Regeling van de Minister van Economische Zaken van 19 september 2017, nr. WJZ/17106272, houdende wijziging van de Regeling bruin- en ringrot 2000

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 6a, eerste lid, van de Plantenziektenwet en op de artikelen 14, onderdeel b, en 17, eerste lid, van het Besluit bestrijding schadelijke organismen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling bruin- en ringrot 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel p door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • q. minister: Minister van Economische Zaken.

B

In de artikelen 4, 5 en 6 wordt ‘de directeur’ telkens vervangen door: de minister.

C

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Als vergoeding voor de kosten van het onderzoek ten behoeve van het afgeven van een verklaring als bedoeld in de artikelen 5, derde lid, en 6, tweede lid, worden de kosten in rekening gebracht als genoemd in artikel 45 van de Regeling tarieven Plantenziektenwet.

B

Bijlage 2 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 19 september 2017

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE 2 BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze wijziging van de Regeling bruin- en ringrot 2000 (hierna: de regeling) worden gebieden aangewezen of gewijzigd waar het verboden is oppervlaktewater te gebruiken bij de teelt van consumptie- en zetmeelaardappelen en andere waardplanten van de bacterie Ralstonia solanacearum, de veroorzaker van bruinrot in aardappel. Deze gebieden worden aangeduid als beregeningsverbodsgebieden.

Tevens wordt met deze regelingswijziging artikel 7 over het tarief voor het onderzoek ten behoeve van de afgifte van verklaringen zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6 van deze regeling, aangepast.

In de artikelen 4 tot en met 6 wordt een technische wijziging doorgevoerd.

2. Wijziging gebieden

In bijlage 2 van de regeling zijn kaarten opgenomen waarop de beregeningsverbodsgebieden voor onder meer consumptie- en zetmeelaardappelen zijn aangegeven. Het oppervlaktewater in de aangewezen gebieden is besmet of vermoedelijk besmet met de bacterie Ralstonia solanacearum. Deze bacterie veroorzaakt de plantenziekte bruinrot, die tot grote schade in de aardappelteelt kan leiden. Daarom is het in de aangewezen gebieden verboden dit oppervlaktewater te gebruiken bij het telen van genoemde aardappelen. Voor de teelt van pootaardappelen geldt in heel Nederland een verbod op het gebruik van oppervlaktewater.

Ter bestrijding van bruinrot heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gebieden, die op grond van artikel 2, tweede lid, van deze regeling zijn vastgesteld en andere oppervlaktewateren in Nederland op het voorkomen van de genoemde bacterie, onderzocht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek, zijn de begrenzingen van de beregeningsverbodsgebieden aangepast. In een deel van de monsters die genomen werden buiten de verbodsgebieden, werd bruinrot aangetroffen. Daarom is het noodzakelijk om een aantal bestaande gebieden uit te breiden. Het gaat daarbij om zes uitbreidingen van geringe omvang. Tevens worden drie nieuwe gebieden van geringe omvang aangewezen. Daarnaast is op verschillende locaties die binnen de huidige verbodsgebieden liggen geen bruinrot aangetroffen in monsters die in opeenvolgende jaren zijn genomen. Op basis van deze negatieve uitslagen, worden vier verbodsgebieden van geringe omvang opgeheven.

3. Tarief verklaring ‘vrij van’

De NVWA kan in bepaalde gevallen, zoals omschreven in de artikelen 5 en 6 van de regeling, een verklaring afgeven dat een partij (poot)aardappelen of de productieplaats van aardappelen vrij is bevonden van de ziekten bruinrot en ringrot. Voor een dergelijke verklaring worden partijen aardappelen bemonsterd en de genomen monsters worden onderzocht op bruin- en ringrot. Dit onderzoek wordt in beginsel uitgevoerd door de Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (de NAK). Als uit deze onderzoeken een besmetting blijkt, kan de NVWA vervolgtesten uitvoeren. Voor deze onderzoeken en tests worden kosten in rekening gebracht. Jaarlijks worden daarvoor tarieven vastgesteld. Voor de NAK zijn deze tarieven opgenomen in de Regeling tarieven Plantenziektenwet (artikel 45). Om te voorkomen dat de tarieven die in artikel 7 van de regeling zijn vastgesteld voor de NVWA, niet in overeenstemming zijn met de tarieven vermeld in artikel 45 van de Regeling tarieven Plantenziektenwet, zijn de bedragen genoemd in artikel 7 van de regeling geschrapt en is in plaats daarvan een verwijzing opgenomen naar artikel 45.

4. Bevoegde instantie

In deze regeling wordt in de artikelen 4, 5 en 6 verwezen naar ‘de directeur’, waarmee de directeur van de voormalige Plantenziektenkundige Dienst werd bedoeld. De Plantenziektenkundige Dienst werd per 1 januari 2012 onderdeel van de NVWA. De minister van Economische Zaken is nu de bevoegde instantie. ‘De directeur’ is daarom in de genoemde artikelen vervangen door ‘de minister’.

5. Regeldruk

De telers van consumptie- en zetmeelaardappelen in of in de buurt van beregeningsverbodsgebieden dienen kosten te maken om kennis te nemen van wijzigingen in regelgeving. Verder leidt de uitbreiding van bestaande gebieden van geringe omvang, het aanwijzen van nieuwe gebieden van geringe omvang en het opheffen van verbodsgebieden van geringe omvang tot effecten op de door de telers te maken kosten, los van de retributies, als gevolg van het toezicht, het verzoek om een verklaring als bedoeld in de regeling en de feitelijke bemonstering en onderzoek (inhoudelijke nalevingskosten dan wel informatieverplichtingen).

De aanpassing van artikel 7 van de regeling met de tarieven voor onderzoek bij de afgifte van een verklaring ‘vrij van’ is een aanpassing van de hoogte van het tarief. Retributies vallen als een concrete en directe verplichting om een geldbedrag over te maken aan de overheid of het bevoegd gezag niet onder de definitie van regeldruk. Dit geldt eveneens voor de tekstuele aanpassing in de artikelen 4 tot en met 6. De genoemde wijzigingen in regeldruk leiden in deze echter tot een verwaarloosbaar effect.

6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten voor regelgeving en van het uitgangspunt dat regelingen twee maanden voor inwerkingtreding worden gepubliceerd. Omdat de wijzigingen in de regelgeving van belang zijn om verdere verspreiding van bruinrot te voorkomen, is deze afwijking te verantwoorden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven