Procesreglement bestuursrecht rechtbanken (niet-KEI-zaken) 2017

Procesreglement met richtlijnen en aanwijzingen voor het behandelen van bestuursrechtelijke zaken (niet-KEI-zaken) bij de rechtbanken.

Het reglement is als modelreglement vastgesteld in het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht (LOVB) van 18 mei 2017.

Het procesreglement is vervolgens per rechtbank voor zover van toepassing vastgesteld op de hieronder genoemde data:

Gerechtsbestuur van de rechtbank Amsterdam op 29 mei 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Den Haag op 30 mei 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Rotterdam op 6 juni 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Noord-Nederland op 16 juni 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Noord-Holland op 27 juni 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Gelderland op 9 juni 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Overijssel op 6 juni 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Zeeland West Brabant op 30 mei 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Oost-Brabant op 14 juni 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Limburg op 31 mei 2017

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

2

   

Artikel 1.1

Begripsbepalingen

2

   

Artikel 1.2

Toepassingsbereik

2

   

Artikel 1.3

Gevallen waarin dit reglement niet voorziet

2

   

Artikel 1.4

Bijzondere omstandigheden

2

   

Artikel 1.5

Elektronisch indienen van beroepschriften en nadere stukken

2

   

Artikel 1.6

Indienen van berichten en stukken

2

   

Artikel 1.7

Uitstel van een door de bestuursrechter aan een partij gestelde termijn

2

HOOFDSTUK 2

DE PROCEDURE

3

 

AFDELING 2.1

HET BEGIN VAN DE PROCEDURE

3

   

Artikel 2.1

De ontvangstbevestiging en de berichtgeving over een ingediend beroepschrift

3

   

Artikel 2.2

De andere belanghebbende(n)

3

   

Artikel 2.3

Verwijzing, voeging en splitsing en overdracht aan een zittingsplaats

3

 

AFDELING 2.2

DE VEREISTEN VOOR DE PROCEDURE

4

   

Artikel 2.4

Herstel van een verzuim en opvragen machtiging

4

   

Artikel 2.5

Het griffierecht

4

   

Artikel 2.6

Beroep op betalingsonmacht griffierecht

5

 

AFDELING 2.3

HET VOORONDERZOEK

5

   

Artikel 2.7

Versnelde behandeling

5

   

Artikel 2.8

De beperking van de kennisneming

5

   

Artikel 2.9

De geheimhouding

6

   

Artikel 2.10

Voorbehouden kennisneming

7

   

Artikel 2.11

De repliek, de dupliek en de schriftelijke uiteenzetting

7

   

Artikel 2.12

Het deskundigenonderzoek

7

 

AFDELING 2.4

HET ONDERZOEK TER ZITTING

7

   

Artikel 2.13

De dagbepaling van de zitting

7

   

Artikel 2.14

De uitnodiging of oproeping voor de zitting

8

   

Artikel 2.15

Bijstand door een tolk ter zitting

8

   

Artikel 2.16

Te laat ingediende stukken

8

   

Artikel 2.17

Verzoek tot opmaken proces-verbaal

9

   

Artikel 2.18

Verzoek tot verstrekking dossierstukken

9

   

Artikel 2.19

De schorsing

9

   

Artikel 2.20

De sluiting van het onderzoek zonder (nadere) zitting

9

 

AFDELING 2.5

DE UITSPRAAK

9

   

Artikel 2.21

De termijn voor de schriftelijke uitspraak

9

   

Artikel 2.22

De uitspraak

9

   

Artikel 2.23

Herstel van de uitspraak

9

HOOFDSTUK 3

HET NIET TIJDIG NEMEN VAN EEN BESLUIT

10

   

Artikel 3.1

Het beroep tegen het niet tijdig nemen of bekendmaken van een besluit

10

HOOFDSTUK 4

HET VERZET

10

   

Artikel 4.1

Het verzet

10

HOOFDSTUK 5

DE VOORLOPIGE VOORZIENING

10

   

Artikel 5.1

Toepassingsbereik van dit hoofdstuk

10

   

Artikel 5.2

De op de zaak betrekking hebbende stukken

10

   

Artikel 5.3

De uitnodiging of oproeping voor de zitting

11

   

Artikel 5.4

De termijn voor de uitspraak

11

HOOFDSTUK 6

VERZOEK OM SCHADEVERGOEDING

11

   

Artikel 6.1

Toe te voegen bescheiden

11

HOOFDSTUK 7

SLOTBEPALING

11

   

Artikel 7.1

Slotbepaling

11

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit reglement wordt verstaan onder

    Awb:

    de Algemene wet bestuursrecht;

    een vreemdelingenzaak:

    een zaak waarin de rechtbank Den Haag bevoegd is op grond van artikel 6 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak;

    werkdagen:

    maandag tot en met vrijdag met uitzondering van de dagen waarop de rechtbank gesloten is;

    Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken (CIV):

    het onderdeel van de rechtbank Den Haag (zittingsplaats Haarlem) dat is aangewezen voor het ontvangen en registreren van beroepschriften en verzoekschriften in een vreemdelingenzaak.

  • 2. Tenzij uit dit reglement anders voortvloeit, wordt hierna mede verstaan:

    onder bestuursrechter:

    de voorzieningenrechter;

    onder beroep:

    verzoek om voorlopige voorziening, verzoek om schadevergoeding, verzet en verzoek om herziening;

    onder beroepschrift:

    verzoekschrift en verzetschrift.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

Dit reglement heeft betrekking op alle zaken waarop de Awb van toepassing is, met uitzondering van zaken:

  • waarop de artikelen 8:36a en 8:36b van de Awb, na wijziging bij de wet van 13 juli 2016, Stb 2016, 288 van toepassing zijn;

  • waarop de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeervoorschriften van toepassing is;

  • waarin wordt deelgenomen aan het ‘vrijwillig digitaal procederen in het bestuursrecht’.

Artikel 1.3 Gevallen waarin dit reglement niet voorziet

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de bestuursrechter.

Artikel 1.4 Bijzondere omstandigheden

De bestuursrechter kan van dit reglement afwijken indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Artikel 1.5 Elektronisch indienen van beroepschriften en nadere stukken (artikel 8:40a van de Awb)

De rechtbank neemt een elektronisch ingediend beroepschrift uitsluitend in behandeling, indien het is ingediend via een van de webapplicaties van de rechtbank (http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht). Hetzelfde geldt voor door de indiener van het beroepschrift nader ingediende elektronische stukken. Deze bepaling heeft geen betrekking op faxverkeer.

Artikel 1.6 Indienen van berichten en stukken

Wanneer een partij zich beroept op een algemeen toegankelijk stuk en de vindplaats daarvan vermeldt, hoeft hij dit stuk niet in te dienen. Het algemeen toegankelijke stuk moet tijdens de procedure toegankelijk zijn. Indien het stuk niet meer ongewijzigd toegankelijk is, kan de bestuursrechter de partij verzoeken dit stuk alsnog in te dienen.

Artikel 1.7 Uitstel van een door de bestuursrechter aan een partij gestelde termijn

  • 1. De bestuursrechter wijst een verzoek om verlenging van een door hem gestelde termijn af als dat niet is gemotiveerd of niet binnen die termijn is ingediend. Indien een partij redelijkerwijs niet in staat was een verzoek om uitstel tijdig in te dienen geeft zij de bestuursrechter daarvan bij eerste gelegenheid bericht.

  • 2. De bestuursrechter verlengt een door hem gestelde termijn slechts in bijzondere omstandigheden. Hij deelt de beslissing op het verzoek om uitstel binnen één week na ontvangst van dit verzoek aan verzoeker mee.

  • 3. Indien de bestuursrechter een verzoek om uitstel inwilligt, geeft hij aan de verzoeker een nadere termijn van ten hoogste vier weken na de verzending van de mededeling, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De beslissing op een verzoek wordt ook aan de andere partijen medegedeeld.

  • 5. De bestuursrechter wijst een volgend verzoek om verlenging van een gestelde termijn af als dat betrekking heeft op dezelfde aangelegenheid.

  • 6. Indien het eerste verzoek wordt afgewezen, kan de bestuursrechter de indiener van het verzoek om verlenging een laatste termijn geven om alsnog aan het gevraagde te voldoen. In ieder geval wordt geen laatste termijn gegeven, indien bij het stellen van de termijn is medegedeeld dat verlenging niet wordt toegestaan.

HOOFDSTUK 2 DE PROCEDURE

AFDELING 2.1 HET BEGIN VAN DE PROCEDURE

Artikel 2.1 De ontvangstbevestiging en de berichtgeving over een ingediend beroepschrift (de artikelen 6:14 en 8:42 van de Awb)
  • 1. De griffier bevestigt de ontvangst van het beroepschrift aan de indiener binnen een week.

  • 2. De griffier stelt de wederpartij(en) binnen één week op de hoogte van de ontvangst van het beroepschrift.

  • 3. In afwijking van het tweede lid stelt het CIV in een vreemdelingenzaak het bestuursorgaan binnen één werkdag van de ontvangst op de hoogte. De zittingsplaats waaraan de zaak is toebedeeld, bericht het bestuursorgaan daarvan binnen één week.

Artikel 2.2 De andere belanghebbende(n) (de artikelen 8:26 en 8:43 van de Awb)
  • 1. Binnen een week na de ontvangst van het beroepschrift stelt de griffier de op dat moment bij hem bekende andere belanghebbenden daarvan op de hoogte.

  • 2. De bestuursrechter kan het bestreden besluit, het beroepschrift en de gronden van beroep ter beschikking stellen aan degene die in de gelegenheid wordt gesteld om als partij aan het geding deel te nemen. De bestuursrechter stelt hem een termijn van twee weken om kenbaar te maken of hij als partij aan het geding wil deelnemen.

  • 3. Op het verzoek van een andere belanghebbende om als partij aan het geding deel te nemen beslist de bestuursrechter – eventueel voorlopig – binnen vier weken na de ontvangst. Hij past daarbij artikel 2.10, vijfde lid, toe en kan partijen in de gelegenheid stellen alsnog een beroep te doen op artikel 8:29 van de Awb.

  • 4. Binnen twee weken nadat een belanghebbende (voorlopig) als partij in het geding is toegelaten, stelt de bestuursrechter aan hem de (overige) op de zaak betrekking hebbende stukken ter beschikking. De bestuursrechter stelt hem daarbij in de gelegenheid binnen vier weken een schriftelijke uiteenzetting over de zaak te geven.

  • 5. De bestuursrechter verlengt de in het vierde lid genoemde termijnen voor zover dat noodzakelijk is vanwege besluitvorming over beperking van de kennisneming of geheimhouding van stukken of vanwege de feitelijke uitvoering van een beslissing die de bestuursrechter daarover heeft genomen.

Artikel 2.3 Verwijzing, voeging en splitsing en overdracht aan een zittingsplaats (de artikelen 8:13 en 8:14 van de Awb)
  • 1. De bestuursrechter beslist op een verzoek om verwijzing, voeging of splitsing als bedoeld in de artikelen 8:13, tweede lid, en 8:14, tweede lid, van de Awb binnen vier weken na ontvangst daarvan.

  • 2. In een vreemdelingenzaak kan in iedere stand van de procedure de zittingsplaats worden gewijzigd.

  • 3. Indien een partij in een vreemdelingenzaak verzoekt om behandeling in een andere zittingsplaats, beslist de bestuursrechter binnen vier weken op dat verzoek.

AFDELING 2.2 DE VEREISTEN VOOR DE PROCEDURE

Artikel 2.4 Herstel van een verzuim en opvragen machtiging (de artikelen 6:5, 6:6 en 8:24 van de Awb)
  • 1. Indien sprake is van een herstelbaar verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb of indien de bestuursrechter van een gemachtigde een machtiging verlangt, stelt de bestuursrechter de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid binnen vier weken het verzuim te herstellen dan wel de machtiging in te zenden.

  • 2. Indien de voorzieningenrechter in een met het beroep samenhangende voorlopige-voorzieningsprocedure toepassing geeft aan het eerste lid kan de bestuursrechter aan de indiener van het beroepschrift die tevens de indiener van het verzoekschrift is, een termijn gelijk aan die in de voorlopige voorziening stellen.

  • 3. Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep wegens een verzuim als bedoeld in het eerste lid vindt slechts plaats, indien:

    • a. de uitnodiging om het verzuim te herstellen bij aangetekende brief is verzonden,

    • b. in de uitnodiging is medegedeeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn is hersteld en het verzuim niet verschoonbaar is, en

    • c. binnen de termijn geen herstel heeft plaatsgevonden en dit verzuim niet verschoonbaar is.

  • 4. Bij de toezending per gewone brief nadat de aangetekende brief is terugontvangen als bedoeld in artikel 8:38, eerste lid, van de Awb, wordt de in de aangetekende brief gestelde termijn niet verlengd.

  • 5. De voorgaande leden zijn niet van toepassing indien de mogelijkheid om het verzuim te herstellen bij bijzondere wet is uitgesloten.

Artikel 2.5 Het griffierecht (de artikelen 8:41 en 6:15 van de Awb)
  • 1. Binnen twee weken na de ontvangst van het beroepschrift nodigt de griffier de indiener per gewone post uit het griffierecht binnen vier weken te voldoen. Indien na de verzending van de uitnodiging per gewone post de termijn waarbinnen dient te worden betaald, is verstreken en het verschuldigde griffierecht niet is ontvangen, verzendt de griffier de uitnodiging om het griffierecht binnen vier weken te voldoen per aangetekende post. Indien het griffierecht wordt verrekend met een rekening-courantverhouding met de rechtbanken wordt geen uitnodiging verzonden.

  • 2. De griffier heft, in afwijking van het eerste lid, geen griffierecht indien de bestuursrechter het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15, eerste of tweede lid, van de Awb doorzendt aan een bestuursorgaan of een bestuursrechter van een ander gerecht.

  • 3. Indien de bestuursrechter, nadat griffierecht is geheven, het beroepschrift doorzendt aan of de zaak verwijst naar de bestuursrechter van een gerecht, bericht de doorzendende of verwijzende bestuursrechter degene aan wie is doorgezonden of naar wie is verwezen zo spoedig mogelijk over de ontvangst van het griffierecht. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de overdracht van een vreemdelingenzaak.

  • 4. De griffier betaalt het griffierecht na ontvangst terug indien griffierecht is geheven voordat:

    • de bestuursrechter het beroepschrift doorzendt aan een bestuursorgaan ter behandeling als bezwaarschrift of administratief-beroepschrift;

    • de bestuursrechter van een rechtbank het beroepschrift doorzendt aan een hoger beroepsrechter of een hoger beroepsrechter het beroepschrift doorzendt aan een bestuursrechter van een rechtbank ter behandeling als beroepschrift of doorzendt aan de Hoge Raad als beroepschrift in cassatie.

  • 5. Indien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat het griffierecht niet tijdig is betaald, betaalt de griffier het eventueel na de termijn betaalde griffierecht voor dat beroep terug.

  • 6. Indien de bestuursrechter niet bevoegd is kennis te nemen van het beroepschrift heft de griffier geen griffierecht. Is wel griffierecht betaald, dan wordt dit terugbetaald.

Artikel 2.6 Beroep op betalingsonmacht griffierecht
  • 1. De indiener van het beroepschrift kan de griffier verzoeken de heffing van griffierecht achterwege te laten wegens betalingsonmacht. Dit verzoekt hij in het beroepschrift of uiterlijk voor het einde van de betalingstermijn van het griffierecht. In zaken waarop de Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is en waarin geen verzet mogelijk is, kan de indiener van het beroepschrift dit verzoek doen totdat op het beroep uitspraak is gedaan.

  • 2. Naar aanleiding van dit verzoek, zendt de griffier de indiener een formulier. Dit formulier retourneert de indiener ingevuld, samen met de gevraagde gegevens binnen twee weken na de verzending.

  • 3. Het formulier en de gevraagde gegevens worden niet ter beschikking gesteld aan andere partijen.

AFDELING 2.3 HET VOORONDERZOEK

Artikel 2.7 Versnelde behandeling (artikel 8:52 van de Awb)

Binnen een week na ontvangst van een gemotiveerd verzoek om versnelde behandeling beslist de bestuursrechter of het verzoek wordt ingewilligd. Bij inwilliging van het verzoek bericht de griffier de partijen zo mogelijk op welke wijze de zaak verder wordt behandeld.

Artikel 2.8 De beperking van de kennisneming (artikel 8:29 van de Awb)
  • 1. Een partij die op grond van gewichtige redenen mededeelt dat alleen de bestuursrechter van stukken dan wel van inlichtingen kennis zal mogen nemen, deelt dit gemotiveerd mede bij voorkeur in een afzonderlijk stuk.

  • 2. Een mededeling als bedoeld in het eerste lid kan uitsluitend betrekking hebben op stukken dan wel inlichtingen die de betrokken partij volgens de wet verplicht is aan de bestuursrechter over te leggen dan wel te verstrekken. Indien de mededeling betrekking heeft op onverplicht overgelegde stukken of verstrekte inlichtingen zendt de griffier deze aan de partij terug.

  • 3. (gereserveerd)

  • 4. De betrokken partij kan de stukken waarop de mededeling betrekking heeft uitsluitend op papier indienen. Deze stukken worden ingezonden en in een gesloten envelop bijgesloten. Linksboven op de envelop vermeldt de partij de term “8:29 van de Awb”.

  • 5. Indien de mededeling slechts ziet op delen van een of meer stukken of inlichtingen, wijst de bestuursrechter de betrokken partij er zo nodig op dat van hem wordt verwacht dat hij een versie van de stukken of van de inlichtingen indient die aan de andere partij(en) mag worden gezonden.

  • 6. Indien de mededeling betrekking heeft op (delen van) stukken waarover op grond van de Wet openbaarheid van bestuur een besluit is genomen en het beroep tegen dat besluit is gericht, handelt de bestuursrechter alsof de bestuursrechter heeft besloten dat beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.

  • 7. Indien de betrokken partij wenst dat ook van (delen van) de motivering van de mededeling de kennisneming wordt beperkt, dan dient hij dit te vermelden in de mededeling als bedoeld in het eerste lid. De motivering wordt bijgesloten in de in het vierde lid bedoelde gesloten envelop. De bestuursrechter houdt met deze mededeling slechts rekening indien de betrokken partij dat vermeldt in de mededeling en tevens een versie van de motivering van de mededeling overlegt die ook aan de andere partij(en) mag worden gezonden.

  • 8. De bestuursrechter kan de andere partij(en) in de gelegenheid stellen binnen een termijn van twee weken op de mededeling inzake beperking van de kennisneming te reageren. Daarbij neemt de bestuursrechter het in het zevende lid bedoelde verzoek om beperking van de kennisneming van (delen van) de motivering van de mededeling in acht.

  • 9. De bestuursrechter beslist binnen vier weken na ontvangst van de mededeling onder vermelding van de naam/namen van de rechter(s) die de beslissing heeft/hebben genomen. Indien de bestuursrechter de partij om een nadere toelichting op de mededeling vraagt, stelt hij een termijn van twee weken en beslist hij binnen vier weken na ontvangst van de nadere toelichting. Indien toepassing wordt gegeven aan het vorige lid beslist hij binnen vier weken na ontvangst van de reactie.

  • 10. Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming niet of niet geheel gerechtvaardigd is, wordt de betrokken partij gevraagd om binnen twee weken mee te delen of deze instemt met voeging van het (gedeeltelijk) stuk of de (gedeeltelijk) inlichting of in het digitaal dossier dan wel of deze het stuk of de inlichting terug wil krijgen. Hierbij wordt de partij er op gewezen dat indien hij niet instemt, de bestuursrechter daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die hem geraden voorkomen.

  • 11. Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming geheel of gedeeltelijk gerechtvaardigd is, stelt hij de andere partijen in de gelegenheid, voor zover niet op een eerder moment al toestemming is verleend, hem binnen twee weken te berichten of zij er in toestemmen dat de bestuursrechter uitspraak doet mede op grondslag van (delen van de) stukken of inlichtingen waarvan beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is geacht.

  • 12. Indien toestemming wordt verleend is kennisneming van die stukken of inlichtingen bij de beoordeling van het beroep beperkt tot de bestuursrechter. Van een eenmaal gegeven toestemming kan niet worden teruggekomen.

  • 13. Indien de toestemming wordt geweigerd blijven de (delen van de) stukken of inlichtingen waarvan de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is geacht bij de beoordeling van het beroep buiten beschouwing. De betreffende stukken worden aan de betrokken partij teruggezonden. De zaak wordt behandeld door een andere bestuursrechter dan degene door wie de beslissing is genomen.

  • 14. Na de uitspraak op het beroep worden de stukken of inlichtingen waarvan de kennisneming is beperkt op grond van een beslissing van de bestuursrechter, binnen twee weken teruggezonden aan de betrokken partij.

  • 15. Het negende en veertiende lid zijn van overeenkomstige toepassing op de in het zevende lid bedoelde motivering waarvan beperking van de kennisneming is verzocht.

Artikel 2.9 De geheimhouding (artikel 8:29 van de Awb)
  • 1. Indien een partij op grond van gewichtige redenen weigert stukken over te leggen dan wel weigert inlichtingen te verstrekken, deelt hij dit gemotiveerd mede bij voorkeur in een afzonderlijk stuk.

  • 2. Een mededeling als bedoeld in het eerste lid kan uitsluitend betrekking hebben op stukken dan wel inlichtingen die de betrokken partij volgens de wet verplicht is aan de bestuursrechter over te leggen dan wel te verstrekken.

  • 3. (gereserveerd)

  • 4. Indien de mededeling slechts ziet op delen van een of meer stukken of inlichtingen, wijst de bestuursrechter de betrokken partij er zo nodig op dat van hem wordt verwacht dat hij een versie van de stukken of van de inlichtingen indient die aan de andere partij(en) mag worden gezonden.

  • 5. Indien de betrokken partij wenst dat uitsluitend de rechter kennis neemt van (delen van) de motivering is daarop artikel 2.8 van toepassing.

  • 6. De bestuursrechter kan de andere partij(en) in de gelegenheid stellen binnen een termijn van twee weken op de mededeling inzake geheimhouding te reageren. Daarbij neemt de bestuursrechter het in het vijfde lid bedoelde verzoek om beperking van de kennisneming van (delen van) de motivering van de mededeling in acht.

  • 7. De bestuursrechter beslist binnen vier weken na ontvangst van de mededeling onder vermelding van de naam/namen van de rechter(s) die de beslissing heeft/hebben genomen. Indien de bestuursrechter de partij om een nadere toelichting op de mededeling vraagt, stelt hij een termijn van twee weken en beslist hij binnen vier weken na ontvangst van de nadere toelichting. Indien toepassing wordt gegeven aan het vorige lid beslist hij binnen vier weken na ontvangst van de reactie.

  • 8. Indien de bestuursrechter beslist dat de geheimhouding van de stukken of de inlichtingen (deels) gerechtvaardigd is, brengt hij in zijn beslissing tot uitdrukking dat die stukken of inlichtingen geheel of gedeeltelijk bij de beoordeling van het beroep buiten beschouwing blijven.

    De zaak wordt behandeld door een andere bestuursrechter dan degene door wie de beslissing is genomen.

  • 9. Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de weigering niet of niet geheel gerechtvaardigd is, wordt de betrokken partij gevraagd om binnen twee weken de stukken alsnog in te dienen onderscheidenlijk de inlichtingen te verstrekken. Hierbij wordt de partij er op gewezen dat indien hij niet instemt, de bestuursrechter daaruit de gevolgtrekkingen maakt die hem geraden voorkomen.

Artikel 2.10 Voorbehouden kennisneming (artikel 8:32 van de Awb en artikel 88 e.v. van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 103 e.v. van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, 75b van de Ziektewet e.v., 129c van de Werkloosheidswet)
  • 1. Indien een partij wil dat de bestuursrechter bepaalt dat kennisneming van stukken is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de bestuursrechter bijzondere toestemming heeft gekregen, worden deze in een aparte envelop aan de griffie bijgesloten. Linksboven op de envelop vermeldt de partij de term “8:32 van de Awb”.

  • 2. (gereserveerd)

  • 3. De bestuursrechter beslist binnen twee weken na ontvangst van deze stukken.

  • 4. Indien het beroep betrekking heeft op artikel 88 e.v. van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 103 e.v. van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen en 75b van de Ziektewet beoordeelt de bestuursrechter ambtshalve of artikel 8:32 moet worden toegepast.

  • 5. Voordat de bestuursrechter beslist een andere belanghebbende als bedoeld in artikel 2.2 van dit reglement in het geding toe te laten, beoordeelt hij ambtshalve of artikel 8:32 van de Awb moet worden toegepast.

Artikel 2.11 De repliek, de dupliek en de schriftelijke uiteenzetting na repliek (artikel 8:43 van de Awb)
  • 1. Indien de bestuursrechter de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid stelt schriftelijk te repliceren geeft hij daartoe een termijn van vier weken.

  • 2. Na ontvangst van de repliek stelt de bestuursrechter de andere partij(en) in de gelegenheid binnen vier weken te dupliceren of een nadere schriftelijke uiteenzetting over de zaak te geven.

Artikel 2.12 Het deskundigenonderzoek (de artikelen 8:47 en 8:48 van de Awb)
  • 1. Indien de bestuursrechter partijen in de gelegenheid stelt om hun wensen kenbaar te maken over het onderzoek door de door hem te benoemen deskundige, geeft hij aan partijen een termijn van twee weken.

  • 2. De bestuursrechter zendt het verslag van de deskundige binnen één week na ontvangst daarvan aan partijen.

  • 3. De bestuursrechter kan de termijn van vier weken voor het naar voren brengen van zienswijzen over het verslag eenmaal met twee weken verlengen op grond van een tijdig ingediend en gemotiveerd verzoek van een partij.

  • 4. Als de bestuursrechter beslist om de ontvangen zienswijzen voor commentaar voor te leggen aan de deskundige, doet hij dat binnen vier weken na ontvangst daarvan. Aan de deskundige wordt daarbij een termijn van ten hoogste vier weken gegeven om zijn commentaar in te dienen.

AFDELING 2.4 HET ONDERZOEK TER ZITTING

Artikel 2.13 De dagbepaling van de zitting
  • 1. De griffier kan partijen bij wijze van aankondiging mededelen wanneer de zitting plaatsvindt. Een verzoek om een andere datum kan uitsluitend worden ingewilligd indien:

    • dit verzoek is gemotiveerd;

    • verhinderdata binnen een periode van twee weken voor tot zes weken na de geagendeerde zittingsdatum worden vermeld; en

    • het verzoek binnen een week na verzending van de aankondiging is ingediend.

  • 2. Na een uitnodiging voor de zitting wordt een verzoek om uitstel van de behandeling ter zitting zo mogelijk schriftelijk, onder aanvoering van gewichtige redenen en tijdig, ingediend. Onder tijdig wordt verstaan: zo spoedig mogelijk na ontvangst van de uitnodiging of zo spoedig mogelijk nadat van de tot uitstel vragende omstandigheid is gebleken. De partij dient in zijn verzoek om uitstel zo mogelijk zijn verhinderdata op te nemen.

  • 3. De bestuursrechter beslist binnen een week na ontvangst van dit verzoek.

  • 4. Een verzoek dat voldoet aan de in het tweede lid omschreven voorwaarden wordt ingewilligd, tenzij de bestuursrechter oordeelt dat zwaarder wegende bij de behandeling van de zaak betrokken belangen hieraan in de weg staan. Als zwaarder wegende belangen kunnen mede worden aangemerkt een voor de bestuursrechter geldende beslistermijn en het belang van andere bij de behandeling van de zaak betrokken belanghebbenden.

  • 5. De griffier deelt een afwijzing van het verzoek mee aan de verzoekende partij binnen een week na ontvangst van dit verzoek.

  • 6. De griffier stelt partijen en eventuele andere betrokkenen binnen een week na ontvangst van het verzoek in kennis van een beslissing tot uitstel van de behandeling ter zitting.

Artikel 2.14 De uitnodiging of oproeping voor de zitting (de artikelen 8:56 en 8:59 van de Awb)
  • 1. In de uitnodiging of oproeping vermeldt de griffier of de zaak door een enkelvoudige of een meervoudige kamer wordt behandeld en zo mogelijk de geplande behandeltijd. Tevens vermeldt de griffier hierin de naam, onderscheidenlijk namen van de rechter(s) of de vindplaats waar dit is gepubliceerd.

  • 2. Indien de bestuursrechter een partij oproept om in persoon te verschijnen, vermeldt de griffier in de oproeping zo mogelijk de reden waarom de partij wordt opgeroepen. Hij stelt ook de wederpartij(en) van die redengeving in kennis. De oproeping wordt indien het desbetreffende adres bekend is aan die partij zelf gezonden. De griffier stelt de gemachtigde daarvan in kennis.

  • 3. Indien de bestuursrechter op de zitting zaken gevoegd of gesplitst behandelt en daarvan niet eerder mededeling is gedaan, deelt de griffier dit bij voorkeur mede in de uitnodiging of oproeping.

  • 4. Indien de bestuursrechter een partij in persoon oproept aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen, gelast hij ambtshalve het transport.

  • 5. Indien een partij aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen de bestuursrechter verzoekt de zitting te mogen bijwonen, kan de bestuursrechter het transport gelasten. Dit verzoek dient uiterlijk twee weken voor de zitting, of zo snel als redelijkerwijs mogelijk bij de bestuursrechter te worden ingediend.

Artikel 2.15 Bijstand door een tolk ter zitting (de artikelen 8:59 en 8:60 van de Awb)
  • 1. Bij een eerste beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel zorgt de bestuursrechter voor een tolk op de zitting indien betrokkene tolkbijstand behoeft. De bestuursrechter zorgt op verzoek voor een tolk als een partij in persoon is opgeroepen of als de bestuursrechter ambtshalve getuigen en/of deskundigen wil horen en tolkbijstand daarvoor nodig is. De tweede volzin vindt geen toepassing indien betrokkene de vrijheid is ontnomen en hij uitsluitend wordt opgeroepen omdat hij heeft verzocht te worden gehoord.

  • 2. De bestuursrechter zorgt voor een tolk op de zitting indien de zaak over een bestraffende sanctie gaat en tolkbijstand nodig is om te garanderen dat degene aan wie de bestraffende sanctie is opgelegd het verhandelde ter zitting kan volgen in een taal die hij verstaat.

  • 3. Een verzoek om tolkbijstand dient uiterlijk twee weken voor de zitting, of zo snel als redelijkerwijs mogelijk bij de bestuursrechter te worden ingediend. De bestuursrechter beslist binnen een week op dit verzoek.

Artikel 2.16 Te laat ingediende stukken
  • 1. Indien stukken tien dagen of minder voor de zitting door de bestuursrechter zijn ontvangen, beslist de bestuursrechter of deze stukken buiten beschouwing blijven. De beslissing wordt door de bestuursrechter uiterlijk in de uitspraak kenbaar gemaakt.

  • 2. Stukken die na de sluiting van het onderzoek ter zitting ongevraagd zijn ingediend blijven buiten beschouwing. Een uitzondering geldt voor stukken die aanleiding hebben gegeven tot heropening van het onderzoek. De beslissing wordt door de bestuursrechter uiterlijk in de uitspraak kenbaar gemaakt.

  • 3. De stukken die buiten beschouwing blijven, blijven in het dossier opgenomen.

Artikel 2.17 Verzoek tot opmaken proces-verbaal(artikel 8:61 van de Awb)

Een partij die verzoekt tot het opmaken en toezenden van een proces-verbaal van het verhandelde ter zitting vermeldt het belang dat hij daarbij heeft.

Artikel 2.18 Verzoek tot verstrekking dossierstukken

De bestuursrechter wijst een verzoek van een partij om verstrekking van een dossierstuk niet zijnde het proces-verbaal van de zitting, gedaan na de uitspraak, slechts in uitzonderlijke gevallen toe.

Artikel 2.19 De schorsing (artikel 8:64 van de Awb)

Indien niet alle partijen op de zitting aanwezig waren en de bestuursrechter het onderzoek ter zitting met toepassing van artikel 8:64, eerste lid, van de Awb heeft geschorst, doet de griffier binnen twee weken na die zitting mededeling aan partijen van de schorsing en van de wijze waarop het onderzoek wordt voortgezet.

Artikel 2.20 De sluiting van het onderzoek zonder (nadere) zitting (de artikelen 8:57 en 8:64 van de Awb)
  • 1. Indien de bestuursrechter voornemens is het onderzoek te sluiten zonder (nadere) zitting, wijst hij partijen op hun recht om op zitting te worden gehoord. Tevens wijst hij partijen op de mogelijkheid om binnen vier weken te verklaren dat zij gebruik willen maken van dit recht. Het derde lid is onverminderd van toepassing.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde termijn ongebruikt is verstreken deelt de griffier de beslissing over de sluiting van het onderzoek binnen vier weken aan partijen mee.

  • 3. De bestuursrechter kan in een tussenuitspraak het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen of opdracht geven een gebrek in het bestreden besluit te (laten) herstellen. Indien de bestuursrechter daarna bepaalt dat een nader onderzoek achterwege blijft, deelt de griffier de beslissing over de sluiting van het onderzoek aan partijen mee. Dit doet hij binnen vier weken nadat zich één van de situaties heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 8:57, tweede lid, van de Awb.

AFDELING 2.5 DE UITSPRAAK

Artikel 2.21 De termijn voor de schriftelijke uitspraak (artikel 8:66 van de Awb)

Indien de bestuursrechter na verlenging van de uitspraaktermijn van zes weken niet binnen de aan de partijen medegedeelde termijn uitspraak doet, deelt de griffier partijen zo mogelijk mee wanneer uitspraak wordt gedaan.

Artikel 2.22 De uitspraak (artikel 8:66 e.v. van de Awb)
  • 1. (gereserveerd)

  • 2. (gereserveerd)

  • 3. De griffier verstrekt aan iedere partij op verzoek niet meer dan éénmaal een grosse van een uitspraak. Dit doet hij kosteloos en bij aangetekende brief. Daarbij worden gezamenlijk procederende personen als één partij aangemerkt.

Artikel 2.23 Herstel van de uitspraak
  • 1. De bestuursrechter kan op verzoek van een partij of ambtshalve een kennelijke fout in de beslissing of in de dragende overwegingen van een uitspraak die zich voor eenvoudig herstel leent, herstellen.

  • 2. Voordat de bestuursrechter overgaat tot rectificatie, stelt hij partijen die niet om het herstel hebben verzocht in de gelegenheid om zich over het herstel uit te laten binnen door de hem te stellen termijn.

  • 3. De herstelde uitspraak wordt aan partijen bekendgemaakt op de wijze van de bekendmaking van de oorspronkelijke uitspraak.

HOOFDSTUK 3 HET NIET TIJDIG NEMEN VAN EEN BESLUIT

Artikel 3.1 Het beroep tegen het niet tijdig nemen of bekendmaken van een besluit (de artikelen 6:2, 6:20 en 8:55b tot en met 8:55f van de Awb)

  • 1. Dit artikel is van toepassing indien beroep is ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit of bekendmaken van een beschikking van rechtswege.

  • 2. De bestuursrechter behandelt het beroep versneld met toepassing van artikel 8:52 van de Awb. Dit deelt de griffier partijen mee in de ontvangstbevestiging of de berichtgeving, bedoeld in artikel 2.1. In afwijking van artikel 2.5, eerste lid, nodigt de griffier de indiener uit het griffierecht binnen twee weken te voldoen.

  • 3. Indien sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, stelt de bestuursrechter in afwijking van artikel 2.4, eerste lid, de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid het verzuim binnen twee weken te herstellen.

  • 4. Bij de berichtgeving, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, verzoekt de bestuursrechter het bestuursorgaan binnen twee weken de op de zaak betrekking hebbende stukken in te zenden. Daarbij deelt de bestuursrechter het bestuursorgaan mee dat indien het hieraan niet of niet geheel voldoet, op het beroep wordt beslist op grondslag van de beschikbare stukken.

  • 5. Indien de bestuursrechter het beroep op de zitting behandelt, zendt de griffier ten minste twee weken voor de datum van de zitting partijen de uitnodiging of oproeping om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen. Binnen twee weken na de zitting doet de bestuursrechter uitspraak.

  • 6. Indien het bestuursorgaan alsnog een besluit neemt en dat aan de bestuursrechter zendt voordat de bestuursrechter uitspraak heeft gedaan, behandelt de bestuursrechter het beroep verder op de gewone wijze. De griffier doet hiervan mededeling aan partijen.

HOOFDSTUK 4 HET VERZET

Artikel 4.1 Het verzet (artikel 8:55 van de Awb)

  • 1. Indien de bestuursrechter vaststelt dat sprake is van een herstelbaar verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, stelt hij in afwijking van artikel 2.4 de indiener van het verzetschrift in de gelegenheid het verzuim binnen twee weken te herstellen.

  • 2. Indien de bestuursrechter de wederpartij de gelegenheid geeft te reageren op het verzet, stelt de bestuursrechter een termijn van twee weken.

  • 3. Indien de bestuursrechter de indiener van het verzetschrift in de gelegenheid stelt op de zitting te worden gehoord, zendt de griffier de mededeling daarover ten minste drie weken voor de datum van de zitting aan de indiener. Hij stelt de overige partijen in de bodemzaak daarvan op de hoogte.

  • 4. De bestuursrechter behandelt het verzet binnen dertien weken na ontvangst van het verzetschrift op de zitting of doet binnen deze termijn zonder zitting uitspraak. Indien de termijn niet kan worden gehaald, wordt daarvan binnen de termijn aan partijen mededeling gedaan.

HOOFDSTUK 5 DE VOORLOPIGE VOORZIENING

Artikel 5.1 Toepassingsbereik van dit hoofdstuk

Indien dit hoofdstuk van toepassing is, zijn de artikelen 2.7, 2.20 en 2.21 niet van toepassing en kan worden afgeweken van de in hoofdstuk 2 genoemde termijnen.

Artikel 5.2 De op de zaak betrekking hebbende stukken (artikel 8:83 van de Awb)

Indien de indiener van het verzoekschrift of een andere belanghebbende op papier procedeert kan de griffier het betrokken bestuursorgaan verzoeken een afschrift van de stukken tegelijkertijd ook op papier aan de andere partijen te zenden en daarvan mededeling te doen aan de griffier.

Artikel 5.3 De uitnodiging of oproeping voor de zitting (artikel 8:83 van de Awb)

In de uitnodiging of oproeping vermeldt de griffier, voor zover van toepassing, de in artikel 78 van de Vw 2000 bedoelde mogelijkheid dat de voorzieningenrechter niet alleen op het verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar of administratief beroep beslist, maar ook op dat bezwaar of administratief beroep.

Artikel 5.4 De termijn voor de uitspraak (artikel 8:84 van de Awb)

De voorzieningenrechter doet binnen twee weken na de zitting uitspraak.

HOOFDSTUK 6 VERZOEK OM SCHADEVERGOEDING

Artikel 6.1 Toe te voegen bescheiden (artikel 8:92 van de Awb)

De indiener van het verzoekschrift voegt zo mogelijk de reactie van het betrokken bestuursorgaan op zijn schriftelijke verzoek om vergoeding van de schade bij het verzoekschrift.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALING

Artikel 7.1 Slotbepaling

  • 1. Op de termijnen, bedoeld in dit reglement, is de Algemene termijnenwet van toepassing.

  • 2. De tekst van dit reglement wordt in de Staatscourant geplaatst en tevens op www.rechtspraak.nl gepubliceerd.

  • 3. Dit reglement treedt in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant.

  • 4. Dit reglement wordt aangehaald als: Procesreglement bestuursrecht rechtbanken (niet-KEI-zaken) 2017.

Naar boven