Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Limburg | Staatscourant 2017, 44243 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Limburg | Staatscourant 2017, 44243 | Overig |
Integrale tekst Gemeenschappelijke Regeling RUD Zuid-Limburg (2e wijziging) en herijking stemverhouding door het Algemeen Bestuur op 5 april 2017, kenmerk 2017/20809
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
a. de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;
b. het openbaar lichaam: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;
c. deelnemers: de aan deze regeling deelnemende gemeenten en provincie Limburg;
d. burgemeester en wethouders: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;
e. gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg;
f. de raden: de raden van de deelnemende gemeenten;
g. provinciale staten: provinciale staten van de provincie Limburg;
h. de minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties;
i. uitvoeringsdienst: de regionale uitvoeringsdienst Zuid-Limburg die belast is met de uitvoering van de taken van vergunningverlening, toezicht op en handhaving van het omgevingsrecht;
j. de Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;
k. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
l. Werkgebied: het grondgebied van de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten;
m. BRZO: Besluit risico’s zware ongevallen;
n. RIE: Richtlijn Industriële Emissies.
2. Waar in deze regeling artikelen van de Provinciewet of de Gemeentewet, dan wel andere wettelijke regelingen van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt, tenzij anders vermeld, in die artikelen voor de provincie, provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissaris van de koningin, respectievelijk de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders, de burgemeester, gelezen: het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Artikel 2 Instelling, doel en beleid
1. Er is een openbaar lichaam welke rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wet, genaamd RUD Zuid-Limburg.
2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Maastricht.
3. Het openbaar lichaam is ingesteld ter behartiging van de belangen van de deelnemers ter zake van de uitvoering van taken van vergunningverlening, toezicht op en handhaving van het omgevingsrecht.
1. De uitvoeringsdienst voert voor alle deelnemers tenminste de taken uit zoals opgenomen in het basistakenpakket.
2. Naast de taken op het gebied van vergunningverlening, handhaving en toezicht behoren tot het takenpakket van de uitvoeringsdienst ook coördinerende, afstemmende en adviserende taken die voor de deelnemers tezamen worden verricht.
Artikel 4 Specialistische milieutaken
1. In aanvulling op de taken uit het basistakenpakket kan de uitvoeringsdienst, voor zover dit geen verstoring veroorzaakt in de uitvoering van de taken uit het basistakenpakket, op verzoek van een deelnemer, bij de oprichting van de uitvoeringsdienst, dan wel op een ander moment, ook specialistische milieutaken uitvoeren.
2. Voor de uitvoering van de specialistische taken worden afzonderlijke overeenkomsten gesloten tussen de deelnemers en het openbaar lichaam.
Artikel 5 Andere taken fysieke omgeving
1. In aanvulling op de taken uit het basistakenpakket en de specialistische milieutaken kan de uitvoeringsdienst, voor zover dit geen verstoring veroorzaakt in de uitvoering van de taken uit het basistakenpakket, op verzoek van een deelnemer en na goedkeuring van het algemeen bestuur, ook andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van de zorg voor de omgeving verrichten.
2. Voor de uitvoering van de andere taken worden afzonderlijke overeenkomsten gesloten tussen de deelnemers en het openbaar lichaam.
1. In aanvulling op de taken uit het basistakenpakket voert de uitvoeringsdienst ook vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken uit voor de bedrijven die vallen onder het BRZO en de RIE, categorie 4, waarbij het primaat ligt binnen het werkgebied Limburg.
2. De uitvoeringsdienst kan op verzoek van bevoegde BRZO gezagen en na goedkeuring van het algemeen bestuur, ook buiten het werkgebied Limburg BRZO-taken uitvoeren.
3. De uitvoeringsdienst kan taken die worden uitgevoerd voor bevoegde BRZO gezagen, na goedkeuring van het algemeen bestuur, uitbesteden aan andere uitvoeringsdiensten die BRZO-taken coördineren en uitvoeren.
Artikel 7 Werkzaamheden voor derden
Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de in artikel 3, 4, 5 en 6 bedoelde taken, kan de uitvoeringsdienst op verzoek van derden adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van zorg voor de omgeving verrichten na goedkeuring van het algemeen bestuur.
1. Het openbaar lichaam kent de volgende bestuursorganen:
Artikel 9 Het Algemeen bestuur
1. Het openbaar lichaam heeft een algemeen bestuur. De colleges van burgemeester en wethouders en gedeputeerde staten wijzen uit hun midden een lid van het algemeen bestuur aan.
2. De colleges van burgemeester en wethouders en gedeputeerde staten wijzen in ieder geval één vervangend lid van het algemeen bestuur aan die de door hen benoemde leden bij ontstentenis of verhindering vervangen.
3. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een zittingsduur van vier jaar, en treden af op de dag waarop de zittingsperiode van de colleges van burgemeester en wethouders respectievelijk gedeputeerde staten afloopt. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.
4. Wanneer het lidmaatschap van een lid van het algemeen bestuur afloopt doordat hij geen lid meer is van een college van burgemeester en wethouders respectievelijk gedeputeerde staten, houdt dit lid tevens op lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur te zijn.
5. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Dit gebeurt door mededeling aan het algemeen bestuur.
6. Indien tussentijds de plaats van een lid vacant komt, wijst het betrokken college van burgemeester en wethouders respectievelijk gedeputeerde staten zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.
7. Een lid van het algemeen bestuur dat zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld, blijft in functie totdat een nieuw lid is aangewezen.
8. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen.
9. Wanneer iemand wordt aangesteld om een vacante plaats in het algemeen bestuur te vervullen, treedt hij af op het moment waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
Artikel 9a Incompatibiliteiten
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 20 en artikel 52, eerste lid, onder d en tweede lid, van de Wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één der deelnemers aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar wordt voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die in dienst van één der deelnemers dan wel van het openbaar lichaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.
2. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal. Meerdere vergaderingen kunnen ingelast worden wanneer de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig acht, of wanneer tenminste 1/5e van de leden van het algemeen bestuur, onder opgave van redenen, dit schriftelijk verzoekt.
3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren zijn gesloten wanneer 1/5e van het aantal leden hierom verzoekt of de voorzitter dit nodig acht. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.
1. Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft.
2. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het dagelijks bestuur en de voorzitter van het openbaar lichaam en door een commissie als bedoeld in artikel 24 en 24a, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan de leden van het algemeen bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
3. De krachtens het tweede lid aan het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering, die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, te zamen vertegenwoordigend meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht, is bekrachtigd.
4. De krachtens het tweede lid aan de leden van het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het onderwerp waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, te zamen vertegenwoordigend meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht.
1. Het algemeen bestuur kan slechts vergaderen en besluiten nemen indien meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is.
2. Indien het vereiste aantal leden als bedoeld in het eerste lid niet aanwezig is bij een vergadering, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering, welke binnen twee weken dient plaats te vinden.
3. Op vergaderingen als bedoeld in het tweede lid is het bepaalde het eerste lid niet van toepassing, met dien verstande dat het algemeen bestuur over de begroting, een begrotingswijziging en de jaarstukken alleen kan beraadslagen en voorlopige besluiten kan nemen. De niet aanwezige leden hebben de mogelijkheid om binnen tien werkdagen te reageren op de het verslag van de vergadering. Indien er niet wordt gereageerd, wordt men geacht ingestemd te hebben met de voorlopige besluiten. De voorlopige besluiten worden binnen tien werkdagen omgezet in definitieve besluiten of, afhankelijk van de reacties, de besluiten vervallen.
1. Een lid van het algemeen bestuur heeft twee of meer stemmen, waarvan het aantal is gerelateerd aan de taken die door de uitvoeringsdienst voor de afzonderlijke deelnemers worden uitgevoerd, alsmede het financiële belang bij het openbaar lichaam van de deelnemer die door het lid wordt vertegenwoordigd.
2. De leden van het algemeen bestuur hebben in de vergadering de volgende stemmen:
Gemeente Valkenburg aan de Geul: 2
3. De stemverdeling wordt in ieder geval één maal per vier jaar herijkt, of zo vaak als nodig is op grond van substantiële wijziging van inbreng van taken.
4. De herijking van de stemverdeling wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.
5. Besluitvorming vindt plaats met een meerderheid van stemmen, uitgebracht door tenminste acht deelnemers, tenzij in de regeling anders is bepaald.
6. Indien de stemmen met betrekking tot een bepaald voorstel staken, wordt het betrokken onderwerp aangehouden tot de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Ingeval de stemmen bij herstemming over besluiten met betrekking tot benoeming, voordracht of aanbeveling van personen staken, beslist terstond het lot.
7. Bij het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen betreffende personen wordt schriftelijk gestemd, in de overige gevallen mondeling.
Artikel 14 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht
1. Het algemeen bestuur verschaft de raden, burgemeester en wethouders, provinciale staten of gedeputeerde staten, binnen een redelijke termijn alle inlichtingen die door deze organen of een of meer van hun leden worden gevraagd.
2. Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan het college dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door dit college of een of meer leden daarvan wordt verlangd.
3. Een lid van het algemeen bestuur is aan het college dat hem heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.
4. De colleges bepalen op welke wijze de door hen aangewezen leden aan hun plichten in het tweede en derde lid moeten voldoen.
5. Het tweede tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden en provinciale staten respectievelijk een of meer leden daarvan.
Artikel 16 Samenstelling dagelijks bestuur
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee of meer andere leden, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen.
2. De leden en plaatsvervangende leden worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur.
3. Het algemeen bestuur bewaakt bij de aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur een evenwichtige spreiding over het werkgebied van het openbaar lichaam.
1. Het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt of wanneer het lid van het dagelijks bestuur als zodanig ontslag neemt.
2. Beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt van rechtswege het einde van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur met zich mee.
3. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door overlijden, ontslag of om een andere reden tussentijds zijn opengevallen vindt plaats binnen twee maanden na het tijdstip waarop de vacature is ontstaan. Een tussentijds tot lid van het dagelijks bestuur benoemd lid treedt af op het moment waarop degene in wiens plaats hij is benoemd zou aftreden.
4. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur.
5. Het algemeen bestuur kan één of meer leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien dezen het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.
1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee leden dit nodig oordelen.
2. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. Dit reglement wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur.
3. De voorzitter en elk lid hebben één stem. In het geval de stemmen staken, heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.
4. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, tenzij in de regeling anders is bepaald of het dagelijks bestuur niet anders bepaald.
5. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
6. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.
7. Op de vergadering, bedoeld in het zesde lid, is het vijfde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
8. Bij het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen betreffende personen wordt schriftelijk gestemd, in de overige gevallen mondeling.
1. Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het dagelijks bestuur haar opheft.
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het dagelijks bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel het algemeen bestuur haar opheft.
Artikel 20 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht
1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.
2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
1. De voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen. Deze worden aangewezen tijdens de eerste vergadering van het algemeen bestuur.
2. De (plaatsvervangend) voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en voorzitter van het dagelijks bestuur.
3. De (plaatsvervangend) voorzitter vervult zijn functie voor de periode die parallel loopt met de zittingsduur van de leden van het algemeen bestuur zoals bepaald in artikel 9, derde lid, en eindigt met de aanwijzing van een andere (plaatsvervangend) voorzitter door het algemeen bestuur.
4. De stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend.
5. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen persoon opdragen.
Artikel 22 Bevoegdheden Algemeen Bestuur
1. Met betrekking tot de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het openbaar lichaam berust bij het algemeen bestuur alle bevoegdheid, die niet bij of krachtens deze regeling aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter is opgedragen of gedelegeerd.
2. Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het in deze regeling bepaalde, is het algemeen bestuur in ieder geval belast met en bevoegd tot:
a. Het doen van voorstellen aan de deelnemers omtrent toetreding tot, uittreding uit, wijziging van of opheffing van de regeling;
b. Het aangaan van geldleningen en van rekening-courantovereenkomsten;
c. Het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldleningen door anderen aan te gaan;
d. Het doen van uitgaven voordat de begroting of begrotingswijziging, waarbij deze uitgaven zijn geraamd, is goedgekeurd;
e. Het aanwijzen van de accountant.
3. Het algemeen bestuur besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
4. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden en provinciale staten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis te brengen aan het algemeen bestuur.
5. Het algemeen bestuur is bevoegd tot het mede treffen van en tot het deelnemen aan een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de Wet. Artikel 95 en 98 van de Wet zijn van overeenkomstige toepassing op deze bevoegdheden.
Artikel 23 Bevoegdheden Dagelijks Bestuur
1. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:
a. het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, waaronder het toezicht op het beheren van de financiën en de eigendommen van het openbaar lichaam;
b. beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;
c. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;
d. ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;
e. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 55a van de Wet;
f. te besluiten namens het openbaar lichaam,, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
2. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
Artikel 23a Machtiging uitoefening bevoegdheden
1. Het dagelijks bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.
Artikel 24 Commissies van advies
1. Het algemeen bestuur alsmede het dagelijks bestuur kan besluiten ten behoeve van de aan hen opgedragen taken commissies van advies, als bedoeld in artikel 24 Wgr, instellen.
Artikel 24a Bestuurscommissies
1. Het algemeen bestuur kan commissies instellen, als bedoeld in artikel 25 Wgr, met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.
Hoofdstuk 5 Organisatiebepalingen
1. De uitvoeringsdienst heeft een directeur die onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur belast is met de leiding van de uitvoeringsdienst en met de zorg voor een juiste taakvervulling door de uitvoeringsdienst.
2. De directeur van de uitvoeringsdienst fungeert als ambtelijk secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur legt de instructie van de directeur vast in een directiestatuut.
3. De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden, naast de voorzitter, meeondertekend door de directeur.
1. Het dagelijks bestuur voert periodiek bestuurlijk overleg met de deelnemers omtrent de inhoud en het niveau van uitvoering van wettelijke taken. Tijdens dit bestuurlijk overleg wordt in ieder geval behandeld:
a. de duur en kosten van de taakuitvoering;
b. de opzegtermijn van de dienstverlening;
c. de verrekening van eventuele desintegratiekosten bij vroegtijdige uittreding.
2. De bevoegdheden van het openbaar lichaam kunnen worden gewijzigd in geval van noodzakelijke aanpassing aan landelijke en/of Europese wetgeving.
1. Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast inzake het financieel en administratieve beheer van het openbaar lichaam. De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet en artikelen 216 en 217 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks voor 15 april een ontwerpbegroting van het openbaar lichaam voor het komende kalenderjaar, met bijbehorende toelichting, toe aan de raden en provinciale staten.
3. In de begroting wordt onder andere aangegeven welke bijdrage elke deelnemer verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van het openbaar lichaam.
4. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld.
5. De raden en provinciale staten kunnen binnen 8 weken na toezending van de ontwerpbegroting hun zienswijzen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt, alvorens verzending van de ontwerpbegroting aan het algemeen bestuur, de commentaren en zienswijzen van de raden en provinciale staten toe.
6. Het algemeen bestuur stelt de begroting uiterlijk 19 juli voorafgaande aan het jaar waar deze voor dient, vast. Terstond na de vaststelling zendt het dagelijks bestuur de begroting aan de deelnemers, en in ieder geval voor 1 augustus aan de minister.
7. Het bepaalde in dit artikel is ook van toepassing wanneer het wijzigingen van de begroting betreft.
1. Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden en provinciale staten.
2. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening en stelt haar vast op uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar waarop zij betrekking heeft.
3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling in het algemeen bestuur met bijbehorende stukken aan de minister. De jaarrekening dient in ieder geval voor 15 juli te worden verzonden.
4. Het algemeen bestuur kan besluiten de blijkens de jaarrekening behaalde negatieve resultaten geheel of ten dele:
a. af te boeken van reserves, voor zover aanwezig;
b. ten laste te brengen van deelnemers naar rato van ieders afname (= omzet) in het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft;
c. in de kalenderjaren of een deel van een kalenderjaar waarin nog geen personeel in dienst is van de RUD Zuid-Limburg, de resultaten ten laste te brengen van deelnemers naar afname van uren opgenomen in het werkprogramma van het jaar waarop de resultaten betrekking hebben.
5. Het algemeen bestuur kan besluiten de blijkens de jaarrekening behaalde positieve resultaten geheel of ten dele te bestemmen voor:
b. uit te keren aan deelnemers naar rato van ieders afname (= omzet) in het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft;
c. in de kalenderjaren of een deel van een kalenderjaar waarin nog geen personeel in dienst is van de RUD Zuid-Limburg, de resultaten naar afname van uren zoals opgenomen in het werkprogramma van het jaar waarop de resultaten betrekking hebben.
6. De deelnemers waarborgen de tijdige en volledige betaling van rente, aflossing, boeten en kosten van gesloten en af te sluiten kort- en langlopende leningen, lease-contracten en rekeningcourantovereenkomsten.
Artikel 30 Doorberekening van kosten
1. Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in het volgende lid, gehoord de raden en provinciale staten, nadere regels vaststellen met betrekking tot de door de deelnemers te betalen financiële bijdragen.
2. Deelnemers dragen bij aan de kosten van het goed functioneren van het openbaar lichaam en het uitoefenen van de hem opgedragen taken op basis van de feitelijke afname van taken.
3. Bij de kostentoerekening worden naast de directe uitvoeringskosten tevens de overheadkosten verdisconteerd.
4. Het algemeen bestuur kan ieder kwartaal voorschotnota’s indienen bij de deelnemers.
5. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemer verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.
6. Indien enig jaar een batig saldo oplevert wordt dit saldo toegevoegd aan het weerstandsvermogen van het openbaar lichaam. Het weerstandsvermogen mag maximaal 10% van de jaaromzet bedragen. Voor zover het batig saldo van enig jaar zou leiden tot een weerstandsvermogen van meer dan 10% van de jaaromzet, wordt het saldo boven de 10% gerestitueerd, tenzij een meerderheid van de deelnemers gemotiveerd instemt met een doelreservering van het batig saldo voor het openbaar lichaam. Het algemeen bestuur stelt hiertoe een voorstel vast.
7. Indien enig exploitatiejaar een nadelig saldo oplevert en het weerstandsvermogen ontoereikend is om dit nadelige saldo te dekken, stelt het algemeen bestuur een plan vast dat is gericht op het afbouwen en/of dekken van het nadelig exploitatiesaldo. Het algemeen bestuur bepaalt tevens of en zo ja, tot welk bedrag de deelnemers zullen bijdragen in het nadelig exploitatiesaldo. Het bedoelde plan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat de raden en provinciale staten gedurende een termijn van acht weken in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening ten aanzien van het plan naar voren te brengen.
8. Wanneer het algemeen bestuur overeenkomstig het gestelde in het vorige lid een besluit heeft genomen omtrent het bijdragen door de deelnemers in het nadelig exploitatiesaldo, wordt het nadelige exploitatiesaldo
a. Gedragen op basis van ieders afname (=omzet) in het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft;
b. In de kalenderjaren of een deel van een kalenderjaar waarin nog geen personeel in dienst is van de RUD Zuid-Limburg, gedragen naar rato van afname van uren zoals opgenomen in het werkprogramma van het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.
Hoofdstuk 7 Overige bepalingen
1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig en volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling ingevolge artikel 40 van de Archiefwet 1995.
2. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbestanden van de in deze regeling genoemde bestuursorganen is aangewezen de Rijksarchiefbewaarplaats te Maastricht.
1. Tot de regeling kunnen uitsluitend colleges van burgemeester en wethouders, dagelijkse besturen van waterschappen en dagelijkse besturen van andere openbare lichamen, waartoe ook de minister behoort die het aangaat, toetreden.
2. Toetreding is mogelijk op ieder moment.
3. Het betreffende bestuursorgaan dat wil toetreden, dient hiertoe een verzoek in bij het dagelijks bestuur. Het betreffende bestuursorgaan voegt hierbij het besluit tot toestemming van zijn vertegenwoordigend orgaan.
4. Het dagelijks bestuur brengt het verzoek ter kennis van het algemeen bestuur en geeft daarbij een advies over de toetreding.
5. Toetreding kan geschieden nadat het algemeen bestuur hiertoe bij unanimiteit heeft besloten.
6. Een lid van het algemeen bestuur kan slechts voor toetreding stemmen, nadat hij hiervoor de instemming van het bestuursorgaan van de deelnemer die hem heeft aangewezen heeft verkregen. Dit bestuursorgaan kan deze instemming pas verlenen na verkregen toestemming van zijn vertegenwoordigend orgaan.
1. Een deelnemer kan uit de regeling treden door toezending aan het algemeen bestuur
van een daartoe strekkend besluit van het bestuursorgaan dat de regeling mede is aangegaan na verkregen toestemming van het vertegenwoordigend orgaan van de betreffende deelnemer als bedoeld in artikel 51 van de Wet.
2. Het algemeen bestuur besluit over de voorwaarden waaronder de uittreding geëffectueerd kan worden en regelt de financiële en overige gevolgen van de uittreding.
3. Uittreden vindt niet eerder plaats dan met ingang van 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de voor uittreding noodzakelijke wijziging van deze regeling in werking is getreden.
4. Het uittreden van een van de deelnemers leidt niet tot opheffing van de regeling.
Artikel 34 Opheffing en liquidatie
1. Deze regeling kan op voorstel van het algemeen bestuur worden opgeheven door een daartoe strekkend besluit van de betrokken bestuursorganen van de deelnemers, met inachtneming van de daartoe strekkende bepalingen van de Wet.
2. Door het algemeen bestuur wordt een liquidatieplan opgesteld na alle deelnemers te hebben geraadpleegd.
3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.
4. Toewijzing van personeel aan de deelnemers vindt plaats bij besluit van het algemeen bestuur.
5. Bij de ontbinding van het openbaar lichaam in verband met opheffing van de regeling of anderszins, blijft het openbaar lichaam voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is.
1. Wijziging van de regeling kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemers die de regeling zijn aangegaan, na verkregen toestemming van de vertegenwoordigende organen van de deelnemers.
2. Zowel het dagelijks bestuur, als de bestuursorganen van de deelnemers kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.
3. Een besluit tot wijziging dat conform het gestelde in het eerste lid tot stand is gekomen, treedt in werking op de in het wijzigingsbesluit genoemde datum.
1. Het algemeen bestuur beslist in alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet.
2. Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.
3. Gedeputeerde staten zijn belast met verzending van deze regeling aan de minister.
4. Gedeputeerde Staten zijn belast met de bekendmaking van besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding, in de deelnemende provincie en gemeenten door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 137 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.
1. Deze regeling kan worden aangehaald als: gemeenschappelijke regeling RUD Zuid-Limburg en treedt in werking op 1 januari 2013.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2017-44243.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.