Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 6 januari 2017, nummer 2029595 houdende instelling van de taskforce lijkschouw en gerechtelijke sectie (Instellingsregeling taskforce lijkschouw en gerechtelijke sectie)

De Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister voor Wonen en Rijksdienst;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1 (Begripsbepalingen)

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Veiligheid en Justitie;

b. Taskforce:

de taskforce, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2 (Instelling en taak)

  • 1. Er is een taskforce lijkschouw en gerechtelijke sectie.

  • 2. De taskforce heeft tot taak:

    • a. onderzoek te doen naar de keten van lijkschouw tot gerechtelijke sectie teneinde te achterhalen of er onvolkomenheden zijn waardoor gevallen van een onnatuurlijke dood als gevolg van een misdrijf niet worden herkend;

    • b. onderzoek te doen naar de oorzaken van de daling in het aantal gerechtelijke secties vanaf 2005;

    • c. onderzoek te doen als genoemd in de aanbevelingen 17 tot en met 20 van het rapport ‘De lijkschouw en sectie nader beschouwd’, tenzij de commissie van oordeel is dat dat onderzoek niet voor de datum genoemd in artikel 4, eerste lid, kan worden gerealiseerd of op bezwaren stuit verband houdend met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van nabestaanden c.q. de integriteit van het lichaam van de overledene;

    • d. naar aanleiding van het onderzoek en de bevindingen in dat kader aanbevelingen te doen ter verbetering van de werking van de gehele keten van lijkschouw tot en met gerechtelijke sectie.

Artikel 3 (Samenstelling, benoeming, ontslag)

  • 1. De taskforce bestaat uit een voorzitter en maximaal 8 andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de Minister benoemd.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de duur van de taskforce.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de Minister een ander lid benoemen.

Artikel 4 (Instellingsduur en rapportageverplichting)

  • 1. De taskforce brengt voor 1 mei 2017 een eindrapportage uit met betrekking tot het onderzoek, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 2. Na het uitbrengen van de eindrapportage, bedoeld in het eerste lid, is de taskforce opgeheven.

Artikel 5 (Archiefbescheiden)

De taskforce draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden, waaronder gespreksverslagen, over aan het archief van de Directie Rechtsbestel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Artikel 6 (Inwerkingtreding)

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

Artikel 7 (Citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsregeling taskforce lijkschouw en gerechtelijke sectie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 januari 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

TOELICHTING

In de kabinetsreactie naar aanleiding van het onderzoeksrapport ‘De lijkschouw en sectie beschouwd”1 (hierna: het rapport) is de instelling van een onafhankelijke taskforce van deskundigen op het gebied van lijkschouw en gerechtelijke sectie aangekondigd. De onderhavige regeling strekt tot instelling van die commissie.

De aanleiding voor het onderzoek was de discussie dat in Nederland de kwaliteit van de lijkschouw onvoldoende zou zijn en een groot aantal strafbare feiten met dodelijk gevolg zouden worden gemist. Tevens was in dit kader de vraag wat de oorzaak en de consequenties zijn van de terugloop in het aantal gerechtelijke secties. Het onderzoek richtte zich op een vergelijking van het systeem van lijkschouw en gerechtelijke secties in Nederland, België, Duitsland en Engeland. Daarnaast zijn in het kader van het onderzoek de gegevens over gerechtelijke secties in Nederland in de jaren 2005, 2010 en 2015 nader onderzocht. Daarbij is aandacht besteed aan het aantal secties, de reden voor het aanvragen van een sectie en de uitkomst van de sectie. De onderzoekers concludeerden dat door de daling van het aantal gerechtelijke secties (en dan met name in twijfelgevallen) in 2010 circa tien en in 2015 circa drieëntwintig strafbare feiten met dodelijk gevolg meer zijn gemist dan in 2005. Een eenduidige verklaring is hiervoor echter niet gevonden. Omdat op basis van het onderzoek niet vast te stellen is of er dodingsdelicten worden gemist, is nader onderzoek nodig. Daartoe is, na overleg met de Minister van BZK en van VWS, besloten.

In de brief aan de Kamer worden de taken van de taskforce benoemd. De taak van de taskforce behelst een aantal onderdelen (artikel 3, tweede lid): onderzoek naar de keten van lijkschouw tot gerechtelijke sectie, onderzoek naar de oorzaken van de daling in het aantal gerechtelijke secties vanaf 2005, onderzoek als bedoeld in aanbeveling 17 tot en met 20 van het rapport en aanbevelingen te doen ter verbetering van de werking van de gehele keten van lijkschouw tot en met gerechtelijke sectie. In het kader van het onderzoek dient de taskforce aandacht te besteden aan:

  • het Engelse systeem van selectie van overlijdensgevallen waarin gekozen wordt voor een gerechtelijke sectie;

  • mogelijkheden ter verbetering van de kwaliteit van de lijkschouw, inclusief het hanteren van minimumregels en standaarden voor de lijkschouw en de wijze van uitvoering;

  • de eventuele toegevoegde waarde van en de praktische (on)mogelijkheden voor het verplicht uitvoeren van een gerechtelijke sectie in geval van suïcide.

De taskforce bestaat uit een voorzitter en ten hoogste acht andere leden (artikel 3, eerste lid). De aanwijzing van en vaststelling van de vergoeding van de leden wordt in een apart besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie geregeld (artikel 3, tweede lid).

Zoals vermeld in de kabinetsreactie wordt daarbij gedacht aan deskundigen en organisaties uit het werkveld van de forensische opsporing, forensisch onderzoek en de forensische geneeskunde.

De breedte van het terrein verklaart het aantal van (maximaal) acht andere leden.

De taskforce is een eenmalige adviescommissie in de zin van artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges en is ingesteld voor de duur van de advisering en wordt opgeheven nadat zij haar advies heeft uitgebracht.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Kamerstukken II 2016/17, 34 550 VI, nr. 29.

Naar boven