Regeling van de Minister van Economische Zaken van 13 juni 2017, nr. WJZ/14205948, tot wijziging van de Vrijstellingsregeling afwijkend gebruik frequentieruimte Justitie

De Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie;

Gelet op artikel 3.22, tweede lid van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vrijstellingsregeling afwijkend gebruik frequentieruimte Justitie wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 8 wordt ‘de in artikel 141, aanhef, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering bedoelde opsporingsambtenaren’ vervangen door: de in artikel 141, aanhef, onderdelen b en d, bedoelde opsporingsambtenaren.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 juni 2017

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

In artikel 3.22 van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) is een regeling opgenomen voor het afwijkend gebruik van de frequentieruimte. Het betreft hier gebruik dat afwijkt van hetgeen bij of krachtens hoofdstuk 3 van de Tw is bepaald. De juridische basis voor het afwijkend gebruik van frequentieruime door Politie en Justitie is geregeld in de Vrijstellingsregeling afwijkend gebruik frequentieruimte Justitie.

Bij afwijkend gebruik van de frequentieruimte moet in dit kader gedacht worden aan het met behulp van daartoe geschikte radiozendapparatuur (‘actieve scanapparatuur’ of ‘IMSI-catchers’) aftasten van een bepaalde frequentieband teneinde informatie te vergaren met betrekking tot een bepaald nummer of bepaalde nummers in een bepaald gebied (‘scannen’). Voorts moet worden gedacht aan het met gebruik van daartoe geschikte radiozendapparatuur bewust storen of onmogelijk maken van het gebruik van een bepaald nummer of alle nummers over een bepaalde frequentieband in een bepaald gebied (‘jammen’).

2. Aanleiding voor de wijziging van de vrijstellingsregeling

Door middel van een wijziging van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie, wordt voorzien in een juridische basis voor het zelfstandig inzetten door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (hierna: de FIOD) van de hierboven, onder 1, omschreven apparatuur voor opsporingsdoeleinden. Met zelfstandige inzet wordt bedoeld het met eigen mensen en materieel verrichten van de hierboven, onder 1, omschreven activiteiten, nadat de officier van justitie een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.

De onderhavige wijziging van de Vrijstellingsregeling afwijkend gebruik frequentieruimte Justitie sluit hierbij aan en breidt daartoe de kring van de tot de bediening van deze apparatuur bevoegde personen uit, met bijzondere opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141, aanhef, onderdeel d, van het Wetboek van Strafvordering, waartoe de opsporingsambtenaren van de FIOD behoren. Hierbij geldt onverkort de eis dat slechts opsporingsambtenaren, die in het bezit zijn van een door de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen verklaring waaruit blijkt dat de desbetreffende opsporingsambtenaar voldoende kennis heeft van de juridische, technische en operationele aspecten van het gebruik van de apparatuur, worden aangewezen voor het gebruik van actieve scanapparatuur.

3. Regeldruk

De onderhavige regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk voor bedrijven en burgers.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven