Mededeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 juni 2017, 2017-0000102271, tot bekendmaking van de per 1 juli 2017 gewijzigde bedragen in de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene nabestaandenwet, de Algemene Ouderdomswet en de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 13, derde en achtste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, artikel 2, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet, artikel 9, zevende lid, van de Algemene Ouderdomswet en de artikelen 3, zesde lid, en 8, vierde lid, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW;

Deelt mee:

A. Algemene Kinderbijslagwet

  • 1. Met ingang van 1 juli 2017 bedraagt het basiskinderbijslagbedrag, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet: € 286,55.

  • 2. Met ingang van 1 juli 2017 bedragen de kinderbijslagbedragen, bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet:

    • a. voor een kind dat jonger is dan 6 jaar: € 200,59;

    • b. voor een kind dat 6 jaar of ouder is, maar jonger is dan 12 jaar: € 243,57; en

    • c. voor een kind dat 12 jaar en ouder is, maar jonger is dan 18 jaar: € 286,55.

B. Algemene nabestaandenwet

  • 1. Met ingang van 1 juli 2017 bedraagt de bruto-nabestaandenuitkering:

    • a. bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet: € 1.172,78;

    • b. bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet: € 753,28;

    • c. bedoeld in artikel 17, vijfde lid, van de Algemene nabestaandenwet: € 753,28.

  • 2. Met ingang van 1 juli 2017 bedraagt de bruto-wezenuitkering:

    • a. bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene nabestaandenwet: € 375,29;

    • b. bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene nabestaandenwet: € 562,93;

    • c. bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel c, van de Algemene nabestaandenwet: € 750,58.

  • 3. Met ingang van 1 juli 2017 bedraagt de bruto-nabestaandenuitkering:

    • a. bedoeld in artikel 70, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene nabestaandenwet: € 962,16; en

    • b. bedoeld in artikel 70, eerste lid, onderdeel d, van de Algemene nabestaandenwet: € 857,77.

C. Algemene Ouderdomswet

Met ingang van 1 juli 2017 bedraagt het bruto-ouderdomspensioen:

  • a. bedoeld in artikel 9, vijfde lid, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet: € 1.136,13;

  • b. bedoeld in artikel 9, vijfde lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet: € 775,49.

D. Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW

Met ingang van 1 juli 2017 bedraagt:

  • a. het bedrag, bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel d, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW: € 122.082;

  • b. de bruto-overbruggingsuitkering voor de ongehuwde rechthebbende, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW: € 1.163,94;

  • c. de bruto-overbruggingsuitkering voor de gehuwde rechthebbende, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW: € 753,26;

  • d. de bruto-partneruitkering, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW: € 753,26.

Deze bekendmaking zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 juni 2017

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de directeur Stelsel en Volksverzekeringen, J.A.A. Dikmans

TOELICHTING

Per 1 juli 2017 worden verschillende bedragen in de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene nabestaandenwet, de Algemene Ouderdomswet en de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW herzien. In deze mededeling worden de nieuwe bedragen gepubliceerd, zoals voorgeschreven door de genoemde wetten en regeling. Onderstaand wordt per wet of regeling toegelicht op welke wijze de bedragen worden herzien.

A. Algemene Kinderbijslagwet

Op grond van artikel 13, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) worden de kinderbijslagbedragen met ingang van 1 juli 2017 aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit consumentenprijsindex voor kinderbijslagbedragen. Dit gebeurt aan de hand van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex over de periode oktober 2016 – april 2017. Het percentage waarmee het basiskinderbijslagbedrag wordt geïndexeerd, bedraagt 1,1%.

B. Algemene nabestaandenwet

Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet worden de bedragen van de nabestaanden- en wezenuitkeringen met ingang van 1 juli 2017 herzien wanneer het netto-minimumloon wijzigt. Bij Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 mei 2017, tot aanpassing van het wettelijk minimumloon per 1 juli 2017 (Stcrt. 2017, 28138), is het bruto wettelijk minimumloon met ingang van 1 juli 2017 vastgesteld op € 1.565,4 bruto per maand. Het percentage van de herziening van het netto-minimumloon bedraagt 0,50%.

C. Algemene Ouderdomswet

Op grond van artikel 9, zevende lid, van de Algemene Ouderdomswet wordt het bruto-ouderdomspensioen herzien wanneer het netto-minimumloon wijzigt. Bij Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 mei 2017, tot aanpassing van het wettelijk minimumloon per 1 juli 2017 (Stcrt. 2017, 28138), is het bruto wettelijk minimumloon met ingang van 1 juli 2017 vastgesteld op € 1.565,4 bruto per maand. Het percentage van de herziening van het netto-minimumloon bedraagt 0,50%.

D. Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW

Artikel 3, zesde lid, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW (OBR) bepaalt dat het bedrag, genoemd in artikel 3, derde lid, onderdeel d, wordt herzien met ingang van de dag waarop het netto-minimumloon zonder de daarin begrepen aanspraak op vakantietoeslag wordt herzien, met het percentage van die herziening. Bij Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 mei 2017, tot aanpassing van het wettelijk minimumloon per 1 juli 2017 (Stcrt. 2017, 28138), is het bruto wettelijk minimumloon met ingang van 1 juli 2017 vastgesteld op € 1.565,4 per maand. Het percentage van deze herziening van het netto-minimumloon bedraagt 0,50%. Het bedrag, genoemd in artikel 3, derde lid, onderdeel d, wordt met ditzelfde percentage herzien.

De herziening van de bedragen onder b, c en d is gebaseerd op artikel 8, vierde lid, van de OBR. Hierin is bepaald dat de bedragen, genoemd in artikel 8, tweede en derde lid, worden gewijzigd op zodanige wijze dat de netto-uitkering wordt gewijzigd met het percentage van de herziening van het netto minimumloon, bedoeld in artikel 37 van de Participatiewet. Het percentage van deze herziening van het netto-minimumloon bedraagt 0,38%.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de directeur Stelsel en Volksverzekeringen, J.A.A. Dikmans

Naar boven