Beschikking van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, houdende ontheffing voor Cineflight GmbH van het verbod VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte die plaatsvinden binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied of boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen

Datum: 16 juni 2017

Nummer: ILT-2017-56871

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelezen het verzoek om ontheffing van 29 mei 2017 van Cineflight GmbH, contactpersoon: Jan-Patrick Nüske, adres: Bültenkoppel 19, 25492 Heist, Duitsland; tel.: +49 170-3410098; e-mail: film@cineflight.tv;

Overwegende dat het doel van de vlucht is het maken van luchtopnames op verschillende locaties in Nederland voor een interactieve en educatieve attractie genaamd ‘This is Holland’;

Gelet op paragraaf SERA.3105 en artikel 19, derde lid, van het Besluit luchtverkeer 2014;

BESLUIT:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op een helikopter van het type Eurocopter AS 355 N met registratie D-HCVG, of een vergelijkbaar vervangende helikopter in gebruik bij Cineflight GmbH, waarmee VFR-vluchten worden uitgevoerd op verschillende locaties in Nederland voor een interactieve en educatieve attractie genaamd ‘This is Holland’.

Artikel 2

Aan de gezagvoerder van het in artikel 1 bedoelde luchtvaartuig wordt van 16 juni 2017 tot en met 30 juni 2017 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in paragraaf SERA.5005, onderdeel (f), van verordening (EU) nr. 923/2012, om een VFR-vlucht uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte binnen plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden of boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van het Besluit luchtverkeer 2014, bedoelde luchtvaartgids met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. de gezagvoerders zijn in het bezit van een geldig CPL of ATPL;

  • b. de minimum toegestane vlieghoogte boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, bedraagt 500 ft AGL doch ten minste 100 ft boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 m van het luchtvaartuig;

  • c. de minimum toegestane vlieghoogte buiten gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, bedraagt 45 meter (150 ft) boven de grond of het water, doch ten minste 30 meter (100 ft) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 meter van het luchtvaartuig;

  • d. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid worden zodanig gekozen dat:

    • 1°. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

    • 2°. er niet wordt gevlogen beneden de minimum VFR-vlieghoogte over vogelreservaten, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids;

    • 3°. vee niet wordt verstoord;

    • 4°. geluidsgevoelige objecten, zoals dierentuinen, ziekenhuizen, penitentiaire inrichtingen, etc. worden gemeden, en

    • 5°. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

    • 6°. met inachtneming van artikel 19 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening1 de volgende adviessnelheden in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse G in acht worden genomen:

      Vliegzicht (m)

      Adviessnelheid (kts)

      800 – 1500

      < 50

      1500 – 2000

      < 100

      2000 – 5000

      < 120

  • e. de gezagvoerder stelt zich van tevoren op de hoogte van plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding;

  • f. elke vlucht wordt uitgevoerd met een zodanige combinatie van hoogte en snelheid dat de vlieger in staat is om, in geval van een motorstoring, van bebouwing of mensen weg te vliegen en een veilige noodlanding te maken;

  • g. de vlucht wordt zodanig uitgevoerd dat niet wordt gevlogen in het gevaarlijke gebied van het hoogtesnelheidsdiagram, aangegeven in het vlieghandboek van de desbetreffende helikopter van het type Eurocopter AS 355 N;

  • h. er wordt niet bij voortduring laaggevlogen, doch slechts gedurende de periode dat dit voor het uitvoeren van de vluchten noodzakelijk is en slechts op het traject zoals dat van tevoren aan de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart, is doorgegeven;

  • i. vóór en ná de vlucht is de opdracht van de opdrachtgever ter inzage aanwezig zodat deze kan worden gecontroleerd door de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart, of de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • j. er worden geen passagiers vervoerd tijdens de filmvlucht anders dan benodigd voor het vervaardigen van het filmmateriaal;

  • k. er dient, na het ingediende vliegplan, eerst een klaring te zijn verkregen van de betrokken plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst voor vluchten die plaatsvinden binnen het plaatselijke luchtverkeersleidingsgebied;

  • l. tijdens het uitvoeren van de vlucht in een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

  • m. tijdens alle vluchten die worden uitgevoerd binnen het kader van deze ontheffing in ongecontroleerd luchtruim luistert de bemanning uit op de van toepassing zijnde frequentie van Amsterdam Information of AOCS NM.

Artikel 3

  • 1. In het kader van een commerciële en professionele bedrijfsvoering wordt relevante informatie (zgn. draaiboeken) betreffende het uitvoeren van vluchten voor de verschillende evenementen minimaal 5 werkdagen vooraf aan de Operationele Helpdesk van de LVNL doorgegeven.

  • 2. Alle vluchten binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied worden tijdig bij de desbetreffende luchtverkeersleidingorganisatie aangemeld.

  • 3. Foto-/filmvluchten worden volgens de ‘procedure surveyflights’ aangeboden aan de LVNL; hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen korte surveyflights en surveyprojecten.

  • 4. Ten minste één uur vóór aanvang van de vlucht wordt contact opgenomen met de Operationele Helpdesk van de LVNL; aan de voorwaarden door deze gesteld wordt strikt de hand gehouden.

  • 5. Ten minste één uur vóór aanvang van het binnenvliegen van een militaire CTR wordt door de gezagvoerder contact opgenomen met de plaatselijke militaire luchtverkeersleiding en bij geen gehoor met de Supervisor van AOCS NM (tel.: 0577-458700); aan de voorwaarden door hen gesteld wordt strikt de hand gehouden.

  • 6. Eén uur vóór de aanvang van de vlucht wordt de meldkamer van de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart, ingelicht (tel.: 020-5025693, fax: 020-5025699 en e-mail: dlvplvt@klpd.politie.nl) en worden de volgende gegevens verstrekt per fax of e-mail:

    • 1°. de naam (namen) van de gezagvoerder(s), de registratie en het model/type helikopter;

    • 2°. de route en de periode van de voorgenomen vlucht.

  • 7. Voorafgaand aan de vlucht besteedt de ontheffinghouder in samenwerking met de opdrachtgever in de plaatselijke media daaraan aandacht, waarbij ten minste het volgende wordt aangegeven:

    • a. het doel van de vlucht;

    • b. een zo exact mogelijke omschrijving van de locatie;

    • c. de dag;

    • d. het tijdstip van aanvang en de verwachte duur van de vlucht, en

    • e. dat klachten kunnen worden gemeld bij de ontheffinghouder en bij Inspectie Leefomgeving en Transport, tel.: 088-4890000 of aviation-approvals@ilent.nl;

    de ontheffinghouder doet deze bekendmaking in de plaatselijke media en stuurt een kopie onder vermelding van het kenmerk van deze ontheffing per e-mail (aviation-approvals@ilent.nl) aan de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Artikel 4

  • 1. De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerders en de cameramannen bekend zijn met de inhoud van deze beschikking.

  • 2. Bij het niet of niet volledig nakomen van de voorschriften en beperkingen, genoemd in de artikelen 2 en 3, kan dat aanleiding zijn deze ontheffing in te trekken.

Artikel 5

De aanvrager voert bij de voorbereiding van elk project een veiligheidsanalyse uit. Daarbij wordt in kaart gebracht welke risico’s er zijn als gevolg van het uitvoeren van VFR-vluchten beneden de minimum VFR-vlieghoogte. Vervolgens worden risicobeperkende maatregelen in kaart gebracht en toegepast, zodanig dat de vlucht op een verantwoorde wijze kan worden uitgevoerd.

Artikel 6

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 16 juni 2017 en vervalt met ingang van 1 juli 2017, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, DE INSPECTEUR ILT/LUCHTVAART, M. van Velzen Senior Inspecteur

Bezwaarmogelijkheid

Tegen dit besluit kunt u binnen een termijn van zes weken na dagtekening, ingaande de dag na verzending van dit besluit, bezwaar indienen. Het bezwaar moet minimaal bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden van het bezwaar;

  • uw handtekening.

Het bezwaar kan onder vermelding van ‘bezwaar’ en het kenmerk van dit besluit worden gestuurd naar het volgende adres:

Inspectie Leefomgeving en Transport

Postbus 16191

2500 BD Den Haag

Is er sprake van onverwijlde spoed? Dan kunt u de rechtbank in het rechtsgebied van uw woonplaats verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen.

Meer informatie over de voorlopige voorziening vindt u op www.rechtspraak.nl.

TOELICHTING

Paragraaf SERA.5005, onderdeel (f), van verordening (EU) nr. 923/2012, geeft de minimumvlieghoogte voor VFR-verkeer. Op basis van paragraaf SERA.3105 en artikel 19, derde lid, van het Besluit luchtverkeer 2014 kan ontheffing worden verleend van de voorgeschreven minimumvlieghoogten voor VFR-verkeer.

Voor een nieuwe interactieve en educatieve attractie, die medio 2017 wordt gerealiseerd in het Amsterdamse stadsdeel Overhoeks, genaamd ‘This is Holland’, moeten in Nederland luchtopnames worden gemaakt van verschillende karakteristieke Nederlandse gebouwen en landschappen. Voor het maken van deze opnames is een gespecialiseerd Duits helikopterfilmbedrijf aangetrokken dat de filmvluchten zal uitvoeren met zijn tweemotorige helikopter. Omdat de beelden voor deze attractie worden gemaakt met een speciale 180-graden camera, is het noodzakelijk relatief laag te vliegen. Per locatie zal één shot worden gefilmd met een maximale lengte van 30 seconden.

Om omwonenden te informeren en zodoende klachten te voorkomen is in de ontheffing de voorwaarde opgenomen dat de ontheffinghouder, voorafgaand aan de vlucht, daarvan melding maakt in de plaatselijke media.

Bij het niet of niet volledig nakomen van de voorschriften of beperkingen kan deze ontheffing worden ingetrokken.


X Noot
1

Artikel 19. Afwijking minimum vereist vliegzicht

Onverminderd het bepaalde in paragraaf SERA.5001 van verordening (EU) nr. 923/2012 geldt in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse G op of beneden 915 m (3000 ft) AMSL een vliegzicht gelijk aan of groter dan:

  • a. 1500 m voor vluchten die worden uitgevoerd:

    • 1°. met een luchtsnelheid van 260 km/uur (140 knopen Indicated Air Speed) of minder zodat tijdig uitwijken voor ander luchtverkeer en hindernissen mogelijk is; of

    • 2°. tijdens omstandigheden waarin de mogelijkheid van ontmoetingen met ander luchtverkeer normaliter laag is;

  • b. 800 m, mits wordt gevlogen met zodanige snelheid dat tijdig uitwijken voor ander luchtverkeer en hindernissen mogelijk is, voor:

Naar boven