Besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 juni 2017, nr. VO/1162144, houdende vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor de subsidieverlening aan scholen met veel achterstandsleerlingen gericht op het vrijroosteren van leraren voor deelname aan coachingsactiviteiten en het intensief begeleiden van leerlingen 2017–2019 (Besluit vaststelling beleidsregels vrijroosteren leraren 2017–2019)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1. Beleidsregels

De beleidsregels voor het verstrekken van subsidies aan scholen met veel achterstandsleerlingen gericht op het vrijroosteren van leraren voor deelname aan coachingsactiviteiten en het intensief begeleiden van leerlingen 2017–2019 worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2. Subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking op grond van dit besluit is voor de kalenderjaren 2017, 2018 en 2019 maximaal € 5.816.000 beschikbaar.

Artikel 3. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 september 2019.

Artikel 4. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vaststelling beleidsregels vrijroosteren leraren 2017–2019.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

BIJLAGE BEHORENDE BIJ HET BESLUIT VASTSTELLING BELEIDSREGELS VRIJROOSTEREN LERAREN 2017–2019

Beleidsregels vrijroosteren leraren 2017–2019

De Beleidsregels vrijroosteren leraren 2017–2019 (hierna: het beleidskader) regelen de activiteiten waarvoor en de voorwaarden waaronder de minister subsidie kan verstrekken voor de daarin beschreven activiteiten. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) is van toepassing op dit beleidskader.

Inleiding

Elk kind moet zijn talenten ten volle kunnen ontplooien, ongeacht zijn afkomst. De Inspectie van het onderwijs heeft in 2016 gewaarschuwd dat dit uitgangspunt van het onderwijsstelsel onder druk is komen te staan.1 Leerlingen met lager opgeleide ouders blijken minder ver te komen in het onderwijs dan hun leeftijdsgenoten met vergelijkbare talenten en hoger opgeleide ouders. De minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap leggen zich hier niet bij neer. Ieder kind moet de kans krijgen om zijn talenten te ontwikkelen. Vandaar dat het actieplan is ontwikkeld met voorstellen voor het bevorderen van gelijke kansen in het onderwijs.2

Het bieden van gelijke kansen in het onderwijs is een opdracht waar scholen iedere dag voor staan. Het doet een groot beroep op de professionaliteit en de veerkracht van leraren. Zeker op scholen met veel achterstandsleerlingen ervaren leraren een hoge druk door een cumulatie van problematiek. Eén van de maatregelen uit voornoemd actieplan is gericht op de ondersteuning van leraren op deze scholen. Een aantal scholen krijgt de gelegenheid om te experimenteren met het vrijroosteren van leraren.3 In deze uren gaan leraren aan de slag met een coach. Dit kan een meer ervaren leraar zijn, of een expert van buiten.4 Deze intensieve vorm van professionalisering versterkt het pedagogisch-didactisch handelen van de leraren. Tevens worden leerlingen met veel achterstanden en gebrekkige studievaardigheden in de vrijgekomen tijd extra begeleid. Naast het werken aan werkhouding, zelfstandigheid of vakinhoud kunnen leerlingen ook gestimuleerd worden om aan de slag te gaan met hun creatieve talent. Deelname aan sport en cultuur versterkt onder meer creativiteit, samenwerkingsgerichtheid en zelfvertrouwen. Juist voor jongeren met achterstanden, die van huis uit minder ondersteuning en begeleiding krijgen, kan extra begeleiding door school net dat steuntje in de rug zijn om hun mogelijkheden beter te benutten. Het effect van deze tijdelijke impuls op deelnemende leraren en leerlingen wordt gemonitord.

Met het beleidskader bieden de minister en staatssecretaris ruimte aan tien bevoegde gezagen voor primair onderwijs (po) en tien bevoegde gezagen voor voortgezet onderwijs (vo) in het bekostigd onderwijs om aan de slag te gaan met het coachen van leraren en begeleiden van leerlingen. Voor de schooljaren 2017–2018 en 2018–2019 is in totaal € 5.816.000 beschikbaar.5

Doelstelling en doelgroep van het beleidskader

Het doel van het beleidskader is om gedurende twee jaar een aantal specifieke scholen in de gelegenheid te stellen leraren deel te laten nemen aan coachingsactiviteiten en tevens leerlingen met achterstanden intensief te begeleiden. Het gaat om professionalisering van leraren en het gericht bieden van ondersteuning aan achterstandsleerlingen. De scholen werken tijdens de pilot tevens aan borging van deze tijdelijke kwaliteitsimpuls in bijvoorbeeld het personeelsbeleid of de inrichting van het onderwijs.

Leraren op scholen met veel achterstandsleerlingen zijn de doelgroep van het beleidskader. Het bevoegd gezag kan een lerarenteam van één school of leraren van meerdere scholen laten participeren binnen het traject.

Onder ‘achterstandsleerlingen’ wordt hier verstaan:

  • Primair onderwijs: leerlingen op een vestiging voor primair onderwijs met een leerlinggewicht, zoals vastgesteld in artikel 27 lid 1 van het Besluit bekostiging WPO.

  • Voortgezet onderwijs: leerlingen op een vestiging voor voortgezet onderwijs die afkomstig zijn uit een armoedeprobleemcumulatiegebied (apc-gebied), zoals vastgesteld in artikel 4 van het Regeling leerplusarrangement VO 2009.

Onder ‘scholen met veel achterstandsleerlingen’ wordt hier het navolgende verstaan:

  • Primair onderwijs: het betreft vestigingen met minimaal dertig procent tot maximaal vijftig procent gewichtenleerlingen op teldatum 1 oktober 2016.

  • Voortgezet onderwijs: het betreft vestigingen die voor Leerplusbekostiging 2016 in aanmerking komen (met inachtneming van de drempels per onderwijssoort). Hierbij geldt als extra criterium een bovengrens van apc-leerlingen per vestiging: voor vmbo maximaal vijftig procent, voor havo maximaal zeventig procent en voor vwo maximaal vijfentachtig procent.

Er is subsidie beschikbaar voor een beperkt aantal bevoegde gezagen om te experimenteren met coaching van leraren en intensieve begeleiding van achterstandsleerlingen. Het opdoen van ervaring met het vrijroosteren van leraren voor deelname aan coachingsactiviteiten is van belang voor de doorontwikkeling van het beleid op het gebied van professionalisering van leraren en gelijke kansen in het onderwijs. De ontwikkelingen op de deelnemende scholen worden daarom door een onderzoeksbureau gemonitord. Door te kiezen voor een bandbreedte van het aandeel achterstandsleerlingen op een vestiging, wordt gepoogd om de vergelijkbaarheid van de deelnemende scholen te verhogen. Door het hanteren van een bovengrens wordt tevens gepoogd om interferentie van een reeds aanwezig rijk onderwijsachterstandenbeleid te beperken. Hierdoor is in deze pilotfase beter vast te stellen of eventuele effecten toe te schrijven zijn aan de activiteiten die op basis van dit beleidskader worden vormgegeven.

Afhankelijk van de grootte van een school, kan een bevoegd gezag ervoor kiezen om leraren van meerdere scholen deel te laten nemen aan de activiteiten. Indien het bevoegd gezag leraren van meerdere scholen deel laat nemen aan de coachingsactiviteiten dient ten minste één van de scholen ‘een school met veel achterstandsleerlingen’ te zijn.

Verdeelregels voor subsidies

Zoals aangegeven is subsidieverstrekking op grond van dit beleidskader beperkt tot tien bevoegde gezagen po en tien bevoegde gezagen vo. Om diversiteit en regionale spreiding te garanderen worden de aanvragen ingedeeld naar sector en naar regio. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de categorieën: G4, G33 en Overig.

Categorie

Aantal bevoegde gezagen po

Aantal bevoegde gezagen vo

G4

4

4

G33

3

3

Overig*

3

3

 

10

10

*gemeenten niet behorende tot G4 of G33

Uit een analyse van de scholen die in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging voor achterstandsleerlingen blijkt dat het merendeel van deze scholen zich bevindt in de G4, gevolgd door de G33. Aangezien de aanwezigheid van dergelijke scholen zich niet beperkt tot deze twee categorieën is ook voor overige gemeenten een aantal plaatsen binnen de pilot gereserveerd.

Voor de G4 geldt dat voor iedere stad één bevoegd gezag po en één bevoegd gezag vo kan deelnemen. Voor de G33 geldt dat drie bevoegde gezagen po en drie bevoegde gezagen vo kunnen deelnemen aan de pilot. Ook voor de categorie Overig geldt dat drie bevoegde gezagen po en drie bevoegde gezagen vo kunnen deelnemen.

Indien het aantal plaatsen in voornoemde categorieën wordt overschreden, wordt door middel van loting per categorie per sector, conform artikel 2.3, eerste lid, onder b, van de Kaderregeling, vastgesteld welke aanvraag gehonoreerd zal worden. De subsidie wordt, indien de aanvraag volledig is en voldoet aan de in dit beleidskader gestelde criteria, na de sluitingsdatum verstrekt.

Tevens zal in het geval van overschrijding van het aantal plaatsen in de categorieën G33 en Overig het criterium regionale spreiding worden gehanteerd. Dat betekent dat wanneer tot loting wordt overgegaan, binnen de categorieën G33 en Overig niet meer dan één aanvraag per sector per provincie zal worden gehonoreerd. Daarmee wordt recht gedaan aan de verschillen in problematiek op regionaal niveau, waar leraren op scholen met veel achterstandsleerlingen mee te maken hebben. Bovendien leidt regionale spreiding tot een beter landelijk inzicht in de effectiviteit van de ontwikkelingen op basis van dit beleidskader.

Te subsidiëren activiteiten

De subsidie wordt in ieder geval besteed aan het betalen van de kosten voor het vrijroosteren van leraren voor elk van de navolgende activiteiten:

  • 1. Coaching

    De wijze waarop het bevoegd gezag de coachingstrajecten in wenst te vullen is vormvrij. Het kan bijvoorbeeld gaan om (een combinatie van) individuele coaching, teamcoaching, intervisie of co-teaching. Er kan gewerkt worden met een meer ervaren leraar of met een extern ingehuurde coach.

  • 2. Intensieve begeleiding van leerlingen

    De wijze waarop het bevoegd gezag de intensieve begeleiding van leerlingen door leraren kan vormgeven is vrij. De begeleiding dient zich ten minste te richten op (een van de) navolgende aspecten:

    • Gevraagde werkhouding in het vervolgonderwijs, bijvoorbeeld door reflectie op de eigen rol en vaardigheden. Hierbij wordt de leerling ook begeleid bij het verbeteren van de studievaardigheden zoals de ontwikkeling van een eigen leerstrategie en het leren plannen en organiseren van de leeractiviteiten.

    • Persoonlijke begeleiding en coaching, bijvoorbeeld ter bevordering van het zelfvertrouwen en/of de zelfstandigheid van de leerling.

    • Vakinhoudelijk ‘bijspijkeren’ op onderdelen van een vak. Bijvoorbeeld op onderdelen van het vak wiskunde die in het vmbo niet zijn behandeld en in het havo wel aan bod komen of op specifieke taal-, lees- en/of rekenvaardigheden.

    • Stimuleren van niet-cognitieve vormen van talent. Bijvoorbeeld het creatieve, sportieve of muzikale talent van leerlingen. Dit kan bijdragen aan het bevorderen van het zelfvertrouwen van de leerling.

    • Het leren benutten van netwerken of hulpbronnen uit de omgeving.

    Scholen zijn vrij in de selectie van de leerlingen die ze intensieve begeleiding op grond van dit beleidskader aanbieden.

Daarnaast kan er binnen de pilot aandacht worden besteed aan:

  • 3. Ontwikkelactiviteiten door leraren

    Activiteiten gericht op onderwijsontwikkeling en -innovatie voor achterstandsleerlingen. Leraren kunnen bijvoorbeeld samen lessen of toetsen voor de doelgroep ontwikkelen. Ook kunnen leraren gezamenlijk aan de slag gaan met het verstevigen van de advisering naar het vervolgonderwijs.

De activiteiten dienen te worden beschreven in een activiteitenplan met daaraan gekoppeld een begroting.

Hoogte van de subsidie

Het bevoegd gezag kan maximaal € 290.800 aanvragen voor twee jaar. De subsidie wordt in drie delen uitbetaald. De aanvraag dient een activiteitenplan te bevatten gekoppeld aan een begroting (p x q). Minimaal tachtig procent van de middelen dient te worden besteed aan de activiteiten onder 1 en 2.

Voor zover de aanvrager ook subsidie of een andere financiële bijdrage voortvloeiend uit het actieplan ‘Gelijke kansen in het onderwijs’ heeft aangevraagd of ontvangt, doet de aanvrager daarvan mededeling in de aanvraag tot verlening van deze subsidie. Het is niet mogelijk om voor meerdere subsidies voortvloeiend uit het actieplan in aanmerking te komen. Dit omdat effectmeting binnen alle pilots centraal staat.

Monitor en evaluatie

Het bevoegd gezag en de school of scholen zijn verplicht om mee te werken aan de beantwoording van vragen en het aanleveren van gegevens in het kader van de monitoring en evaluatie van het beleidskader of aan de minister op diens verzoek. Alle scholen en leerlingen worden gedurende vier jaar gevolgd: twee jaar tijdens de pilot en in de twee jaar daaropvolgend.6 Door de scholen en leerlingen nog twee jaar na de pilot te volgen, kunnen mogelijk uitspraken worden gedaan over de effectiviteit van intensieve coaching van leraren als instrument voor professionalisering en de effectiviteit van intensieve begeleiding van achterstandsleerlingen.

Aanvraagprocedure

Een subsidieaanvraag wordt ingediend door het bevoegd gezag. De aanvraag bevat een plan, voorzien van een begroting die weergeeft welke activiteiten zullen worden uitgevoerd en tegen welke kosten. De aanvraag bevat een verklaring waarin staat dat de deelnemende leraren worden vrijgeroosterd en dat het bevoegd gezag zorgdraagt voor vervanging. De aanvraag wordt ondertekend door het bevoegd gezag en de schoolleiders van de deelnemende scholen. Zie voorts onder ‘beoordelingscriteria plan’. De aanvraagtermijn staat open vanaf het moment van publicatie van het beleidskader tot en met 3 september 2017. De aanvraag kan worden ingediend bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) via het daarvoor bedoelde aanvraagformulier op www.dus-i.nl.

Beoordelingscriteria plan

Het activiteitenplan bevat ten minste:

  • een omschrijving van het doel dat het bevoegd gezag heeft met deelname aan de pilot;

  • een omschrijving van de leraren die deelnemen aan de activiteiten en voor welke scholen zij werkzaam zijn;

  • een geanonimiseerde omschrijving van de groep leerlingen die intensief begeleid gaat worden en het aantal leerlingen dat deelneemt aan de begeleiding;

  • de opzet van de activiteiten;

  • de persoon/personen die deelnemende leraren zal coachen;

  • een omschrijving van de ontwikkelactiviteiten, indien hier sprake van is;

  • een omschrijving van de borging van de activiteiten na de subsidieperiode;

  • een uitwerking van de activiteiten in een planning en begroting;

  • een verklaring waarin staat in welke mate de deelnemende leraren worden vrijgeroosterd en dat het bevoegd gezag zorg draagt voor vervanging;

  • ondertekening door het bevoegd gezag en de schoolleiders van de deelnemende scholen.

Verplichtingen

  • De leraren starten uiterlijk begin 2018 met deelname aan coachingsactiviteiten.

  • De activiteiten vinden doorlopend plaats in het schooljaar 2017–2018 en 2018–2019.

  • Het bevoegd gezag roostert leraren vrij voor deelname aan de coachings- en begeleidingsactiviteiten en draagt zorg voor vervanging.

  • Tevens stelt het bevoegd gezag de leraren in staat de opgedane kennis te benutten ten behoeve van onderwijsontwikkeling en innovatie op het gebied van onderwijs aan achterstandsleerlingen.

Administratieve lasten

Administratieve lasten als zodanig betreffen de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat om het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie aan de overheid. Deze lasten doen zich voor bij de subsidieaanvraag en bij de verantwoording hiervan. Ook worden scholen gevraagd informatie te verstrekken ten behoeve van monitoring.

Voor het invullen van het aanvraagformulier en voor het zorgdragen voor medeondertekening door alle deelnemende scholen wordt geschat dat een tijdsinvestering van twee uur per aanvraag nodig is. In dit formulier wordt alleen de benodigde informatie opgevraagd, om de administratieve lasten tot het minimum te beperken. Voor het verstrekken van informatie ten behoeve van monitoring wordt zeven uur per aanvraag gerekend. Voor de verantwoording ten slotte, wordt uitgegaan één uur per aanvraag. De administratieve lasten zijn daarbij beperkt omdat de verantwoording via de jaarverslaggeving plaatsvindt.

Uitgaande van € 45 per uur bedragen de administratieve lasten per subsidieaanvraag dus € 450. Omdat niet op voorhand aan te geven is hoeveel aanvragers een aanvraag zullen indienen is niet te kwantificeren wat de totale administratieve lasten voor alle aanvragers is. Daarbij is de keuze aan het bevoegd gezag om al dan niet een aanvraag in te dienen en eventueel deel te nemen aan de pilot.

Caribisch Nederland

Het beleidskader is niet van toepassing op Caribisch Nederland.

Vaststelling, betaling, besteding en verantwoording

DUS-I stelt de subsidie vast binnen acht weken na het sluiten van de inschrijftermijn.

De subsidie wordt voor twee schooljaren verstrekt. De activiteiten dienen doorlopend plaats te vinden in schooljaar 2017–2018 en 2018–2019. De wijze waarop bevoorschotting plaatsvindt wordt in de beschikking bepaald.

Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. Aangezien het subsidie van meer dan € 25.000 betreft, geschiedt de verantwoording overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs in de jaarverslaggeving met model G1.

Het bevoegd gezag maakt er bij de minister in ieder geval melding van, indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt niet of niet geheel worden uitgevoerd. De subsidie wordt in dat geval en met inachtneming van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht lager vastgesteld. Het teveel ontvangen bedrag wordt in dat geval teruggevorderd.


X Noot
1

Onderwijsverslag 2014–2015 (De Staat van het Onderwijs); bijlage bij Kamerstukken II 2015/16, 34 300 VIII, nr. 140.

X Noot
2

Kamerstukken II 2016/17, 34 550 VIII, nr. 16

X Noot
3

Kamerstukken II 2015/16, 31 293, nr. 315.

X Noot
4

Het Centraal Planbureau verwijst in zijn rapport ‘Kansrijk onderwijsbeleid’ van 2016 naar de wetenschappelijke literatuur, waarin coaching en feedback van leraren door ervaren collega’s als veelbelovende interventie wordt beschreven.

X Noot
5

In voornoemde brief van 31 oktober is aangegeven dat drie miljoen per jaar beschikbaar is voor deze pilot. Op de beschikbare zes miljoen zijn kosten voor uitvoering, monitoring en evaluatie in minder gebracht.

X Noot
6

Het volgen van leerlingen gebeurt alleen met toestemming van school en leerlingen/ouders.

Naar boven