Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juni 2017, 2017-0000089013, tot vaststelling van de rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen voor het jaar 2017

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen;

Besluit:

Artikel 1. Geraamde kosten voor heffingskortingen

De geraamde totale kosten voor de heffingskortingen, bedoeld in artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen, voor het jaar 2017 bedragen: € 41.824.800.000.

Artikel 2. Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen per fonds

Met de toepassing van de formule, bedoeld in artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen, bedraagt de rijksbijdrage in de kosten van de heffingskortingen per fonds voor het jaar 2017:

  • a. ten gunste van het Ouderdomsfonds: € 2.094.200.000;

  • b. ten gunste van het Nabestaandenfonds: € 0;

  • c. ten gunste van het Fonds langdurige zorg: € 3.483.600.000.

Artikel 3 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 juni 2017

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

TOELICHTING

Met de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 is het systeem van belastingvrije sommen vervangen door een systeem van heffingskortingen. Dit leidde tot een daling van opbrengsten van premies voor de volksverzekeringen. Een rijksbijdrage, de bijdrage in de kosten van heffingskortingen (aangeduid als Bikk), compenseert de fondsen van de volksverzekeringen, genoemd in artikel 2 van deze regeling, voor die daling. Artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen bevat voor het vaststellen van deze rijksbijdragen een formule.

De geraamde totale kosten voor de heffingskortingen in een bepaald jaar zijn daarin variabel en worden bij ministeriële regeling vastgesteld. Artikel 1 van deze regeling voorziet daarin voor het jaar 2017. Daarbij wordt aangesloten bij de raming van de totale kosten voor de heffingskortingen van het Centraal Planbureau in het Centraal Economisch Plan 2017. De geraamde totale kosten voor 2017 bedragen € 41.824.800.000. Dit bedrag valt in twee delen uiteen: € 34.873.100.000 (categorie 65-) en € 6.951.700.000 (categorie 65+).

Met toepassing van de formule van artikel 15 is vervolgens de rijksbijdrage per fonds vastgesteld. De uitkomsten daarvan zijn opgenomen in artikel 2 van deze regeling. De toepassing van de formule voor de rijksbijdrage ten gunste van het Nabestaandenfonds leidt tot een negatieve uitkomst. Om die reden wordt de rijksbijdrage voor dat fonds op nul vastgesteld.

Deze regeling heeft slechts betrekking op de geraamde totale heffingskosten voor het jaar 2017, zodat de regeling vervalt met ingang van 1 januari 2018.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven