Regeling militair valschermspringen

20 januari 2017

Nr: BS 2016035303

De Minister van Defensie

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op artikel 5.10, tweede lid, van de Wet luchtvaart en de artikelen 2, tweede lid, 12 en 18, tweede lid, van het Besluit luchtverkeer 2014;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

afspringpunt:

punt waarop het vliegtuig wordt verlaten;

doelgebied:

gebied waar de valschermspringer beoogt neer te komen;

HAHO-valschermsprong:

valschermsprong vanaf grote hoogte waarbij het valscherm op grote hoogte wordt geopend (High Altitude High Opening);

HALO-valschermsprong:

valschermsprong vanaf grote hoogte waarbij het valscherm op lage hoogte wordt geopend (High Altitude Low Opening);

incidenteel valschermspringgebied:

valschermspringgebied dat niet als zodanig is aangewezen;

krijgsmacht:

Nederlandse of bondgenootschappelijke krijgsmacht;

NOTAM:

bericht als bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen (Notice to Airmen);

valscherm:

scherm dat dient om de daalsnelheid van een persoon zodanig te beperken, dat deze veilig het aardoppervlak kan bereiken;

valschermspringen:

uit een zich in de lucht bevindend luchtvaartuig springen met een valscherm;

valschermspringgebied:

kolom luchtruimte met een straal van 3,7 km (2 nautische mijlen) rond het middelpunt van het doelgebied, of zoveel groter als noodzakelijk teneinde zeker te stellen dat de rand van het gebied ten minste 3,7 km (2 nautische mijlen) van het afspringpunt, het doelgebied en de hartlijn tussen deze twee punten ligt, en een hoogte die ten minste gelijk is aan de voorgenomen springhoogte;

vast valschermspringgebied:

valschermspringgebied als vastgesteld in artikel 4 van de Regeling beperking of verbod uitoefening burgerluchtverkeer in bepaalde gebieden 2014.

Artikel 2

  • 1. Deze regeling is van toepassing op valschermspringen door de krijgsmacht.

  • 2. Deze regeling is niet van toepassing op het gebruik van een valscherm in geval van nood en daadwerkelijke operationele inzet.

Artikel 3

Het valscherm verleent voorrang aan vliegtuigen, helikopters, luchtschepen, zweeftoestellen en vrije ballonnen.

Artikel 4

Voor het uitvoeren van vluchten ten behoeve van valschermspringen wordt voor militair luchtverkeer dat wordt aangemerkt als OAT, vrijstelling verleend van paragraaf SERA.6001, onderdeel a, van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PbEU 2012, L 281).

Artikel 5

Voor het gebruik van een vast valschermspringgebied of een incidenteel valschermspringgebied gelden de volgende bepalingen voor het luchtvaartuig waaruit wordt gesprongen:

  • a. de vlucht wordt uitgevoerd als gecontroleerde vlucht;

  • b. voor aanvang van de vlucht is een voorlopige klaring aangevraagd bij de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en voor het binnenvliegen van het betrokken luchtruim is een definitieve klaring verkregen;

  • c. onmiddellijk voor het uitvoeren van een serie valschermsprongen is luchtverkeersinformatie van de betrokken luchtverkeersleidingsdienst verkregen, waarbij de luchtverkeersleidingsdienst de mogelijkheid tot het aanvangen van de valschermsprong aangeeft.

Artikel 6

  • 1. Valschermspringen is uitsluitend toegestaan:

    • a. binnen een vast valschermspringgebied, dan wel in een incidenteel valschermspringgebied onder de voorwaarden, genoemd in artikel 7;

    • b. na toestemming van de gezagvoerder van het luchtvaartuig waaruit wordt gesprongen;

    • c. binnen de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van het Besluit luchtverkeer 2014 bedoelde luchtvaartgids, dan wel buiten de daglichtperiode onder de voorwaarden, genoemd in artikel 8;

    • d. onder zichtweersomstandigheden, dan wel onder instrumentweersomstandigheden onder de voorwaarden, genoemd in artikel 8.

  • 2. Voor HAHO- en HALO-valschermsprongen gelden onverkort de voorwaarden, genoemd in artikel 8.

Artikel 7

In aanvulling op artikel 6 gelden voor het gebruik van een incidenteel valschermspringgebied de volgende voorwaarden:

  • a. het valschermspringgebied is tijdig afgestemd met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst; wanneer verschillende luchtverkeersleidingsdiensten zijn betrokken, wordt de aanvraag ingediend bij de dienst die luchtverkeersleiding geeft in het gebied met de laagste verticale begrenzing, inclusief luchtruimklasse E; deze dienst stemt de beoordeling af met de andere betrokken luchtverkeersleidingsdiensten;

  • b. voor het valschermspringgebied is een NOTAM uitgegeven die ten minste vijf werkdagen tevoren moet zijn aangevraagd bij de betrokken luchtverkeersleidingsdienst;

  • c. de valschermspringer heeft schriftelijke toestemming verkregen van de beheerder van een niet gecontroleerde luchthaven of een niet gecontroleerd luchtvaartterrein, inclusief een zweefvliegterrein of schermvliegterrein, wanneer het valschermspringgebied (deels) binnen een afstand van 5,56 km (3 nautische mijlen) van de grens van een dergelijke luchthaven of een dergelijk terrein ligt;

  • d. in het vliegplan zijn vermeld:

    • 1°. de coördinaten en eventuele plaatsnaam van het centrum van het valschermspringgebied;

    • 2°. de periode waarin de sprong wordt uitgevoerd;

    • 3°. het NOTAM-nummer; en

    • 4°. de hoogte waarvan de sprong wordt uitgevoerd.

Artikel 8

In aanvulling op artikel 6 gelden voor valschermsprongen die niet binnen de daglichtperiode of onder zichtweersomstandigheden worden uitgevoerd, de volgende voorwaarden:

  • a. de delen van het valschermspringgebied die zijn gelegen in luchtruimklasse E, F of G, zijn door de instelling van een tijdelijk gebied met beperkingen of anderszins gesloten voor overig luchtverkeer;

  • b. de delen van het valschermspringgebied die zijn gelegen in luchtruimklasse A, B, C of D, worden door de verantwoordelijke luchtverkeersleidingsdienst vrijgehouden van overig luchtverkeer;

  • c. de betrokken luchtverkeersleidingsdienst stelt onmiddellijk voor het uitvoeren van een serie valschermsprongen vast dat zich geen bekend luchtverkeer in het valschermspringgebied bevindt.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2017.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling militair valschermspringen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 januari 2017

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

TOELICHTING

Algemeen

Voor het militair valschermspringen bestaan tot nu toe geen regels, ondanks dat vanwege de aard van militaire valschermsprongen deze activiteiten niet voldoen aan de reguliere luchtverkeersregels, in het bijzonder ten aanzien van het voorkomen van botsingen.

Momenteel bestaat het risico dat militaire valschermsprongen interacteren met overig luchtverkeer onder omstandigheden waarbij niet kan worden voldaan aan het voorkomen van botsingen. Daarnaast moet elke afzonderlijke valschermspringactiviteit worden afgestemd met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst, vaak ook nog in de operationele fase. Dit leidt tot een werkdrukverhoging die niet ten goede komt aan de luchtvaartveiligheid en de kwaliteit van de besluitvorming. Daarnaast ontbreken formele kaders op basis waarvan de luchtverkeersleidingsdienst de valschermsprongen kan faciliteren waardoor een uniforme, veilige uitvoering niet is geborgd. Om hieraan tegemoet te komen geeft de Regeling militair valschermspringen de noodzakelijke kaders aan.

De grondslag voor deze Regeling is mede te vinden in artikel 5.10, tweede lid, van de Wet luchtvaart dat aan de Minister van Defensie de bevoegdheid geeft om bij ministeriële regeling het uitoefenen van het burgerluchtverkeer te beperken of te verbieden om reden van militaire noodzaak.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Ingevolge de in artikel 1 gegeven definitie is deze regeling van toepassing op zowel valschermspringen door de Nederlandse krijgsmacht als op valschermspringen in Nederland door bondgenootschappelijke krijgsmachten.

Artikel 4

Artikel 2, tweede lid, van het Besluit luchtverkeer 2014 maakt het mogelijk vrijstelling te verlenen voor zover het militair luchtverkeer betreft dat wordt aangemerkt als OAT. Bij OAT gaat het om luchtverkeer dat niet vliegt volgens de regels en procedures die door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie zijn opgesteld (Operational Air Traffic). Van deze mogelijkheid is hier gebruik gemaakt om vluchten ten behoeve van valschermspringen in klasse A luchtruim mogelijk te maken.

Artikel 6

Valschermsprongen dienen bij voorkeur te worden uitgevoerd in de daartoe aangewezen gebieden om zo het vlot en ordelijk verloop van zowel het civiele als militaire luchtverkeer zoveel mogelijk te waarborgen. Vanwege de aard van de sprongen vallen HAHO- en HALO-valschermsprongen per definitie onder de eisen die gelden voor sprongen buiten de daglichtperiode en onder instrumentweersomstandigheden.

In de Regeling beperking of verbod uitoefening burgerluchtverkeer in bepaalde gebieden 2014 is als vast springgebied aangewezen de EHR 58 (Regte Heide). Het springgebied dient minimaal een werkdag van tevoren te worden geactiveerd bij de Airspace and Flow Management Unit (AFMU).

Locatie

Maximale springhoogte

Coördinaten

Toegestaan tijdstip

EHR 58 (Regte Heide)

18.500 voet AMSL

51°30'45.00"N 005°01'40.00"E

Activatie per NOTAM

Artikel 7

Onder incidentele valschermspringgebieden worden begrepen alle locaties die niet als vast springgebied in de Regeling beperking of verbod uitoefening burgerluchtverkeer in bepaalde gebieden 2014 zijn opgenomen. Bij voorkeur dient een locatie te worden gekozen die het vlot en ordelijk verloop van zowel het militaire als civiele luchtverkeer zo min mogelijk verstoort. Te denken valt hierbij aan militaire oefengebieden zoals opgenomen in de Regeling beperking of verbod uitoefening burgerluchtverkeer in bepaalde gebieden 2014. Incidentele valschermspringgebieden dienen tijdig, doch minimaal vijf werkdagen van tevoren, te worden afgestemd met de AFMU. Dit in verband met de noodzakelijke operationele afstemming met de overige luchtruimgebruikers en NOTAM-uitgifte.

Artikel 8

Voor sprongen die worden uitgevoerd buiten de daglichtperiode of niet onder zichtvliegomstandigheden, dient een tijdelijk gebied met beperkingen (TGB) te worden aangevraagd op grond van artikel 9 van het Besluit luchtverkeer 2014, voor zover deze sprongen niet plaatsvinden binnen de begrenzing van een aangewezen militair oefengebied als bedoeld in de Regeling beperking of verbod uitoefening burgerluchtverkeer in bepaalde gebieden 2014. Een TGB dient minimaal acht weken van tevoren te worden aangevraagd bij de AFMU. Zo nodig kan een gebied ook per NOTAM worden gesloten.

Artikel 9

De regeling voorziet in een leemte in de huidige regelgeving. Aangezien de regelgeving zich richt tot de defensie-organisatie en geen nieuwe verplichtingen voor de civiele luchtvaart in het leven roept, is gekozen voor inwerkingtreding op korte termijn.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven