Besluit van de Minister van Economische Zaken tot toepassing van de Rijkscoördinatieregeling ten behoeve van het project Netversterking Marnezijl

23 december 2016

DGETM-E&O/16179758

De Minister van Economische Zaken;

In overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad,

Overwegende,

Dat op grond van richtlijn 2009/28/EG van het Europees parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEG 2009, L 140) Nederland ervoor dient te zorgen dat zijn aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in 2020 minstens gelijk is aan 14%;

Dat in het Energieakkoord voor duurzame groei (hierna: Energieakkoord) door de overheid en een groot aantal maatschappelijke organisaties, sectoren en bedrijven is afgesproken dat het aandeel hernieuwbare energie in de totale nationale energieopwekking moet stijgen naar 14% in 2020 en 16% in 2023;

Dat hiertoe onder andere het operationeel windvermogen op land (incl. wind in meer) wordt opgeschaald naar 6.000 MW in 2020;

Dat vooruitlopend op het wetsvoorstel ‘Voortgang energietransitie’ en daarmee vooruitlopend op de introductie van het Investeringsplan is bezien of de netbeheerder zich in voldoende mate rekenschap heeft gegeven van ontwikkelingen in de energiemarkt en de ontwikkelingen in de duurzame energieproductie in deze regio en dat het gezien deze ontwikkelingen in deze regio, zoals de aansluiting van windturbines in het noordelijke deel van het IJsselmeer, wenselijk is om het hoogspanningsnet in Noordwest-Friesland te versterken;

Dat netbeheerder TenneT TSO B.V. (hierna TenneT) door de Minister van Economische Zaken is verzocht het bestaande 110 kV-hoogspanningsnet bij Marnezijl geschikt te maken voor de voorziene ontwikkelingen in de duurzame energieproductie in de regio;

Dat het voor de realisatie van de doelstellingen uit het Energieakkoord noodzakelijk is dat TenneT zo spoedig mogelijk begint aan de aanleg van deze versterking van het landelijk hoogspanningsnet nabij Marnezijl, welke onder meer betrekking heeft op de aanleg van een netverbinding tussen Oudehaske en Marnezijl, het geschikt maken van een stationslocatie nabij Marnezijl en de benodigde aanpassingen aan het bestaande ringnet nabij Marnezijl (dit project wordt in dit besluit aangeduid als: Netversterking Marnezijl);

Dat TenneT daarom het voornemen heeft om begin 2017 te starten met de voorbereidingshandelingen voor de aanleg van de Netversterking Marnezijl;

Dat met de tijdige realisatie van de Netversterking Marnezijl het hoogspanningsnet in Noordwest-Friesland wordt versterkt teneinde de doelstellingen uit het Energieakkoord tijdig te kunnen realiseren;

Dat de Netversterking Marnezijl daarom moet worden aangemerkt als project van nationaal belang;

Dat het wenselijk is dat het project wordt voorbereid met toepassing van de Rijkscoördinatieregeling;

Dat de Rijkscoördinatieregeling op dit moment niet van rechtswege van toepassing is op dit project;

Dat het, in aansluiting op de artikelen 9c, eerste lid en 20b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, wenselijk is dat de Minister van Economische Zaken wordt aangewezen als Minister die samen met de Minister van Infrastructuur en Milieu een inpassingsplan vaststelt en die met de coördinatie van overige benodigde besluiten is belast;

Gelet op artikel 3.35, eerste tot en met derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Voor de aanleg van een netverbinding tussen Oudehaske en Marnezijl, het geschikt maken van een stationslocatie nabij Marnezijl en de benodigde aanpassingen aan het bestaande ringnet nabij Marnezijl wordt een inpassingsplan vastgesteld als bedoeld in artikel 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening.

  • 2. De voorbereiding en bekendmaking van het in het eerste lid bedoelde inpassingsplan worden gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van de in de bijlage bij dit besluit aangeduide besluiten.

Artikel 2

De Minister van Economische Zaken wordt aangewezen als de Minister bedoeld in artikel 3.35, tweede en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking van dit besluit en werkt terug tot en met 18 september 2016.

Artikel 4

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

's-Gravenhage, 24 juli 2017

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Tegen dit besluit staat geen bezwaar en beroep open (artikel 7.1 in samenhang met artikel 8.5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en onderdeel C 2 van de bijlage bij deze wet).

BIJLAGE

  • vergunning op grond van de Waterwet;

  • vergunning op grond van de Wet beheer Rijkswaterstaatwerken;

  • vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998; (ná 01-01-2017 Wet Natuurbescherming);

  • ontheffingen op grond van de Flora- en faunawet; (ná 01-01-2017 Wet Natuurbescherming);

  • omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • vergunning op grond van de Spoorwegwet;

  • evenals overige toestemmingen of ambtshalve besluiten bij of krachtens wetten, algemene maatregelen van bestuur, verordeningen of keuren die nodig zijn om de realisatie van het in het eerste lid genoemde project mogelijk te maken.

TOELICHTING

Inleiding

In het Energieakkoord voor duurzame groei (SER, 6 september 2013) is afgesproken om het aandeel hernieuwbare energie in de totale nationale energieopwekking te doen stijgen naar 14% in 2020 en 16% in 2023. Een van de pijlers onder deze afspraak is de opschaling van het operationeel windvermogen op land naar 6.000 MW in 2020. Ook richtlijn 2009/28/EG van het Europees parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEG 2009, L 140) verplicht Nederland tot minstens 14% gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen in 2020.

Onlosmakelijk onderdeel van de opschaling van wind op land is dat de toekomstige windparken op efficiënte wijze worden verbonden met het elektriciteitsnet.

Het project Netversterking Marnezijl

Het kabinet heeft een wetsvoorstel ‘Voortgang Energietransitie’ in voorbereiding. Met het wetsvoorstel wordt beoogd bestaande belemmeringen voor de energietransitie weg te nemen en hiermee de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet toekomstbestendig te maken. De introductie van het Investeringsplan maakt deel uit van het voorstel. Via het Investeringsplan wordt getoetst of de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zich in voldoende mate rekenschap heeft gegeven van ontwikkelingen in de energiemarkt. Vooruitlopend op het wetsvoorstel Voortgang Energietransitie en het Investeringsplan zien we dat de netbeheerder zich in voldoende mate rekenschap heeft gegeven van ontwikkelingen in de energiemarkt en dat het gezien de ontwikkelingen in de duurzame energieproductie in deze regio, zoals de aansluiting van windturbines in het noordelijke deel van het IJsselmeer (Windpark Fryslân), zeer wenselijk is om het hoogspanningsnet in Noordwest-Friesland te versterken.

TenneT is voornemens begin 2017 te starten met de voorbereidende werkzaamheden voor het project Netversterking Marnezijl. Dit is onder andere noodzakelijk om de afgesproken opschaling van wind op land tijdig te realiseren. Dit is op zijn beurt noodzakelijk om de Europese en nationale doelstelling op het gebied van verduurzaming van de energievoorziening te realiseren.

Het kabinet merkt het project aan als een project van nationaal belang. Aangezien de verantwoordelijkheid voor het energiebeleid bij het Rijk ligt, in het bijzonder bij de Minister van Economische Zaken, en de realisatie van deze netverzwaring een nationaal belang betreft, acht het kabinet het wenselijk dat de Rijkscoördinatieprocedure van toepassing is op het project.

Voor uitbreiding van het landelijk hoogspanningsnet voor het transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 220 kV of hoger is op grond van de Elektriciteitswet 1998 de Rijkscoördinatieregeling van rechtswege van toepassing, omdat elektriciteitstransport door middel van deze netten in het algemeen van nationaal belang is. Dit geldt op grond van de Elektriciteitswet 1998 ook voor windparken met een capaciteit van ten minste 100 MW en met inbegrip van de netaansluiting. De netverzwaring Marnezijl betreft 110 kV waarvoor geen wettelijk voorschrift geldt dat voorziet in coördinatie vanuit het Rijk.

De Minister van Economische Zaken kan op grond van artikel 3.35, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening – in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad – door middel van een separaat besluit om redenen van verwezenlijking van onderdelen van het nationaal ruimtelijk beleid de Rijkscoördinatieregeling van toepassing verklaren op de voorbereiding en bekendmaking van een inpassingsplan. Hierin voorziet het onderhavige besluit voor het project netversterking Marnezijl.

Rijkscoördinatieprocedure

De Rijkscoördinatieprocedure bestaat uit een ruimtelijke module en een uitvoeringsmodule. De ruimtelijke module geeft de procedure voor de ruimtelijke inpassing van het project en resulteert in de vaststelling van een inpassingsplan. Daarnaast is de uitvoeringsmodule van toepassing. Dit betekent dat de procedures voor alle vergunningen en ontheffingen die nodig zijn voor de realisatie van het project worden gecoördineerd door het Rijk, voor zover deze besluiten zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Toepassing van de Rijkscoördinatieregeling waarborgt de inhoudelijke afstemming van de benodigde besluiten en heeft tot gevolg dat alle besluiten dezelfde procedure volgen. Dit versnelt de besluitvorming van het project en vergroot de eenduidigheid voor de belanghebbenden.

Aanwijzing van de Minister van Economische Zaken

Voor de inhoud en de procedure van het inpassingsplan verwijst de Wet ruimtelijke ordening naar de bepalingen omtrent het bestemmingsplan (Hoofdstuk 3, afdelingen 3.1 en 3.2). Dat maakt het conform artikel 3.35, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, nodig te bepalen welke Minister in de plaats treedt van burgemeester en wethouders en ook gezamenlijk met de Minister van Infrastructuur en Milieu in de plaats treedt van de gemeenteraad. In het besluit wordt de Minister van Economische Zaken daarvoor aangewezen. Volgens artikel 3.35, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt de Minister aangewezen die eerstverantwoordelijk is voor de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking. In dit besluit wordt ook daarvoor de Minister van Economische Zaken aangewezen.

Instemming Eerste en Tweede Kamer

Op grond van artikel 3.35, negende lid, van de Wet ruimtelijke ordening moeten de Eerste en Tweede Kamer hebben ingestemd met dit besluit voordat aan het besluit uitvoering kan worden gegeven. Met het besluit wordt geacht te zijn ingestemd indien de beide Kamers binnen vier weken na toezending ervan geen besluit hebben genomen omtrent de behandeling ervan.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven