet beeld
van de kennis en vaardigheden die worden verwacht. Om de twee jaren zal worden nagegaan
of voorbeelden geactualiseerd dienen te worden.
Standaarden digitale vaardigheden
Naast de eindtermen wordt via het Steunpunt Basisvaardigheden een document met standaarden
gepubliceerd. Het verschil tussen standaarden en eindtermen is wat inhoud betreft
miniem: een standaard is geformuleerd als een handeling: een competentie waar aan
gewerkt wordt tijdens de opleiding. Een eindterm is het beoogde resultaat van het
werken aan deze competentie.
Net als bij de eindtermen zijn er standaarden voor Basisniveau 1 en 2. Daarnaast zijn
er standaarden geformuleerd voor een instroomniveau. Dit niveau is bedoeld als tussenstap
op weg naar Basisniveau 1 en heeft alleen een functie in een opleidingssituatie. De
standaarden zijn een actualisatie van de standaarden digitale vaardigheden, die onderdeel
zijn van de standaarden volwasseneneducatie taal en rekenen 20126.
Administratieve lasten en regeldruk
De regeling leidt niet tot extra administratieve lasten voor de jaarlijkse financiële
verantwoording van gemeenten aan het Rijk via SiSa (single information, single audit)
op grond van de Financiële-verhoudingswet en artikel 2.3.4. van de WEB.
Voor educatieaanbieders kan deze regeling tot extra lasten leiden. Zij zullen, als
gemeenten daarom vragen, opleidingen en bijbehorend toetsinstrumentarium moeten (laten)
ontwikkelen en implementeren in hun organisaties, conform de nieuwe eindtermen. Daarnaast
is er de mogelijkheid voor educatieaanbieders om diploma erkenning bij DUO aan te
vragen (artikel 1.4a.1 van de WEB). Dit vraagt voor wat betreft opleidingen digitale
vaardigheden om extra administratieve inzet.
Reactie op uitvoeringstoets
De uitvoeringstoets van Dienst uitvoering onderwijs (Duo) en de Inspectie van het
onderwijs geeft aan dat de regeling uitvoerbaar is. Er zijn geen aanbevelingen om
de regeling te wijzigen.
Advies en consultatie
Tijdens het opstellen van de regeling en de standaarden en eindtermen zijn de volgende
stakeholders en experts betrokken en geïnformeerd: CINOP, VNG, MBO-raad, aanbieders
van educatieopleidingen, Stichting Lezen en Schrijven, Steunpunt Basisvaardigheden,
Inspectie van het Onderwijs en de NRTO.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker