Wijziging beleidsregels van het Commissariaat voor de Media houdende beleidsregels omtrent nevenactiviteiten publieke media-instellingen (Beleidsregels nevenactiviteiten 2016)

Het Commissariaat voor de Media,

Gelet op afdeling 2.5.6 en artikel 7.11 van de Mediawet 2008 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De beleidsregels nevenactiviteiten 2016 worden als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt het volgende toegevoegd:

onderwijsinstelling:

een instelling die is erkend door het Ministerie van OC&W en is opgenomen in één van de registers van OC&W.

B

Na artikel 14 wordt een artikel toegevoegd luidende:

Artikel 14a Samenwerking eenmalig project

  • 1. Een nevenactiviteit is een samenwerking in het kader van een eenmalig project indien:

    • a. de activiteit wordt uitgevoerd door een publieke media-instelling en een mediabedrijf, culturele instelling of onderwijsinstelling;

    • b. het project beperkt van omvang is; en

    • c. het project beperkt is tot een totale duur van maximaal één week per kalenderjaar.

  • 2. Een samenwerking in het kader van een eenmalig project hoeft niet te worden gemeld bij het Commissariaat.

C

Na artikel 14a (nieuw) wordt een artikel toegevoegd luidende:

Artikel 14b Gelijkwaardige samenwerking

  • 1. Een nevenactiviteit is een gelijkwaardige samenwerking indien:

    • a. er sprake is van een samenwerking tussen een publieke media-instelling en een mediabedrijf, culturele instelling of onderwijsinstelling;

    • b. er sprake is van een gelijkwaardige verhouding voor wat betreft zeggenschap en inbreng tussen de publieke media-instelling en de derde partij;

    • c. er sprake is van het gezamenlijk opzetten van een activiteit, waarbij bij aanvang gebruik wordt gemaakt van elkaars expertises;

    • d. de publieke media-instelling een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst aan het Commissariaat kan overleggen;

    • e. de publieke media-instelling deugdelijk kan onderbouwen hoe de keuze voor de partij waarmee zij willen samenwerken tot stand is gekomen; en

    • f. er in de samenwerkingsovereenkomst is voorzien in een mechanisme van gelijkwaardige ontvlechting in geval van beëindiging van de overeenkomst.

  • 2. Er geldt een maximale samenwerkingsperiode van 4 boekjaren.

  • 3. Een gelijkwaardige samenwerking wordt in beginsel geacht te voldoen aan de voorwaarden van marktconformiteit en kostendekkendheid.

  • 4. Een gelijkwaardige samenwerking wordt gemeld via het daartoe bestemde meldingsformulier op de website van het Commissariaat en gaat niet van start voordat toestemming van het Commissariaat is verkregen.

D

Aan artikel 20 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De volgende beleidsbrieven en brochures worden per 1 juli 2017 ingetrokken

    • de beleidsbrief publiek-private samenwerking 2012; en

    • de brochure publiek-private samenwerking.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

TOELICHTING

Algemeen deel

In augustus 2016 heeft het Commissariaat de nieuwe Leidraad samenwerkingen ter consultatie voorgelegd. De Leidraad samenwerkingen zal de huidige Beleidsbrief Publiek-Private Samenwerkingen en de Brochure Publiek-Private Samenwerkingen vervangen. Tijdens de consultatie hebben diverse media-instellingen de suggestie aangedragen het beleid rondom publiek-private samenwerkingen vast te leggen in de Beleidsregels Nevenactiviteiten 2016.

Deze wijziging van de beleidsregels nevenactiviteiten 2016 heeft als doel het vastleggen van het beleid rondom publiek-private samenwerkingen.

Samenwerkingen kunnen zowel in het kader van de publieke media-opdracht, als in het kader van een nevenactiviteit worden uitgevoerd. Omdat het Commissariaat niet vooraf toezicht houdt op samenwerkingen in het kader van de publieke media-opdracht, zal hier alleen worden ingegaan op samenwerkingen in het kader van een nevenactiviteit.

Er zijn vier manieren waarop kan worden samengewerkt in het kader van een nevenactiviteit:

  • samenwerking in het kader van een eenmalig project

  • samenwerking in het kader van een experimentele nevenactiviteit

  • gelijkwaardige samenwerking

  • samenwerking in het kader van een reguliere nevenactiviteit

Voor de eerste drie vormen van samenwerkingen geldt een lichter toetsingsregime. Wanneer de samenwerking niet binnen één van de eerste drie vormen van samenwerking valt, dient de nevenactiviteit via de reguliere procedure te worden gemeld bij het Commissariaat.

Artikelsgewijze toelichting

A

De registers zijn te raadplegen via www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/hoger-onderwijs/vraag-en-antwoord/waar-vind-ik-een-overzicht-van-erkende-opleidingen. Het gaat om die instellingen die zijn opgenomen in het:

  • Register niet bekostigde educatie;

  • Centraal register beroepsopleidingen;en

  • Centraal register Opleidingen Hoger Onderwijs.

B

Samenwerking in het kader van een eenmalig project

Er is sprake van een eenmalig project als het project beperkt is van omvang en de totale duur van het project beperkt is tot maximaal één week per kalenderjaar. Dit betekent dat als gedurende één kalenderjaar een samenwerking plaatsvindt met een duur van maximaal één week en het jaar daarop hetzelfde evenement wordt georganiseerd, dit wederom kwalificeert als eenmalig project.

Eenmalige samenwerkingsprojecten hoeven niet vooraf bij het Commissariaat te worden gemeld. Hierdoor kan met een eenmalig project direct van start worden gegaan. Hoewel er geen voorafgaande toestemming van het Commissariaat plaatsvindt, moet de samenwerking wel voldoen aan de vereisten van relatie met het media-aanbod, marktconformiteit en kostendekkendheid. Het Commissariaat kan achteraf toetsen of de samenwerking terecht is aangemerkt als eenmalig project. Ook kan achteraf, al dan niet op basis van een signaal of handhavingsverzoek, worden getoetst of de samenwerking voldoet aan de vereisten van relatie met het media-aanbod, kostendekkendheid en marktconformiteit.

Gelijkwaardige samenwerking

Een gelijkwaardige samenwerking is een samenwerking waarbij de samenwerkingspartners gelijke rechten en plichten hebben.

Gelijkwaardigheid betekent dat de inbreng en zeggenschap van partijen ten behoeve van de samenwerking gelijkwaardig is. De verhouding van inbreng en zeggenschap van de publieke media-instelling ten opzichte van de private partij moet 50% - 50% zijn. De publieke media-instelling moet aannemelijk maken, bijvoorbeeld door middel van een schriftelijke onderbouwing, dat zowel de zeggenschap van de bij de samenwerking betrokken partijen als de inbreng van die partijen gelijkwaardig is.

Voor de toetsing of sprake is van gelijke inbreng kijkt het Commissariaat naar alle vormen van inbreng, zowel van financiële, materiele, personele als van immateriële zaken. Indicatoren dat voor een gelijke inbreng zijn: gelijke rechten, gelijke verdeling van kosten en opbrengsten (zoals reclame en subsidies) en de gelijke inbreng van kennis, knowhow, menskracht en gelijke promotieverplichtingen.

Voor gelijkwaardige samenwerkingen die als nevenactiviteit worden verricht, geldt dat deze in beginsel geacht worden aan de voorwaarden van marktconformiteit en kostendekkendheid te voldoen indien in de melding van de nevenactiviteit aannemelijk is gemaakt dat de samenwerking gelijkwaardig is. Het Commissariaat gaat ervan uit dat bij gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit aan de eisen van marktconformiteit en kostendekkendheid is voldaan, omdat onder die omstandigheden kan worden aangenomen dat een reële prijs wordt betaald voor de inbreng van de publieke media-instelling (de marktconformiteit) en dat de activiteit kostendekkend zal worden verricht.

Het Commissariaat behoudt zich het recht voor om in voorkomende gevallen, al dan niet naar aanleiding van een handhavingsverzoek, de marktconformiteit en de kostendekkendheid te toetsen. Na vier jaar zal het Commissariaat in elk geval controleren of de nevenactiviteit niet verliesgevend is.

Naar boven