Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 juni 2017, 2017-0000106853, tot wijziging Regeling Inburgering alsmede tot wijziging van het Examenreglement basisexamen inburgering buitenland

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 7, 8 van de Wet Inburgering, de hoofdstukken 3 en 4 van het Besluit inburgering en artikel 3.98b, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

ARTIKEL I REGELING INBURGERING

De Regeling inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.2 wordt ‘vijfde lid’ vervangen door: vierde lid.

B

In artikel 2.2a, eerste lid, wordt ‘eerste lid’ vervangen door: tweede lid.

C

In artikel 2.2c, aanhef, wordt ‘eerste lid’ vervangen door: tweede lid.

D

In artikel 2.2d wordt ‘eerste lid’ vervangen door: tweede lid.

E

Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw), onder a en b, wordt ‘eerste lid’ vervangen door: tweede lid.

3. In het eerste lid (nieuw), onder c en d, wordt ‘tweede lid’ vervangen door: derde lid.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Voor inburgeringsplichtigen met een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd bedraagt het examengeld voor het examenonderdeel participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van het besluit, € 150,–.

F

Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De tekst van de participatieverklaring, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de wet, is opgenomen in bijlage 7 bij deze regeling.

G

In artikel 3.5 wordt ‘derde lid’ vervangen door: vierde lid.

H

In artikel 3.6 wordt ‘eerste lid’ vervangen door: tweede lid.

I

In artikel 3.10, eerste lid, wordt na ‘De minister stelt’ ingevoegd: voor de examenonderdelen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c, van het besluit’.

J

In artikel 3.13 vervalt de aanduiding ‘1’ voor het eerste lid.

K

In artikel 4.5, eerste lid, wordt na ‘artikel 17, eerste’ ingevoegd: en tweede.

L

In artikel 4.16, aanhef, wordt ‘tweede lid’ vervangen door: derde lid.

M

Na hoofdstuk 4 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 5. NADERE REGELS INVULLING MAATSCHAPPELIJKE BEGELEIDING

Artikel 5.1

De maatschappelijke begeleiding bevat in ieder geval de volgende componenten:

  • a. praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen: ondersteuning en coaching van vergunninghouders bij het regelen van praktische zaken en het wegwijs maken in de gemeente;

  • b. hulp bij het starten van de inburgering: informatie over het inburgeringstraject en hulp bij het vinden van een inburgeringscursus waar nodig en

  • c. stimuleren van participatie en integratie: door begeleiding en coaching en kennismaking met maatschappelijke organisaties, informatie over onderwijs, vrijwillig en betaald werk.

N

Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘artikel 6, eerste lid, onderdeel a of b’ vervangen door: artikel 6, eerste of tweede lid.

2. In onderdeel c wordt voor ’31’ ingevoegd: 28, 30,.

O

In artikel 6.2, derde lid, wordt ‘7 of 32’ vervangen door: 7, eerste lid, 29 en 32.

P

In artikel 9.1, aanhef, wordt ‘eerste lid’ vervangen door: tweede lid.

Q

Artikel 9.4 vervalt.

R

Bijlage 6, als bedoeld in artikel 3.3 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II EXAMENREGLEMENT BASISEXAMEN INBURGERING BUITENLAND

Het Examenreglement basisexamen inburgering buitenland wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, vierde lid onder a, wordt ‘€ 100’ vervangen door: € 60

In artikel 2, vierde lid onder b, wordt ‘€ 150’ vervangen door: € 50

In artikel 2, vierde lid onder c, wordt ‘€ 100’ vervangen door: € 40

ARTIKEL III INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2017, met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt met ingang van 1 oktober 2017 en terug werkt tot en met 9 juli 2015.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 29 juni 2017

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

BIJLAGE 6., BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3.3 VAN DE REGELING INBURGERING

Inburgeringsdiploma

(voor- en achternaam)

geboren (geboortedatum) te (geboorteplaats, geboorteland),

heeft met goed gevolg het inburgeringsexamen afgelegd.

Het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 7, eerstee onderdeel a, van de Wet inburgering of artikel 13, eerste lid, van de Wet inburgering zoals die luidde op 31 december 2012, is behaald op het vereiste niveau van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen.

Het inburgeringsexamen bestaat uit de volgende examenonderdelen:

Participatieverklaringstraject

Elektronisch Praktijkexamen (profiel/niveau*)

Praktijkexamen (profiel/niveau*)

Toets Gesproken Nederlands

Kennis van de Nederlandse Samenleving

Leesvaardigheid

Luistervaardigheid

Schrijfvaardigheid

Spreekvaardigheid

Kennis van de Nederlandse Maatschappij

Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt

*Het behaalde profiel en niveau (A1/A2) wordt getoond

Plaats

Datum

   

Groningen

(datum diplomagerechtigd)

   

Namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Handtekening van de kandidaat

voor deze

 

......

......

   

(naam van de ondertekenaar)

 
   

(functie van de ondertekenaar)

 
   
 

Diplomanummer: (unieke klantsleutel alleen bekend in ISI)

Doorhalingen en/of wijzigingen maken dit diploma ongeldig.

BIJLAGE 7 PARTICIPATIEVERKLARING

TOELICHTING

1. Algemeen

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling inburgering en enkele andere regelingen in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om het Reglement basisexamen inburgering in het buitenland aan te passen.

2. Participatieverklaring

Als bijlage bij deze regeling wordt de tekst van de participatieverklaring gevoegd. Deze verklaring wordt als afronding van het participatieverklaringstraject ondertekend door de inburgeringsplichtige.

De participatieverklaring geeft eerst een beschrijving van de waarden vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit en participatie. De tekst wordt afgesloten met de verklaring dat de inburgeringsplichtige verklaart dat hij of zij kennis heeft genomen van de waarden en spelregels van de Nederlandse samenleving en deze respecteert. Hij of zij verklaart actief een bijdrage te willen leveren aan de Nederlandse samenleving en er daarbij op te rekenen de ruimte te krijgen van medeburgers. Deze afsluitende verklaring is neergelegd in de Wet inburgering.

De begrippen die gebruikt worden in de participatieverklaring hebben deels betrekking op klassieke grondrechten (vrijheidsrechten) en deels op sociale grondrechten (plichten van de overheid), zoals deze zijn opgenomen in het eerste hoofdstuk van de Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden en op enkele basisprincipes hoe we in Nederland met elkaar samenleven.

De participatieverklaring bevat een toelichting op de begrippen vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit en participatie.

Het begrip vrijheid betreft een verzamelbegrip en heeft onder andere betrekking op de vrijheid van het individu om te zeggen, denken en doen wat hij of zij wil. Aan deze vrijheden zijn ook grenzen verbonden. Wat iemand doet of zegt mag nooit in strijd zijn met de wet. Zo geldt het verbod op discriminatie en mag niet worden aangezet tot haat of worden opgeroepen tot vijandigheid. Het begrip vrijheid is in de participatieverklaring toegelicht aan de hand van de volgende zinsneden: ‘In Nederland mag iedereen denken, doen en zeggen wat hij wil. Dit betekent: Iedereen zijn eigen mening mag uiten, iedereen een eigen geloof mag hebben en is vrij wel of niet te geloven, iedereen mag uitkomen voor zijn of haar seksuele geaardheid en iedereen recht heeft op eigen keuzen en zelfstandigheid (zelfbeschikkingsrecht).Hier zijn ook grenzen aan verbonden. Wat iemand doet of zegt mag nooit in strijd zijn met de wet. Je mag bijvoorbeeld niet discrimineren, aanzetten tot haat of oproepen tot geweld.’ 1

Het begrip gelijkwaardigheid is afgeleid van het gelijkheidsbeginsel dat is verankerd in artikel 1 van de Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden en heeft betrekking op het algemene principe en gelijkheidsrecht dat iedere burger wettelijk gelijke rechten heeft en gelijke gevallen, gelijk wordt behandeld. In de participatieverklaring wordt het begrip gelijkwaardigheid toegelicht aan de hand van de volgende zinsnede: ‘In Nederland worden alle burgers gelijkwaardig behandeld. Discriminatie naar geslacht, geloof, afkomst of seksuele geaardheid wordt niet geaccepteerd.2

Het begrip solidariteit staat voor een saamhorige en zorgzame samenleving en voor lotsverbondenheid. Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau betekent solidariteit dat leden van een groep een gemeenschappelijk belang onderschrijven (positieve lotsverbondenheid).3 Solidariteit wordt ook wel omschreven als handelingen die ten goede komen aan een ander zonder dat men de zekerheid heeft van een tegenprestatie.4 Solidariteit betreft daarmee een gezamenlijke verantwoordelijkheid die burgers en de overheid hebben voor de samenleving.

De overheid heeft de plicht om burgers bepaalde bestaanszekerheden te garanderen. In de Grondwet is verwoord dat de bestaanszekerheid voorwerp van zorg van de overheid is. Ook is in de Grondwet aan de overheid opgedragen voorwaarden voor maatschappelijke en culturele ontplooiing te scheppen. Van burgers wordt verwacht dat ze rekening met elkaar houden en elkaar helpen. Bijvoorbeeld door het doen van vrijwilligerswerk in een vereniging of in de buurt en het bieden van hulp daar waar nodig in hun leefomgeving.

De hiervoor beschreven invulling van het begrip solidariteit is terug te vinden in de volgende zinsneden van de participatieverklaring: ‘In Nederland zijn burgers samen verantwoordelijk voor de samenleving. Burgers hebben recht op een veilige leefomgeving, fatsoenlijke huisvesting, eerlijke arbeidsvoorwaarden, minimumloon bij werk, goed onderwijs en goede medische zorg. De overheid heeft de plicht mensen te beschermen tegen uitbuiting en ongelijke behandeling. Burgers moeten in principe in hun eigen levensonderhoud voorzien. Als dat niet op eigen kracht lukt, en er is niemand die kan helpen, dan biedt de overheid hulp.5

Het begrip participatie heeft betrekking op het leveren van een bijdrage aan de samenleving. In de participatieverklaring wordt het begrip toegelicht aan de hand van de volgende zinsneden: ‘In Nederland vragen we alle burgers bij te dragen aan een prettige en veilige samenleving, bijvoorbeeld door te werken, naar school te gaan of door vrijwilligerswerk te doen. Dat kan in de wijk, op school of in een vereniging. Het spreken van de Nederlandse taal is hierbij essentieel.6 Participatie is een belangrijke voorwaarde voor het functioneren van onze samenleving zowel voor de instandhouding van het welvaartsniveau als voor de sociale samenhang.

De regering heeft getracht met de het opstellen van de participatieverklaring een opsomming te geven van belangrijke klassieke en sociale grondrechten en waarden die van belang zijn voor het functioneren van de samenleving. De opsomming is niet limitatief. Het staat gemeenten vrij om in het participatieverklaringstraject ook andere relevante begrippen te adresseren en toe te lichten.

Voor asielmigranten vindt bekostiging van het participatieverklaringstraject plaats uit de bijdrage die gemeenten ontvangen voor maatschappelijke begeleiding.

De kosten van het participatieverklaringstraject bedragen voor de overige migranten, gezinsmigranten en geestelijk bedienaren, € 150,– per persoon. Dit bedrag is gebaseerd op de kosten van de uitvoering van het participatieverklaringstraject in het kader van de pilot participatieverklaring. Voor dit bedrag kan een groepsbijeenkomst over de Nederlandse kernwaarden van minimaal een dagdeel en bijbehorende ondertekening georganiseerd worden.

3. Maatschappelijke begeleiding

De componenten waaruit de maatschappelijke begeleiding in ieder geval moet bestaan zijn neergelegd in artikel 5.1.lid 1 a tot en met c van het Besluit inburgering. In deze regeling worden nadere regels gesteld over de invulling van deze begeleiding. Op deze manier wordt getracht te waarborgen dat in alle gemeenten bij de maatschappelijke begeleiding die aspecten naar voren komen, die van belang worden geacht voor de ondersteuning van de integratie van asielmigranten en hun gezinsleden. Met deze inkadering wordt een zekere mate van uniformiteit geborgd. Daarbij wordt aan gemeenten de ruimte gelaten om de maatschappelijke begeleiding, binnen de gegeven kaders, verder uit te werken en aan te laten sluiten bij de lokale context en behoeften van de specifieke inburgeringsplichtige.

De maatschappelijke begeleiding bevat in ieder geval de volgende componenten:

  • A. Praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen. Hieronder valt te denken aan het regelen van voorzieningen zoals wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen en onderwijs. Voorbeelden van praktische hulp zijn: hulp bij inschrijvingen, aanvraag uitkering, openen bankrekening en betalen rekeningen, huur, verzekeringen, algemene levensbehoeften en praktische bewegwijzering in de buurt. Weten waar gemeentehuis en politiebureau zijn etcetera;

  • B. Hulp bij het starten van de inburgering. Hierbij kan worden gedacht aan het informeren dan wel adviseren over het inburgeringstraject en praktische hulp bij het inschrijven voor een inburgeringscursus waar nodig.

  • C. Stimuleren van participatie en integratie. Te denken valt aan begeleiding en coaching ten behoeve van een actieve en positieve inzet van de asielmigrant in de Nederlandse samenleving en kennismaking met lokale (maatschappelijke) organisaties. Hier valt onder informatie over het volgen van onderwijs dan wel het traject naar vrijwillig en of betaald werk. Waarover informatie wordt verstrekt is afhankelijk van de opleiding, de mogelijkheden en wensen van de asielgerechtigde. Voorbeelden van lokale (maatschappelijke) organisaties zijn buurthuizen, vrijwilligersorganisaties, bibliotheek,verenigingen, clubs en welzijnsorganisaties.

Het ligt in de rede dat gemeenten het participatieverklaringstraject niet los zien van de maatschappelijke begeleiding. De maatschappelijke begeleiding versterkt en vult aan op hetgeen in het participatieverklaringstraject wordt meegegeven. Beide taken worden uitgevoerd door gemeenten en kunnen in een integrale aanpak, aangepast aan de lokale behoefte van de gemeente, nader vorm worden gegeven.

4. Artikelsgewijs

Artikel I

Bijlage 6 bij de Regeling inburgering, het model-inburgeringsdiploma, wordt geactualiseerd vanwege de toevoeging van het participatieverklaringstraject aan het inburgeringsexamen. Tevens wordt de tekst van de participatieverklaring als bijlage bij de Regeling gevoegd. Alleen personen die inburgeringsplichtig worden na invoering van het participatieverklaringstraject zijn verplicht om dit traject te doen. Is dit het geval dan wordt dit examenonderdeel op het inburgeringsdiploma vermeld. Hoeft de persoon het participatieverklaringstraject niet af te leggen, dan wordt dit examenonderdeel niet op het inburgeringsdiploma vermeld. Het inburgeringsdiploma verstrekt door DUO aan de desbetreffende persoon wordt door de IND gebruikt bij de beoordeling van aanvragen om een sterker verblijfsrecht en/of bij aanvragen om het Nederlanderschap.

Artikel II

Gelet op de uitspraak van het Hof van Justitie van 9 juli 2015 (C-153/14, Minister van Buitenlandse Zaken / K en A) zijn de kosten van het basisexamen inburgering verlaagd en bij ministeriële regeling vastgesteld7. Deze verlaging was abusievelijk nog niet verwerkt in het Examenreglement basisexamen inburgering buitenland. Dit is de reden om aan de inwerkingtreding van dit artikel terugwerkende kracht te verlenen tot en met het moment van de uitspraak.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Citaat uit de participatieverklaring.

X Noot
2

Citaat uit de participatieverklaring

X Noot
3

Publicatie Sociaal Cultureel Planbureau 13 november 2012, ‘Meebetalen aan de zorg’

X Noot
4

http://dare.uva.nl/document/2/129644 (Paul de Beer, solidariteit in de 21ste eeuw)

X Noot
5

Citaat uit de participatieverklaring

X Noot
6

Citaat uit de participatieverklaring

Naar boven