De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 2, 3 en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies, 8, zesde lid, van de
Werkloosheidswet, 44, achtste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,
58, zevende lid van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en 7, eerste
lid, en 12, vierde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
Besluit:
Artikel 1
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
- wet:
-
Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Artikel 2
Indien de normale arbeidsduur, bedoeld in artikel 12, derde lid, van de wet niet is
vastgesteld in een aantal uren per week, wordt voor de vaststelling van de in dat
lid bedoelde maximale arbeidsduur per week uitgegaan van de volgende herleidingregels:
-
a. indien de normale arbeidsduur is bepaald in een aantal uren per kalenderjaar, wordt
een kalenderjaar bepaald op 52 weken;
-
b. indien de normale arbeidsduur is bepaald in een aantal uren per maand, wordt een maand
bepaald op 4 1/3 weken.
Artikel 3
De Regeling cofinanciering sectorplannen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, laatste gedachtestreepje, wordt ‘artikel 2 van het Besluit minimumjeugdloonregeling’
vervangen door: de artikelen 2 of 3 van het Besluit minimumjeugdloon.
B
In artikel 4.3, vierde lid, wordt na ‘geldende wettelijk minimumloon’ ingevoegd: op
grond van artikel 3 van het Besluit minimumjeugdloon.
Artikel 4
In artikel 4, vierde lid, van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering
met inkomen wordt ‘23 jaar’ vervangen door: 22 jaar.
Artikel 5
In artikel 1 van de Regeling vrijwilligerswerk in de WW wordt ‘23 jaar’ vervangen
door: 22 jaar.
Artikel 6
-
1. De artikelen 3, 4 en 5 van deze regeling treden in werking met ingang van 1 juli
2017.
-
2. De artikelen 1, 2 en 7 van deze regeling treden in werking met ingang van 1 januari
2018.
Artikel 7
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling minimumloon en minimumvakantiebijslag.
TOELICHTING
In deze regeling worden verschillende regelingen aangepast aan de Wet van 25 januari
2017, houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige
andere wetten in verband met de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op
het volwassenminimumloon, in verband met stukloon en meerwerk en enige andere wijzigingen
(Stb. 2017, 24). Op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) worden herleidingsregels
gegeven om te bepalen of de grens van de normale arbeidsduur van 40 uur per week niet
wordt overschreden. Tevens worden verschillende regelingen aangepast aan de verlaging
van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassen minimumloon en aan de verhoging
van de minimumjeugdlonen.
Het UWV heeft een uitvoeringstoets uitgebracht op deze regeling en de regeling uitvoerbaar
geacht. De Inspectie SZW heeft de regeling als handhaafbaar beoordeeld.
Artikel 2
In artikel 12, derde lid, van de WML is bepaald dat onder de normale arbeidsduur wordt
verstaan de arbeidsduur die in overeenkomstige arbeidsverhoudingen in de regel geacht
wordt een volledige dienstbetrekking te vormen. Daarbij is ook bepaald dat hierbij
een arbeidsduur van ten hoogste 40 uren per week in aanmerking wordt genomen.
In artikel 12, vierde lid, van de WML is bepaald dat bij ministeriële regeling herleidingsregels
worden gegeven ten aanzien van een andere tijdsduur voor de normale arbeidsduur dan
de maximale arbeidsduur van 40 uren per week.
Bij artikel 2 van deze regeling is hier uitvoering aan gegeven. Bij de vaststelling
van de normale arbeidsduur kan het voorkomen dat bijvoorbeeld in een cao de arbeidsduur
niet in uren per week is bepaald maar in uren per maand of per jaar. Bij dit artikel
zijn herleidingsregels gegeven om deze afwijkende omvang van de arbeidsduur te herleiden
naar uren per week om te kunnen bepalen of de gestelde grens van 40 uren per week
wordt overschreden. Bij onderdeel b is aangesloten bij de herleidingsregel van een
maandloon naar een weekloon in het kader van de herziening van het minimumloon, bedoeld
in artikel 14, tiende lid, van de WML.
Artikel 3
In de Regeling cofinanciering sectorplannen wordt een aparte regeling gegeven voor
de cofinanciering van BBL-trajecten. Hierdoor dient ook een uitdrukkelijke verwijzing
te worden opgenomen naar de aparte BBL-staffel in het Besluit minimumjeugdloon.
Artikelen 4 en 5
In de artikelen 4 en 5 zijn wijzigingen aangebracht in verband met de verlaging van
de leeftijd waarop men recht heeft op het volledige minimumloon van 23 jaar naar 22
jaar en de verhoging van het minimumjeugdloon voor de leeftijden 18 tot en met 21.
Dit betreft wijzigingen in de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met
inkomen en de Regeling vrijwilligerswerk in de WW. In de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering
met inkomen en de Regeling vrijwilligerswerk in de WW worden de verwijzingen naar
de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassen minimumloon aangepast. Er wordt
slechts verwezen naar het minimumjeugdloon waarop een jeugdige werknemer recht heeft
op grond van artikel 8, derde lid, van de WML en niet naar de minimumjeugdloonstaffel
waarop een bbl-werknemer recht heeft op grond van artikel 8, vierde lid, van de WML.
Hierdoor wordt slechts naar de leeftijd gekeken van de persoon die recht heeft op
een verhoging en of de arbeidsongeschiktheidsuitkering en het door die persoon per
dag genoten bedrag aan inkomen minder bedraagt dan het rechtens geldende loon. Dit
wordt aangevuld tot maximaal 120% van het minimumloon dat geldt op grond van artikel
8, derde lid, WML voor de jeugdige werknemer.
Artikel 6
De artikelen 3, 4 en 5 treden in werking op het moment dat de leeftijd waarop men
recht heeft op het volwassen minimumloon in de wet verlaagd wordt, te weten 1 juli
2017. De artikelen 1, 2 en 7 treden in werking op het moment dat het gewijzigde artikel
12 van de WML in werking treedt, te weten 1 januari 2018.
Artikel 7
In dit artikel wordt de citeertitel van de regeling vastgesteld.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher