Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 juni 2017, kenmerk LZ-1140775-164265, houdende wijziging van de Regeling langdurige zorg vanwege het aanpassen van de mobiliteitshulpmiddelen en de toevoeging van de echtgenoot aan het informeel tarief

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 3.1.2, eerste lid, en 3.6.5, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Als mobiliteitshulpmiddel voor individueel gebruik als bedoeld in artikel 3.1.2, eerste lid, van het Besluit wordt aangewezen een rolstoel en de daarbij behorende voor de verzekerde noodzakelijke aanpassingen.

B

In artikel 5.22, derde lid, wordt na ‘de zorgverlener’ ingevoegd: een echtgenoot of.

ARTIKEL II

Artikel 5.22, derde lid, van de Regeling langdurige zorg zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van toepassing op een zorgovereenkomst als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling langdurige zorg die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling is gesloten.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

TOELICHTING

Algemeen

Het individueel gebruik van mobiliteitshulpmiddelen voor verzekerden op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) in een instelling met verblijf en behandeling wordt in lijn gebracht met de bestaande uitvoeringspraktijk. De aangepaste scootmobiel en aangepaste niet algemeen gebruikelijke fiets vervallen uit de Regeling langdurige zorg (Rlz) en maken daarmee voor deze groep verzekerden geen onderdeel uit van het pakket van de Wlz. Het verschaffen van de aangepaste scootmobiel en aangepaste niet algemeen gebruikelijke fiets aan verzekerden met een indicatie op grond van de Wlz (Wlz-verzekerden) die in een instelling verblijven en behandeling ontvangen wordt daarmee ook de verantwoordelijkheid van de gemeenten en krijgen die Wlz-verzekerden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) als voorziening deze mobiliteitshulpmiddelen van de gemeenten. Met de VNG en ZN is afgesproken dat tot aan de definitieve afspraken over de overheveling van individueel gebruik van mobiliteitshulpmiddelen naar de Wlz alles zoveel mogelijk gelijk blijft ten opzichte van de verstrekking van hulpmiddelen in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Dit betekent dat de gemeenten de aangepaste scootmobiel en aangepaste niet algemeen gebruikelijke fiets aan Wlz-verzekerden die in een instelling verblijven en behandeling ontvangen ook blijven leveren. Met deze wijziging van artikel 2.3 van de Rlz wordt deze afspraak geregeld. Op dit moment heeft artikel 2.3 van de Rlz alleen betrekking op verzekerden die in instellingen verblijven en daar behandeling ontvangen. In artikel 11.1.6 van de Wlz is geregeld dat tot bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de verzekerden die niet in een instelling verblijven of in een instelling verblijven maar geen behandeling ontvangen geen recht op individueel gebruik van mobiliteitshulpmiddelen als bedoeld in artikel 3.1.1 van de Wlz hebben.

De Wlz-verzekerden die in een instelling verblijven met behandeling behouden op grond van de Wlz als mobiliteitshulpmiddel uitsluitend recht hebben op individueel gebruik van rolstoelen en de daarbij behorende voor de verzekerde noodzakelijke aanpassingen.

Verder wordt er een correctie aangebracht in de uitzonderingen voor het informeel tarief. De uitzonderingen voor de toepassing van het informeel tarief golden per abuis ook voor echtgenoten. Dat wordt gecorrigeerd en in overeenstemming gebracht met de uitvoeringspraktijk. Daarmee geldt het informeel ook voor echtgenoten. Voor de reeds voor de inwerkingtreding van deze wijziging gesloten zorgovereenkomsten wordt overgangsrecht opgenomen.

Administratieve lasten

Omdat met beide wijzigingen de regelgeving in lijn wordt gebracht met de bestaande uitvoeringspraktijk heeft de wijziging geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Fraudetoets

Omdat met beide wijzigingen de regelgeving in lijn wordt gebracht met de bestaande uitvoeringspraktijk brengt de wijziging geen fraudegevoeligheden met zich mee.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 2.3, eerste lid, van de Rlz is geregeld wat het individueel gebruik van mobiliteitshulpmiddelen als bedoeld in artikel 3.1.2, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg omvat. Daarin waren naast de rolstoel ook de aangepaste scootmobiel en de aangepaste niet algemeen gebruikelijk fiets opgenomen. De aangepaste scootmobiel en aangepaste niet algemeen gebruikelijke fiets worden in de praktijk op dit moment verstrekt door de gemeenten op grond van de Wmo 2015. Artikel 2.3, eerste lid, van de Rlz wordt in overeenstemming gebracht met deze praktijk door de onderdelen b en c te laten vervallen.

Onderdeel B

In artikel 5.22 van de Rlz is geregeld wat de vergoeding is die uit het persoonsgebonden budget aan een zorgaanbieder betaald mag worden. In artikel 5.22, derde lid, van de Rlz is geregeld dat de uitzonderingen op het informeel tarief, bedoeld in artikel 5.22, eerste lid, onderdelen b en c, van de Rlz niet gelden voor bloed- of aanverwante in de eerste of tweede graad van de verzekerde. Per abuis was daarbij de echtgenoot niet opgenomen. In de uitvoering worden de uitzonderingen op het informeel tarief al niet toegepast op de echtgenoot van de verzekerde. De omissie in de regelgeving wordt nu gecorrigeerd door de echtgenoot toe te voegen aan artikel 5.22, derde lid, van de Rlz. Op grond van artikel 1.1.2 van de Wlz wordt de geregistreerde partner met de echtgenoot gelijkgesteld. Verder wordt op grond van dat artikel als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het een bloedverwant in de eerste graad betreft. Degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is wordt aangemerkt als ongehuwd.

Artikel II

Voor de wijziging van artikel 5.22 van de Rlz is in artikel II overgangsrecht opgenomen. De wijziging van artikel 5.22 van de Rlz zoals is opgenomen in artikel I, onderdeel B, van deze wijzigingsregeling geldt niet voor zorgovereenkomsten die zijn gesloten vóór inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2017.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven