Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Veiligheid en Justitie van 21 juni 2017 nr. IENM/BSK-2017/140015, tot wijziging van de Regeling omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 5.3, eerste lid, en 5.7, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

BESLUITEN:

ARTIKEL I

De Regeling omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van hoofdstuk 10 komt te luiden:

HOOFDSTUK 10 UITVOERING EN HANDHAVING

B

Het opschrift van paragraaf 10.1 komt te luiden:

§ 10.1 Kwaliteitseisen uitvoering en handhaving

C

In artikel 10.1 wordt in de begripsomschrijving van het begrip bestuursorgaan ‘artikel 5.3, tweede lid, van de wet’ vervangen door: artikel 7.2, eerste en tweede lid, van het besluit.

D

In artikel 10.2. wordt ‘handhaving’ vervangen door: uitvoering en handhaving.

E

Artikel 10.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

De analyse van inzichten, bedoeld in artikel 7.2, vierde lid, van het besluit en de analyse van de problemen, bedoeld in artikel 7.2, vijfde lid, van het besluit geven in ieder geval inzicht in:.

2. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot het derde en vierde lid en het vierde lid (oud) wordt vernummerd tot het tweede lid.

3. In de aanhef van het tweede lid (nieuw) wordt ‘artikel 7.2, vijfde lid’ vervangen door: artikel 7.2, zevende lid, onderdeel a.

4. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 4. Tot de in artikel 7.2, zevende lid, onderdeel b, van het besluit bedoelde wijze waarop het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet of het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde, wordt uitgeoefend, behoort in ieder geval:

    • a. de wijze waarop de controle ter plaatse wordt voorbereid, uitgaande van een register van inrichtingen waarin in ieder geval de IPPC-installaties zijn opgenomen;

    • b. de wijze waarop de controle ter plaatse wordt uitgeoefend;

    • c. de frequentie waarmee routinematige controlebezoeken worden afgelegd, waarbij die frequentie voor IPPC-installaties, afhankelijk van de milieurisico’s, het nalevingsgedrag en de aanwezigheid van een gecertificeerd milieuzorgsysteem, ten minste één controlebezoek per drie jaar bij beperkte milieurisico’s en ten minste één controlebezoek per jaar bij grote milieurisico’s is;

    • d. de wijze waarop zakelijke gegevens en bescheiden worden gecontroleerd;

    • e. de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet of het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde ten aanzien van stoffen, trillingen, en warmte die of geluid dat, direct of indirect vanuit een bron in de lucht, het water of de bodem, worden onderscheidenlijk wordt gebracht;

    • f. de wijze waarop de controle en verificatie plaatsvinden van de resultaten van de controles die zijn uitgevoerd door personen die een inrichting drijven.

5. In het vijfde lid wordt ‘derde lid, onderdeel b’ vervangen door: vierde lid, onderdeel c.

F

Artikel 10.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘handhavingsbeleid’ vervangen door ‘uitvoerings- en handhavingsbeleid’ en wordt ‘eerste lid’ vervangen door: eerste en tweede lid.

2. De onderdelen a en b vervallen en de onderdelen c en d worden geletterd a en b.

G

In artikel 10.6 wordt na ‘bedoelde gegevens’ ingevoegd: ten behoeve van de uitvoering en handhaving.

H

In artikel 10.7, onderdeel m, wordt na ‘Teylingen,’ ingevoegd: Voorschoten.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2017. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 2017, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Deze regeling tot wijziging van de Regeling omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) (hierna: wijzigingsregeling) is het sluitstuk van aanpassing van de regelgeving over de verbetering van de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving (hierna: VTH) op het gebied van het omgevingsrecht.

De aanleiding voor wetgeving ten aanzien van VTH was de fragmentatie in combinatie met de vrijblijvendheid in de samenwerking en uitvoering. Daarbij waren meer dan 500 instanties betrokken. Dit vormde een barrière voor het organiseren van voldoende menskracht en deskundigheid evenals voor het aanpakken van de (boven)regionale handhavingsproblemen op een (boven)regionale schaal.

Het Rijk, het IPO en de VNG hebben in juni 2009 de zogenaamde ‘package deal’1 gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over modernisering van het VTH-stelsel.

Deze afspraken betreffen o.a. de vorming van een landelijk dekkend netwerk van regionale uitvoeringsdiensten (omgevingsdiensten), de verbetering van de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken en van de samenwerking en informatie-uitwisseling bij de handhaving door organen belast met de bestuursrechtelijke handhaving enerzijds en tussen de organen belast met de bestuursrechtelijke handhaving en organen belast met de strafrechtelijke handhaving anderzijds.

De verplichting tot de vorming van een landelijk dekkend netwerk van omgevingsdiensten is op 14 april 2016 ingegaan met de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht2. Die wet biedt een basis voor de uitwerking van het basistakenpakket3, de procescriteria voor de uitvoering en handhaving4 en het digitale systeem van gegevensuitwisseling Inspectieview Milieu. Die uitwerking heeft zijn beslag gekregen in de wijziging van het Besluit omgevingsrecht5, die met ingang van 1 juli 2017 in werking treedt.

2. Inhoud regeling

Deze wijzigingsregeling is gebaseerd op artikel 5.7, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en regelt onder andere dat de reeds voor handhaving bestaande procescriteria nu ook voor de uitvoering gelden, door de artikelen in paragraaf 10.1 die voor handhaving golden nu ook voor uitvoering te laten gelden. De omvang van de wijzigingsregeling is beperkt omdat de procescriteria voor een groot deel zijn uitgewerkt in paragraaf 7.2 van het Besluit omgevingsrecht.

De procescriteria en de kwaliteitscriteria (het organiseren van voldoende menskracht met een adequaat opleidingsniveau) zijn opgenomen in het document Kwaliteitscriteria 2.1 dat is ontwikkeld door het Programma Uitvoering met Ambitie6 en in 2012 door de VNG, het IPO en het Rijk bestuurlijk is vastgesteld. In dit document worden eisen gesteld aan de procescriteria en aan de kwaliteitscriteria. De kwaliteitscriteria betreffen het inzetten van voldoende menskracht voor de basistaken en zijn voortaan opgenomen in provinciale en gemeentelijke verordeningen. De procescriteria zijn geregeld in paragraaf 7.2 van het Besluit omgevingsrecht, zoals gewijzigd met ingang van 1 juli 2017 en uitgewerkt in deze wijzigingsregeling.

Deze wijzigingsregeling is ook gebaseerd op artikel 5.3, eerste lid, van de Wabo vanwege de aanvulling van een kring van gemeenten.

Deze wijzigingsregeling betreft de volgende aanpassingen vanwege VTH:

  • Uitbreiding van de reikwijdte van hoofdstuk 10 met uitvoering.

  • Het vervallen van enkele bepalingen die zagen op kwaliteitscriteria voor de kritische massa van personeel bij de omgevingsdiensten en die nu in provinciale en gemeentelijke verordeningen zijn geregeld.

  • Aanpassing van de verwijzingen naar artikelen van het Besluit omgevingsrecht.

Daarnaast is aanpassing van de Regeling omgevingsrecht nodig om de volgende redenen:

  • Reparatie van een onderdeel van de implementatie van de Richtlijn industriële emissies7;

  • Aanvulling van een kring van gemeenten vanwege toetreding van een gemeente tot die kring.

3. Procedure van totstandkoming

Vanwege het feit dat deze wijzigingsregeling geen ingrijpende verandering teweegbrengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en evenmin ingrijpende gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk kon worden afgezien van internetconsultatie.

4. Gevolgen

De wijzigingsregeling leidt niet tot een toename van administratieve lasten voor bedrijven. Voor de bestuursorganen die deelnemen in een omgevingsdienst leidt deze wijzigingsregeling deels tot een verschuiving van bestuurlijke lasten naar de omgevingsdiensten; het handhavings- en uitvoeringsbeleid voor de basistaken is aan die omgevingsdiensten opgedragen. Door een efficiëntere uitvoering door bundeling van taken zullen de bestuurlijke lasten afnemen. Vanwege het vervallen van de bepalingen over kwaliteitscriteria nemen de bestuurlijke lasten op grond van de Regeling omgevingsrecht af. Per saldo is er echter geen sprake van afname van bestuurlijke lasten omdat de kwaliteitscriteria in provinciale en gemeentelijke verordeningen zijn opgenomen. Het efficiënter kunnen optreden door omgevingsdiensten in samenwerking met andere instanties bij activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor het milieu zal leiden tot het voorkomen of verminderen van schade aan het milieu.8

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, B, D, F, onder 1, en G

Vanwege de uitbreiding van de reikwijdte van hoofdstuk 10 en paragraaf 10.1 met regels over de uitvoering, is het opschrift van hoofdstuk 10 en van paragraaf 10.1 aangepast. Om die reden zijn ook de artikelen 10.2 en 10.6 aangepast door toevoeging van de term ‘uitvoering’ aan die artikelen. Verder is artikel 10.5 voortaan ook van toepassing op het uitvoeringsbeleid.

Onderdeel C

De verwijzing naar het begrip bestuursorgaan is aangepast. Met de bestuursorganen in de Regeling omgevingsrecht zijn bestuursorganen bedoeld in de zin van artikel 7.2, eerste en tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht: bestuursorganen die bevoegd zijn tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning en die belast zijn met de uitvoering en handhaving van de Wabo en van de ‘betrokken wetten’ die zijn genoemd in artikel 1.1, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht. Hiermee worden ook bedoeld bestuursorganen die gezamenlijk optreden als deelnemers in een omgevingsdienst.

Onderdeel E

In artikel 10.3 zijn de verwijzingen naar het Besluit omgevingsrecht aangepast.

Verder is het voormalige derde lid, onderdeel a, uitgesplitst in twee onderdelen (a en b) in het huidige vierde lid. In onderdeel a (nieuw) is een kleine onvolkomenheid in de implementatieregelgeving van artikel 23, tweede lid, onderdeel c, van de Richtlijn industriële emissies gerepareerd. Dit artikel over milieu-inspecties vereist de beschikbaarheid van een register van IPPC-installaties, waarop het handhavingsbeleid en het uitvoeringsprogramma betrekking heeft. De beschikbaarheid van dergelijke informatie volgt impliciet uit de artikelen 7.2, 7.3 en 7.6 van het Besluit omgevingsrecht over respectievelijk het handhavingsbeleid, het uitvoeringsprogramma en het geautomatiseerde systeem voor de vastlegging van resultaten. Het volgt ook uit artikel 19.1b van de Wet milieubeheer, dat de beschikbaarheid op internet van een register van IPPC-installaties en hun vergunningen regelt. Een expliciete bepaling ter implementatie van artikel 23, tweede lid, onderdeel c, van de Richtlijn industriële emissies bestond tot nu toe echter niet. Het nieuwe onderdeel a van artikel 10.3, vierde lid, heeft geen praktische gevolgen, omdat de betrokken overheden al informatiesystemen hebben. Er is ook een nationaal register van IPPC-installaties. Dit is een applicatie binnen het registratiesysteem van bedrijven die milieujaarverslagen maken: http://www.e-mjv.nl/onderwerpen/ippc-applicatie/.

Onderdeel F, onder2

Artikel 10.5, onderdelen a en b, vervallen. Op grond van onderdeel a moesten bestuursorganen ervoor zorgen dat de personen die zijn belast met werkzaamheden in het kader van de handhaving adequaat zijn opgeleid of zo nodig worden opgeleid op basis van een opleidingsplan. Dit wordt nu geregeld in de provinciale en gemeentelijke verordeningen, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wabo.

Op grond van onderdeel b moesten bestuursorganen ervoor zorgen dat, voor zover van toepassing, met de personen die het rechtstreeks aangaat of in het voorkomende geval met degene onder wiens verantwoordelijkheid zij werken schriftelijke afspraken worden gemaakt met betrekking tot het ten behoeve van de handhaving gebruik maken van personen die niet onder de organisatie van het bestuursorgaan ressorteren. Ook voor dat onderdeel geldt dat dit nu wordt geregeld in de gemeentelijke en provinciale verordeningen, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wabo.

Onderdeel H

In artikel 10.7, onderdeel m, is een aanpassing doorgevoerd in de kring van gemeenten van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland. De gemeente Voorschoten is in 2016 deelnemer geworden van die gemeenschappelijke regeling en is aan de kring in artikel 10.7, onderdeel m, toegevoegd.

Artikel II

De wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2017. De inwerkingtreding vindt plaats tegelijkertijd met de wijziging van het Besluit omgevingsrecht van 21 april 2017. Mocht publicatie van deze wijzigingsregeling plaatsvinden na 30 juni 2017, dan treedt de regeling in werking met ingang van de dag na publicatie.

Van de minimale invoeringstermijn van 3 maanden voor ministeriële regelingen wordt afgeweken. Deze afwijking is gerechtvaardigd omdat dit, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste publieke nadelen voorkomt (aanwijzing 174, onder 4, onder a, van de aanwijzingen voor de regelgeving). Het is van belang voor de in de praktijk reeds sinds geruime tijd functionerende omgevingsdiensten dat deze wijzigingsregeling zo snel mogelijk in werking treedt en zij conform de regeling kunnen gaan handelen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

De Package deal is toegelicht en uitgewerkt in de nadere kabinetsreactie van 19 juni 2009 en nadien gemaakte bestuurlijke afspraken (Kamerstukken II 2008/09, 29 383, nr. 130)

X Noot
2

Wet van 9 december 2015 tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) (Stb. 2015, 521)

X Noot
3

Taken die in ieder geval in het verband van een omgevingsdienst worden uitgevoerd (artikel 5.3, vierde lid, van de Wabo)

X Noot
4

Eisen die worden gesteld aan de beleidscyclus bij de VTH-taken

X Noot
5

Besluit van 21 april 2017 tot wijziging van het besluit omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) (Stb. 2017, 193)

X Noot
6

Programma Uitvoering met Ambitie / samenwerking tussen IPO, VNG, OM, UvW en de ministeries IenM, V&J, BZK / doel: kwaliteit en professionaliteit van het toezicht, de handhaving, de vergunningverlening en de samenwerking binnen het omgevingsrecht op een hoger peil brengen / start programma 2010-2012

X Noot
7

Installaties als bedoeld in richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (herschikking) (PbEU 2010, L 334).

X Noot
8

Zie voor meer informatie Stb. 2017, 193, blz. 19 en 20 (5. Gevolgen)

Naar boven