Besluit van de raad van bestuur van de kansspelautoriteit van 22 augustus 2017, kenmerk 01.014.103, inzake wijziging van de voorschriften verbonden aan de vergunning tot het organiseren van de staatsloterij

De raad van bestuur van de kansspelautoriteit (hierna: de Kansspelautoriteit);

Gezien de wens de voorschriften verbonden aan de vergunning voor de staatsloterij te moderniseren, te vereenvoudigen, en in lijn te brengen met de vergunningen voor de lotto en de niet-incidentele loterijen;

Gelet op artikel 10, eerste en derde lid, van de Wet op de kansspelen (hierna: de wet);

Besluit:

ARTIKEL I

A

Artikel 1 van de Beschikking staatsloterij wordt geschrapt.

B

Artikel 2 van de Beschikking staatsloterij wordt vervangen door het volgende nieuwe artikel:

Artikel 2

De vergunning tot het organiseren van de staatsloterij als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet op de kansspelen (hierna: de wet) is voor onbepaalde tijd verleend aan Staatsloterij B.V., een besloten vennootschap naar Nederlands recht gevestigd te Den Haag met KvK-nummer 27139788 (hierna: de vergunninghouder).

ARTIKEL II

De artikelen 3 tot en met 22 van de Beschikking staatsloterij worden vervangen door het volgende nieuwe artikel:

Artikel 3

Aan de vergunning worden onderstaande voorschriften verbonden. De vergunninghouder is verantwoordelijk voor de naleving ervan, zowel door hemzelf als door degenen die hij bij het organiseren van de staatsloterij inschakelt, hetzij direct, hetzij indirect.

A. Vergunde kansspelen

  • A.1 De vergunninghouder organiseert onder deze vergunning uitsluitend staatsloterijen in de zin van artikel 8, tweede lid, van de wet, waarbij hij:

    • a. per kalenderjaar ten hoogste 69 loterijen houdt;

    • b. geen hogere inzet hanteert dan 30 euro per geheel lot.

  • A.2 De vergunninghouder mag deelloten uitgeven, die aanspraak geven op een evenredig deel van de prijs die op een heel lot is gevallen.

  • A.3 De vergunninghouder mag de vergunde kansspelen uitsluitend aanbieden:

    • a. via fysieke verkoop;

    • b. langs elektronische weg (zoals internet of apps).

    De vergunninghouder mag de loten van de vergunde kansspelen aanbieden zowel via losse verkoop als via abonnementen.

  • A.4 De vergunninghouder waarborgt de veiligheid en betrouwbaarheid van de staatsloterijen. De vergunninghouder maakt het trekkingsproces inzichtelijk, en stelt daartoe een trekkingsprocedure op.

  • A.5 De vergunninghouder verricht alle trekkingen van staatsloterijen in het openbaar in Nederland en in aanwezigheid van een notaris die het verloop van de trekkingen bij proces-verbaal constateert. Als de notaris enige onregelmatigheid constateert en een trekking ongeldig verklaart, organiseert de vergunninghouder onverwijld een vervangende trekking.

B. Afdracht

  • B.1 De vergunninghouder draagt, gerekend over een kalenderjaar, de volledige opbrengst van de staatsloterij – na aftrek van prijzen en kosten – af, met een minimum van 15% van de nominale waarde van alle verkochte loten (hierna: afdracht).

  • B.2 De vergunninghouder keert de afdracht uiterlijk drie maanden na afloop van elk kalenderjaar uit.

  • B.3 De vergunninghouder maakt uitsluitend noodzakelijke kosten, dat wil zeggen de kosten die rechtstreeks verband houden met het organiseren van de vergunde kansspelen en die gerekend kunnen worden tot de normale bedrijfskosten. De vergunninghouder beperkt deze kosten door de vergunde kansspelen op doelmatige en doeltreffende wijze te exploiteren.

C. Bescherming van kwetsbare groepen

  • C.1 De vergunninghouder laat personen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt (hierna: minderjarigen) niet toe als deelnemer. Als een minderjarige een prijs wint, keert de vergunninghouder deze prijs niet uit. De vergunninghouder beschikt over een procedure om te waarborgen dat deze verbodsbepalingen worden nageleefd.

  • C.2 De vergunninghouder waarborgt dat de aard en de organisatie van de vergunde kansspelen niet aanzetten tot onmatige deelname of kansspelverslaving.

  • C.3 De vergunninghouder verleent geen krediet aan spelers, en treedt niet op als bemiddelaar bij kredietverlening aan spelers.

D. Bescherming van consumenten

  • D.1 De vergunninghouder informeert de consument op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze over de rechten en plichten die samenhangen met deelname aan de vergunde kansspelen, en stelt daartoe een deelnemersreglement op. Dit omvat in ieder geval de eventuele algemene voorwaarden in de zin van artikel 6:231, onder a, van het Burgerlijk Wetboek.

  • D.2 De vergunninghouder maakt de volgende documenten via zijn website openbaar op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze, en stelt deze desgevraagd ter beschikking van de consument:

    • a. deze vergunning;

    • b. zijn deelnemersreglement;

    • c. zijn trekkingsprocedure;

    • d. zijn meest recente jaarverslag.

  • D.3 De vergunninghouder maakt de prijzen en het prijzenschema op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze, en in ieder geval via zijn website, bekend vóór de verkoop van de loten begint. Hij geeft hierbij aan of de winnaar zelf nog kansspelbelasting moet betalen.

    Als het prijzenschema prijzen bevat die niet gegarandeerd vallen, is de vergunninghouder verplicht duidelijk aan te geven:

    • a. welke prijzen niet gegarandeerd vallen;

    • b. wat er gebeurt met niet-gegarandeerde prijzen als deze niet vallen.

    Als het prijzenschema niet-gegarandeerde prijzen bevat en er bij de trekking gebruik gemaakt wordt van andere loten dan de geplaatste, is de vergunninghouder verplicht duidelijk aan te geven:

    • a. dat er bij de trekking gebruik gemaakt wordt van niet-geplaatste loten;

    • b. wat de verhouding is tussen de geplaatste loten enerzijds en het universum van geplaatste en niet-geplaatste loten anderzijds.

  • D.4 De vergunninghouder maakt plaats en tijd van de trekking(en), en het tijdstip en wijze waarop de uitslag bekend gemaakt wordt, op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze bekend vóór de verkoop van de loten begint.

  • D.5 De vergunninghouder maakt de uitslag van de trekking(en) onverwijld op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze bekend.

  • D.6 De vergunninghouder waarborgt een onverwijlde uitbetaling van prijzen en eventuele inhouding van kansspelbelasting. De termijn waarbinnen de winnaars hun prijs kunnen opeisen bedraagt ten minste een jaar na de bekendmaking van de uitslag van de trekking.

  • D.7 De vergunninghouder vermeldt op alle loten en publicaties op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze, voor zover praktisch mogelijk:

    • a. dat de Kansspelautoriteit de vergunning heeft verleend, onder aanhaling van dagtekening en kenmerk van het besluit;

    • b. zijn naam en het (e-mail)adres, website en/of telefoonnummer waarop inlichtingen verkrijgbaar zijn;

    • c. het prijzenschema;

    • d. de nominale waarde van het lot of deellot;

    • e. plaats en tijdstip van de trekking(en).

E. Betrouwbaarheid en integriteit

  • E.1 De vergunninghouder waarborgt dat zijn betrouwbaarheid, die van de personen die zijn beleid bepalen of mede bepalen, en die van zijn uiteindelijke belanghebbende(n) buiten twijfel staan. Hij heeft een beleid om de betrouwbaarheid te waarborgen van de leidinggevenden, van personen op sleutelposities, en van personen die met spelers in aanraking komen.

  • E.2 De vergunninghouder waarborgt dat zijn formele of feitelijke zeggenschapsstructuur en het uitbesteden van bedrijfsactiviteiten geen belemmering vormen voor:

    • a. het naleven van de toepasselijke wet- en regelgeving en de vergunningsvoorschriften;

    • b. het doelmatig en doeltreffend uitoefenen van toezicht hierop.

  • E.3 De vergunninghouder heeft een integriteitsbeleid dat gericht is op het onderkennen en voorkomen van fraude met, en misbruik van, de vergunde kansspelen, en moet in ieder geval beschikken over:

    • a. een actuele en systematische inventarisatie, analyse en evaluatie van de integriteitsrisico’s;

    • b. een actuele en systematische registratie en analyse van gegevens die van belang zijn voor het onderkennen van integriteitsinbreuken en passende procedures voor de behandeling en afwikkeling van mogelijke integriteitsinbreuken.

  • E.4 De vergunninghouder laat niet toe als deelnemer, hetzij rechtstreeks hetzij via tussenpersonen:

    • a. personen die zijn beleid bepalen of mede bepalen;

    • b. zijn uiteindelijke belanghebbende(n);

    • c. zijn leidinggevenden en personen op sleutelposities;

    • d. personen die betrokken zijn bij de trekkingen, waaronder de bij de trekking aanwezige notaris en de personen betrokken bij de voorafgaande goedkeuring en jaarlijkse controle door de onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling.

F. Controle, rapportage en toezicht

  • F.1 De vergunninghouder waarborgt via zijn organisatorische en administratieve procedures en maatregelen dat:

    • a. de toepasselijke wet- en regelgeving en de vergunningsvoorschriften nageleefd worden;

    • b. doelmatig en doeltreffend uitoefenen van toezicht hierop mogelijk is;

    • c. belangenverstrengeling en incidenten tegengegaan worden.

    De vergunninghouder heeft voor dat doel:

    • a. één interne en ter zake kundige functionaris die binnen zijn organisatie verantwoordelijk en beschikbaar is voor de uitvoering van het interne toezicht (hierna: compliance officer);

    • b. een afzonderlijke, overzichtelijke en doelmatige administratie van de afzonderlijke vergunde kansspelen.

  • F.2 De vergunninghouder waarborgt de kwaliteit van de vergunde kansspelen, met name met het oog op het voorkomen van alle situaties die het vertrouwen van de consument in de vergunde kansspelen kunnen schaden (hierna: incidenten). De vergunninghouder is in ieder geval verplicht:

    • a. te beschikken over procedures en maatregelen met betrekking tot de omgang met, en de vaststelling van, incidenten;

    • b. de Kansspelautoriteit onverwijld, maar in ieder geval binnen 72 uur, te informeren als zich een incident voordoet;

    • c. naar aanleiding van een incident maatregelen te nemen die zijn gericht op het beëindigen van het incident, het beperken van de schade en het voorkomen van herhaling, en de Kansspelautoriteit hierover onverwijld te informeren.

  • F.3 De vergunninghouder heeft een beleid dat gericht is op het onderkennen en voorkomen van IT-risico’s met betrekking tot het organiseren van de vergunde kansspelen. De vergunninghouder heeft voor dat doel:

    • a. een actuele en systematische inventarisatie, analyse en evaluatie van de IT-risico’s;

    • b. een actuele en systematische registratie en analyse van gegevens die van belang zijn voor het onderkennen van inbreuken met betrekking tot IT en passende procedures voor de behandeling en afwikkeling van mogelijke inbreuken.

    De vergunninghouder onderwerpt zijn IT-processen, waaronder de processen met betrekking tot het prijzenschema, de deelname- en deelnemersadministratie, het spelresultaat, en de uitbetaling aan de winnaars, aan een jaarlijkse controle door een onafhankelijke externe IT-auditor.

  • F.4 De vergunninghouder heeft een beleid dat gericht is op het onderkennen en voorkomen van de risico’s met betrekking tot de mechanische, elektrische en elektronische processen die gebruikt worden bij de deelneming, prijsbepaling en vaststelling van de winnaars. De vergunninghouder onderwerpt de mechanische, elektrische en elektronische processen aan een voorafgaande goedkeuring en jaarlijkse controle door een door de Minister krachtens artikel 5, derde lid, van het Kansspelenbesluit aangewezen onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling.

  • F.5 De vergunninghouder zendt binnen een maand na afloop van elk kwartaal een verslag aan de Kansspelautoriteit met betrekking tot het financiële verloop en andere door de Kansspelautoriteit noodzakelijk geachte gegevens.

    De vergunninghouder zendt binnen vier maanden na afloop van elk kalenderjaar aan de Kansspelautoriteit:

    • a. een jaarrekening en een jaarverslag op die voldoen aan de eisen gesteld in Boek 2, Titel 9, van het Burgerlijk Wetboek;

    • b. een onderzoeksverslag omtrent de naleving van de vergunningsvoorschriften en een verklaring zoals bedoeld in artikel 393, vierde en vijfde lid, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, omtrent de getrouwheid van de jaarrekening en het jaarverslag, opgesteld door een accountant die op basis van artikel 36 van de Wet op het accountantsberoep is ingeschreven in het accountantsregister;

    • c. de jaarlijkse rapportage van de onafhankelijke externe IT-auditor;

    • d. de jaarlijkse rapportage van de onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling.

    De vergunninghouder zorgt dat bovengenoemd kwartaalverslag, jaarrekening, jaarverslag, en onderzoeksverslag voldoen aan de voorschriften in bijlage A.

  • F.6 De vergunninghouder informeert de Kansspelautoriteit onverwijld over wijzigingen van:

    • a. de trekkingsprocedure, inclusief de voorafgaande goedkeuring door de onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling;

    • b. het deelnemersreglement;

    • c. personen die zijn beleid bepalen of mede bepalen, inclusief volledig ingevulde persoonlijke verklaring(en);

    • d. zijn uiteindelijke belanghebbende(n), inclusief volledig ingevulde persoonlijke verklaring(en);

    • e. de binnen zijn organisatie werkzame compliance officer.

G. Overig

  • G.1 De vergunninghouder heeft een beleid dat gericht is op risicobeheersing, en beschikt daartoe over een risicobeheerssystematiek die de procedures bevat voor:

    • a. de periodieke en systematische identificatie van risico’s, waaronder procesrisico’s en technische risico’s, die zich kunnen voordoen bij de deelneming, prijsbepaling en vaststelling van de winnaars;

    • b. de beheersing van de geïdentificeerde risico’s;

    • c. de periodieke en systematische evaluatie van de effectiviteit van de risicobeheerssystematiek en, naar aanleiding daarvan, de actualisatie van de risicobeheerssystematiek.

    De vergunninghouder onderwerpt zijn risicobeheerssystematiek aan een jaarlijkse audit door een ter zake deskundig onafhankelijke persoon, overeenkomstig geschikte en geharmoniseerde normen. De vergunninghouder zendt de rapportage van deze jaarlijkse audit binnen vier maanden na afloop van elk kalenderjaar aan de Kansspelautoriteit.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 22 augustus 2017.

De raad van bestuur van de kansspelautoriteit, de directeur, namens deze, R.E. Heijungs Hoofd afdeling Toezicht & Consument

Bezwaar

U kunt tegen deze beslissing bezwaar maken door een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen binnen zes weken na de bekendmaking van deze beslissing. U kunt uw bezwaarschrift sturen naar het volgende adres:

Kansspelautoriteit

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 298

2501 CG Den Haag

U kunt uw bezwaarschrift ook door uw gemachtigde laten indienen. Als de gemachtigde geen advocaat is, moet u een machtiging bijvoegen bij uw bezwaarschrift.

Zorg ervoor dat uw bezwaarschrift in elk geval het volgende bevat:

  • Uw naam en adres;

  • De datum waarop u het bezwaarschrift schrijft;

  • Een kopie van de beslissing;

  • De gronden van uw bezwaar;

  • Uw handtekening of de handtekening van uw gemachtigde

Voor meer informatie kunt u op rijksoverheid.nl de brochure ‘Bezwaar en beroep tegen een beslissing van de overheid’ downloaden.

TOELICHTING

ARTIKEL I

De vergunning tot het organiseren van staatsloterijen is sinds de invoering van het vergunningsstelsel in 1996 altijd in handen geweest van Staatsloterij B.V., de rechtsopvolger van de Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij (SENS) aan wie de vergunning in 1996 voor onbepaalde tijd werd verleend. Daarvoor was het een overheidsdienst en de overheid (dat wil zeggen de Minister van Financiën als beleidsverantwoordelijke voor de overheidsdeelnemingen) is, via de holdingmaatschappij Nederlandse Loterij B.V., nog steeds de enige uiteindelijk belanghebbende (ultimate beneficial owner) van de Staatsloterij B.V.

De omzetting van SENS naar Staatsloterij B.V. heeft geresulteerd in een enigszins tweeslachtige formulering van de huidige Beschikking staatsloterij. Het huidige artikel 1, onder c, verwijst naar de huidige vergunninghouder, Staatsloterij B.V., maar het huidige artikel 2 verwijst nog naar degene aan wie in 1996 de vergunning is verleend, de SENS. Dit is verwarrend en dus onwenselijk. Beide artikelen worden vervangen door een enkel nieuw artikel, dat alleen nog verwijst naar de huidige vergunninghouder, Staatsloterij B.V.

Deze wijziging beoogt dus niet enig rechtsgevolg teweeg te brengen, maar alleen de oude tekst op te schonen. Omdat dit geen vergunningverlening betreft, wijst de aanhef niet naar artikel 9 van de Wet op de kansspelen (hierna: de wet) (vergunningverlening), maar alleen naar artikel 10 van de wet (vergunningsvoorschriften).

ARTIKEL II

De Kansspelautoriteit voert het beleid om de voorschriften van de grote meerjarige vergunningen periodiek te actualiseren. Dit is einde 2014 en einde 2016 gebeurd bij de verlening van de nieuwe meerjarige vergunningen. Deze operatie dekt niet de vergunningen voor de staatsloterij en casinospelen, want die zijn verleend voor onbepaalde tijd. Toch wil de Kansspelautoriteit ook de voorschriften voor de staatsloterij actualiseren, zoals eerder begin 2015 gebeurd is. Op deze wijze worden nieuwe inzichten en technieken doorgevoerd bij de staatsloterij en wordt voorkomen dat de verplichtingen voor de staatsloterij te veel gaan afwijken (‘level playing field’-gedachte) van die van de lotto en niet-incidentele vergunningen op basis van artikel 3 (niet-incidentele loterijvergunningen). Bovendien vergroten geharmoniseerde en gestandaardiseerde voorschriften rechtszekerheid en wordt de handhaving makkelijker gemaakt. De meeste van de nieuwe voorschriften zijn daarom ontleend aan de voorschriften uit de vergunningen van de lotto en niet-incidentele loterijen. Sommige van deze voorschriften worden breder gebruikt dan alleen loterijen en komen ook voor in de vergunningen voor andere kansspelen zoals de sportprijsvragen, totalisator, en instantloterij.

De voorschriften zijn verdeeld in zeven secties, waarbij de secties C, D en E/F ruwweg corresponderen met de drie publieke doelen van de Kansspelautoriteit:

  • A. het vergunde kansspel;

  • B. de afdracht;

  • C. bescherming van kwetsbare groepen (zoals minderjarigen en voor kansspelverslaving gevoeligen);

  • D. consumentenbescherming;

  • E. integriteit en betrouwbaarheid;

  • F. controles, rapportages en meldingen; deze borgen de informatiestroom die de Kansspelautoriteit nodig heeft om haar taken te vervullen;

  • G. overig.

Deze worden hier onder afzonderlijk behandeld.

Sectie A – Vergund kansspel

Voorschriften A.1 en A.2 over de aard van het kansspel en de deelloten zijn uniek voor de staatsloterijvergunning, omdat ze samenhangen met de wettelijke bepalingen van de staatsloterijtitel. Ze zijn materieel niet veranderd ten opzichte van de oude voorschriften (artikel 7 en 9). Voorschrift A.1.a bevat hetzelfde maximumaantal loterijen per jaar als het oude artikel 8, maar bevat niet langer het gedetailleerde onderscheid tussen wekelijkse, maandelijkse, en jaarlijkse loterijen. Beide aspecten zijn gelijk aan dat van de niet-incidentele loterijvergunningen.

Voorschrift A.1.b is niet veranderd ten opzichte van het oude artikel 10 lid 1. De maximumprijs is gelijk aan die van de andere grote loterijen.

Voorschrift A.3 over de verkoopkanalen komt inhoudelijk vrijwel overeen met het oude artikel 10, tweede lid, maar gebruikt een modernere formulering die gelijk is voor alle meerjarige loterijen:

  • de oude term ‘fysieke verkooppunten’ wordt vervangen door ‘fysieke verkoop’ om het misverstand te vermijden dat alleen fysieke verkoopinrichtingen (bijvoorbeeld winkels) toegestaan zijn en fysieke lotenverkoop via de post of huis-aan-huis acties niet;

  • de oude term 'langs direct elektronische weg' wordt vervangen door het simpeler 'langs elektronische weg', om beter aan te sluiten bij de terminologie uit het wetsvoorstel KOA en om het verouderde onderscheid tussen direct en indirect elektronische weg te vermijden.

Voorschrift A.4 over de trekkingsprocedure is nieuw en komt voort uit de Beleidsregels niet-incidentele loterijen (hierna: Beleidsregels), maar de Kansspelautoriteit heeft de werkingssfeer uitgebreid tot alle meerjarige loterijen.

Voorschrift A.5 over de trekking is grotendeels gelijk aan het oude artikel 19, maar mist de bepaling over schriftelijke toestemming voor afwijkingen. Dit is onderdeel van het beleid van de Kansspelautoriteit om haar voorschriften te concentreren in de vergunningen en deze niet te versnipperen over verschillende instrumenten. Als de Kansspelautoriteit in de toekomst een afwijkingen zou willen toestaan, zal die uitzondering in de vergunning worden opgenomen.

Sectie B – Afdracht

De bepalingen met betrekking tot de afdracht wijken inhoudelijk niet af van het huidige artikel 12. De formulering is gemoderniseerd en volgt die van de lotto De bestemming van de afdracht wordt niet genoemd, want dit is immers al geregeld in artikel 10 lid 2 van de wet.

Sectie C – Bescherming van kwetsbare groepen

De voorschriften over de bescherming van kwetsbare groepen, waaronder minderjarigen en voor kansspelverslaving gevoeligen, zijn materieel gelijk voor alle meerjarige vergunningen. Qua formulering zijn er verschillen die samenhangen met verschillen in de wetstekst.

Voorschrift C.1 is een uitbreiding van het oude artikel 11. Aan het bestaande verbod van deelname door en uitkering van prijzen aan minderjarigen, wordt de verplichting toegevoegd om een procedure te hebben ter waarborging daarvan. Het verbod en de uitbreiding daarvan komt voor in alle meerjarige vergunningen.

Voorschrift C.2 is nieuw en komt voort uit de Beleidsregels, maar de Kansspelautoriteit heeft besloten het voorschrift op te nemen in alle meerjarige vergunningen.

Voorschrift C.3 is nieuw. Het bestond al eerder in sommige andere meerjarige vergunningen, zoals die voor de lotto, sportprijsvragen, totalisator en casinospelen. De Kansspelautoriteit heeft besloten het voorschrift op te nemen in alle meerjarige vergunningen, gezien de onwenselijke risico’s van kredietverlening en -bemiddeling door aanbieders.

Sectie D – Voorschriften over consumentenbescherming

De voorschriften over de consumentenbescherming komen voor het overgrote deel neer op informatieverschaffing. Alleen een voldoende geïnformeerde consument kan immers een verantwoorde beslissing nemen over wel of niet deelnemen aan kansspelen. Deze voorschriften kwamen grotendeels al voor in de oude artikelen 13, 14, en 15, maar zijn uitgebreider. De voorschriften zijn vrijwel identiek aan die voor de lotto; de voorschriften voor niet-incidentele loterijen zijn iets uitgebreider.

De in deze sectie genoemde informatie moet in ieder geval blijken uit alle gedrukte uitingen en op de website van de vergunninghouder. Voor de invulling daarvan wordt aangesloten bij de uitleg die de Mediawet, en de Wet oneerlijke handelspraktijken en jurisprudentie hieraan geven. Televisie- en radiocommercials kennen hierin beperkingen, maar ook hier dient de vergunninghouder in ieder geval te verwijzen naar de website waar de informatie op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze te vinden is.

Voorschrift D.1 bevat twee voorschriften. De eerste zin is een doelvoorschrift: de basisverplichting om de consument te informeren over de rechten en plichten die samenhangen met de deelname aan de loterijen. De tweede zin werkt dit uit in een middelvoorschrift: de vergunninghouder moet een en ander vastleggen in een deelnemersreglement zodat consumenten het eenvoudig kunnen raadplegen. Het deelnemersreglement moet vanzelfsprekend in overeenstemming zijn met alle geldende wet- en regelgeving. Dit is breder dan alleen kansspelgerelateerde wet- en regelgeving, en omvat bijvoorbeeld ook de regels omtrent gegevensbescherming en het algemene consumentenrecht.

Voorschrift D.2 bepaalt welke documenten de vergunninghouder ter beschikking moet stellen op zijn website, teneinde de transparantie naar de consument te bevorderen. De lijst met documenten komt overeen met de lijst van de lottovergunning. De niet-incidentele loterijen hebben een langere lijst, omdat zij ook inzicht moeten geven in hun keuzes heeft met betrekking tot de afdracht.

Voorschrift D.3 dient voor de transparantie van het prijzenschema: het belang van de consument om voorafgaand aan een trekking op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze geïnformeerd te worden over het prijzenschema.

Nieuw is de verplichting om aan te geven of de winnaar zelf nog kansspelbelasting moet betalen. De Wet op de kansspelbelasting legt de verplichting aangifte te doen en kansspelbelasting te betalen bij de winnaar van een prijs. Sommige aanbieders kiezen ervoor de kansspelbelasting voor de winnaars in te houden en de prijzen ‘belastingvrij’ uit te keren; de winnaar hoeft dan zelf niets meer te doen. Andere aanbieders doen dat niet, en dan moet de winnaar zelf aangifte doen en betalen. De vergunninghouder moet duidelijk aangeven wat hij doet, zodat de winnaars niet voor onprettige verrassingen komen te staan.

Voorschrift D.4 verplicht de vergunninghouder om duidelijk te communiceren waar en wanneer zijn trekkingen plaatsvinden. Deze verplichting hang samen met de verplichte openbaarheid van de trekkingen (zie voorschrift A.5). Nieuw is de verplichting om duidelijk te communiceren wanneer en op welke wijze de uitslag van de trekkingen bekend wordt gemaakt. Dit voorschrift is ontleend aan de Beleidsregels1 en geldt voor alle meerjarige loterijen.

Voorschrift D.5 verplicht de vergunninghouder om de uitslag van de trekking op eenvoudige wijze en zonder vertraging (‘onverwijld’) bekend te maken. De uitslag moet in ieder geval zijn te raadplegen op de website van de vergunninghouder. Ook dit voorschrift geldt voor alle meerjarige loterijen.

Voorschrift D.6 verplicht de vergunninghouder om de gewonnen prijzen zonder vertraging (‘onverwijld’) uit te betalen en dit bovendien te waarborgen (o.a. door voldoende financiële middelen beschikbaar te hebben). De minimumtermijn van een jaar is een nadere invulling van artikel 38 van de wet en verduidelijkt dat de termijn begint te lopen op het moment dat de uitslag van de trekking bekend is gemaakt; eventuele vertraging bij het bekend maken mag immers niet ten nadele van de consument gaan. Ook dit voorschrift geldt voor alle meerjarige loterijen.

Voorschrift D.7 is nieuw en bevat een verzameling voorschriften met betrekking tot informatieverschaffing. Ze berusten voornamelijk op regelgeving die alleen geldt voor niet-incidentele vergunningen2, maar de Kansspelautoriteit heeft besloten ze te gebruiken voor alle meerjarige loterijen.

SECTIE E – Betrouwbaarheid en integriteit

Sectie E is geheel nieuw en bevat alle voorschriften met betrekking tot de integriteit en betrouwbaarheid van de vergunninghouder en het tegengaan van kansspelgerelateerde criminaliteit. De meeste voorschriften zijn ontleend aan de Beleidsregels3. De Kansspelautoriteit heeft besloten om deze voorschriften op te nemen in alle meerjarige vergunningen, omdat betrouwbaarheid en integriteit bij de andere vergunningen net zo belangrijk is als bij de niet-incidentele loterijen. Deze sectie is daarom uniform voor alle meerjarige vergunningen, behalve onderdeel E.4.d: deze komt uit hoofde der zaak alleen voor bij vergunningen waar trekkingen relevant zijn.

De voorschriften van sectie E zijn vanwege raakvlakken met het toezicht op financiële instellingen ontleend aan de financiële regelgeving (zoals de Wet op het financieel toezicht). Hierdoor kan bij de toepassing gebruik gemaakt worden van de precedenten en ervaringen met betrekking tot de financiële regelgeving, bijvoorbeeld over wat verstaan moet worden onder sleutelpositie of uiteindelijk belanghebbende.

Voorschrift E.1 stelt in de eerste zin dat de betrouwbaarheid van de vergunninghouder en die van beleidsbepalers en uiteindelijk belanghebbende(n) buiten twijfel dient te staan. Een beleidsbepaler is in zijn algemeenheid een bestuurder, maar het kan ook een persoon zijn die feitelijk het beleid van de organisatie bepaalt. In het kader van de kansspelvergunningen geldt als uiteindelijk belanghebbende4 iedere (rechts-)persoon die een direct of indirect belang van 25% of meer heeft in de organisatie die de vergunning exploiteert. Van deze groep personen wordt een persoonlijke verklaring5 vereist, en wijzigingen zijn meldingplichtig (zie voorschrift F.6). De tweede zin betreft een grotere groep personen, ten aanzien van wie de vergunninghouder via zijn beleid de integriteit moet waarborgen. Deze groep omvat het operationeel personeel, zoals leidinggevenden, personen op sleutelposities en personen die met spelers in contact komen, ongeacht of het personeel van de vergunninghouder betreft of anderen (zie in dit verband ook voorschrift E.2).

Voorschrift E.2 is gericht op het voorkomen van situaties waarbij een ingewikkelde zeggenschaps- of uitbestedingsstructuur een hindernis zou kunnen vormen voor (de controle op) het naleven van de relevante voorschriften. Zie in dit verband ook artikel 3 van de vergunning: ‘De vergunninghouder is verantwoordelijk voor de naleving van deze voorschriften, zowel door hemzelf als door degenen die hij bij het organiseren van de staatsloterij inschakelt, hetzij direct, hetzij indirect’. Dit voorschrift is geïnspireerd door de Beleidsregels6, maar gaat verder: het betreft niet alleen voorschriften op basis van de wet en de Sanctiewet 1977, maar ook andere regelgeving (zoals de Wet op de kansspelbelasting en de Wet witwassen en financiering van terrorisme).

Voorschrift E.3 is ontleend aan de Beleidsregels7. De vergunninghouder is verplicht om een beleid te hebben inzake het voorkomen van fraude en misbruik en hiertoe passende processen en procedures in te richten.

Voorschrift E.4 verplicht de vergunninghouder om bepaalde personen die een belangrijke rol (kunnen) hebben bij het organiseren van de loterijen en de trekkingen, uit te sluiten van deelname. De personen genoemd onder onderdeel a. t/m d. zijn de personen genoemd in E.1 inzake de integriteitswaarborging, behalve de personen met klantcontact; deze laatste groep is zo groot dat uitsluiten buitenproportioneel zou zijn. De personen genoemd onder onderdeel d. zijn de personen die betrokken zijn bij de controle op de trekkingen: de notaris (voorgeschreven in A.5) en de onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling (voorgeschreven in F.4).

Sectie F – Voorschriften over controle, rapportage en toezicht

Sectie F is niet geheel nieuw, elementen ervan stonden ook al in de oude vergunning (met name de oude artikelen 4, 16, 18, 20 en 21). Ook deze sectie is uniform voor alle meerjarige vergunningen, behalve de onderdelen over trekkingen.

Voorschrift F.1 is een voorbeeld van principle-based regelgeving. De eerste zin bevat een doelvoorschrift (dat voortvloeit uit de Beleidsregels8), de tweede zin een middelvoorschrift met twee maatregelen die de vergunninghouder in ieder geval moet nemen. Het voorschrift inzake de compliance officer is nieuw; het voorschrift inzake de administratie bestond ook al in de oude vergunning. Het dubbele gebruik van de term ‘afzonderlijk’ dient om aan te geven dat de administratie onderscheid moet maken tussen de verschillende vergunde kansspelen en tevens afgescheiden moet zijn van andere activiteiten. Onder compliance officer wordt verstaan een functionaris die onder rechtstreeks toezicht en aansturing van de vergunninghouder staat en die tevens binnen de organisatie van de vergunninghouder over bevoegdheden beschikt die noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van deze functie.

Voorschrift F.2 regelt het omgaan met en het melden van incidenten, en sluit aan op voorschriften uit de financiële markt m.b.t. het toezicht op financiële instellingen9. Incidenten moeten gemeld worden zodra deze bekend zijn geworden bij de vergunninghouder. Daarbij dient niet eerst eigen onderzoek of strafrechtelijk onderzoek te worden afgewacht. Leidraad voor de meldingsplicht van incidenten aan de Kansspelautoriteit zijn de eigen interne escalatieprocedures van de vergunninghouder: zodra een voorval meldenswaardig is voor de eigen raad van bestuur of raad van commissarissen, is het ook relevant voor de Kansspelautoriteit.

Niet-limitatieve voorbeelden van meldenswaardige incidenten zijn:

  • (vermeende) fraude;

  • betrokkenheid van de vergunninghouder bij onderzoek van het Openbaar Ministerie, bijvoorbeeld in verband met witwassen van geld, verduistering of oplichting;

  • ontslag van directeur of senior manager wegens misbruik van positie of vanwege ongewenste vermenging van zakelijke en privé belangen;

  • (verwachte) berichtgeving in de media over betrokkenheid van de vergunninghouder of medewerkers bij vermoedelijke strafbare feiten of andere wetsovertredingen;

  • incidenten met betrekking tot beveiliging van netwerken en apparatuur, die leiden tot een aanmerkelijke kans op nadelige gevolgen voor de bescherming van (persoons)gegevens die door (of namens) de vergunninghouder worden verwerkt. Dit komt in de praktijk neer op het informeren van de Kansspelautoriteit over incidenten waarvoor in de toekomst bij incidenten m.b.t. persoonsgegevens ook (gelijktijdig) melding moet worden gedaan bij de Autoriteit Persoonsgegevens;

  • incidenten met betrekking tot aansprakelijkstelling door derden (waaronder uitdrukkelijk begrepen: consumenten) waarvan de uitkomsten van deze aansprakelijkstelling gevolgen kunnen hebben voor de reputatie van de vergunninghouder of voor diens bedrijfsresultaat.

Voor de incidentmeldingen is verder een deadline van 72 uur ingevoerd. De meldingsplicht bepaalt dat dat alle incidenten ‘onverwijld, maar in ieder geval binnen 72 uur’ gemeld moeten worden. Hieronder wordt verstaan dat de vergunninghouder enige tijd mag nemen voor nader onderzoek (bijv. om een onnodige melding te voorkomen), maar dat geen onnodige vertraging mag ontstaan in de melding en dat deze nooit later dan 72 uur na kennisname van de meldingsplichtige gebeurtenis plaatsvindt. Een onvolledige melding kan naderhand natuurlijk nog aangevuld worden. De termijn van 72 uur is afgeleid van vergelijkbare meldingstermijnen uit het financieel toezicht en de gegevensbescherming, zoals deze gehanteerd worden door de Autoriteit Financiële Markten en de Autoriteit Persoonsgegevens10.

Voorschrift F.3 bevat alle voorschriften met betrekking tot IT-processen. Het is de opvolger van een voorschrift uit de oude vergunning die slechts een EDP-audit voorschreef. Het geleidelijk aanscherpen van dit voorschrift is een weerspiegeling van de steeds grotere rol van steeds geavanceerdere IT-systemen bij de organisatie van kansspelen. De controle door de IT-auditor is periodiek, want gezien de snelle ontwikkelingen in de IT-sector kan er niet van worden uitgegaan dat een IT-systeem dat vorig jaar werd goedgekeurd nog steeds voldoet aan de eisen van nu. De keuze van een onafhankelijke externe IT-auditor behoeft niet langer de goedkeuring van de Kansspelautoriteit.

Voorschrift F.4 regelt de keuring van de mechanische, elektrische en elektronische processen. Anders dan onder de oude vergunning behoeft de onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling niet langer de goedkeuring van de Kansspelautoriteit, omdat aangesloten wordt bij de aanwijzing van een onafhankelijke deskundigen of keuringsinstellingen door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in het kader van de niet-incidentele loterijvergunningen. Dit voorschrift wijkt af van het voorschrift in het Kansspelenbesluit in de zin dat niet alleen een voorafgaande goedkeuring vereist is, maar ook een jaarlijkse rapportage.

Voorschrift F.5 combineert alle voorschriften met betrekking tot de kwartaal- en jaarrapportages. Het is een combinatie van verschillende voorschriften uit de oude vergunning.

Voorschrift F.6 bevat de voorschriften met betrekking tot het verplichte melden van bepaalde gebeurtenissen, namelijk:

  • wijzigingen van de trekkingsprocedure; als deze wijzigingen inhouden van de mechanische, elektrische en elektronische processen moet hiervan ook melding gedaan worden en moet de voorafgaande goedkeuring door de onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling overgelegd worden;

  • wijzigingen van het deelnemersreglement;

  • wijzigingen van de beleidsbepalers en uiteindelijk belanghebbenden (met andere woorden: de personen van wie een persoonlijke verklaring vereist wordt), en van de compliance officer. De meldingsplicht geldt in beginsel alleen als een nieuw persoon aantreedt, niet als de oude vertrekt. Het is, afhankelijk van de omstandigheden, echter mogelijk dat het vertrek van een persoon gemeld moet worden als incident, conform het voorschrift F.2 over het omgaan met en het melden van incidenten.

SECTIE G – Overig

Voorschrift G.1 bevat de verplichtingen met betrekking tot de risicobeheersingssystematiek. Deze zijn enigszins vergelijkbaar met de voorschriften G.1 en G.2 van de meerjarige vergunningen. Deze voorschriften bevatten de verplichting om, voorafgaand aan de start van de eerste lotenverkoop, een risicobeheersystematiek in te voeren en een eenmalige audit uit te laten voeren, omdat dit nieuwe vergunningen voor bepaalde tijd (vijf jaar) zijn. De staatsloterijvergunning is echter een bestaande vergunning met een looptijd van onbepaalde tijd. Het voorschrift is daarom geformuleerd als een permanente verplichting, met een jaarlijkse audit-en-rapportageverplichting. Deze systematiek is vergelijkbaar met de jaarlijkse controle van de IT-processen en de mechanische, elektrische en elektronische processen (voorschrift F.3 en F.4).


X Noot
1

Artikel 9, lid 3, van de Beleidsregels.

X Noot
2

Met name artikel 5, lid 2 van de wet en artikel 2, onder f, van het Kansspelenbesluit.

X Noot
3

Vooral van artikel 12, lid 4, Beleidsregels.

X Noot
4

In de financiële wereld algemeen bekend als ‘ultimate beneficial owner’ (UBO).

X Noot
5

Deze is als annex A bij het aanvraagformulier niet-incidentele loterijvergunning gevoegd.

X Noot
6

Artikel 10, lid 1 en 2, Beleidsregels.

X Noot
7

Artikel 12, lid 4, Beleidsregels.

X Noot
8

Artikel 12, lid 4, Beleidsregels.

X Noot
9

Met name artikel 19a van het Besluit financieel toetsingskader.

X Noot
10

Deze termijnen gaan weer terug op EU-instrumenten, met name artikel 19 Verordening marktmisbruik (596/2014) en de Verordening gegevensbescherming (679/2016).

Naar boven