Besluit van het College van procureurs-generaal houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging ten aanzien van aangelegenheden van het Openbaar Ministerie die niet het beheer van het Openbaar Ministerie betreffen (Ondermandaatbesluit niet-beheersaangelegenheden van het College van procureurs-generaal 2017)

Het College van procureurs-generaal,

Gelet op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht en het Mandaatbesluit niet-beheersaangelegenheden openbaar ministerie 2017 (Stcrt. 2017, nr. 17477);

Besluit:

Artikel 1 (de hoofdofficier van justitie en de hoofdadvocaat-generaal)

  • 1. Aan de hoofden van de parketten wordt ondermandaat verleend ten aanzien van:

    • a. het nemen van besluiten op verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur en het nemen van daarmee samenhangende beslissingen;

    • b. het nemen van besluiten op verzoeken op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en het nemen van daarmee samenhangende beslissingen;

    • c. het beslissen op klachten als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van onder hen ressorterende medewerkers.

  • 2. Aan de hoofden van de parketten wordt volmacht verleend voor het toekennen van schadevergoeding ter hoogte van maximaal € 10.000,– naar aanleiding van buitengerechtelijke verzoeken om schadevergoeding in verband met strafvorderlijk optreden dat aan het Openbaar Ministerie kan worden toegerekend.

  • 3. Het ondermandaat en de volmacht ten aanzien van de in het eerste lid, onder a en b, en het tweede lid genoemde aangelegenheden kan slechts één hiërarchisch niveau worden doorgegeven.

Artikel 2 (de hoofdofficier van justitie van het parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie)

  • 1. In aanvulling op artikel 1 wordt aan het hoofd van het parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie ondermandaat verleend ten aanzien van:

    • a. het beslissen op bezwaarschriften voor zover het gaat om zaken die zijn parket betreffen en die betrekking hebben op verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur en het nemen van daarmee samenhangende beslissingen;

    • b. het beslissen op bezwaarschriften voor zover het gaat om zaken die zijn parket betreffen en die betrekking hebben op verzoeken op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en het nemen van daarmee samenhangende beslissingen;

    • c. het behandelen van beroepschriften naar aanleiding van beslissingen op bezwaar voor zover het gaat om zaken die zijn parket betreffen, evenals het optreden ter zitting en het aanwenden van rechtsmiddelen naar aanleiding van deze beroepschriften.

  • 2. Het hoofd van het parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie kan:

    • a. in afwijking van artikel 1, derde lid, het in artikel 1, eerste lid, onder a en b gegeven ondermandaat maximaal twee hiërarchische niveaus doorgeven.

    • b. het in artikel 2, eerste lid, onder a en b gegeven ondermandaat één hiërarchisch niveau doorgeven.

    • c. het in artikel 2, eerste lid, onder c gegeven ondermandaat doorgeven aan onder hem ressorterende medewerkers die met die taak zijn belast.

Artikel 3 (de directeur van het Parket-Generaal)

Aan de directeur van het Parket-Generaal wordt ondermandaat verleend ten aanzien van het beslissen op klachten als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van onder hem ressorterende medewerkers.

Artikel 4 (de directeur Rijksrecherche en de directeur Dienstverleningsorganisatie Openbaar Ministerie)

  • 1. Aan de directeur van de Rijksrecherche en de directeur van de Dienstverleningsorganisatie Openbaar Ministerie wordt ondermandaat verleend ten aanzien van:

    • a. het beslissen op verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur en het nemen van daarmee samenhangende beslissingen.

    • b. het beslissen op verzoeken op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en het nemen van daarmee samenhangende beslissingen.

    • c. het beslissen op klachten als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van onder hen ressorterende medewerkers.

  • 2. Het ondermandaat ten aanzien van de in het eerste lid, onder a en b, genoemde aangelegenheden kan slechts één hiërarchisch niveau worden doorgegeven.

Artikel 5 (het hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Parket-Generaal)

  • 1. Aan het hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Parket-Generaal wordt ondermandaat verleend ten aanzien van:

    • a. het beslissen op verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur en het nemen van daarmee samenhangende beslissingen.

    • b. het beslissen op bezwaarschriften die betrekking hebben op verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur en het nemen van daarmee samenhangende beslissingen.

    • c. het beslissen op verzoeken op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en het nemen van daarmee samenhangende beslissingen.

    • d. het beslissen op bezwaarschriften die betrekking hebben op verzoeken op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en het nemen van daarmee samenhangende beslissingen.

    • e. het behandelen van beroepschriften naar aanleiding van beslissingen op bezwaar, evenals het optreden ter zitting en het aanwenden van rechtsmiddelen naar aanleiding van deze beroepschriften.

    • f. het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 4:7, eerste lid, onder a van het Besluit politiegegevens.

  • 2. Aan het hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Parket-Generaal wordt volmacht verleend om in en buiten rechte op te treden naar aanleiding van verzoeken om schadevergoeding in verband met strafvorderlijk optreden dat aan het Openbaar Ministerie kan worden toegerekend.

  • 3. Het hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Parket-Generaal wordt gemachtigd om bij aangelegenheden die de Nationale ombudsman betreffen alle handelingen te verrichten, behoudens het geven van een verbod als bedoeld in artikel 14 Wet Nationale ombudsman.

  • 4. Het ondermandaat, de volmacht en de machtiging ten aanzien van de in het eerste, tweede en derde lid genoemde aangelegenheden kan slechts één hiërarchisch niveau worden doorgegeven.

Artikel 6

  • 1. Verleend ondermandaat dient steeds per hiërarchisch niveau verder te worden doorgegeven, voor zover in deze regeling niet anders is bepaald.

  • 2. De bevoegdheden die in dit besluit worden gemandateerd, komen ook toe aan de plaatsvervangers en/of waarnemers van de hiervoor genoemde functionarissen, indien en voor zover zij als zodanig optreden.

Artikel 7

De hiervoor genoemde functionarissen brengen in de ondertekening van de besluiten tot uitdrukking dat de besluiten zijn genomen namens de Minister van Veiligheid en Justitie. De ondertekening luidt:

De Minister van Veiligheid en Justitie,

namens deze,

het College van procureurs-generaal,

namens deze,

[handtekening en vermelding van naam en functie van de ondertekenaar]

Artikel 8

Indien een krachtens mandaat te nemen besluit belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kan hebben, dragen de hiervoor genoemde functionarissen zorg voor voorafgaande afstemming met het College van procureurs-generaal.

Artikel 9

Met inwerkingtreding van dit besluit wordt ingetrokken de Ondermandaatregeling niet-beheersaangelegenheden van het College van procureurs-generaal van 27 februari 2013.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking de dag na bekendmaking in de Staatscourant.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Ondermandaatbesluit niet-beheersaangelegenheden van het College van procureurs-generaal 2017.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Aldus ondertekend op 21 augustus 2017

Het College van procureurs-generaal G.W. van der Burg, voorzitter

TOELICHTING BIJ HET ONDERMANDAATBESLUIT NIET-BEHEERSAANGELEGENHEDEN VAN HET COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL

Algemeen

Dit besluit vloeit voort uit het Mandaatbesluit niet-beheersaangelegenheden openbaar ministerie 2017 (Stcrt. 2017, 17477). Dit Ondermandaatbesluit voorziet in de nodige ondermandaten aan de hoofden van de verschillende OM-onderdelen en het hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Parket-Generaal. Ditmaal is een ander opzet gekozen door per functionaris de bevoegdheden weer te geven en een aantal reeds bestaande bevoegdheden expliciet op te nemen. Hiermee is beoogd meer inzichtelijk te maken welke functionaris waartoe bevoegd is. Daarnaast blijft de hoofdregel uit artikel 10:12 Awb gelden, namelijk dat met mandaat gelijkgesteld wordt de verlening, onderscheidenlijk doorgifte van volmacht om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

In vergelijking met het voorgaande mandaatbesluit is de bevoegdheid tot het behandelen van schadezaken op grond van de Aanwijzing schade niet-voegen en de Wet administratiefrechtelijke verkeershandhaving vervallen, omdat van dat mandaat geen gebruik werd gemaakt. Bovendien is de bedoelde Aanwijzing vervallen. Alle schadevergoedingsverzoeken die aan het Openbaar Ministerie worden gericht, vallen onder de volmacht van artikel 1, tweede lid en artikel 5, tweede lid.

Artikelsgewijs

Artikel 1, eerste lid

In dit artikel worden de hoofden van de parketten gemandateerd om namens de minister te beslissen op Wob-verzoeken, Who-verzoeken, met die verzoeken samenhangende beslissingen, evenals het beslissen op klachten. In vergelijking met het vorige mandaatbesluit is de term ‘het behandelen van’ vervallen. Dit omdat de behandeling van een verzoek een feitelijke handeling is en vanwege het uitgangspunt dat degene die beslist de zaak ook behandelt. Ook was onduidelijk wat de term behandeling precies inhoudt. Het mandaatbesluit is spreekt nu van ‘het nemen van samenhangende beslissingen’. Met de term ‘samenhangende beslissingen’ worden alle beslissingen bedoeld die bij de behandeling van een Wob-verzoek of Who-verzoek genomen moeten worden, zoals een verdaging, de vaststelling (toekenning of herziening daarvan) van dwangsommen in de zin van de Awb, de plicht tot terugbetaling van een dwangsom, etc.

De hoofden van de parketten worden ook gemandateerd om te beslissen op verzoeken op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie. Tot 18 juli 2015 was een vergelijkbare regeling onderdeel van de Wob. Met dit mandaat wordt geregeld dat dergelijke verzoeken ook in de toekomst worden behandeld daar waar de informatie aanwezig is.

Artikel 1, tweede lid

Zoals hiervoor al is aangehaald, is in dit mandaatbesluit geprobeerd de reeds bestaande bevoegdheden duidelijker te specificeren. Daarom is in een apart lid opgenomen dat de hoofden van de parketten volmacht krijgen om schadevergoedingen toe te kennen tot een bedrag van € 10.000,–. In principe worden verzoeken om schadevergoeding behandeld door het parket dat de schade veroorzaakt zou hebben of onder wiens verantwoordelijkheid dat is gebeurd. De volmacht beperkt de hoofden van de parketten slechts in het bedrag dat ze kunnen toekennen. Als er een verzoek om schadevergoeding van meer dan € 10.000,– wordt ingediend en het hoofd van het parket komt tot de conclusie dat dat verzoek moet worden afgewezen of slechts kan worden toegewezen tot een bedrag onder de € 10.000,–, dan kan het hoofd van het parket zelf beslissen op dat schadevergoedingsverzoek. Indien het hoofd van het parket tot het oordeel komt dat er meer dan € 10.000,– moet worden toegekend, dan moet hij de zaak overdragen aan het hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken (zie artikel 5).

Artikel 1, derde lid

Hiermee wordt het de hoofden van de parketten toegestaan het toegekende mandaat door te geven binnen het eigen parket. Het mandaat voor het beslissen op klachten, kan niet worden doorgegeven, omdat de beslissing door het hoofd van het parket het lerend effect voor de organisatie vergroot en voorkomen moet worden dat er telkens ‘hoger beroep’ wordt aangetekend tegen beslissingen van lagere leidinggevenden.

Artikel 2, eerste lid

In het vorige mandaatbesluit is het hoofd van het parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (hierna: parket CVOM) gemandateerd om – naast het nemen van beslissingen op verzoeken op grond van de Wob – ook te beslissen op bezwaarschriften tegen die beslissingen en de minister te vertegenwoordigen in (hoger)beroepsprocedures. Het parket CVOM heeft namelijk te maken met een zeer grote instroom van Wob-verzoeken en daaraan gerelateerde procedures, zoals bezwaar en beroep. Bij het parket CVOM is dan ook een speciale sectie opgericht die al deze verzoeken behandelt. Deze sectie heeft veel deskundigheid opgebouwd en in de praktijk werkt dit zeer goed. Daarom wordt deze bevoegdheid ook in het onderhavige mandaatbesluit wederom toegekend aan het hoofd van het parket CVOM, met de mogelijkheid van ondermandaat.

In onderdeel c komt toch de term ‘behandelen’ terug om hiermee expliciet aan te geven dat het hoofd van het parket CVOM bevoegd is om de minister in (hoger)beroepsprocedures te vertegenwoordigen en daarvoor alle nodige (feitelijke) handelingen te verrichten, zoals het indienen van een verweerschrift, het optreden ter zitting en het aanwenden van rechtsmiddelen.

Artikel 2, tweede lid

Hiermee wordt het hoofd van het parket CVOM in staat gesteld de bevoegdheid om te beslissen op Wob-verzoeken respectievelijk bezwaarschriften te beleggen bij het hoofd van de sectie Wob, danwel de directeur bedrijfsvoering. Dit mede gelet op de grote hoeveelheden en de deskundigheid die is opgebouwd bij de sectie. Het hoofd van het parket kan de zittingsvertegenwoordigers van de sectie Wob aanwijzen om op te treden tijdens zittingen en alle handelingen te verrichten die nodig zijn in het kader van (hoger)beroep.

Artikel 3

Ingevolge artikel 135, vijfde lid van de Wet op de rechterlijke organisatie is het College het hoofd van het Parket-Generaal. De dagelijkse leiding van het Parket-Generaal is door het College echter belegd bij de directeur van het Parket-Generaal. Daarom is ervoor gekozen de behandeling van klachten over onder hem ressorterende medewerkers aan hem op te dragen.

Artikel 4

Ook voor de onderdelen die geen parket zijn, wil het College onveranderd laten dat zij zelfstandig kunnen beslissen op Wob-verzoeken, Who-verzoeken en klachten. Net als bij de hoofden van de parketten kan dit mandaat één niveau worden doorgegeven voor wat betreft de Wob-verzoeken en Who-vezoeken.

Artikel 5, eerste lid

In dit artikel wordt het hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken gemandateerd om namens de minister te beslissen op Wob-verzoeken en Who-verzoeken en met die verzoeken samenhangende beslissingen. Voor een toelichting over het vervallen van ‘behandelen’ en de term ‘samenhangende beslissingen’ wordt verwezen naar hetgeen daarover is opgemerkt bij artikel 1, eerste lid.

Het mandaat van de hoofden van de parketten en de directeuren strekt zich uit tot beslissen op Wob-verzoeken over informatie die bij het eigen parket/onderdeel/portefeuille berust. Dit is anders bij het hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken. Die is bevoegd om alle verzoeken te beslissen die het Openbaar Ministerie aangaan, ongeacht het onderwerp of het dienstonderdeel waar de informatie berust. Hetzelfde geldt voor Who-verzoeken. Tevens wordt het hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken gemandateerd om op bezwaarschriften te beslissen naar aanleiding van beslissingen van de hoofden van de parketten, de directeur Rijksrecherche en de directeur Dienstverleningsorganisatie Openbaar Ministerie. Overigens zij hierbij opgemerkt dat bezwaarschriften tegen beslissingen van het parket CVOM voornamelijk door dat parket zelf afgehandeld zullen worden (zie de toelichting bij artikel 2).

In navolging van artikel 2 wordt ook hier de term ‘behandelen’ gebruikt ten aanzien van beroepsschriften, om hiermee expliciet aan te geven dat het hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken bevoegd is om de minister in (hoger)beroepsprocedures te vertegenwoordigen en daarvoor alle nodige (feitelijke) handelingen te verrichten, zoals het indienen van een verweerschrift, het optreden ter zitting en het aanwenden van rechtsmiddelen.

Artikel 5, tweede lid

Het hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken krijgt volmacht om beslissingen te nemen over alle schadevergoedingsverzoeken die aan het Openbaar Ministerie worden gericht in verband met strafvorderlijk optreden dat aan het Openbaar Ministerie is toe te rekenen, ongeacht bij welk onderdeel de schadeveroorzakende handeling heeft plaatsgevonden en/of de hoogte van het toe te kennen bedrag. Het hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken kan daartoe alle handelingen verrichten die hij noodzakelijk acht en ook de Staat vertegenwoordigen in civiele procedures en op zittingen.

Artikel 5, derde lid

Het voeren van correspondentie houdt geen besluit of rechtshandeling in. Desalniettemin wordt in dit besluit expliciet tot uitdrukking gebracht dat het hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken daartoe bevoegd is, behoudens het geval waarin het de ombudsman in het belang van de veiligheid van de Staat verboden wordt bepaalde plaatsen te betreden. Het gaat bijvoorbeeld om reacties op klachten en/of rapporten, de behandeling van interventies en tussenberichten in deze procedures. Onder tussenberichten worden onder andere ontvangstbevestigingen en uitstelberichten verstaan.

Artikel 6, eerste lid

In het voorgaande mandaatbesluit was een algemene bepaling opgenomen over het doormandateren van toegekende bevoegdheden. Omdat die bepaling onduidelijk was, is ervoor gekozen om per bevoegdheid en per functionaris aan te geven of en hoever het mandaat kan worden doorgegeven. Met deze bepaling wordt nog eens tot uitdrukking gebracht dat het mandaat steeds per hiërarchisch niveau doorgegeven dient te worden, met uitzondering van de machtiging van het hoofd van het parket CVOM aan zijn medewerkers die ter zitting optreden.

Artikel 6, tweede lid

De gemandateerde bevoegdheden kunnen – ook op basis van het voorgaande mandaatbesluit – worden uitgeoefend door degene die als plaatsvervanger, waarnemer of fungerend functionaris is aangewezen. Er is voor gekozen dit expliciet in het besluit tot uitdrukking te brengen, zodat daarover geen enkel misverstand kan bestaan.

Naar boven