TOELICHTING
De Regeling subsidie korte scholingstrajecten vo (de regeling) biedt de grondslag
voor het verstrekken van subsidie aan (toekomstige) leraren vo om korte scholingstrajecten
te volgen. Deze scholingstrajecten leiden op tot het verwerven van de bekwaamheid
die nodig is voor het lesgeven in het voortgezet onderwijs (vo). Subsidie voor een
deel van de scholingstrajecten was tot op heden geregeld in het Besluit vaststelling
beleidskader subsidies korte opleidingstrajecten vmbo-leraren 2017, dat hierbij is
komen te vervallen.
In het Nationaal Onderwijsakkoord is afgesproken dat alle lessen in het vo vanaf het
najaar van 2017 worden gegeven door bevoegde leraren. Om de ambities uit het Nationaal
Onderwijsakkoord waar te kunnen maken, zijn voldoende goed opgeleide leraren nodig.
De werkgever draagt de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat het onderwijs wordt
gegeven door bevoegd personeel.
In de zomer van 2018 start bovendien het verplichte lerarenregister. Leraren die niet
aan de bekwaamheidseisen voldoen worden niet in het register opgenomen. Dit vergroot
de urgentie voor leraren om een nieuwe bevoegdheid te verwerven of een bestaande bevoegdheid
uit te breiden.
Om die ambitie op korte termijn extra kracht bij te zetten, streeft de staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ernaar de verschillende routes om een bevoegdheid
voor het vo te halen, zo laagdrempelig mogelijk te maken. Dit kan door het volgen
van bepaalde korte opleidingstrajecten, die ertoe leiden dat leraren kunnen voldoen
aan de benodigde bekwaamheidseisen voor onderdelen van het voortgezet onderwijs.
Het doel van deze regeling is dan ook om personen die via een kort scholingstraject
een passende bevoegdheid kunnen halen, te stimuleren een dergelijk traject te volgen.
Het gaat daarbij voornamelijk om personen die al lesgeven in het vo en daar nog niet
de juiste bevoegdheid voor hebben, maar ook om personen van buiten het vo die voornemens
zijn een bevoegdheid te halen, bijvoorbeeld via een educatieve module. De regeling
gaat daarmee specifiek het onbevoegd lesgeven in het vo tegen, maar kan ook zorgen
voor instroom van personen van buiten het onderwijs die leraar in het vo willen worden.
Daarmee draagt de regeling ook bij aan terugdringing van het lerarentekort in het
vo.
Hoewel de verantwoordelijkheid voor het tegengaan van onbevoegd lesgeven primair bij
de vo-sector zelf ligt, kiest de staatssecretaris van OCW ervoor deze ambitie te ondersteunen
door een groot deel van de scholingstrajecten te vergoeden. In 2017 en 2018 wordt
echter voorzien in volledige vergoeding. Dit vanwege het feit dat er al veel inschrijvingen
zijn op grond van het beleidskader korte opleidingstrajecten vmbo-leraren, waarin
wel het volledige bedrag voor een aantal trajecten dat nu onder deze regeling valt
werd vergoed. Vanaf 2019 wordt de grens van een vergoeding van tachtig procent gehanteerd.
Indien een school betrokken is bij de professionalisering, kan deze mogelijk een rol
spelen bij de financiering van het overige deel van het traject.
De regeling vervalt na 2019.
Scholingstrajecten in deze regeling
Pabo-gediplomeerden in het vmbo en vso (artikel 1.2, onder a)
Een aantal hogescholen biedt vanaf 2017 scholingstrajecten aan voor pabo-gediplomeerden
(en docenten van de pedagogische academie) die les willen geven in het voorbereidend
middelbaar beroepsonderwijs (vmbo). In het vmbo is behoefte aan leraren die meerdere
vakken kunnen geven en die goed aansluiten op de doelgroep. Daarom is een scholingstraject
ontwikkeld dat opleidt tot groepsdocent in de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen
(bb/kb) van het vmbo. Het scholingstraject is wat betreft studieduur gelijk aan maximaal
dertig studiepunten. De opleiding kan bij voldoende relevante kennis en werkervaring
ook vrijstelling(en) verlenen.
De subsidie is ook gericht op pabo-gediplomeerden (en gediplomeerden van de pedagogische
academie) die willen werken of reeds werkzaam zijn in het voortgezet speciaal onderwijs
(vso) bb/kb in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs. Of de vso-school zelf examineert
of niet, is voor het verstrekken van de subsidie niet van belang.
Conversietabel en beleidsregel (artikel 1.2, onder b en c)
Vakvernieuwing en de opkomst van nieuwe vakken kunnen ertoe leiden dat oude getuigschriften
van lerarenopleidingen niet meer aan de huidige bekwaamheidseisen voldoen. In sommige
gevallen is dan extra scholing nodig. De Regeling conversietabel getuigschriften en
vakken VO (de conversietabel) en de Beleidsregel ontheffing bekwaamheidseisen en bekwaamheidserkenning
vo (de beleidsregel) stellen vast aan welke criteria voldaan moet worden om een bevoegdheid
(of een ontheffing van de bekwaamheidseisen voor die bevoegdheid) te verkrijgen. De
korte scholingstrajecten die in de conversietabel en beleidsregel als voorwaarde staan
genoemd, komen voor subsidie in aanmerking op grond van deze regeling.
Educatieve module (artikel 1.2, onder d)
Voor personen die via een kort scholingstraject een lesbevoegdheid willen halen en
al in het bezit zijn van een universitair bachelorgetuigschrift is er de educatieve
module. Enkele onderwijsinstellingen experimenteren op grond van artikel 27 van het
Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs met deze vorm. Deelnemende instellingen
kunnen, anders dan in het kader van een bacheloropleiding, één of meer modules wetenschappelijk
onderwijs met een studielast van tenminste dertig studiepunten aanbieden op de opleidingsterreinen
waarvoor deze instelling educatieve minoren kan verzorgen op grond van de Regeling
verwantschapstabel educatieve minor. Er moet dan ook voldoende verwantschap zijn tussen
de bacheloropleiding en het vo-vak waarvoor in verband met de educatieve module wordt
ingeschreven. Na afronding van het traject behaalt men een beperkte tweedegraads bevoegdheid
gericht op het lesgeven in de onderbouw van het vmbo-t, de havo en het vwo. Om deel
te nemen aan de educatieve module schrijft de student zich opnieuw in bij de opleiding
waar hij een graad heeft behaald. Dat kan ook als diegene al langer geleden die bacheloropleiding
(of een voorganger daarvan) heeft afgerond en eventueel al in het bezit is van een
mastergetuigschrift. De student betaalt het wettelijk collegegeld voor de duur van
het traject.
Wijzigingen Regeling subsidie zij-instroom 2017
Met de inwerkingtreding van de regeling wordt ook de Regeling subsidie zij-instroom
2017 gewijzigd. De wijziging was noodzakelijk om het mogelijk te maken het subsidieplafond
van de regeling over te hevelen naar het subsidieplafond van de Regeling subsidie
zij-instroom 2017, indien er sprake is van onderuitputting. Deze mogelijkheid is nader
uitgelegd in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.3. Van deze gelegenheid
is gebruikgemaakt om tegelijkertijd een gewenste verruiming mogelijk te maken van
de mogelijkheden voor zij-instromers om subsidie aan te vragen. Daarmee wordt het
bijvoorbeeld mogelijk om een overstap te maken van het vo naar het po, zoals reeds
aangekondigd in een brief aan de Tweede Kamer. 1 Daarnaast maken we het mogelijk om ook binnen de vo-sector een andere bevoegdheid
te halen.
Binnen het onderwijs zijn personen werkzaam die veel ervaring hebben en door hun werkgever
bekwaam worden geacht voor het lesgeven in een bepaalde sector of een bepaald vak,
zonder dat zij op dat moment over de juiste bevoegdheid beschikken. Deze personen
willen we graag ondersteunen om de juiste bevoegdheid te halen. Een logische route
hiervoor is het traject zij-instroom in het beroep. Dat traject wordt op maat gemaakt
en afgestemd op eerdere opleidings- en werkervaring. De betreffende lerarenopleiding,
de school en de zij-instromer sluiten een tripartiete scholingsovereenkomst en de
zij-instromer staat vanaf het begin van de opleiding zelfstandig voor de klas.
Op grond van de oude regeling mocht een zij-instromer niet al beschikken over een
bevoegdheid in het vo of middelbaar beroepsonderwijs (mbo) om voor subsidie in aanmerking
te komen. Dit criterium is versoepeld. Het is nu mogelijk om ook zij-instroomsubsidie
aan te vragen indien een zij-instromer wel al over een bevoegdheid beschikt, ongeacht
of het een bevoegdheid voor het po, vo of mbo betreft. Deze bepaling past bovendien
goed bij het Besluit zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs, waarin
het reeds hebben van een bevoegdheid niet als een beperking wordt gezien. Het past
ook bij de steeds ruimere betekenis die zij-instroom in het beroep in het veld krijgt:
niet alleen van buiten het onderwijs een onderwijssector in, maar ook binnen het onderwijs
naar een andere sector of ander vak.
De bepaling dat de subsidie zij-instroom pas aangevraagd kan worden op het moment
dat met het traject is gestart, dus na het succesvol doorlopen van het geschiktheidsonderzoek,
blijft van kracht. Daarmee ligt de verantwoordelijkheid bij de lerarenopleiding om
te bepalen wie deel kan nemen aan zij-instroom in het beroep.
Daarnaast komen personen die de afgelopen twee jaar ingeschreven hebben gestaan bij
een lerarenopleiding en daarbij hun diploma hebben behaald vanaf heden in aanmerking
voor de zij-instroomsubsidie. Zo kunnen leraren die bij nader inzien liever in een
andere sector werken of een bevoegdheid voor een ander vak willen halen, snel een
overstap maken. De regeling maakt de mogelijkheden om een zij-instroomsubsidie aan
te vragen flexibeler, waardoor meer personen zich binnen het onderwijs kunnen blijven
ontwikkelen.
Caribisch Nederland
Leraren of toekomstige leraren in Caribisch Nederland kunnen via deze regeling ook
in aanmerking komen voor bekostiging van een van de onder artikel 1.2 genoemde korte
scholingstrajecten.
Administratieve lasten
De administratieve lasten bij het aanvragen van een subsidie op grond van hoofdstuk
2 van deze regeling bestaan uit het invullen van het aanvraagformulier en het verzamelen
van de benodigde stukken voor de aanvraag, waaronder een factuur van de betrokken
onderwijsinstelling. Na afronding van het scholingstraject dient de aanvrager (een
kopie van) het behaalde certificaat in. Naar schatting is voor een individuele aanvraag
als bedoeld in hoofdstuk 2 een tijdsinvestering van in totaal twee uur nodig.
Uitgaande van € 45 per uur bedragen de administratieve lasten per subsidieaanvraag
€ 90. Omdat niet op voorhand aan te geven is hoeveel aanvragen er gedaan zullen worden
is niet te kwantificeren wat de totale administratieve lasten voor alle scholen zijn.
De verwachting is echter dat er ongeveer 800 aanvragen per jaar zullen worden ingediend,
hetgeen betekent dat de totale administratieve lasten maximaal € 72.000 zullen bedragen.
Vaste verandermomenten en inwerkingtreding
De regeling treedt in werking op 1 september 2017. Daarmee wordt afgeweken van de
afspraak dat een regeling ten minste twee maanden voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding
wordt gepubliceerd. Leraren en scholen hebben er veel baat bij dat de subsidie tijdig
mogelijk wordt gemaakt. Een deel van de korte scholingstrajecten werd al gesubsidieerd
op grond van het Besluit vaststelling beleidskader subsidies korte opleidingstrajecten
vmbo-leraren 2017. Nieuwe aanvragen voor één van de scholingstrajecten die eerst onder
dit besluit vielen, worden nu op grond van de regeling in behandeling genomen. Er
is met het onderwijsveld gecommuniceerd over de inwerkingtreding van de regeling.
Artikelsgewijs
Artikel 1.1
In dit artikel staan de begripsbepalingen. De meeste begripsbepalingen sluiten aan
op begrippen uit de onderwijssectorwetten. Voor de definitie van het begrip ‘bekwaamheidseisen
vo’ is verwezen naar hoofdstuk 2 van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel.
Tot voor kort waren daarin twee bekwaamheidsgebieden opgenomen: één voor vo/bve en
één voor het voorbereidend hoger onderwijs. Per 1 augustus 2017 zijn de bekwaamheidsgebieden
als zodanig echter opgeheven. In de regeling is nu aangesloten bij de bekwaamheidseisen
voor leraren in het vo, als bedoeld in artikel 2.1, onder b. Het gaat daarbij om leraren
in het praktijkonderwijs, voorbereidend beroepsonderwijs, middelbaar algemeen voortgezet
onderwijs, de eerste drie leerjaren van het hoger algemeen voortgezet onderwijs en
van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.
Artikel 1.2
Voor de toelichting op dit artikel wordt naar de algemene toelichting verwezen.
Artikel 1.3
De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (de Kaderregeling) is van toepassing op
subsidies die op grond van de regeling worden verstrekt. De Kaderregeling kan worden
gezien als algemene subsidieregeling, terwijl in de regeling bijzondere regels staan
die specifiek voor de subsidie voor korte scholingstrajecten gelden.
Volledigheidshalve zij hier vermeld dat in hoofdstuk 5 van de Kaderregeling de subsidieverplichtingen
zijn neergelegd, waaraan subsidieontvangers moeten voldoen.
Artikel 1.4
Het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2017 bedraagt € .... Voor de kalenderjaren
2018 en 2019 wordt het subsidieplafond tijdig bekendgemaakt door middel van een wijziging
van dit artikel.
Op grond van artikel 2.2, onder a, van de Kaderregeling, wordt het beschikbare bedrag
jaarlijks verdeeld onder de aanvragers op volgorde van binnenkomst. Hierbij is artikel
2.3, eerste lid, van toepassing. Dat betekent dat de aanvrager twee weken de gelegenheid
krijgt zijn aanvraag aan te vullen, wanneer wordt geconstateerd dat deze onvolledig
is. De datum waarop de volledig aangevulde aanvraag is ontvangen geldt in dat geval
als de datum van ontvangst. In het geval er meerdere aanvragen op hetzelfde tijdstip
zijn ontvangen wanneer het subsidieplafond wordt bereikt, wordt de onderlinge rangschikking
van deze aanvragen door middel van loting vastgesteld.
In het geval dat het jaarlijks voor deze regeling beschikbare bedrag niet geheel wordt
uitgeput, kan de minister besluiten om het resterende bedrag toe te voegen aan het
subsidieplafond van de Regeling subsidie zij-instroom 2017. Die regeling wordt in
artikel 4.3 eveneens gewijzigd voor dit doel. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)
maakt in de periode van 16 oktober tot en met 31 december op welk deel van het subsidieplafond
is uitgeput. Indien er sprake is van een resterend bedrag, kan de minister dit in
de Staatscourant bekendmaken.
Artikel 1.5
Het is mogelijk dat deelnemers van een kort scholingstraject daarvoor al een tegemoetkoming
ontvangen op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Om
te voorkomen dat deelnemers zowel een wettelijke tegemoetkoming als een subsidie op
grond van de deze regeling kunnen ontvangen, is in dit artikel een anti-samenloopbepaling
opgenomen.
Artikel 2.1
De subsidie die beschikbaar is op grond van deze regeling bedraagt maximaal € 6.000
en is bestemd als tegemoetkoming in de kosten voor een kort scholingstraject. Onder
deze kosten worden enkel de kosten van de opleiding verstaan. Dat betekent dat reis-
en verblijfkosten, of andere kosten die mogelijk voortvloeien uit het opleidingstraject,
niet op grond van deze regeling kunnen worden gefinancierd.
Het bedrag dat de subsidieontvanger aan de onderwijsinstelling verschuldigd is, dient
uit de factuur te blijken. In 2017 en 2018 is de subsidie gelijk aan de kosten die
op de factuur van het korte scholingstraject staan vermeld, met een maximum van € 6.000.
In 2019 betreft de subsidie nog maximaal tachtig procent van de kosten op de factuur
met een maximum van € 6.000.
Indien op de factuur al een einddatum van het korte scholingstraject staat vermeld,
kan DUO deze einddatum beschouwen als melding in de zin van artikel 2.3, eerste lid,
voor zover aan het korte scholingstraject althans geen exameneisen worden gesteld.
Indien op de factuur geen data staan vermeld, dient de subsidieaanvrager te vermelden
wanneer de laatste scholingsactiviteit plaatsvindt. Waar mogelijk onderbouwt de subsidieaanvrager
deze vermelding, bijvoorbeeld door naar de betreffende webpagina van de onderwijsinstelling
te verwijzen.
Artikel 2.2
Subsidie op grond van deze regeling wordt verleend op basis van het aanvraagformulier
en de factuur van het betreffende scholingstraject. De student is voor de facturering
van het scholingstraject afhankelijk van de instelling die het scholingstraject verzorgt.
Om te voorkomen dat iemand geen subsidie meer zou kunnen aanvragen wanneer hij de
factuur te laat zou ontvangen, worden wordt afgeweken van het bepaalde in de artikelen
3.2, tweede lid, en 4.3, eerste lid, van de Kaderregeling. Op grond van artikel 2.2
mag een aanvraag voor subsidie worden ingediend wanneer het scholingstraject al is
aangevangen, tot acht weken na het moment waarop de eerste scholingsactiviteit plaatsvond.
Conform artikel 4.1. van de Kaderregeling besluit DUO binnen dertien weken na ontvangst
van de aanvraag.
Artikel 2.3
In dit artikel is als subsidieverplichting opgenomen dat de subsidieontvanger een
certificaat aan de minister overlegt. Wat een certificaat precies omvat, hangt van
het korte scholingstraject af. In een aantal gevallen gaat het om een getuigschrift
als bedoeld in artikel 33 van de Wet op het voortgezet onderwijs. In artikel 1.2,
eerste lid, zijn de korte scholingstrajecten genoemd die tot een getuigschrift moeten
leiden. In andere gevallen heeft het certificaat geen wettelijk karakter en gaat het
om een document waaruit bijvoorbeeld blijkt dat het betreffende examen met goed gevolg
is afgelegd of dat eenvoudigweg aan het korte scholingstraject is deelgenomen. Met
het certificaat kan de subsidieontvanger aantonen dat hij het korte scholingstraject
met goed gevolg heeft afgerond.
Indien de subsidieontvanger na zes maanden nog geen certificaat bij DUO heeft ingediend,
stuurt DUO eerst een automatische herinnering. In geval de subsidieontvanger nalaat
een certificaat in te dienen, heeft dit gevolgen voor de vaststelling van de subsidie.
In geval niet aan de subsidieverplichtingen wordt voldaan, stelt de minister de subsidie
lager vast. Het ten onrechte betaalde bedrag kan dan worden teruggevorderd.
Indien de subsidieontvanger het scholingstraject onverhoopt niet kan afronden binnen
de aanvankelijk opgegeven periode, meldt hij dit aan DUO. In dat geval kan de minister
beslissen dat de datum van de laatste scholingsactiviteit wordt verschoven, zodat
de subsidieontvanger langer de tijd krijgt om het certificaat te overleggen. De minister
kan ook besluiten de laatste scholingsactiviteit niet opnieuw vast te stellen. Dit
zal het geval zijn, indien uit de melding niet blijkt dat de subsidieontvanger redelijkerwijs
meer tijd nodig heeft om het scholingstraject af te ronden of indien de melding zou
leiden tot een onredelijk lange verlenging van de duur van het scholingstraject. De
subsidieontvanger kan een dergelijke melding ten slotte niet vaker dan één keer maken.
Volledigheidshalve zij hier nog opgemerkt dat de bijzondere meldplicht een aanvulling
op de algemene meldplicht (artikel 5.7 van de Kaderregeling) is.
Artikel 2.4
In dit artikel is de vaststelling geregeld. In beginsel worden de regels van de Kaderregeling
gevolgd, zij het dat hier in afwijking van artikel 7.4, tweede lid, ervoor is gekozen
om de ambtshalve vaststellingsbeschikking af te laten hangen van de laatste scholingsactiviteit
(zie artikel 2.3, eerste lid).
Indien een subsidieaanvraag in de periode tussen 15 oktober tot en met 31 december
van de kalenderjaren 2017 of 2018 wordt ingediend, neemt DUO de aanvraag binnen dertien
weken, maar niet eerder dan in het daaropvolgende kalenderjaar. De reden hiervoor
is dat DUO deze periode gebruikt om het subsidieplafond van het betreffende kalenderjaar
te ijken en te berekenen of er al dan niet sprake is van uitputting.
De betaling van het subsidiebedrag geschiedt op grond van artikel 6.1, vijfde lid,
van de Kaderregeling overigens op basis van een voorschot van honderd procent. De
subsidie wordt immers ambtshalve vastgesteld als bedoeld in artikel 1.5, onder a,
onder 2°, van de Kaderregeling.
Artikel 3.1
De hardheidsclausule is opgenomen om de minister de mogelijkheid te geven om in individuele
gevallen van de regeling af te wijken. Om voor toepassing van de hardheidsclausule
in aanmerking te komen, moet de toepassing van de regeling in de eerste plaats tot
een onbillijkheid van overwegende aard leiden. In de tweede plaats moet de toepassing
van de hardheidsclausule het doel van de regeling dienen.
Toepassing van de hardheidsclausule betreft een discretionaire bevoegdheid, waar zeer
terughoudend gebruik van wordt gemaakt. De verzoeker zal in ieder geval moeten aantonen
dat er sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden.
Artikel 3.2
Het Besluit vaststelling beleidskader subsidies korte opleidingstrajecten vmbo-leraren
2017, dat per 21 januari 2017 van kracht was, komt te vervallen, omdat de te subsidiëren
korte opleidingstrajecten onder de reikwijdte van de regeling vallen. Met inachtneming
van het rechtszekerheidsbeginsel blijven de vervallen voorschriften van toepassing
op subsidies waarvan de aanvraag vóór inwerkingtreding van de regeling is toegekend.
Artikel 3.3
In dit artikel wordt de Regeling subsidie zij-instroom 2017 gewijzigd. Voor wat betreft
de verruiming van de mogelijkheden voor leraren om subsidie te verkrijgen voor een
zij-instroomtraject, wordt naar de algemene toelichting verwezen. Voor wat betreft
de overheveling van het subsidieplafond van de regeling naar de Regeling subsidie
zij-instroom 2017, wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 1.4.
Ten slotte is van de gelegenheid gebruikgemaakt om enkele redactionele gebreken te
herstellen.
Artikel 3.4
De regeling treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 september
2017. Hier is voor gekozen vanwege de verwachtingen in het werkveld omtrent deze regeling.
De scholingstrajecten die subsidiabel zijn op grond van deze regeling starten vanaf
1 september 2017. De betrokken partijen zijn hiervan op de hoogte.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker