Productiegerichte Dierhouderij 2017

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 juli 2017 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Productiegerichte Dierhouderij

UAW Nr. 11869

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van Actor Bureau voor sectoradvies namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partijen ter ener zijde: Land- en Tuinbouworganisatie Noord; Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie; Limburgse Land- en Tuinbouwbond; Centrale Organisatie Broedeieren en Kuikens en Producenten Organisatie Varkenshouderij;

Partijen ter andere zijde: CNV Vakmensen en FNV.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE PRODUCTIEGERICHTE DIERHOUDERIJ

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN EN VERPLICHTINGEN

Artikel 1 Werkingssfeer

Lid 1 In deze cao wordt verstaan onder werkgever:

  • a. Degene die een onderneming uitoefent, waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit de bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij. Onder bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij wordt verstaan:

    • melkveehouderij: het (op)fokken van kalveren en/of het houden van koeien voor het verkrijgen van de melk;

    • varkenshouderij: het houden en opfokken van varkens (biggen, zeugen en beren) voor de productie van vlees;

    • pluimveehouderij inclusief broederijen: het (op)fokken, vermeerderen en houden van gevogelte voor de productie van eieren en vlees. Onder broederij wordt verstaan het (op)fokken van kuikens en uitbroeden van broedeieren en/of het exporteren van eendagskuikens en eieren.

  • b. Degene die een onderneming uitoefent met een onderdeel:

    • waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit activiteiten zoals bedoeld onder sub a. en:

    • waarin het aantal arbeidsuren meer dan 50% van het totaal aantal arbeidsuren in de onderneming uitmaakt.

Dit geldt niet indien voor die gehele onderneming een andere collectieve arbeidsovereenkomst van kracht is, die geregistreerd is bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • c. Juridisch zelfstandige delen van een groep in de zin van artikel 2:24b BW waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit activiteiten zoals vermeld onder sub a.;

  • d. De personeelsvennootschap binnen een groep in de zin van artikel 2:24b BW waarvan ten minste 75% van het totaal aantal arbeidsuren van de werknemers wordt uitgeoefend bij een of meer andere groepsonderdelen waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit activiteiten zoals vermeld onder sub a.

  • e. Arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden binnen de onderneming aan bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub a. worden besteed.

  • f. Van ‘in hoofdzaak’ is sprake indien het aantal arbeidsuren van de werknemers in dienst van werkgever die betrokken zijn bij de activiteiten zoals bedoeld onder sub a. meer dan 50% van het totaal aantal arbeidsuren binnen de onderneming uitmaakt.

Lid 2 Onverminderd wat in lid 1 is bepaald, geldt dat:

  • a. indien binnen één en dezelfde onderneming meerdere bedrijfsactiviteiten plaatsvinden die vallen binnen de werkingssfeer van de verschillende cao’s in de primaire agrarische sector, én:

  • b. niet is te bepalen of de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak onder deze cao of een andere cao valt,

dan heeft de werkgever de keuze om te bepalen welke cao van toepassing zal zijn voor zijn onderneming, mits de bedrijfsactiviteiten waarop die keuze is bepaald, een substantieel onderdeel zijn van zijn onderneming.

Lid 3 Tegen de in Lid 2 bedoelde indeling door de werkgever kan beroep worden ingesteld volgens Artikel 49.

Artikel 2 Definities

Lid 1 Werkgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een onderneming uitoefent zoals bedoeld in Artikel 1.

Lid 2 Werknemer: de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW in dienst is van de werkgever, met uitzondering van de stagiair. Daar waar het woord ‘werknemer’ is gebruikt, worden zowel mannen als vrouwen bedoeld.

Lid 3 Stagiair: iemand die in het kader van zijn studie of opleiding praktische ervaring opdoet in een onderneming.

Lid 4 Zaterdaghulp: de werknemer die uitsluitend werkzaamheden verricht op zaterdag.

Lid 5 Feitelijk loon: het door werkgever en werknemer overeengekomen brutoloon.

Lid 6 Rooster: een schriftelijke arbeidstijdregeling die aangeeft op welke tijdstippen de werknemer zijn werkzaamheden aanvangt, onderbreekt en beëindigt.

Lid 7 Functievolwassen leeftijd: een leeftijd van 22 jaar of ouder.

Lid 8 Jeugdige werknemers: werknemers met een leeftijd van 21 jaar of jonger.

Lid 9 Medezeggenschapsorgaan: de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden

Lid 10 BW: Burgerlijk Wetboek.

Lid 11 Feestdagen: Nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag, beide Kerstdagen en de door de overheid aangewezen dag ter viering van Koningsdag. 5 Mei is een feestdag indien deze door de overheid is aangewezen ter viering (lustrumjaar).

Lid 12 Ouders en kinderen: in deze cao zijn aan ouders en kinderen gelijkgesteld stief- en pleegouders en stief- en pleegkinderen.

Lid 13 Werknemer met arbeidsbeperking: werknemer die behoort tot een van de volgende categorieën:

  • Werknemer die onder de Participatiewet valt en van wie het UWV heeft vastgesteld dat hij niet 100% van het wettelijk minimumloon kan verdienen’

  • Werknemer met een WSW-indicatie

  • Wajonger met arbeidsvermogen

en die is opgenomen in het Doelgroepregister dat beheerd wordt door het UVW.

Een werknemer met een arbeidsbeperking wordt beloond volgens Artikel 8.

Lid 14 Maand: een kalendermaand.

Lid 15 Maandloon: het weekloon vermenigvuldigd met 52,2 en gedeeld door 12.

Lid 16 Weekloon: het bedrag als vermeld in de loonschalen dan wel hiervan afgeleid op grond van de desbetreffende bepalingen inzake loonsverhogingen, leeftijd, functiegroep en functiejaar.

Lid 17 Uurloon: het weekloon behorend bij de overeengekomen omvang van de arbeidsovereenkomst, gedeeld door het bij arbeidsovereenkomst overeengekomen aantal uren per week.

Lid 18 Bedrijfstijd: de tijd dat er binnen of ten behoeve van de onderneming werkzaamheden verricht dienen te worden.

Lid 19 Arbeidstijd: de tijd gedurende welke de werknemer:

  • werkzaamheden verricht of daarvoor ter beschikking van de werkgever moet blijven;

  • geen arbeid verricht in verband met de viering van een feestdag zoals vermeld onder Lid 11, voor zover niet op een zaterdag of zondag vallend

  • geen arbeid verricht wegens arbeidsongeschiktheid of ongeval, dan wel wegens vakantie, vakonderwijs of kort verzuim.

Lid 20 Functie: volgens de systematiek van Functiehandboek Dierhouderij de typering van de werkzaamheden waarvoor de werknemer is aangesteld.

Lid 21 Functiejaar: het aantal jaren dat werkzaamheden in een bepaalde functie feitelijk zijn uitgeoefend.

Lid 22 Loongroep: de door de functie-indeling bepaalde loongroep vermeld in het loongebouw in Artikel 17 en Artikel 18 en bijlage IV.

Lid 23 Bedrijfsleider: degene die de leiding heeft over een bedrijf/onderneming of daar binnen van een organisatorische eenheid.

Lid 24 Loon voor heffingen: een gelimiteerde definitie voor het loonbegrip, pensioengevend loon genaamd, zie bijlage I.

Lid 25 Uitzendkracht: de natuurlijke persoon die door een uitzendonderneming, handmatig loonbedrijf, detacheringbureau of andere derde, ter beschikking wordt gesteld om werkzaamheden te verrichten onder toezicht en leiding van de werkgever.

Lid 26 Uitzendbureau: de natuurlijke of rechtspersoon met inbegrip van een handmatig loonbedrijf, detacheringbureau of andere derde, die een werknemer zoals bedoeld in Lid 25 ter beschikking stelt van (uitzendt naar) de werkgever.

Lid 27 SV-premieloon: per 1 januari 2017 bedraagt het maximum SV-premieloon: € 53.701.

Artikel 4 Verplichtingen van de werkgever

Algemeen

Lid 1 De werkgever verplicht zich geen werknemers in dienst te nemen of te houden op voorwaarden die in strijd zijn met hetgeen in deze cao is bepaald.

Lid 3 Gedragslijn bij overname, fusie, reorganisatie en bedrijfsbeëindiging

  • a. De werkgever zal gedurende de looptijd van deze cao een voornemen tot overname, fusie, reorganisatie en/of bedrijfsbeëindiging niet ten uitvoer brengen, tenzij de vakbonden en het medezeggenschapsorgaan hierover tijdig zijn ingelicht.

  • b. Ten aanzien van alle werkgevers geldt dat door de werkgever in een zodanig stadium van voorbereiding contact met de betreffende vakbond(en) wordt opgenomen over de rechtspositie van de bij hem in dienst zijnde werknemer(s) dat de te nemen besluiten nog beïnvloedbaar zijn.

Sociaal beleid

Lid 4 Met inachtneming van het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden zal de werkgever het medezeggenschapsorgaan periodiek inlichten en raadplegen omtrent de algehele gang van zaken in de onderneming in het algemeen en meer in het bijzonder omtrent het gevoerde personeelsbeleid.

Lid 5 De werkgever zal bij aanstelling en de tewerkstelling zoveel als redelijkerwijs mogelijk is gelijke kansen bieden aan personen met en zonder arbeidsbeperking. De werkgever zal er naar streven werknemers met een arbeidsbeperking op passende wijze te werk te stellen.

Lid 6 Met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen, is het niet toegestaan om gelijkwaardige werknemers gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie te onthouden op grond van factoren als leeftijd, sekse, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- of geloofsovertuiging, huidskleur, ras, of etnische afkomst, nationaliteit of politieke keuze.

Lid 7 De werkgever is gehouden een zodanig beleid te voeren dat de werknemers in de werkorganisatie zoveel mogelijk worden gevrijwaard van ongewenste intimiteiten of intimidatie.

Bestrijdingsmiddelen

Lid 8 De werkgever dient zich bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen, ontsmettingsmiddelen en reinigingsmiddelen te houden aan de betreffende bepalingen opgenomen in hoofdstuk 4 van het Arbobesluit. Tevens draagt de werkgever er zorg voor dat de genoemde bepalingen genoegzaam bekend zijn gemaakt bij de werknemers.

Kleding en schoeisel

Lid 9 De werkgever is verplicht om aan de werknemer bedrijfskleding en of veiligheidsschoeisel te verstrekken overeenkomstig veiligheidsvoorschriften of ten behoeve van het verrichten van vuil werk. De werkgever blijft eigenaar van en daarmee verantwoordelijk voor bedrijfskleding en of veiligheidsschoeisel.

Artikel 5 Verplichtingen van de werknemer

Lid 1 De werknemer is gehouden de belangen van de onderneming van de werkgever als een goed werknemer te behartigen, ook indien daartoe geen uitdrukkelijke opdracht is gegeven.

Lid 2 De werknemer is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voor zover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen.

Lid 3 De werknemer zal zich voor wat betreft zijn werk- en rusttijd houden aan het voor hem geldende rooster.

Lid 4 De werknemer is gehouden zich te gedragen naar de in de onderneming van de werkgever geldende regels welke niet in strijd zijn met de wetgeving of het gestelde in deze cao, zoals het opvolgen van voorschriften voor het dragen van beschermende kleding en of andere ter bescherming van het welzijn en de gezondheid van de werknemer verstrekte middelen.

Lid 5 In geval de werkgever op grond of naar aanleiding van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer tegen een of meer derden een vordering tot schadevergoeding kan doen gelden, zal de werknemer de daartoe benodigde informatie verstrekken. Een werknemer is binnen zijn vermogen verplicht, indien het bedrijfsbelang en of de functie dat vergt, zich te laten (bij)scholen.

HOOFDSTUK 2. DE ARBEIDSOVEREENKOMST

Artikel 6 Arbeidsovereenkomst

Lid 1 Aard van de arbeidsovereenkomst

De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan:

  • voor bepaalde tijd of

  • voor een bepaald werk of

  • voor onbepaalde tijd

Lid 2 Schriftelijke opgave inhoud arbeidsovereenkomst

  • a. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en in tweevoud opgemaakt. Van de getekende arbeidsovereenkomst behouden werkgever en werknemer ieder een exemplaar.

  • b. De arbeidsovereenkomst bevat ten minste de volgende bepalingen:

    • de aard van het dienstverband;

    • de duur van het dienstverband;

    • de toepasselijke jaarurennorm volgens Artikel 11Lid 6;

    • in welke functie de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst werkzaam zal zijn;

    • het loon;

    • eventueel overeengekomen toeslagen;

    • andere onderwerpen waarover partijen regeling wensen.

    • c. Eventuele wijzigingen van de arbeidsovereenkomst worden schriftelijk vastgelegd.

Lid 3 Proeftijd

Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor:

  • bepaalde tijd voor de duur van zes maanden of korter: kan geen proeftijd worden overeengekomen

  • onbepaalde tijd: kan schriftelijk een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste twee maanden;

  • bepaalde tijd voor de duur van twee jaar of langer: kan schriftelijk een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste twee maanden;

  • bepaalde tijd voor de duur van langer dan zes maanden maar korter dan twee jaren: kan schriftelijk een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste één maand;

  • een bepaald werk waarbij de einddatum niet op een kalenderdatum is gesteld: kan schriftelijk een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste één maand.

Lid 4 Beëindiging van de arbeidsovereenkomst

Het dienstverband eindigt:

  • a. onmiddellijk, dat wil zeggen zonder inachtneming van de opzegtermijn als bedoeld in Lid 5, op initiatief van de werkgever of werknemer:

    • tijdens of aan het einde van de overeengekomen proeftijd;

    • wegens een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 en 7:679 BW.

  • b. van rechtswege zonder opzegtermijn

    • op de dag dat de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt;

    • bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of bepaald werk overeenkomstig Lid 7.

    • bij een arbeidsovereenkomst die gekoppeld is aan een Beroeps Praktijk Vormingsovereenkomst op het moment dat:

    • de opleiding is afgerond;

      • de opleiding eindigt op initiatief van de werknemer;

      • de overeenkomst wordt beëindigd op grond van de Wet Educatie Beroepsonderwijs.

    Deze bepaling geldt niet als de arbeidsovereenkomst reeds bestond bij het aangaan van de Beroeps Praktijk Vormingsovereenkomst.

  • c. op het moment van ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter.

  • d. bij wederzijds goedvinden met inachtneming van de opzegtermijn als bedoeld in Lid 5.

  • e. bij toestemming van het UWV als bedoeld in artikel 7:671a BW met inachtneming van de opzegtermijn volgens Lid 5, Lid 6, Lid 7 en Lid 9.

Lid 5 Opzegtermijnen

De opzegging dient zodanig te geschieden dat het einde van de arbeidsovereenkomst samenvalt met het einde van de maand.

Lid 6 Opzegtermijn dienstverband voor onbepaalde tijd.

  • a. De werkgever neemt bij opzegging van het dienstverband voor onbepaalde tijd de volgende termijnen in acht:

    Duur dienstverband op de dag van opzegging.

    Opzegtermijn werkgever

    Korter dan 5 jaar

    1 maand

    5 jaar maar korter dan 10 jaar

    2 maanden

    10 jaar maar korter dan 15 jaar

    3 maanden

    15 jaar en langer

    4 maanden

    Leeftijd werknemer ongeacht duur dienstverband op de dag van opzegging

    Opzegtermijn werkgever

    – 50 jaar tot AOW-gerechtigde leeftijd

    3 maanden

    – vanaf AOW-gerechtigde leeftijd

    1 maand

  • b. Voor de werknemer geldt een opzegtermijn van één maand.

Lid 7 Opzegtermijn dienstverband voor bepaalde tijd of voor bepaald werk

De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of voor een bepaald werk eindigt zonder opzegging van rechtswege:

  • a. op de kalenderdatum, of

op de laatste dag van het tijdvak of bij de afronding van het werk genoemd in de individuele arbeidsovereenkomst

De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of voor een bepaald werk, kan ook tussentijds worden opgezegd, indien werkgever en werknemer bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of bepaald werk dit schriftelijkzijn overeengekomen met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn.

Lid 8 Aanzegplicht voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd van zes maanden of langer.

De werkgever moet uiterlijk één maand voor het einde van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die zes maanden of langer duurt, aan de werknemer schriftelijk meedelen of de arbeidsovereenkomst al dan niet wordt voortgezet en zo ja, onder welke voorwaarden. Doet de werkgever dit niet of niet tijdig dan is de werkgever een pro rata boete verschuldigd overeenkomstig de duur van de vertraging. De aanzegplicht geldt niet voor arbeidsovereenkomsten waarvan de einddatum niet op een kalenderdatum is gesteld.

Lid 9 Indien door het UWV toestemming voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst is verleend dan mag de opzegtermijn worden bekort met de proceduretijd bij het UWV volgens artikel 7:672 lid 5 BW. De resterende opzegtermijn moet in dat geval wel ten minste één maand zijn.

Lid 10 Einde arbeidsovereenkomst bij arbeidsongeschiktheid

  • a. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer arbeidsongeschikt is, tenzij de arbeidsongeschiktheid een aanvang heeft genomen nadat aan het UWV verzocht is toestemming tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

  • b. Na twee jaar arbeidsongeschiktheid kan de werkgever het UWV verzoeken om toestemming tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hierbij gelden de specifieke voorwaarden zoals omschreven in Artikel 33.

Lid 11 Specifieke bepalingen voor AOW-gerechtigde werknemers

  • a. De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op de dag dat de werknemer de AOW- gerechtigde leeftijd heeft bereikt.

  • b. De werkgever zal op verzoek van de werknemer zes maanden voordat de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, de werknemer informeren over de mogelijkheden van een dienstverband na de AOW- gerechtigde leeftijd.

Artikel 7 Bijzondere bepalingen voor de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (‘ketenbepaling’)

Lid 1 Met dezelfde werknemer kunnen binnen een periode van 24 maanden maximaal drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd worden afgesloten die elkaar opvolgen met een onderbreking van 6 maanden of korter. Door het aangaan van een arbeidsovereenkomst waardoor zonder een onderbreking van meer dan zes maanden de periode van 24 maanden en/of het aantal van drie arbeidsovereenkomsten wordt overschreden, ontstaat van rechtswege een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Lid 2 Met werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, kunnen binnen een periode van 48 maanden maximaal zes arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd worden afgesloten die elkaar opvolgen met een onderbreking van 6 maanden of korter. Door het aangaan van een arbeidsovereenkomst waardoor zonder een onderbreking van meer dan zes maanden de periode van 48 maanden en/of het aantal van zes arbeidsovereenkomsten wordt overschreden, ontstaat van rechtswege een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Lid 3 Het in Lid 1 bepaalde geldt niet voor:

  • a. Beroeps Praktijk Vormingsovereenkomsten die zijn aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg;

  • b. Arbeidsovereenkomsten met een werknemer jonger dan 18 jaar indien de gemiddelde omvang van de verrichte arbeid ten hoogste twaalf uur per week heeft bedragen.

Artikel 8 Werknemer met een arbeidsbeperking

Lid 1 Voor de werknemer met een arbeidsbeperking zoals bedoeld in Artikel 2 Lid 13 gelden de bepalingen uit deze cao voor zover dit artikel niet anders bepaalt.

Lid 2 De werknemer met een arbeidsbeperking wordt beloond overeenkomstig de loontabel die is opgenomen in bijlage IV sub E.

Lid 3 Artikel 16, Artikel 17 met uitzondering van Lid 3 sub e. en f., Lid 4 en Lid 5 en bijlage IV, sub A. tot en met sub D. zijn niet van toepassing op de werknemer met een arbeidsbeperking.

Artikel 9 Arbeid voor derden

Lid 1 De werknemer is niet verplicht in opdracht van de werkgever werk te verrichten voor andere ondernemingen dan die van de werkgever, tenzij bij de aanstelling schriftelijk anders is overeengekomen.

Lid 2 Zonder schriftelijke toestemming van de werkgever is het aan de werknemer met een dienstverband van 80% of meer verboden om werkzaamheden, al of niet betaald, te verrichten voor derden, dan wel voor eigen rekening. Dit verbod is van toepassing:

  • a. indien op enigerlei wijze de mogelijkheid zou kunnen bestaan of ontstaan dat deze werkzaamheden een nadelig effect hebben of zouden kunnen hebben op het functioneren van de werknemer bij zijn werkgever,

  • b. indien deze werkzaamheden op enigerlei wijze concurrerend voor de werkgever zouden zijn of worden,

  • c. dan wel op andere wijze de belangen van de werkgever, of de gezondheid van de werknemer zouden kunnen schaden of gaan schaden.

HOOFDSTUK 3. ARBEIDSDUUR EN ARBEIDSTIJDEN

Artikel 10 Toepasselijkheid van de bepalingen van hoofdstuk 3

Artikel 11 tot en met Artikel 14 is niet van toepassing op:

  • a. op de werknemer die een feitelijk loon geniet dat het maximale SV-premieloon (zie Artikel 2 Lid 27) te boven gaat,

  • b. op de werknemer die aangesteld is in de functie van bedrijfsleider en die een lager loon geniet dan het maximale SV-premieloon (zie Artikel 2 Lid 27)

  • c. op de werknemer in een pluimvee-onderneming die aangesteld is in de functie van vertegenwoordiger of relatiebeheerder en een loon geniet dat hoger is dan het loon dat bij het hoogste aantal functiejaren van functiegroep G geldt.

Artikel 11 Bedrijfstijden en arbeidstijdenregelingen

Bedrijfstijd

Lid 1 De bedrijfstijd ligt van maandag tot en met zaterdag tussen 06.00 uur en 19.00 uur.

Lid 2 De bedrijfstijd kan van maandag tot en met zaterdag structureel liggen tussen 05.00 uur en 20.00 uur. In dat geval wordt de werknemer gecompenseerd met 1 extra vrije dag per jaar, indien zijn werkzaamheden zich structureel binnen deze bedrijfstijd plaats plegen te vinden en buiten de bedrijfstijd genoemd in Lid 1.

Lid 3 De bedrijfstijd kan structureel ná 20.00 uur tot 24.00 uur verlengd worden. In dat geval zal de werknemer, indien zijn werkzaamheden zich structureel binnen de hiervoor bedoelde verlenging plaats plegen te vinden, jaarlijks gecompenseerd worden volgens de volgende staffel. Wanneer de bedrijfstijd valt:

tussen 20.00 uur – 21.00 uur

2 extra vrije dagen

tussen 21.00 uur – 22.00 uur

3 extra vrije dagen

tussen 22.00 uur – 23.00 uur

4 extra vrije dagen

tussen 23.00 uur – 24.00 uur

5 extra vrije dagen

De extra vrije dagen zijn niet aan te merken als vakantiedagen en mogen ook in geld of andere wijze worden gecompenseerd.

Lid 4 In de arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk vastgelegd welke bedrijfstijd(en) worden gehanteerd.

Arbeidstijd

Lid 5 De arbeidsduur wordt op jaarbasis tussen de werkgever en de werknemer schriftelijk overeengekomen met inachtneming van de bepalingen in dit hoofdstuk.

Lid 6 Het aantal uren dat op jaarbasis kan worden overeengekomen ligt tussen 1.983,6 uren en maximaal 2.237 uren.

Lid 7 De werkgever en de werknemer komen in onderling overleg schriftelijk een jaarschema overeen. In dit jaarschema wordt vastgesteld: het aantal uren dat op jaarbasis, de dagen waarop structureel gewerkt wordt, en de aanvang en einde van de werkzaamheden. Dit jaarschema maakt onderdeel uit van de arbeidsovereenkomst en mag niet in strijd zijn met de Arbeidstijdenwet.

Lid 8 Wanneer er structureel afgeweken dient te worden van dit jaarschema dient dit in overleg tussen werkgever en werknemer te gebeuren. Deze afwijking kan ook op verzoek van de werknemer. De arbeidsovereenkomst dient in overeenstemming te worden aangepast.

Lid 9 De arbeidsduur bedraagt standaard 38 uur per week en kan maximaal worden verdeeld over vijf dagen. Hiervan kan worden afgeweken ingeval er sprake is van het verzorgen, voederen, transport of melken van dieren of van andere noodzakelijke werkzaamheden. Uitgangspunt hierbij is dat de werknemer in één week van zeven dagen ten minste twee dagen aaneengesloten vrij is, tenzij werkgever en werknemer anders zijn overeengekomen.

Lid 10 De arbeidstijd per dag is in principe aaneengesloten. Dit geldt niet ingeval er sprake is van verzorgen, voederen, transport of melken van dieren.

Lid 11 De werkgever en de werknemer kunnen overeenkomen dat er werkzaamheden worden verricht op zon- en feestdagen indien er sprake is van het voederen, verzorgen, transport en melken van dieren of andere noodzakelijke werkzaamheden.

Lid 12 Wanneer sprake is van voederen, verzorging, transport of melken van dieren organiseert de werkgever de werkzaamheden voor werknemers van 16 en 17 jaar zodanig, dat de werknemer een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, waarin tussen hetzij 22.00 uur en 06.00 uur, hetzij 23.00 uur en 07.00 uur begrepen is.

Lid 13 Wanneer sprake is van voederen, verzorging, transport en of melken van dieren organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat de werknemer van 18 jaar of ouder een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 11 uren in een aaneengesloten tijdsruimte van 24 uren, welke rusttijd éénmaal in elk aaneengesloten tijdsruimte van 7 maal 24 uren mag worden ingekort tot ten minste 8 uren. De tijdruimte van 24 uur begint op het tijdstip van de dag, waarop de werknemer voor het eerst is gaan werken.

Lid 14 Voor de onder Lid 11 bedoelde arbeidstijden op zon- en feestdagen en op de zaterdag wordt zoveel mogelijk aaneengesloten vervangende vrije tijd verleend in de week voorafgaand of aansluitend aan het werkweekeinde.

Lid 15 Voor de berekening van het loon wordt een standaard werkweek van 38 uren gehanteerd.

Afwijking van dit artikel

Lid 16 Onverminderd het bepaalde in Lid 15 kan slechts worden afgeweken van de voorgaande leden van dit artikel, indien de werkgever dit met zijn medezeggenschapsorgaan is overeengekomen of, wanneer er geen medezeggenschapsorgaan is, met iedere werknemer individueel.

Artikel 12 Pauzes

Lid 1 Een pauze van minder dan vijftien minuten is voor rekening van de werkgever.

Lid 2 De pauze begint op het moment dat de werknemer op de plaats is waar de pauze wordt genoten.

Lid 3 In afwijking van de leden 1 en 2 van dit artikel, kan de werkgever met zijn medezeggenschapsorgaan een andere pauzeregeling overeenkomen.

Artikel 13 Toeslagen

Lid 9

  • a. Meeruren (geldt uitsluitend voor voltijdwerknemers):

    de uren die de voltijdwerknemer per dag of per week meer werkt dan is overeengekomen in het jaarschema.

  • b. Extra uren (geldt uitsluitend voor deeltijdwerknemers):

    De uren die de deeltijdwerknemer per dag of per week meer werkt dan is overeengekomen in het jaarschema.

  • c. Minuren: de uren die de werknemer per dag of per week minder werkt dan is overeengekomen in het jaarschema.

  • d. Overuren: de uren die de werknemer werkt:

    • buiten wat is overeengekomen in het jaarschema of

    • op een zon- of feestdag.

Een meeruur dat tevens een overuur is, wordt beschouwd als een overuur.

Lid 10 De werknemer heeft recht op een regelmatige loonbetaling op basis van het aantal overeengekomen arbeidsuren op jaarbasis. Deze loonbetaling vindt per week, per vier weken of per maand plaats.

Lid 11 Indien het saldo aan min- en meeruren positief is, wordt dit verrekend met de werknemer. Indien het saldo aan min- en meeruren negatief is, is dit voor rekening van de werkgever. Deze verrekening vindt tenminste eenmaal per jaar plaats bij het eindigen van het overeengekomen jaarschema.

Lid 12 Uitbetaling en toeslag meeruren (uitsluitend van toepassing op voltijdwerknemers)

De meeruren worden beloond met een toeslag van 35%.

  • a. In afwijking van Lid 11 dient 20% van de meeruren op het einde van de maand uitbetaald te worden.

  • b. Het restant van de meeruren dient uiterlijk 1x per jaar te worden uitbetaald. Over het restant dient ook vakantietoeslag te worden uitbetaald.

  • c. Indien het dienstverband op een eerder moment eindigt dan het overeengekomen jaarschema, vindt afrekening van het restant van de meeruren bij het einde van het dienstverband plaats.

Lid 13 Uitbetaling en toeslag extra uren (uitsluitend van toepassing op deeltijdwerknemers)

  • a. Indien het aantal gewerkte uren niet hoger is dan 38 uur per week geldt voor de extra uren geen toeslag. Over de extra uren ontvangt de deeltijdwerknemer een compensatie voor de opbouw van vakantierechten en vakantietoeslag ter hoogte van 20%. Deze compensatie wordt maandelijks uitbetaald.

  • b. Voor de extra uren boven de 38 uur per week geldt een toeslag van 35%.

Lid 14 Uitbetaling en toeslag overuren

  • a. Overuren, voor zover niet gewerkt op een zondag of een feestdag, worden beloond met een toeslag van 35% tenzij de werknemer er zelf voor heeft gekozen om op deze uren te werken.

  • b. Als de werknemer werkt op zondag en deze dag is voor hem geen vrije dag dan ontvangt de werknemer:

    • over maximaal twee, al dan niet aaneengesloten gewerkte uren: het voor hem geldende uurloon.

    • over ieder volgend gewerkte uur: het voor hem geldende uurloon plus een toeslag ter hoogte van 50%.

  • c. Als de werknemer werkt op zondag én deze dag is voor hem een vrije dag, dan ontvangt de werknemer, naast het overeengekomen periodeloon, het voor hem geldende uurloon plus een toeslag van 100%.

  • d. Als de werknemer werkt op een feestdag dan ontvangt de werknemer, naast het overeengekomen periodeloon, het voor hem geldende uurloon plus een toeslag van 100%.

Lid 15 Er vindt geen cumulatie plaats van toeslagen, maar het hoogste percentage wordt gebruikt.

Lid 16 Hieronder staat een overzicht met daarin de verschillende soorten dagen opgenomen met de bijbehorende toeslag op het loon.

Soort uren

Toeslag

Voltijdwerknemer

Deeltijdwerknemer

Meer dan de in het jaarschema afgesproken uren gewerkt op een reguliere werkdag (meeruren, Lid 12a.)

35%

n.v.t.

Uren gewerkt op een niet-reguliere werkdag (overuren, Lid 14a.)

35%

n.v.t

Uren gewerkt op een niet-reguliere werkdag op verzoek van werknemer ( Lid 14a.)

0%

n.v.t

Uren gewerkt op een zondag die volgens jaarschema een reguliere werkdag is (overuren, Lid 14b.)

   

• eerste twee al dan niet aaneengesloten uren

• vanaf het derde gewerkte uur

0%

50%

0%

50%

Uren gewerkt op een zondag die volgens jaarschema geen reguliere werkdag is (overuren, Lid 14c.)

100%

100%

Uren gewerkt op een feestdag

(overuren, Lid 14d.)

100%

100%

Meer uren gewerkt dan afgesproken maar minder dan 38 uur per week (extra uren, Lid 13a.)

n.v.t.

20% (compensatie voor vakantiedagen en vakantietoeslag)

Meer uren gewerkt dan afgesproken en daardoor meer dan 38 uur per week (extra uren, Lid 13b.)

n.v.t

35%

Artikel 14 Arbeid op zon- en feestdagen

Lid 1 Arbeid op zon- en feestdagen

  • a. Op zondag of op de in Artikel 2 Lid 11 genoemde feestdagen wordt geen arbeid verricht behoudens het gestelde in c.

  • b. Voor zover deze feestdagen vallen op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag of zaterdag vindt doorbetaling van loon plaats indien deze dag voor de betreffende werknemer een reguliere werkdag zou zijn.

  • c. Op de onder a. genoemde dagen kan wel arbeid worden verricht indien de bedrijfsomstandigheden zulks naar de mening van de werkgever dringend vorderen of de werkgever hierover afspraken heeft gemaakt met de werknemer. In dat geval gelden de betalingen en toeslagen zoals vermeld in Artikel 13 Lid 14 b, c of d.

Lid 2 Indien de werknemer prijs stelt op de viering van andere dan de in Lid 1 sub a. genoemde dagen kan de werknemer hiervoor vakantie-uren of onbetaald verlof opnemen indien de bedrijfsomstandigheden dit toelaten. De werknemer, dient dit tijdig aan de werkgever kenbaar te maken.

HOOFDSTUK 4. FUNCTIEWAARDERING EN BELONING

Artikel 15 Toepasselijkheid van bepalingen hoofdstuk 4

Artikel 16 tot en met Artikel 19 is niet van toepassing op de werknemer die een feitelijk loon geniet dat het maximale SV-premie (zie Artikel 2 Lid 27) te boven gaat.

Artikel 16 Functie-indeling

Lid 1 Functie-indeling

  • a. De functies van de werknemers zijn of worden op basis van het ORBA-systeem van functiewaardering ingedeeld in functiegroepen.

  • b. De indeling is vermeld in het Functiehandboek Dierhouderij en is van toepassing op deze cao. Dit handboek is digitaal verkrijgbaar bij cao-partijen. Het maakt deel uit van deze cao. In bijlage II is het referentieraster opgenomen.

  • c. Bij elke functiegroep behoort een loonschaal gebaseerd op de cao. De loonschalen die de bruto uurlonen vermelden zijn als bijlage IV opgenomen.

Lid 2 De werkgever is verplicht de werknemer mee te delen in welke functiegroep de door hem vervulde functie wordt ingedeeld. Voorts is hij verplicht de desbetreffende functiegroep te vermelden in de schriftelijke arbeidsovereenkomst. Als de werknemer dat wenst, dient de werkgever het handboek ter inzage te geven.

Lid 3 Indien een werknemer bezwaar heeft tegen zijn functieomschrijving of functie-indeling, kan hij gebruik maken van de beroepsprocedure zoals opgenomen in het Functiehandboek Dierhouderij. Zie bijlage III voor informatie over deze procedure.

Lid 4 De functie-indeling is niet van toepassing op de werknemer met een arbeidsbeperking. Zie Artikel 8.

Artikel 17 Beloning

Lid 1 Leeftijdsschaal

  • a. De werknemer die de in zijn loonschaal geldende functievolwassen leeftijd nog niet heeft bereikt, valt onder de leeftijdsschaal en ontvangt het loon dat met zijn leeftijd overeenkomt. Wijziging treedt op met ingang van de maand volgend op die waarin de verjaardag van de werknemer valt.

  • b. Het loon voor een werknemer t/m 20 jaar wordt afgeleid van het loon voor een werknemer van 21 jaar en ouder en wel volgens de hierna vermelde percentages:

    • 15 jaar 45%

    • 16 jaar 50%

    • 17 jaar 60%

    • 18 jaar 70%

    • 19 jaar 80%

    • 20 jaar 90%

    • 21 jaar 100%

Lid 2 Startschaal

De werknemer die bij indiensttreding nog niet beschikt over de specifieke vak- en/of bedrijfskennis welke voor de vervulling van de functie vereist is, kan onder de navolgende voorwaarden worden ingedeeld in een startschaal op basis van het voor de werknemer geldende wettelijk minimumloon:

  • De functie van de werknemer is ingedeeld in functiegroep B;

  • De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid de voor de functie noodzakelijke opleiding/training te volgen;

  • De werknemer wordt bij aanvang van het dienstverband in de startschaal ingedeeld. Het loon in de startschaal is gelijk aan 100% wettelijk minimumloon bij een 38-urige werkweek. Het loon wordt naar rato van het dienstverband vastgesteld.

  • Na 1 jaar in de startschaal wordt de werknemer ingedeeld in het eerste functiejaar van het reguliere loongebouw;

Na 2 jaar zal werknemer, bij goed functioneren, verder doorstromen in het reguliere loongebouw.

Lid 3 Diensttijd en ervaringsjaren

  • a. Bij aanvang van de arbeidsovereenkomst wordt de werknemer ingeschaald in de functiegroep die van toepassing is.

  • b. Werknemers van 21 jaar en ouder ontvangen ten minste het aanvangsloon in de van toepassing zijnde functiegroep. Aan werknemers van 21 jaar en ouder in de functiegroepen B, C, D, E, F en G, wordt voor zover hun dienstverband in de betreffende functiegroep ten minste zes maanden heeft geduurd, en niet reeds het hoogste aantal functiejaren in de betreffende functiegroep is bereikt, telkens per 1 januari een functiejaar toegekend.

  • c. Bij promotie van werknemers van 21 jaar en ouder naar een hogere functiegroep moet het nieuwe loon zodanig vastgesteld worden dat sprake is van een loonsverhoging.

  • d. Voor werknemers van 22 jaar en ouder met een dienstverband voor bepaalde tijd of bepaald werk, geldt het volgende.

    • i. Indien er – anders dan het bepaalde in sub b. – in de afgelopen twee jaren reeds een of meer dienstverbanden van in totaal minstens zes maanden hebben bestaan tussen de betreffende werkgever en werknemer, heeft de werknemer recht op een extra functiejaar. Dit recht bestaat met ingang van het nieuwe dienstverband tussen deze werkgever en werknemer. De periode van twee jaren wordt gerekend vanaf de ingangsdatum van het nieuwe dienstverband.

    • ii. Indien een werknemer op grond van het bepaalde in sub d. onder i. recht heeft op een extra functiejaar, en vervolgens op 1 januari daaropvolgend op grond van sub b. recht heeft op een extra functiejaar, blijft nadien in het kalenderjaar waarin deze 1 januari valt, sub d. onder i. buiten toepassing bij een of meer volgende dienstverbanden.

    • iii. Voor zover hetgeen in sub d. onder i. is bepaald zou leiden tot meer functiejaren dan er op grond van sub b. aan de orde geweest zou zijn indien er over de betreffende kalenderjaren een doorlopend dienstverband zou hebben bestaan, blijft hetgeen in sub d. onder i. is bepaald buiten toepassing.

  • e. Indien de werknemer langer dan zes maanden aaneengesloten in het voorafgaande kalenderjaar wegens arbeidsongeschiktheid of onbetaald verlof niet heeft gewerkt, wordt er geen verhoging van een functiejaar toegekend.

  • f. Indien een werknemer disfunctioneert en de werknemer is in het voorafgaande kalenderjaar door de werkgever daar ten minste twee keren schriftelijk op gewezen zonder dat er verbetering is gekomen in het functioneren, dan wordt er geen verhoging van het functiejaar toegekend. Dit laatste wordt schriftelijk bevestigd door de werkgever. Voorwaarde is dat er sprake is van een goed werkend systeem van functioneringsgesprekken.

  • g. De werknemer wiens functie is ingedeeld in functiegroep F of hoger, en die bij indiensttreding nog niet over de kundigheden en ervaring beschikt welke voor de vervulling van de functie zijn vereist, kan gedurende ten hoogste zes maanden in een lagere dan met die functie overeenkomende loonschaal worden ingedeeld, indien dit schriftelijk wordt vastgelegd in de desbetreffende arbeidsovereenkomst.

Lid 4 Loonbetaling

De werkgever is verplicht het in geld naar tijdruimte vastgestelde loon te voldoen telkens na afloop van het tijdvak waarover het loon op grond van de arbeidsovereenkomst moet worden berekend, met dien verstande dat het tijdvak voor voldoening niet korter is dan één week en niet langer is dan één maand.

De uitbetaling van lonen per giro of bank dient zodanig te geschieden dat de werknemer aan het eind van de week c.q. maand over zijn geld kan beschikken.

Lid 5 Loonspecificatie

De werkgever is verplicht bij elke uitbetaling van het loon de werknemer een schriftelijke of digitale specificatie te verstrekken van het uitbetaalde bedrag, van de bedragen waaruit dit is samengesteld alsmede van de premies, belastingen en bedragen die zijn ingehouden en tevens van de onkostenvergoedingen. De specificatie vermeldt voorts de overeengekomen arbeidsduur, het voor de betrokken werknemer geldende wettelijk minimumloon over de loonperiode, de naam van de werkgever en van de werknemer alsmede de periode waarop de betaling betrekking heeft.

Lid 6 De bepalingen in dit artikel zijn niet van toepassing op de werknemer met een arbeidsbeperking met uitzondering van Lid 3 sub e. en f., Lid 4 en Lid 5. Zie Artikel 8.

Artikel 18 Lonen

Lid 1 Voor de werknemer met een arbeidsbeperking geldt het loon volgens de loontabel opgenomen in bijlage IV sub E en is Lid 3 niet van toepassing.

Lid 2 Voor de werknemer ingedeeld in functiegroep H geldt een loon dat hoger is dan het bij de van toepassing zijnde functiejaren geldende loon van functiegroep G.

Lid 3 Met ingang van 1 januari 2017 geldt een loonsverhoging van 2,50% over het feitelijk loon met dien verstande dat:

  • a. Indien het feitelijk loon hoger is dan het hoogste schaalloon voor de hoogste functiegroep (functiegroep G, 6e functiejaar) dan bedraagt de loonsverhoging ten minste 2,5% over deze hoogste loonschaal;

  • b. Loonsverhogingen die zijn toegekend in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016, niet zijnde de toekenning van een trede, mogen worden verrekend met de loonsverhoging per 1 januari 2017. Hierbij geldt dat het loon per 1 januari 2017 ten minste bedraagt:

    • i. als sprake is van schaalloon: het van toepassing zijnde schaalloon volgens de loontabel geldend per 1 januari 2017;

    • ii. als sprake is van feitelijk loon: het feitelijke loon zoals dat gold op 1 januari 2014 verhoogd met 2,5%. Als het feitelijk loon hoger is dan het hoogste schaalloon voor de hoogste functiegroep (functiegroep G, 6e functiejaar), dan bedraagt het loon ten minste deze hoogste loonschaal verhoogd met 2,5%.

Lid 4 De werknemer ontvangt op 1 oktober 2017 een eenmalige bruto-uitkering van 1% over het bruto-jaarloon. De eenmalige uitkering wordt berekend over het in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 30 september 2017 verdiende bruto-jaarloon. Hiertoe worden alle arbeidstijd gerelateerde bruto- loonbestanddelen en de vaste toeslagen en vaste uitkeringen gerekend.

Lid 5 De loonsverhoging als bedoeld in Lid 3 is verwerkt in de loontabellen opgenomen in bijlage IV, onder B. en C. In bijlage IV onder A. wordt de wijze waarop de loonsverhogingen moeten worden berekend nader toegelicht.

Artikel 19 Brutoloonniveau en fiscale regelingen

Lid 1 Als op verzoek van de werknemer in het kader van fiscale regelingen het brutoloonniveau neerwaarts wordt bijgesteld, bijvoorbeeld in verband met kinderopvang, wordt de werkgever toch geacht te hebben voldaan aan het brutoloonniveau zoals dat uit deze cao voortvloeit.

Lid 2 De werknemer kan bij de werkgever een verzoek indienen tot fiscale brutering van het door hem in het betreffende kalenderjaar verschuldigde bedrag voor het lidmaatschap van een werknemersorganisatie. De werkgever zal dit verzoek inwilligen.

HOOFDSTUK 5. BIJZONDERE VERGOEDINGEN

Artikel 20 Afstandsvergoeding

Lid 1 Aan de werknemer wordt een vergoeding betaald voor de afstand van zijn woning tot de plaats van aanvang der werkzaamheden volgens de volgende tabel. Deze vergoeding geldt voor elke gewerkte dag, ongeacht het aantal arbeidsuren dat op die dag is gewerkt.

 

meer dan 5 km

meer dan 10 km t/m 15 km

meer dan 15 km t/m 20 km

boven 20 km

Per 1 januari 2017

€ 2,93

€ 3,73

€ 5,22

€ 6,78

Lid 2 Indien een werknemer vrijwillig verhuist naar een adres dat verder van de werkplek is gelegen, kan geen aanspraak gemaakt worden op een afstandsvergoeding gebaseerd op de nieuwe afstand. De oorspronkelijke woon-werkafstand blijft bepalend voor de toe te kennen vergoeding.

Lid 3 De in Lid 1 vermelde vergoedingen worden aangepast overeenkomstig de loonsverhogingen in Artikel 18 Lid 3. Aanpassing van de vergoedingen vindt overigens plaats op de datum waarop ook de loonsverhoging ingaat. Voor de lopende cao-periode zijn deze aanpassingen verwerkt in de in Lid 1 vermelde bedragen.

Lid 4 Ingeval er bij gebroken diensten of extra diensten op grond van Artikel 11 ten behoeve van het verzorgen, voederen, transport of melken van dieren extra reiskosten zijn, worden deze extra kosten door de werkgever vergoed.

Lid 5 De vergoedingen worden verhoogd en vervolgens afgerond op 2 decimalen achter de komma per loonsverhoging.

Artikel 21 Bereikbaarheidsvergoeding

Lid 1 Indien de werkgever met een werknemer overeengekomen is om buiten de voor de werknemer geldende arbeidstijd bereikbaar te zijn voor het bedrijf om onverwachts dringende werkzaamheden te verrichten, wordt aan deze werknemer een vergoeding betaald voor de tijd die hij voor het bedrijf bereikbaar moet zijn.

Lid 2 Vergoedingsperiode

  • a. Er is een vergoeding per etmaal of deel van het etmaal in de periode gelegen tussen 18.00 uur op werkdagen en volgende werkdag en de volgende morgen 06.00 uur.

  • b. Er is een vergoeding per etmaal of deel van het etmaal in de periode gelegen tussen 06.00 uur op een zaterdag, zondag of feestdagen en de volgende morgen 06.00 uur.

  • c. De vergoeding geschiedt volgens de volgende tabel.

     

    Vergoeding volgens sub a.

    Vergoeding volgens sub b.

    Per 1 januari 2017

    € 15,60

    € 29,49

Lid 3 De bereikbaarheidsvergoeding geldt niet voor bedrijfsleiders.

Artikel 22 Jubileumuitkering

Lid 1 Aan een werknemer die 12,5 jaar aaneengesloten in dienst is bij een zelfde werkgever, wordt een uitkering verstrekt ter grootte van 25% van een bruto maandloon.

Lid 2 Aan een werknemer die 25 jaar aaneengesloten in dienst is bij een zelfde werkgever wordt een uitkering verstrekt ter grootte van eenmaal een bruto maandloon.

Lid 3 Voor werknemers met een bepaalde tijd arbeidsovereenkomst of bepaald werk, gelden de in Lid 1 en Lid 2 genoemde uitkeringen naar rato.

Artikel 23 Beroepsbegeleidende leerweg

Lid 1 In overleg met de werkgever kunnen werknemers gedurende de looptijd van de cao een opleiding in het kader van de Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL) volgen.

Lid 2 Voor deze BBL-opleiding geldt een vergoedingsregeling, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

  • a. Is de werknemer bij de aanvang van het cao-tijdvak nog geen 20 jaar en is het onderwijs theoretisch en/of praktisch van belang voor de onderneming, dan is sprake van doorbetaling van de scholingsdag gedurende 1 dag per week.

  • b. Als de werknemer in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg dagonderwijs volgt, dan geldt:

    • 1. bij een volledig dienstverband: doorbetaling van een hele scholingsdag per week of:

    • 2. bij een deeltijddienstverband: doorbetaling van 10% van het loon over de arbeidstijd en schooltijd samen. Dit geldt ook indien het deeltijddienstverband overeengekomen is voor andere dagen dan die waarop de schooldag valt.

    In de gevallen onder sub a. en b. is de werkgever verplicht aan werknemers die 18 jaar of ouder zijn het feitelijk loon, verhoogd met de voor hen geldende vaste toeslagen, door te betalen in de weken waarin de werknemer onderwijs volgt. Dit geldt ook voor werknemers van 16 of 17 jaar met een startkwalificatie.

  • c. Als de subsidieregeling van Colland Arbeidsmarkt van toepassing is en de werknemer als bedoeld onder b. een opleiding op niveau 2 of 3 volgt, geldt in afwijking van het bepaalde onder b.:

    • I. bij volledig dienstverband: doorbetaling over een hele scholingsdag per week of:

    • II. bij deeltijddienstverband: doorbetaling van 20% van het loon over de arbeidstijd en schooltijd samen. Dit geldt ook indien het deeltijddienstverband overeengekomen is voor andere dagen dan die waarop de schooldag valt.

  • d. Als de werkgever loon betaalt op de schooldag op grond van sub c., kan hij daarvoor een bijdrage van Stichting Colland Arbeidsmarktbeleid aanvragen.

Artikel 24 Vakonderwijs

Lid 1 Onverminderd wettelijke bepalingen hebben werknemers per jaar recht op maximaal tien dagdelen verlof voor het volgen van door de Stichting Colland Arbeidsmarktbeleid erkende cursussen, waarvan het loonverzuim voor rekening werkgever komt en de cursuskosten ten laste komen van dit fonds.

Lid 2 De keuze van de te volgen cursus(sen) geschiedt in overleg tussen werkgever en werknemer.

Lid 3 Educatief verlof

De werknemers hebben per jaar recht op maximaal vijf dagen onbetaald verlof voor het volgen van algemene cursussen die gegeven worden door een of meer organisaties die partij zijn bij deze cao dan wel door een hiermee verbonden jongerenorganisatie, of voor het volgen van een andere, in algemene zin op de agrarische bedrijfstak gerichte cursus, die door het bestuur van de Stichting Colland Arbeidsmarktbeleid is erkend.

Lid 4 Overige cursussen of scholing worden bezien in onderling overleg tussen werkgever en werknemer, al dan niet met behoud van loon.

Artikel 25 BHV-vergoeding

Aan een werknemer (met een geldig BHV-certificaat), die belast is met BHV-taken en in dienst is bij een werkgever met meer dan 25 medewerkers in loondienst, wordt een netto BHV vergoeding betaald van €15,– per maand.

HOOFDSTUK 6. VAKANTIE EN VERLOF

Artikel 26 Opbouw van wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen

Lid 1 De werknemer met een voltijds dienstverband heeft per jaar recht op 25 vakantiedagen. Dit betekent 20 wettelijke vakantiedagen en 5 bovenwettelijke vakantiedagen op jaarbasis. Of een equivalent daarvan op basis van dit dienstverband. De werknemer met een deeltijd dienstverband heeft recht op een aantal vakantiedagen of een evenredigheid daarvan naar rato van de omvang van zijn dienstverband en over het gemiddelde aantal gewerkte meeruren. De werknemer die bij aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, heeft in dat desbetreffende jaar recht op 28 vakantiedagen bij een voltijds dienstverband. Dit betekent 8 bovenwettelijke vakantiedagen op jaarbasis.

Lid 2 De werknemer in de leeftijd van 57 jaar en ouder heeft, met behoud van salaris, recht op bovenwettelijke vakantie-uren en wel naar de volgende maatstaf:

57 t/m 59 jaar

7,6 uur

60 jaar

15,2 uur

61 jaar

22,8 uur

62 jaar

30,4 uur

63 jaar

38,0 uur

64 jaar tot AOW-gerechtigde leeftijd

45,6 uur

Lid 3 De werknemer met een langdurig dienstverband bij een werkgever heeft, te rekenen vanaf 22-jarige leeftijd, met behoud van salaris, recht op bovenwettelijke vakantie-uren naar de volgende maatstaf:

bij 10 jaar

7,6 uur

bij 20 jaar

15,2 uur

bij 30 jaar

22,8 uur

De hier genoemde uren en de uren genoemd in Lid 4 bedragen tezamen maximaal 45,6 uren.

Lid 4 Vakantieaanspraken van een werknemer, die slechts een deel van het kalenderjaar in dienst van een werkgever is (geweest) worden naar evenredigheid toegekend.

Lid 5 De werkgever stelt de tijdvakken van de vakantie tijdig en na overleg met de werknemer zodanig vast, dat het bedrijfsbelang niet wordt geschaad en dat redelijkerwijze wordt tegemoetgekomen aan de wensen van de werknemer.

Lid 6 De werknemer van wie de vakantie-aanspraken daartoe toereikend zijn, kan een vakantie opnemen van drie weken. De werknemer kan, in overleg met de werkgever, eenmaal per twee jaar een aaneengesloten vakantie opnemen van ten hoogste zeven weken, mits de vakantie-aanspraken daartoe toereikend zijn, en de werknemer ten minste twaalf maanden voor het tijdstip van ingang van de gewenste vakantie het verzoek hiertoe schriftelijk bij de werkgever heeft ingediend.

Lid 7 Als de werknemer ziek is, bouwt hij de wettelijke vakantiedagen op zoals is bepaald in artikel 7: 634 van het Burgerlijk Wetboek.

Lid 8 Bij beëindiging van de dienstbetrekking zal de werknemer in de gelegenheid worden gesteld de hem nog toekomende vakantie op te nemen. De dienstbetrekking dient minimaal een maand te hebben geduurd.

Lid 9 De aanspraak op vakantie verjaart voor de bovenwettelijke dagen na verloop van vijf jaar. Dit is 5 jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin het recht is ontstaan (artikel 7:642 BW). De wettelijke vakantiedagen vervallen op 1 juli volgend op het jaar waarin de dagen opgebouwd werden. Indien de werknemer bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst meer dan wel minder vakantierechten heeft genoten dan hem overeenkomstig deze cao toekomt, wordt het verschil met de werknemer verrekend.

Lid 10 Het staat partijen vrij (op collectief of op individueel niveau) om afspraken te maken die ertoe strekken dat dagen niet komen te vervallen, c.q. een langere vervaltermijn in acht te nemen. Partijen leggen de afspraken schriftelijk vast. Het is de verantwoordelijkheid van partijen zelf hoe hier mee om te gaan in het licht van de doelstelling die aan de minimumvakantie ten grondslag ligt.

Lid 11 De werknemer heeft aanspraak op een vakantietoeslag ten bedrage van 8,25% van het ten laste van de werkgever komende loon inclusief het loon over meeruren volgens Lid 12, alsmede van de uitkeringen waarop hij tijdens de dienstbetrekking krachtens de Ziektewet hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg en de Werkloosheidswet aanspraak op een uitkering heeft.

Lid 12 Werknemers met een dienstverband die niet het gehele kalenderjaar en/of de standaard jaarurennorm hebben gewerkt, hebben naar evenredigheid recht op de normale vakantierechten.

Artikel 27 Onderscheid wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen

Lid 1 De wettelijke vakantiedagen vervallen op 1 juli na het jaar waarin ze werden opgebouwd. Voor de bovenwettelijke vakantiedagen geldt een andere regeling.

Lid 2 In bijlage V staat meer informatie over de wettelijke vakantiedagen en de bovenwettelijke vakantiedagen, de vervaltermijn en de verjaringstermijn en de volgorde van opname van de verlofdagen.

Lid 3 Voor het saldo aan vakantiedagen dat opgebouwd werd tot en met 31 december 2011, blijft de oude verjaringstermijn van toepassing. Dit saldo moet apart worden opgenomen in de administratie van de werkgever.

Lid 4 Met ingang van 1 januari 2012 brengt de werkgever, in de administratie van opgebouwde en opgenomen vakantiedagen, naast het saldo zoals genoemd in Lid 1, onderscheid aan naar wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen.

Lid 5 De werknemer vraagt een vakantiedag of vakantieperiode schriftelijk aan. De werknemer ontvangt schriftelijk de toestemming of afwijzing over het opnemen van de vakantiedag(en).

Lid 6 Bij opname van vakantiedagen worden de dagen die het eerst dreigen te vervallen of te verjaren, het eerste benut voor opname. Zie bijlage V met schema’s voor de volgorde.

Artikel 28 Mantelzorg

Als een werknemer mantelzorg gaat verlenen, treedt de werknemer tijdig in overleg met de werkgever om afspraken te maken. Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd en bevatten:

  • een indicatie van de duur van de mantelzorgtaken;

  • de omvang van de mantelzorgtaken in uren per week / dag;

  • hoe de zorg gecombineerd kan worden met de arbeidstijden.

Tijdelijk minder werken kan een optie zijn. De werkgever en werknemer kunnen ook meeruren of overuren daarvoor inzetten.

Artikel 29 Doorbetaald bijzonder verlof

Lid 1 In afwijking en met uitsluiting van het bepaalde in artikel 7:627 en artikel 4:1 en 4:2 van de Wet Arbeid en Zorg, kan de werknemer in de navolgende gevallen doorbetaald verlof opnemen, mits hij zo mogelijk ten minste één dag van tevoren, of zoveel eerder als mogelijk is, aan de werkgever van het verzuim kennis geeft en de gebeurtenis in het desbetreffende geval bijwoont en onder overlegging vooraf of achteraf van bewijsstukken van daarvoor in aanmerking komende instanties. Bij gebleken misbruik vindt geen doorbetaling van het betreffende loon plaats.

  • a. van de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie bij overlijden van de echtgeno(o)t(e), van inwonende ouders of schoonouders en van eigen inwonende kinderen, alsmede bij overlijden van niet inwonende (schoon)ouders voor zover betrokkene zaakwaarnemer is, gedurende de tijd van het overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie.

  • b. gedurende één dag of dienst bij ondertrouw van de werknemer en gedurende twee dagen of diensten bij zijn huwelijk;

  • c. gedurende één dag of dienst bij bevalling van de echtgenote en de daarop volgende werkdag; gedurende twee dagen bij adoptie van kinderen door de werknemer;

  • d. gedurende één dag of dienst bij huwelijk van een kind, broer, zuster, ouder en schoonouder, zwager en schoonzuster voor zover de huwelijksplechtigheid wordt bijgewoond;

  • e. gedurende één dag of dienst bij 25- en 40-jarig huwelijk van de werknemer, diens ouders, grootouders of schoonouders;

  • f. gedurende de dag of dienst op de dag van de begrafenis of crematie van uitwonende kinderen, van kleinkinderen, aangehuwde kinderen, ouders, schoonouders, grootouders, broers of zussen, en zwagers of schoonzussen, mits de begrafenis of crematie wordt bijgewoond.

  • g. gedurende één dag bij verhuizing vanwege de uitoefening van de functie;

  • h. gedurende een door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur tot een maximum van één dag, wanneer de werknemer ten gevolge van de vervulling van een buiten zijn schuld bij of krachtens de wet persoonlijk opgelegde verplichting verhinderd is te werken, mits deze vervulling niet in zijn vrije tijd kan geschieden. Het loon wordt doorbetaald onder aftrek van alle vergoedingen die van derden kunnen worden verkregen.

  • i. gedurende de werkelijk benodigde tijd voor het noodzakelijke bezoek aan dokter, of specialist, voor zover dit niet in de vrije tijd van de werknemer kan geschieden.

  • j. twee dagen na de bevalling van echtgenote of partner op te nemen binnen een tijdvak van 4 weken na de geboorte van het kind.

  • k. verlof met behoud van salaris voor een naar billijkheid te rekenen tijd wordt verstrekt aan de werknemer bij verhindering de arbeid te verrichten wegens een plotselinge gebeurtenis waarvoor zonder uitstel maatregelen door de betrokken werknemer moeten worden genomen. Op verzoek van de werkgever dient de werknemer aannemelijk te maken dat er daadwerkelijk sprake was van een calamiteit.

Lid 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt mede als echtgenoot aangemerkt de geregistreerde partner dan wel de niet met de werknemer gehuwde persoon van verschillend of gelijk geslacht met wie duurzaam een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd, welke notarieel is vastgelegd, tenzij het betreft een persoon met wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.

Lid 3 De werkgever zal een verzoek van een werknemer om palliatief verlof (verlof voor stervensbegeleiding van een terminaal zieke) ten behoeve van de partner, ouder of kind van de werknemer toestaan. In overleg tussen werkgever en werknemer wordt bepaald waar het palliatief verlof uit zal bestaan. Hierbij kunnen vakantiedagen en andere arbeidsvoorwaarden worden ingezet. Ook het opnemen van onbetaald verlof is mogelijk. Tevens worden afspraken gemaakt omtrent de communicatie en eventuele nog te verrichten werkzaamheden gedurende de periode van palliatief verlof. Het in dit Lid bepaalde geldt tevens voor rouwverlof teneinde het verlies van de partner, een ouder of kind zodanig te kunnen verwerken dat de werknemer de werkzaamheden kan hervatten.

Artikel 30 Prepensioneringsverlof

Lid 1 Werknemers hebben in het jaar dat voorafgaat aan hun vut/ pensioengerechtigde leeftijd, recht op maximaal 5 dagen onbetaald verlof voor het volgen van een cursus ter voorbereiding op de pensionering.

Lid 2 De verlofdagen, opgenomen ingevolge het bepaalde in Lid 1, komen in mindering op de bovenwettelijke vakantiedagen ingevolge Artikel 26 Lid 2 en Lid 3 tot een maximum van laatstgenoemde dagen.

Lid 3 De bovenwettelijk vakantiedagen ingevolge Artikel 26 lid 2 en Lid 3 en de verlofdagen bedoeld onder 1. mogen tezamen het aantal van 6 niet overschrijden.

Lid 4 Een werknemer die het in Lid 1 genoemde maximum aantal verlofdagen heeft genoten, kan hierop niet opnieuw een beroep doen.

HOOFDSTUK 7. ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Artikel 31 Ziekmelding en controlevoorschriften

Lid 1 De werknemer heeft zich bij arbeidsongeschiktheid en re-integratie te houden aan de wettelijke bepalingen, de voorschriften van de Arbodienst en de bedrijfsvoorschriften van de werkgever. De werkgever draagt zorg voor het verstrekken van de desbetreffende voorschriften van de door hem ingeschakelde Arbodienst.

Lid 2 Ziekmelding

Ingeval van arbeidsongeschiktheid is de werknemer verplicht de werkgever daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor 9.00 's morgens op dezelfde dag of voor aanvang van de dienst, in kennis te stellen, tenzij de werkgever andere instructies heeft verstrekt.

Lid 4 Verplichting om thuis te blijven

De werknemer dient zich overeenkomstig de controlevoorschriften van de Arbodienst beschikbaar te houden.

Lid 5 Verblijf in het buitenland

  • a. De werknemer heeft voor een meerdaags verblijf in het buitenland toestemming nodig van de werkgever, die daarover advies van de Arbodienst kan inwinnen.

  • b. Op verzoek van de Arbodienst wordt bij ziekmelding of op een door de Arbodienst nader te bepalen tijdstip, door of namens de in het buitenland verblijvende werknemer, een door de daarvoor in aanmerking komende officiële instantie in het desbetreffende land afgegeven bewijs van arbeidsongeschiktheid overgelegd.

Lid 6 Hervatten bij herstel

  • a. De werknemer hervat zijn arbeid zodra hij hiertoe in staat is.

  • b. De werknemer hervat zijn arbeid zodra de Arbodienst hem hiertoe in staat acht.

  • c. Indien de werknemer op advies van de Arbodienst andere arbeid dan zijn arbeid gaat verrichten, meldt hij dit onmiddellijk aan de werkgever.

Lid 7 Second opinion

Indien de werkgever of werknemer het niet eens is met het advies van de Arbodienst kan een second opinion bij het UWV aangevraagd worden.

Artikel 32 Betalingsverplichtingen werkgever bij arbeidsongeschiktheid en regresrecht

Voor de uitkeringspercentages genoemd in dit artikel geldt dat de werknemer zich dient te houden aan de regels die bij ziekteverzuim in de onderneming gelden en voldoende medewerking dient te verlenen aan de re-integratieverplichtingen volgens de Wet Verbetering Poortwachter (WVP). Beoordeling hiervan vindt plaats door een onafhankelijke deskundige zoals een bedrijfsarts of een arbeidsdeskundige.

Lid 1 Voor de vaststelling van de hoogte van het naar tijdruimte vastgestelde loon genoemd in de leden van dit artikel wordt uitgegaan van de bepalingen opgenomen in artikel 7:629 BW, te weten het loon waarop de werknemer – ware hij niet arbeidsongeschikt geworden – aanspraak had kunnen maken.

Lid 2 Werknemers waarvan het dienstverband tijdens arbeidsongeschiktheid eindigt hebben met ingang van de dag na het einde van het dienstverband geen recht op de wettelijke loondoorbetalingsverplichting zoals genoemd in artikel 7:629 BW, alsmede de aanvullingen zoals in dit artikel vermeld.

Lid 3 Volledig en duurzaam arbeidsongeschikte werknemers die binnen de eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid de (IVA) instromen, hebben recht op de aanvullingen op de loondoorbetalingsverplichting zoals in dit artikel opgenomen.

Lid 4 Loondoorbetalingsverplichtingen eerste periode van 26 weken (binnen het 1e jaar van arbeidsongeschiktheid)

  • a. Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer gedurende de eerste 26 weken van de wettelijke periode, als genoemd in artikel 7:629 BW, 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon worden doorbetaald.

  • b. Tijdens de eerste 26 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 100% van het naar tijdruimte vastgestelde loon.

  • c. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid vindt uitbetaling naar rato plaats.

Lid 5 Loondoorbetalingsverplichtingen tweede periode van 26 weken (binnen het 1e jaar van arbeidsongeschiktheid)

  • a. Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer gedurende de tweede periode van 26 weken van de wettelijke periode, als genoemd in artikel 7:629 BW, 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon worden doorbetaald.

  • b. Tijdens de tweede periode van 26 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 90% van het naar tijdruimte vastgestelde loon met dien verstande dat het bedrag van de wettelijke loondoorbetaling plus de aanvulling ten minste het voor de werknemer geldende wettelijk minimumloon bedraagt.

  • c. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid vindt uitbetaling naar rato plaats.

Lid 6 Loondoorbetalingsverplichtingen tweede jaar van arbeidsongeschiktheid

  • a. Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer gedurende het 2e jaar van de wettelijke periode, als genoemd in artikel 7:629 BW, 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon worden doorbetaald.

  • b. Tijdens het 2e jaar van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 75% van het naar tijdruimte vastgestelde loon. Indien de werknemer voldoende medewerking verleent aan de re-integratie verplichtingen volgens de WVP wordt de aanvulling verhoogd tot 85% van het naar tijdruimte vastgestelde loon.

  • c. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid vindt uitbetaling naar rato plaats.

Lid 7 Loondoorbetalingsverplichtingen werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt

Indien de werknemer in aansluiting op de periode van arbeidsongeschiktheid genoemd in Lid 6 van dit artikel volgens het UWV arbeidsongeschikt is of eerder als dit objectief is vastgesteld, maar minder dan 35%, en zolang het dienstverband gecontinueerd wordt bij dezelfde werkgever, ontvangt de werknemer 90% van het naar tijdruimte vastgestelde loon gedurende maximaal vijf jaar. Zie voor de ontslagmogelijkheid Artikel 33.

Lid 8 Loondoorbetalingsverplichtingen AOW-gerechtigde werknemer

In afwijking van Lid 4 tot en met Lid 6 is de loondoorbetalingsverplichting voor een AOW-gerechtigde werknemer beperkt tot maximaal 13 werken.

Lid 9 Voor de vaststelling van de hoogte van de aanvulling op de loondoorbetalingsverplichting als bedoeld in de vorige leden geldt, dat de werknemer niet meer zal ontvangen dan het overeengekomen naar tijdsruimte vastgestelde loon.

Lid 10 De werkgever heeft op grond van artikel 6:107a van het Burgerlijk Wetboek een zelfstandig verhaalsrecht in geval van arbeidsongeschiktheid van een werknemer, veroorzaakt door een aansprakelijk te stellen derde.

Lid 11

  • a. Komt aan de werknemer naast een ZW-, WAO- of WIA-uitkering krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is bedongen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst, of een collectieve arbeidsovereenkomst, ingeval van arbeidsongeschiktheid een geldelijke vergoeding of uitkering toe, dan wordt de verplichting van de werkgever verminderd met het bedrag van die vergoedingen of uitkeringen, inclusief de ZW- WAO- of WIA-uitkering.

  • b. De werkgever is verplicht tot doorbetaling en aanvulling als bedoeld in Lid 1 tot en met Lid 8 behoudens voor zover de werknemer de in Lid 14 sub a. genoemde geldelijke vergoedingen of uitkeringen niet ontvangt vanwege het zijnerzijds niet-nakomen van de daarbij behorende voorschriften.

Lid 12 Voor de vaststelling van aanvulling op de Ziektewetuitkering als bedoeld in de vorige leden, worden onder uitkering mede begrepen uitkeringen en/of inkomsten die op de Ziektewetuitkering uitkering in mindering zijn gebracht.

Lid 13 Indien en voor zover de Ziektewetuitkering via de werkgever wordt uitgekeerd en deze uitkeringen na aftrek van de voorgeschreven inhoudingen hoger zijn dan het voor de werknemer geldende loon, is de werkgever verplicht ook het meerdere aan de werknemer uit te betalen.

Lid 14

  • a. De werkgever is bevoegd de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit Lid 1 tot en met Lid 7 op te schorten voor de tijd gedurende welke de werknemer zich niet houdt aan de in deze paragraaf gegeven voorschriften omtrent het verstrekken van de inlichtingen die de werkgever behoeft om het recht op loon vast te stellen.

  • b. De werkgever kan geen beroep meer doen op enige grond het loon geheel of gedeeltelijk niet te betalen of de betaling daarvan op te schorten, indien hij de werknemer daarvan geen kennis heeft gegeven binnen vier dagen nadat bij hem het vermoeden van het bestaan daarvan gerezen is of redelijkerwijs had behoren te rijzen.

Lid 15 Sazas

De sector kent een verzekering voor werkgevers voor de kosten van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid en voor werknemer een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering. De verzekeringen zijn ondergebracht bij de OWM Sazas.

Lid 16 De werkgever biedt zijn werknemers de gelegenheid tot het deelnemen aan een collectieve verzekering voor het WGA-hiaat. De premie is voor rekening van de werknemer. Het niveau van deze uitkering moet aansluiten bij de loongerelateerde WGA-uitkering.

Artikel 33 Einde dienstverband bij arbeidsongeschiktheid

Lid 1 De werkgever is verplicht zich maximaal in te spannen om een werknemer met een arbeidsongeschiktheid van 0% tot 35% of van 35% tot 80% aan het werk te houden.

Lid 2 Na 104 weken arbeidsongeschiktheid van de werknemer kan de werkgever de arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV beëindigen. Het UWV zal toestemming verlenen als de werkgever voldaan heeft aan zijn re-integrativerplichtingen, herplaatsing van de werknemer binnen redelijke termijn niet mogelijk is en herstel van de werknemer niet binnen 26 weken te verwachten is

Lid 3 Als de werkgever volgens het UWV onvoldoende re-integratieactiviteiten heeft verricht, kan de loondoorbetalingsverplichting met een jaar verlengd worden. Tijdens deze verlengde loondoorbetalingsverplichting kan de arbeidsovereenkomst niet worden opgezegd.

Lid 4 Als de werknemer niet of onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie kan de werkgever na schriftelijke waarschuwing de loonbetaling inclusief aanvulling staken. Als de werknemer blijft weigeren om mee te werken aan zijn re-integratie kan de werkgever na schriftelijke waarschuwing de arbeidsovereenkomst beëindigen via de daartoe geëigende weg.

Lid 5 In afwijking van Lid 2 geldt dat werkgever de arbeidsovereenkomst met een AOW-gerechtigde werknemer na 13 weken arbeidsongeschiktheid met toestemming van het UWV kan beëindigen.

Artikel 34 Verzuimbegeleiding

De werknemer heeft tijdens de eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid aanspraak op verzuimbegeleiding welke voortvloeit uit de Wet verbetering Poortwachter.

Artikel 35 Branche RI&E

Lid 1 Er is een branche Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E)- ontwikkeld voor de sector Dierhouderij. De branche-RI&E is schriftelijk en digitaal beschikbaar en is te downloaden via www.stigas.nl. De schriftelijke methode is op te vragen bij Stigas, als onderdeel van Colland.

Lid 2 Partijen stemmen in met deze RI&E-methodiek. Het branchespecifieke RI&E- instrument is naar de stand van de wetenschap en volgens het Model zoals bedoeld in het Arbobesluit artikel 2 lid 14b, ontwikkeld en wordt dientengevolge geacht actueel, volledig en betrouwbaar te zijn.

Lid 3 Indien een bedrijf de diensten met betrekking tot deskundige bijstand, volgens de artikelen 13 en 14 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 zoals deze is gewijzigd op 1 juli 2005, betrekt van één van de gecertificeerde Arbodiensten, verklaren partijen dat ook elders werkzame gecertificeerde deskundigen zonder (aanvullende)werknemersovereenstemming kunnen worden aangewezen als externe deskundige ondersteuning bij uitvoering en toetsing van een RI&E volgens artikel 14 lid 1a. van de Arbeidsomstandighedenwet 1998. Deze mogelijkheid geldt ook indien gebruik wordt gemaakt van de maatwerkregeling.

Lid 4 Partijen hechten aan het tot stand brengen van een zo goed mogelijk arbobeleid in de sector en streven er voortdurend naar een adequate en op de sector toegesneden vorm van deskundige ondersteuning hierbij voor werkgevers en werknemers aan te bieden.

Artikel 36 Arbocatalogus

Er is een door de Inspectie SZW goedgekeurde Arbocatalogus Melkvee en graasdieren, Arbocatalogus Varkenshouderij en Arbocatalogus Pluimveehouderij. Deze arbocatalogi zijn te vinden op www.agroarbo.nl.

Artikel 37 Vervallen van de doorbetalingsverplichting voor werkgever

De werknemer heeft de in Artikel 32 bedoelde rechten niet:

  • a. indien de arbeidsongeschiktheid door zijn opzet is veroorzaakt of het gevolg is van een gebrek waarover hij in het kader van een keuring binnen de kaders van de wet medische keuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing aan de voor de functie opgestelde belastbaarheidseisen niet juist kon worden uitgevoerd;

  • c. voor de tijd, gedurende welke door zijn toedoen zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;

  • d. voor de tijd, gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid voor de werkgever of voor een door de werkgever met toestemming van de uitvoeringsinstelling waarbij deze is aangesloten aangewezen derde, waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt, niet verricht.

Artikel 38 Arbeidsgeneeskundig onderzoek (PAGO)

Lid 1 Werknemers kunnen, volgens de volgende staffel, voor rekening van de werkgever een gericht arbeidsgezondheidskundig onderzoek laten verrichten:

  • i. vanaf 35 t/m 44 jaar: één maal per drie jaar;

  • ii. vanaf 45 t/m 49 jaar: één maal per twee jaar;

  • iii. vanaf 50 jaar: jaarlijks.

Lid 2 Werknemers die regelmatig werkzaamheden verrichten met, blootgesteld worden aan dan wel in aanraking komen met giftige stoffen kunnen, voor rekening van de werkgever, maximaal twee maal per jaar door middel van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek laten vaststellen of zij deze werkzaamheden zonder bezwaar kunnen verrichten.

Lid 3 De onderzoeken genoemd in Lid 1 en Lid 2 moeten worden uitgevoerd door een erkende Arbodienst.

HOOFDSTUK 8. OVERLIJDENSUITKERING, PENSIOEN EN VUT

Artikel 39 Uitkering bij overlijden

Indien de werknemer overlijdt, zal een overlijdensuitkering worden verstrekt op grond van het bepaalde in artikel 7:674 BW.

Artikel 40 Pensioen

Lid 1 Er geldt een pensioenregeling volgens bepalingen in Statuten en Reglementen van het bedrijfstakpensioenfonds BPL Pensioen.

Lid 2 Deelname is verplicht met inachtneming van het gestelde in deze pensioenregeling.

HOOFDSTUK 9. OVERIGE BEPALINGEN VAN SOCIALE AARD

Artikel 41 Sociaal fonds

Er bestaat een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst inzake de Stichting Colland Arbeidsmarktbeleid (cao Colland).

Partijen bij deze cao zijn deze afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen met andere agrarische sectoren.

Artikel 42 Aanvulling WAO- en WW-uitkering oudere werknemers (SUWAS II)

Er bestaat een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst inzake de aanvulling van de WAO- en WW-uitkering van oudere werknemers (cao SUWAS II).

Artikel 43 Vakbondsfaciliteiten

Lid 2 Werknemerspartijen zijn bevoegd in ondernemingen met vijf of meer werknemers en ten minste vijf voltijds arbeidsplaatsen, voor zover niet reeds een ondernemingsraad of andere vorm van personeelsvertegenwoordiging is gevormd, in overleg met de betrokken werknemers uit hun midden een vakbondscontactpersoon aan te wijzen.

Lid 3 De werkgever stelt de vakbondscontactpersoon maximaal tien dagen onbetaald verlof ter beschikking om aan vakbondsactiviteiten deel te nemen.

Lid 4 De werkgever draagt er zorg voor dat de contactpersonen niet uit hoofde van hun functie of activiteiten als contactpersonen in een positie in de onderneming worden benadeeld, zulks bijvoorbeeld ten aanzien van promotie of beloning.

Lid 5 Bij een klacht van een contactpersoon ter zake van het bovenstaande kan deze het oordeel vragen van partijen die deze overeenkomst hebben afgesloten.

Lid 7 De werkgever is gehouden de leden van een bond die uitgenodigd zijn tot het bijwonen c.q. volgen van statutaire vakbondsvergaderingen of congressen vrijaf te geven zonder behoud van loon, en voor zover de bedrijfsomstandigheden dit toelaten tot het volgen van cursussen zonder behoud van loon. Vergaderingen met de leden binnen de onderneming vinden plaats buiten werktijd.

Lid 8 Werknemers die lid zijn van een werknemersorganisatie kunnen gebruik maken van de fiscale mogelijkheid met betrekking tot de lidmaatschapskosten van de werknemersorganisatie. Zie Artikel 19 Lid 2

Artikel 44 Uitzendwerk en inleenkrachten

Lid 8 Vanaf dag 1 zijn de bepalingen uit deze cao met betrekking tot lonen en overige vergoedingen volgens de inlenersbeloning op basis van functie-indeling van overeenkomstige toepassing op uitzendkrachten.

Lid 9 De inlenende werkgever moet zich, aantoonbaar en schriftelijk vastgelegd, ervan verzekeren dat het gekozen uitzendbureau, handmatig loonbedrijf of overige derde de verplichtingen van Lid 8 nakomt. Dit kan bijvoorbeeld door het opnemen van een bepaling in de overeenkomst met het uitzendbureau, handmatige loonbedrijf of overige derde.

Artikel 45 Aanvulling bij werktijdverkorting

Indien de werkgever gebruik maakt van een vergunning tot werktijdverkorting is hij gehouden de WW-uitkering aan te vullen tot het nettoloon waarop de werknemer – wanneer geen werktijdverkorting was toegepast – aanspraak had kunnen maken.

Artikel 47 Verdeling gedifferentieerde WGA premie

Lid 1 De werkgever kan de helft van de lasten die voortkomen uit de individuele gedifferentieerde WGA premie in mindering brengen op het (netto-)loon van de werknemer.

Lid 2 De bevoegdheid als bedoeld in Lid 1 komt ook toe aan de werkgever die het WGA-risico privaat heeft verzekerd of WGA eigenrisicodrager is.

Artikel 48 Onwerkbaar weer

Indien de werkzaamheden door ongunstige weersomstandigheden niet kunnen worden verricht door de werknemer, is, ongeacht de tijdsduur van die omstandigheden:

  • a. de werkgever gehouden het feitelijk loon door te betalen;

  • b. de werknemer gehouden voor de werkgever andere werkzaamheden op het bedrijf te verrichten.

HOOFDSTUK 10. PARITAIRE COMMISSIE, TUSSENTIJDSE WIJZIGINGEN, LOOPTIJD

Artikel 49 Paritaire commissie

Lid 1 Er is een paritaire commissie Dierhouderij (hierna: paritaire commissie) ingesteld door partijen bij de cao.

Lid 2 De paritaire commissie is bevoegd tot:

  • a. het op verzoek van werkgever en/of werknemer adviseren over de uitleg en toepassing van bepalingen van deze cao volgens Artikel 51 respectievelijk bemiddelen in geval van verschil van interpretatie over de uitleg en toepassing van bepalingen van deze cao volgens Artikel 52 en;

  • b. het behandelen van een door een werkgevers- of werknemersorganisatie of medezeggenschapsorgaan ingesteld beroep tegen de indeling van een bedrijf bij deze cao volgens Artikel 1 Lid 3;

  • c. het op verzoek van werkgever of groep van werkgevers verlenen van ontheffing van de toepassing van een of meer bepalingen van deze cao volgens Artikel 50;

Lid 3 De werkwijze van de paritaire commissie is geregeld in het reglement dat opgenomen is in bijlage XII.

Artikel 50 Dispensatie

Lid 1 Op verzoek van een werkgever of groep werkgevers kan de paritaire commissie als bedoeld in Artikel 49 ontheffing verlenen van een of meer bepalingen van deze cao.

Lid 2 Aanvragen dienen schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend, vergezeld van een positief advies van het medezeggenschapsorgaan, indien deze in de onderneming aanwezig is.

Lid 3 De paritaire commissie verleent ontheffing in geval van zwaarwegende argumenten op grond waarvan toepassing van deze bepalingen redelijkerwijs niet van de verzoeker kan worden gevergd. Van zwaarwegende argumenten kan sprake zijn wanneer de specifieke bedrijfskenmerken van verzoeker op essentiële punten verschillen van de ondernemingen die onder de cao vallen.

Lid 4 De ontheffing wordt ten hoogste verleend voor de looptijd van deze cao. Indien een nieuwe cao van toepassing wordt, dient verzoeker opnieuw een dispensatieverzoek in te dienen.

Artikel 51 Uitleg cao-bepalingen

Op verzoek van een werkgever of een werknemer of een door werkgever of werknemer gemachtigde adviseert de paritaire commissie als bedoeld in Artikel 49 over de uitleg van en toepassing van de bepalingen van deze cao.

Artikel 52 Geschillen over toepassing cao-bepalingen

Lid 1 De paritaire commissie als bedoeld in Artikel 49 bemiddelt in geschillen over de toepassing van de cao.

Lid 2 Toetsing door de burgerlijke rechter blijft daarnaast openstaan.

Artikel 53 Inspanning cao-partijen

Partijen bij deze cao bevorderen in hun contacten met werkgevers en werknemers dat geschillen tussen werkgevers en werknemers over de toepassing en interpretatie van deze cao worden voorgelegd aan de paritaire commissie. Partijen verbinden zich terughoudend te zijn in hun contacten met de pers of anderen inzake geschillen tussen werkgevers en werknemers. Dit geldt in het bijzonder zolang de commissie door de bij het geschil betrokken werkgever en werknemer(s) nog ingeroepen kan worden.

Artikel 54 Tussentijdse wijzigingen

Indien gedurende het tijdvak van deze cao zich buitengewone omstandigheden voordoen, welke naar het oordeel van één of meer der contracterende organisaties aanleiding dienen te zijn tot het aanbrengen van tussentijdse wijzigingen in deze cao, is iedere organisatie bevoegd partijen die deze cao hebben afgesloten tot het voeren van een bespreking hieromtrent op te roepen. Deze laatste zijn verplicht aan dit verzoek gevolg te geven.

Artikel 55 Bepalingen in strijd met deze cao

Bepalingen in een individuele arbeidsovereenkomst die ten nadele van de werknemer van deze cao afwijken, zijn nietig.

BIJLAGE I LOON VOOR HEFFINGEN (ARTIKEL 2 LID 24)

De loonsom voor heffingen is het loon uit een dienstbetrekking overeenkomstig Hoofdstuk II van de Wet op de Loonbelasting 1964, waarbij Artikel 11, eerste lid, onderdeel j en Artikel 10 lid 4 buiten beschouwing blijven.

Tot de loonsom voor heffingen behoren:

  • alle bruto loonbestanddelen welke arbeidstijd gerelateerd zijn;

  • de vaste jaarlijkse toeslagen en uitkeringen.

Hiertoe worden gerekend:

  • 1. het feitelijk loon uit de huidige dienstbetrekking;

  • 2. overuren/meeruren/onaangename uren inclusief inconveniëntentoeslag en ploegentoeslag;

  • 3. 13e maand;

  • 4. structurele eindejaarsuitkering;

  • 5. vakantietoeslag;

  • 6. uitbetaalde verlof- en Adv-dagen, reis-uren (niet zijnde reiskosten);

  • 7. prestatietoeslag op het uurloon;

  • 8. tijdelijke toeslag werken in hogere functie;

  • 9. tijdelijke toeslag vakkennis;

  • 10. persoonlijke toeslagen

  • 11. consignatievergoeding / bereikbaarheidsvergoeding

De jaarlijkse heffingen verschuldigd aan het sociaal fonds Colland Arbeidsmarkt worden berekend over de loonsom voor heffingen met dien verstande dat als maximum dagloon per dag wordt aangehouden anderhalf maal het maximum premiedagloon, waarover de premies werknemersverzekeringen worden geheven in de zin van Artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv).

Over de uitkeringen na het tijdvak van 104 weken, als bedoeld in Artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek, ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) of daarmee naar de aard en strekking gelijk te stellen uitkeringen of loonbetalingen, is geen heffing verschuldigd.

BIJLAGE II REFERENTIERASTER FUNCTIE-INDELING (ARTIKEL 16)

Functie-groep

Orba-punten

Dierhouderij

Overige functies

A

0–20

   

B

21–35

Assistent dierverzorger I

Medewerker huishoudelijke dienst

C

36–50

Assistent dierverzorger II

Medewerker broederij

Medewerker pelserij

Oogstmedewerker

Orderverzamelaar

Medewerker kantine

D

51–65

Dierverzorger I

Vorkheftruck-chauffeur

Logistiek medewerker

E

66–85

Dierverzorger II

Medewerker paardenhouderij

Laboratorium medewerker / laborant

Telefoniste / receptioniste

Administratief medewerker

F

85–105

Allround dierverzorger I

Boekhoudkundig medewerker

Chauffeur binnenland

Algemeen technisch medewerker

G

106–125

Allround dierverzorger II

Medewerker verkoop binnendienst

Onderhoudsmonteur

H

126–145

Teamleider dierverzorging I

Boekhouder / administrateur

Teamleider logistiek

I

146–165

Teamleider dierverzorging II

Export medewerker

Systeembeheerder

II

166–185

Bedrijfsleider I

Hoofd onderhoud

Verkoper

III

186–205

Bedrijfsleider II

HR-adviseur

Hoofd financiële administratie

BIJLAGE III REGLEMENT BEZWAAR- EN BEROEPSPROCEDURE FUNCTIE-INDELING (ARTIKEL 16 LID 3)

ALGEMEEN
Artikel 1 Aantekenen bezwaar en beroep
  • 1. De werknemer die van mening is dat zijn functie door de werkgever niet of (door functiewijziging) niet langer juist is beschreven en ingedeeld, heeft het recht om tegen het door de werkgever genomen indelingsbesluit van de werkgever bezwaar en beroep aan te tekenen.

  • 2. De bezwaar- en beroepsprocedure bestaat uit twee fasen:

    • a. Bezwaarfase

    • b. Beroepsfase

BEZWAARFASE
Artikel 2 Interne bezwaarprocedure
  • 1. De werknemer moet allereerst proberen in goed overleg met zijn werkgever tot een oplossing te komen.

  • 2. Binnen 30 dagen na bekendmaking van het indelingsbesluit maakt de werknemer schriftelijk bezwaar bij de werkgever.

  • 3. De werkgever deelt binnen 30 dagen na ontvangst van het bezwaar schriftelijk mee aan werknemer of de oorspronkelijke indeling wordt gehandhaafd of wordt gewijzigd.

  • 4. Als de werkgever niet binnen de termijn van 30 dagen reageert op het bezwaar, mag de werknemer dat opvatten als een afwijzing.

  • 5. Tegen de beslissing van de werkgever kan de werknemer beroep instellen bij de Centrale Beroepscommissie Functie-indeling Dierhouderij.

  • 6. Ook bij het na aanvraag uitblijven van een actueel indelingsbesluit kan de werknemer een bezwaar indienen.

BEROEPSFASE
Artikel 3 Taak, samenstelling en werkwijze Centrale Beroepscommissie
  • 1. De Centrale Beroepscommissie Functie-indeling Dierhouderij (hierna: Beroepscommissie) heeft als taak het geven van adviezen in geschillen die betrekking hebben op de functie-indeling van de werknemer.

  • 2. De Beroepscommissie bestaat uit drie tot vijf leden. Door de werknemersorganisaties betrokken bij de cao Productiegerichte Dierhouderij (hierna: cao) worden één of twee leden benoemd. De werkgeversorganisaties betrokken bij de cao benoemen eveneens één of twee leden, met dien verstande dat het aantal werkgeversleden gelijk is aan het aantal werknemersleden. De Beroepscommissie wordt voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter.

  • 3. De werkgevers- en werknemersleden en de voorzitter hebben ieder één stem. De leden oordelen zonder last en ruggespraak en naar redelijkheid en billijkheid.

  • 4. Een lid van de commissie dat rechtstreeks betrokken (geweest) is bij een voorliggende kwestie, neemt niet deel aan de behandeling en besluitvorming ter zake.

  • 5. De Beroepscommissie wordt ondersteund door een (ambtelijk) secretaris.

  • 6. De Beroepscommissie laat zich adviseren door externe functiewaarderingsdeskundigen.

  • 7. De secretaris en de externe functiewaarderingsdeskundigen maken geen deel uit van de Beroepscommissie en hebben geen stemrecht.

  • 8. De leden van de Beroepscommissie alsmede de secretaris en de externe deskundigen zijn gehouden discretie te bewaren ten aanzien van al datgene wat hen uit hoofde van het lidmaatschap respectievelijk functie ter kennis komt.

Artikel 4 Instellen van beroep
  • 1. De werknemer kan pas beroep instellen bij de Beroepscommissie als de interne bezwaarprocedure is afgerond. Als de werkgever niet binnen de termijn van 30 dagen, zoals bedoeld in artikel 2 lid 3, aan de werknemer zijn beslissing heeft meegedeeld, wordt de interne bezwaarprocedure beschouwd afgerond te zijn op de laatste dag van de 30-dagen termijn.

  • 2. Aan het instellen van beroep bij de Beroepscommissie zijn voor de werknemer geen kosten verbonden.

  • 3. De werknemer moet binnen 3 weken na de afronding van de interne bezwaarprocedure schriftelijk een beroepschrift indienen bij de secretaris (per e-mail: paritaire.commissie@actor.nl of per gewone post: Centrale Beroepscommissie Functie-indeling Dierhouderij, Stationsweg 1 3445 AA Woerden).

  • 4. Het beroepschrift omvat:

    • een schriftelijke motivatie van de werknemer waarom hij beroep aantekent tegen zijn functie-indeling;

    • (kopie van) de functiebeschrijving en/of een ingevuld ORBA®-vragenformulier voor akkoord ondertekend door zowel de werknemer als de werkgever.

    • (kopie van) het door de werkgever genomen indelingsbesluit en/of het indelingsformulier;

    • (kopie van) de schriftelijke mededeling gedaan door de werkgever in de bezwaarfase of

    • indien de werkgever deze mededeling niet heeft gedaan-

    • (kopie van) het door de werknemer (overeenkomstig artikel 2, lid 2) bij de werkgever ingediende schriftelijke bezwaar.

Artikel 5 Ontvankelijkheid
  • 1. De Beroepscommissie beoordeelt of het beroepschrift ontvankelijk is. De werknemer wordt zo nodig in de gelegenheid gesteld om binnen 10 werkdagen dagen aanvullende informatie te verstrekken.

  • 2. De Beroepscommissie informeert de werknemer binnen 15 werkdagen schriftelijk en gemotiveerd over al dan niet ontvankelijkheid.

Artikel 6 Mogelijkheden in geval van niet-ontvankelijkheid
  • 1. In geval de Beroepscommissie het beroepschrift als niet-ontvankelijk heeft beoordeeld, kan:

    • a. de werknemer die lid is van een bij de cao betrokken werknemersorganisatie zich wenden tot de bestuurder van deze werknemersorganisatie. De bestuurder zal het beroep voorleggen aan de functiewaarderingsdeskundige van de werknemersorganisatie en aan de functiewaarderingsdeskundige van de AWVN.

    • b. de werknemer die geen lid is van een bij de cao betrokken werknemersorganisatie kan zich wenden tot Actor. Actor legt het beroep voor aan de functiewaarderingsdeskundige van de AWVN.

Artikel 7 Wijze van onderzoek
  • 1. Binnen 10 werkdagen na ontvankelijk verklaring zendt de Beroepscommissie een kopie van het beroepschrift aan werkgever en stelt de werkgever in de gelegenheid om binnen 15 werkdagen een verweerschrift in te dienen. Een ontvangen verweerschrift zendt de Beroepscommissie ter kennisname aan de werknemer.

  • 2. De Beroepscommissie stelt een ad-hoc adviescommissie in bestaande uit een functiewaarderings-deskundige van een van de bij de cao betrokken werknemersorganisatie en een functiewaarderings-deskundige van de AWVN. Indien de betrokken werknemer lid is van een van de bij de cao betrokken werknemersorganisaties, zal in eerste instantie de functiewaarderingsdeskundige van de andere werknemersorganisatie gevraagd worden deel uit te maken van de ad-hoc adviescommissie.

  • 3. De adviescommissie heeft tot taak het geven van een unaniem functiewaarderingstechnisch advies over de indeling van de functie.

    Ter vervulling van haar taak:

    • ontvangt de adviescommissie het beroep- en verweerschrift;

    • kan de adviescommissie de werknemer en de werkgever vragen om een nadere toelichting en een aanvullend (werkplek) onderzoek doen. Dit gebeurt steeds en uitsluitend in aanwezigheid van zowel de werknemer als de werkgever.

  • 4. De adviescommissie streeft ernaar haar werkzaamheden af te ronden binnen 2 maanden na indiening van het beroepschrift door de werknemer.

  • 5. De adviescommissie stuurt het advies aan Beroepscommissie. De secretaris stuurt het advies ter kennisname aan de werkgever en de werknemer.

Artikel 8 Uitspraak
  • 1. De Beroepscommissie doet binnen 1 maand na ontvangst van het advies van de adviescommissie uitspraak. De uitspraak wordt binnen 1 week toegestuurd aan de betrokken werknemer en werkgever.

SLOTBEPALINGEN
Artikel 9

Werknemer en werkgever hebben het recht zich in deze procedure te laten bijstaan of te laten vertegenwoordigen. Eventueel hieruit voortvloeiende kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 10

De in dit Reglement genoemde termijnen kunnen door de Beroepscommissie worden verlengd. De Beroepscommissie zal een besluit tot verlenging steeds motiveren en de betrokken werkgever en werknemer daarvan in kennis stellen.

BIJLAGE IV LONEN (ARTIKEL 18)

A. Toelichting bij de berekening van de lonen

Berekeningswijze en afrondingen

  • 1. De lonen worden berekend door de weeklonen opgenomen in tabel (22 tot AOW-gerechtigde leeftijd), welke van kracht is tot de ingangsdatum van de verhoging, te verhogen met de loonsverhoging.

  • 2. De weeklonen worden afgerond op 5 eurocent.

  • 3. De uurlonen worden gevonden door het weekloon te delen door 38 en worden afgerond op twee decimalen.

  • 4. De maandlonen worden gevonden door het afgeronde weekloon te vermenigvuldigen met de factor 52,2/12 en afgerond op 10 eurocent.

  • 5. De weeklonen voor jeugdigen worden afgeleid van het niet afgeronde 1e functieloon van desbetreffende loongroep. Afronding vindt op dezelfde wijze plaats als hiervoor beschreven onder punten 3,4 en 5.

    Voor de jeugdlonen (15 t/m 21 jaar) gelden volgende percentages van het loon met 1 functiejaar:

    Leeftijd

    Percentage

    15 jaar

    45

    16 jaar

    50

    17 jaar

    60

    18 jaar

    70

    19 jaar

    80

    20 jaar

    90

    21 jaar

    100

  • 6. Over de weekloonbedragen zijn de volgende loonsverhogingen toegepast:

    2,5%

    Afronding weeklonen op 5 eurocenten.

C. Lonen per 1 januari 2017
Uurlonen per 1 januari 2017

Leeftijd

Groep B

Groep C

Groep D

15 jaar

€ 4,53

€ 4,87

€ 5,50

16 jaar

€ 5,03

€ 5,41

€ 6,11

17 jaar

€ 6,03

€ 6,49

€ 7,33

18 jaar

€ 7,04

€ 7,57

€ 8,55

19 jaar

€ 8,04

€ 8,66

€ 9,78

20 jaar

€ 9,05

€ 9,74

€ 11,00

21 jaar

€ 10,06

€ 10,82

€ 12,22

22 jaar tot AOW-leeftijd

     

Startschaal1

€ 9,43

n.v.t.

n.v.t.

1e functiejaar

€ 10,06

€ 10,82

€ 12,22

2e functiejaar

€ 10,53

€ 11,22

€ 12,58

3e functiejaar

€ 11,00

€ 11,62

€ 12,94

4e functiejaar

€ 11,47

€ 12,02

€ 13,31

5e functiejaar

€ 11,95

€ 12,42

€ 13,66

6e functiejaar

€ 12,42

€ 12,82

€ 14,02

X Noot
1

zie Artikel 17 Lid 2

Leeftijd

Groep E

Groep F

Groep G

15 jaar

€ 5,68

€ 5,86

€ 6,31

16 jaar

€ 6,31

€ 6,51

€ 7,01

17 jaar

€ 7,57

€ 7,81

€ 8,41

18 jaar

€ 8,83

€ 9,12

€ 9,81

19 jaar

€ 10,09

€ 10,42

€ 11,22

20 jaar

€ 11,36

€ 11,72

€ 12,62

21 jaar

€ 12,62

€ 13,02

€ 14,02

22 jaar tot AOW-leeftijd

     

1e functiejaar

€ 12,62

€ 13,02

€ 14,02

2e functiejaar

€ 12,98

€ 13,38

€ 14,42

3e functiejaar

€ 13,34

€ 13,74

€ 14,82

4e functiejaar

€ 13,70

€ 14,10

€ 15,22

5e functiejaar

€ 14,06

€ 14,46

€ 15,63

6e functiejaar

€ 14,42

€ 14,83

€ 16,03

Weeklonen per 1 januari 2017

Leeftijd

Groep B

Groep C

Groep D

15 jaar

€ 171,95

€ 185,00

€ 208,95

16 jaar

€ 191,05

€ 205,55

€ 232,15

17 jaar

€ 229,25

€ 246,70

€ 278,60

18 jaar

€ 267,50

€ 287,80

€ 325,05

19 jaar

€ 305,70

€ 328,90

€ 371,45

20 jaar

€ 343,90

€ 370,00

€ 417,90

21 jaar

€ 382,10

€ 411,15

€ 464,35

22 jaar tot AOW-leeftijd

     

Startschaal1

€ 358,05

n.v.t.

n.v.t.

1e functiejaar

€ 382,10

€ 411,15

€ 464,35

2e functiejaar

€ 400,15

€ 426,25

€ 478,10

3e functiejaar

€ 418,05

€ 441,55

€ 491,80

4e functiejaar

€ 436,00

€ 456,60

€ 505,60

5e functiejaar

€ 453,95

€ 472,00

€ 519,15

6e functiejaar

€ 472,00

€ 487,20

€ 532,80

X Noot
1

zie Artikel 17 Lid 2

Leeftijd

Groep E

Groep F

Groep G

15 jaar

€ 215,75

€ 222,70

€ 239,75

16 jaar

€ 239,75

€ 247,45

€ 266,40

17 jaar

€ 287,70

€ 296,90

€ 319,70

18 jaar

€ 335,65

€ 346,40

€ 372,95

19 jaar

€ 383,60

€ 395,90

€ 426,25

20 jaar

€ 431,55

€ 445,40

€ 479,50

21 jaar

€ 479,50

€ 494,85

€ 532,80

22 jaar tot AOW-leeftijd

     

1e functiejaar

€ 479,50

€ 494,85

€ 532,80

2e functiejaar

€ 493,35

€ 508,40

€ 548,10

3e functiejaar

€ 506,95

€ 522,30

€ 563,30

4e functiejaar

€ 520,60

€ 535,80

€ 578,50

5e functiejaar

€ 534,45

€ 549,65

€ 593,90

6e functiejaar

€ 548,10

€ 563,35

€ 608,95

Maandlonen per 1 januari 2017

Leeftijd

Groep B

Groep C

Groep D

15 jaar

€ 748,00

€ 804,80

€ 909,00

16 jaar

€ 831,10

€ 894,30

€ 1.010,00

17 jaar

€ 997,30

€ 1.073,10

€ 1.212,00

18 jaar

€ 1.163,50

€ 1.252,00

€ 1.414,00

19 jaar

€ 1.329,70

€ 1.430,80

€ 1.615,80

20 jaar

€ 1.495,90

€ 1.609,70

€ 1.817,90

21 jaar

€ 1.662,10

€ 1.788,50

€ 2.019,90

22 jaar tot AOW-leeftijd

     

Startschaal1

€ 1.551,60

n.v.t.

n.v.t.

1e functiejaar

€ 1.662,10

€ 1.788,50

€ 2.019,90

2e functiejaar

€ 1.740,70

€ 1.854,20

€ 2.079,70

3e functiejaar

€ 1.818,50

€ 1.920,70

€ 2.139,30

4e functiejaar

€ 1.896,60

€ 1.986,20

€ 2.199,40

5e functiejaar

€ 1.974,70

€ 2.053,20

€ 2.258,30

6e functiejaar

€ 2.053,20

€ 2.119,30

€ 2.317,70

X Noot
1

zie Artikel 17 Lid 2

Leeftijd

Groep E

Groep F

Groep G

15 jaar

€ 938,60

€ 968,70

€ 1.043,00

16 jaar

€ 1.042,90

€ 1.076,30

€ 1.158,80

17 jaar

€ 1.251,50

€ 1.291,60

€ 1.390,60

18 jaar

€ 1.460,10

€ 1.506,80

€ 1.622,40

19 jaar

€ 1.668,70

€ 1.722,10

€ 1.854,10

20 jaar

€ 1.877,20

€ 1.937,30

€ 2.085,90

21 jaar

€ 2.085,80

€ 2.152,60

€ 2.317,70

22 jaar tot AOW-leeftijd

     

1e functiejaar

€ 2.085,80

€ 2.152,60

€ 2.317,70

2e functiejaar

€ 2.146,10

€ 2.211,50

€ 2.384,20

3e functiejaar

€ 2.205,20

€ 2.272,00

€ 2.450,40

4e functiejaar

€ 2.264,60

€ 2.330,70

€ 2.516,50

5e functiejaar

€ 2.324,90

€ 2.391,00

€ 2.583,50

6e functiejaar

€ 2.384,20

€ 2.450,60

€ 2.648,90

D. Wettelijk minimumloon

Ingangsdatum

per uur1,  2

per week3

per maand4

1 januari 2017

€ 9,43

€ 358,05

€ 1.551,60

X Noot
1

Vermeld zijn de bedragen voor een 23-jarige en ouder.

X Noot
2

Bij de in deze sector gebruikelijke werkweek van 38 uur wordt het minimumuurloon als volgt vastgesteld: het bedrag van het wettelijk minimumloon per week gedeeld door 38.

X Noot
3

Vermeld zijn de bedragen voor een 23-jarige en ouder.

X Noot
4

Vermeld zijn de bedragen voor een 23-jarige en ouder.

Afhankelijk van de overeengekomen arbeidsduur en daaraan gekoppelde betalingstermijn (uurloners, weekloners, maandloners) dient gebruik te worden gemaakt van het hiervoor genoemde uurloon, weekloon of maandloon.

Wettelijk minimumloon per 1 juli 2017

Het wettelijk minimumloon wordt per 1 januari en 1 juli herzien.

Zie voor de bedragen per 1 juli 2017: http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/s

Wettelijke jeugdloonpercentages

Het wettelijk minimumloon voor werknemers van 15 t/m 22 jaar bedraagt een percentage van het wettelijk minimumloon. De percentages zijn als volgt:

leeftijd

% van het minimumloon

22 jaar

85%

21 jaar

72,5%

20 jaar

61,5%

19 jaar

52,5%

18 jaar

45,5%

17 jaar

39,5%

16 jaar

34,5%

15 jaar

30%

E. Loon voor de werknemer met een arbeidsbeperking.

Voor de werknemer met een arbeidsbeperking als bedoeld in Artikel 2 Lid 13 geldt een aparte loonschaal.

Deze loonschaal begint op 100% van het wettelijk minimumloon (WML) en wordt na ieder jaar dat de betrokken werknemer werkzaam is, verhoogd totdat het schaalmaximum (na 5 jaar) is bereikt:

   

Bedragen 2017

Aanvang

100% WML

€ 1.551,60

Na 1 jaar

WML*1,04

€ 1.613,66

Na 2 jaar

WML*1,08

€ 1.675,73

Na 3 jaar

WML*1,12

€ 1.737,79

Na 4 jaar

WML*1,16

€ 1.799,86

Na 5 jaar

WML*1,20

€ 1.861,92

Op de jeugdige werknemer met een arbeidsbeperking zijn de jeugdloonpercentages volgens bijlage IV, onder A. sub 5. van toepassing.

BIJLAGE V INFORMATIE EN SCHEMA’S INZAKE VAKANTIERECHTEN EN VERJARING (ARTIKEL 26 EN ARTIKEL 27)

Onderscheid wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen

Voor vakantiedagen opgebouwd vanaf 1 januari 2012 moet onderscheid gemaakt worden naar wettelijke dagen en bovenwettelijke dagen.

  • a. Het aantal wettelijke vakantiedagen is 20 dagen per jaar bij een voltijdsdienst-verband. Deze dagen vervallen zes maanden na het jaar waarin ze werden opgebouwd. Dus de dagen die in 2012 worden opgebouwd, vervallen per 1 juli 2013, etc.

  • b. Voor de bovenwettelijke dagen vanaf 1 januari 2012 geldt een verjaringstermijn van 5 jaren.

  • c. Bovenwettelijke dagen in deze cao zijn de volgende:

    • de dagen in Artikel 26 Lid 1 die de 20 dagen te boven gaan;

    • de dagen in Artikel 26 Lid 2 en Artikel 26 Lid 3. Dat zijn de extra dagen voor 57-plussers en de extra dagen bij een langdurig dienstverband.

Schema volgorde opname wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen (artikel 27 lid 5)

In 2017 geldt het volgende opnameschema:

  • 1. wettelijke dagen van 2016;

  • 2. bovenwettelijke dagen van 2012;

  • 3. wettelijke dagen van 2016;

  • 4. bovenwettelijke dagen van 2013;

  • 5. bovenwettelijke dagen van 2014;

  • 6. bovenwettelijke dagen van 2015;

  • 7. bovenwettelijke dagen van 2016;

  • 8. bovenwettelijke dagen van 2017.

Overzicht vervaldata en verjaringsdata

In het hierna volgende overzicht staan de verval- en verjaringstijdstippen vermeld bij de diverse dagen en jaren:

Opbouw

Vervaldatum

Verjaringsdatum

Wettelijke en bovenwettelijke dagen van vóór 1 januari 2012

 

5 jaar na opbouw d.w.z. uiterlijk 31-12-2017

wettelijke dagen 2016

1-7-2017

 

bovenwettelijke dagen 2012

 

31-12-2017

wettelijke dagen 2017

1-7-2018

 

bovenwettelijke dagen 2013

 

31-12-2018

bovenwettelijke dagen 2014

 

31-12-2019

bovenwettelijke dagen 2015

 

31-12-2020

bovenwettelijke dagen 2016

 

31-12-2021

bovenwettelijke dagen 2017

 

31-12-2022

BIJLAGE XII REGLEMENT PARITAIRE COMMISSIE (ARTIKEL 49)

Artikel 1. Bevoegdheid

De paritaire commissie Dierhouderij (hierna; de commissie) is bevoegd tot:

De commissie is bevoegd tot:

  • a. het op verzoek van werkgever en/of werknemer adviseren over de uitleg en toepassing van bepalingen van deze cao volgens Artikel 51 respectievelijk bemiddelen in geval van verschil van interpretatie over de uitleg en toepassing van bepalingen van deze cao volgens Artikel 52 en;

  • b. het behandelen van een door een werkgevers- of werknemersorganisatie of medezeggenschapsorgaan ingesteld beroep tegen de indeling van een bedrijf bij deze cao volgens Artikel 1 Lid 3;

  • c. het op verzoek van werkgever of groep van werkgevers verlenen van ontheffing van de toepassing van een of meer bepalingen van deze cao volgens Artikel 50.

Artikel 2 Samenstelling

De commissie bestaat uit vier leden. Twee leden worden benoemd door de werkgeversorganisatie en twee leden door de werknemersorganisatie. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en kan zich laten ondersteunen door deskundigen.

Artikel 3. Indienen verzoek
  • 1. Een verzoek als bedoeld onder 1 a, c, d, e of f dient schriftelijk te worden ingediend bij de commissie per adres: Actor, Stationsweg 1, 3445 AA Woerden of paritairecommissie@actor.nl en dient ten minste te bevatten:

    • a. de naam en het adres van de verzoeker;

    • b. de ondertekening door verzoeker;

    • c. een nauwkeurige beschrijving van de aard en het bereik van het verzoek;

    • d. de motivering van het verzoek

    • e. de dagtekening.

  • 2. De verzoeker verschaft desgevraagd binnen een daartoe aangegeven termijn (aanvullende) gegevens en bescheiden, die voor de beoordeling van het verzoek nodig zijn.

Artikel 4 Behandeling verzoek
  • 1. Een verzoek wordt binnen twee weken nadat de verstrekte informatie naar het oordeel van de commissie voldoende is voor beoordeling, in behandeling genomen.

  • 2. De commissie kan, indien zij dat nodig acht, verzoeker en diens eventuele wederpartij, uitnodigen om te worden gehoord om het verzoek nader toe te lichten. Partijen kunnen zich laten bijstaan door deskundigen en/of zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.

  • 3. De leden van de commissie, de secretaris en eventuele deskundigen zijn geheimhouding verplicht ten aanzien van alle vertrouwelijke gegevens die hun bij de behandeling van een verzoek ter kennis zijn gekomen.

  • 4. Een lid van de commissie dat direct betrokken is (geweest) bij een voorliggende kwestie, neemt niet deel aan de behandeling en besluitvorming terzake.

  • 5. De leden oordelen zonder last en ruggespraak en naar redelijkheid en billijkheid.

  • 6. Voor zover van toepassing zullen alle tussen de verzoeker en de commissie gewisselde stukken ter beschikking gesteld worden aan de wederpartij van de verzoeker en vice versa.

Artikel 5 Besluitvorming
  • 1. De commissie besluit, binnen 1 maand nadat het verzoek in behandeling is dat genomen, bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken wordt geen besluit genomen.

  • 2. De secretaris zendt binnen een week het schriftelijke en gemotiveerde besluit aan verzoeker en diens eventuele wederpartij. Indien de commissie wegens het staken der stemmen geen besluit heeft genomen, worden verzoeker en diens eventuele wederpartij hierover eveneens binnen een week schriftelijk en gemotiveerd geïnformeerd.

Artikel 6 Slotbepalingen
  • 1. De in artikel 4 lid 1 en artikel 5 genoemde termijnen kunnen door de commissie worden verlengd. De commissie zal een besluit tot verlenging steeds motiveren en verzoeker en diens eventuele wederpartij daarvan in kennis stellen.

  • 2. De kosten die partijen maken terzake van een verzoek komen voor eigen rekening.

FUNCTIEHANDBOEK DIERHOUDERIJ
DEEL 2: FUNCTIEWAARDERING IN DE DIERHOUDERIJ
2.1 STAPPENPLAN VOOR DE INDELING VAN BEDRIJFSFUNCTIES

STAP 1: Zorg voor een duidelijke en geaccepteerde omschrijving van de bedrijfsfunctie.

  • Omschrijf (als werkgever) met eigen woorden de belangrijkste verantwoordelijkheden en taken van de functie. Hiertoe kunt u de best passende referentiefunctie(s) als leidraad kiezen en deze aanpassen op de eigen situatie.

  • Bespreek de inhoud van de bedrijfsfunctie met de medewerker(s) en de betrokken leidinggevende(n); zorg voor overeenstemming over de tekst, pas de bedrijfsfunctie zo nodig aan om te komen tot een gedragen omschrijving van de functie. Laat de medewerker(s) ‘voor gezien’ en de leidinggevende(n) ‘voor akkoord’ tekenen.

    NB. Een alternatief is het invullen van een ORBA-vragenformulier (zie 2.1.2).

STAP 2: Kies de best passende referentiefunctie(s) (bij de bedrijfsfunctie).

  • Kies de referentiefunctie(s), die het best pas(t)(sen) voor vergelijking met de beschreven bedrijfsfunctie dan wel de inhoud van het ORBA vragenformulier.

STAP 3: Vergelijk de inhoud van de beschreven bedrijfsfunctie of de inhoud van het ORBA-vragenformulier met die van de referentiefunctie(s). Voor een aantal functies zijn NOK’s gemaakt die duidelijk maken waar het verschil in zwaarte zit tussen vergelijkbare, maar in zwaarte oplopende functies. Deze NOK(’s) kunnen in deze stap gebruikt worden.

Zie hiertoe het ORBA indelingsformulier (2.1.1).

  • Stel vast, welke verschillen er tussen de bedrijfsfunctie en de referentiefunctie(s) met bijbehorende NOK(‘s) aan de orde zijn in termen van een verschil in taken/bijdragen/verantwoordelijkheden dan wel de complexiteit van het werk.

    Beschrijf deze verschillen op het indelingsformulier. Indien er geen eigen functieomschrijvingen zijn gemaakt, vraagt dit om een uitgebreidere typering met aandacht voor de verschillen t.o.v. de referentiefunctie(s).

N.B. Wanneer de referentiefunctie meer of minder verantwoordelijkheden, taken, etc. bevat dan de bedrijfsfunctie, maar het gaat om soortgelijke werkzaamheden met eenzelfde moeilijkheidsgraad, dan worden de functies op dit punt als gelijk beschouwd.

Niet alle criteria van een NOK hoeven aan de orde te zijn wil een functie lichter dan wel zwaarder zijn dan de referentiefunctie. Het gaat hierbij om de interpretatie van het algemene beeld.

STAP 4: Trek conclusies over de zwaarte van de bedrijfsfunctie door vergelijking met de referentiefunctie(s) en met de bijbehorende NOK’s.

  • = Het niveau van de bedrijfsfunctie is gelijk aan dat van de referentiefunctie of het bij de referentiefunctie behorende niveau van de NOK als:

    • de kern van de functie (de verantwoordelijkheden en taken) op hoofdlijn/in essentie gelijk is aan die van de referentiefunctie of gelijk is aan het bij de referentiefunctie behorende niveau van de NOK,

      én;

    • de moeilijkheidsgraad van de verantwoordelijkheden en taken ongeveer gelijk is.

  • Het niveau van de bedrijfsfunctie is lichter dan dat van de referentiefunctie of het bij de referentiefunctie behorende niveau van de NOK als:

    • er duidelijk minder verantwoordelijkheden en taken aan de orde zijn dan in de referentiefunctie of op het bij de referentiefunctie behorende niveau van de NOK,

      én:

    • de moeilijkheidsgraad van de verantwoordelijkheden en taken lager is.

  • + Het niveau van de bedrijfsfunctie is zwaarder dan dat van de referentiefunctie of het bij de referentiefunctie behorende niveau van de NOK als:

    • er duidelijk meer verantwoordelijkheden en taken aan de orde zijn dan in de referentiefunctie of op het bij de referentiefunctie behorende niveau van de NOK,

      én:

    • de moeilijkheidsgraad van de verantwoordelijkheden en taken hoger is;

      en als gevolg hiervan:

    • er meer kennis en vaardigheden worden vereist zijn dan in de referentiefunctie of het bij de referentiefunctie behorende niveau van de NOK.

U kunt uw bevindingen met inhoudelijke argumenten vastleggen in het ORBA-indelingsformulier (zie 2.1.1).

STAP 5: Vaststellen van de indeling van de betrokken bedrijfsfunctie.

  • In normale gevallen zal de conclusie over het niveauverschil tussen bedrijfsfunctie en referentiefunctie tot de volgende indeling leiden:

    =

    gelijk

    :

    indeling in dezelfde groep als de referentiefunctie;

    lichter

    :

    indeling één groep lager dan de referentiefunctie;

    +

    zwaarder

    :

    indeling één groep hoger dan de referentiefunctie.

  • Het is mogelijk, dat de indeler twijfelt over de juistheid van de indeling. In zo'n geval dient de indelingsprocedure herhaald te worden met een andere referentiefunctie, liefst van een ander niveau dan de eerste referentiefunctie. Uit de combinatie van uitkomsten kan meestal een definitieve conclusie worden getrokken.

STAP 6: Informeer de medewerker over de indeling van zijn bedrijfsfunctie.

  • Deel de medewerker mee in welke groep de bedrijfsfunctie is ingedeeld en met welke referentiefunctie(s) de bedrijfsfunctie is vergeleken. Geef de medewerker ook de inhoudelijke argumenten voor de gegeven indeling (zoals vastgelegd in het ORBA-indelingsformulier).

  • Vermeld de toegekende bedrijfsfunctie, de functiegroep en de gekozen referentiefuncties op de arbeidsovereenkomst.

  • Geef de medewerker inzage in de gevolgde indelingsprocedure en in het gehanteerde materiaal en wijs hem op de bezwaarprocedure.

2.1.1 ORBA-indelingsformulier

Functie

:

AFDELING

:

Datum

:

INDELINGSADVIES:

FUNCTIEGROEP

GEBRUIKTE REFERENTIEFUNCTIES FUNCTIEHANDBOEK DIERHOUDERIJ

Selecteer één referentiefunctie die het meest aansluit bij de inhoud van de in te delen bedrijfsfunctie.

NB. Mocht er behoefte bestaan aan een tweede referentiefunctie als vergelijk, neem hiervoor dan een ander formulier.

Functienr.

Functienaam

Functiegroep

     

ARGUMENTATIE

Beredeneer in hoeverre de breedte (diversiteit) en diepte (moeilijkheidsgraad) van de bedrijfsfunctie verschilt van de gekozen referentiefunctie. Denk hierbij aan de resultaten, verantwoordelijkheden, taken. Leg de bevindingen hieromtrent in onderstaand kader vast.

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Naam functievervuller(s)

 

Paraaf

(voor gezien)

 

Naam leidinggevende

 

Paraaf

(voor akkoord)

 
2.1.2 ORBA-vragenformulier

ORBA®-vragenformulier dierhouderij

Naam onderneming

 

Naam afdeling/sector

 

Functiebenaming

 

TOELICHTING OP HET VRAGENFORMULIER

Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de inhoud van een functie. Het gaat hierbij niet om een gedetailleerde opsomming van taken, maar om de hoofdlijnen. De leidinggevende bepaalt uiteindelijk de inhoud van de functie.

Naam van de invuller(s):

Naam functievervuller(s)

 

Paraaf

(voor gezien)

 

Naam leidinggevende

 

Paraaf

(voor akkoord)

 

1. Organisatorische context

Beantwoord in onderstaande de voor de functie van belang zijnde vragen.

1a. Op welke diersoort(en) is het bedrijf gericht en hoeveel dieren betreft dit?

 

1b. Hoeveel medewerkers zijn werkzaam binnen het bedrijf (inclusief ingehuurde medewerkers)?

 

1c. Is er sprake van eigen voederproductie, en zo ja hoeveel hectare land is hiervoor in gebruik?

 

1d. Uit hoeveel locaties bestaat het bedrijf?

 

1e. Welke afdelingen worden binnen het bedrijf onderscheiden en binnen welke afdeling is de onderzochte functie geplaatst?

 

1f. Is er binnen de functie sprake van gebruikte mechanisering/automatisering (bv. melkrobots, voedersystemen) en/of andere hulpmiddelen (bv. trekker, heftruck), en zo ja welke?

 

1g. In hoeverre zijn procedures en werkinstructies voor de functie-uitoefening schriftelijk vastgelegd?

 

1h. In hoeverre wordt verwacht dat de functie zelfstandig wordt uitgevoerd (in hoeverre vindt overleg met collega’s en/of leidinggevende plaats)?

 

2. Positie in de organisatie

  • a. Welke functie vervult de leidinggevende?

    Functietitel leidinggevende:

     
  • b. Is er sprake van leidinggeven door de functiehouder en zo ja, aan hoeveel medewerkers?

    Aantal medewerkers (direct en indirect):

     

3. Resultaatgebieden en kerntaken

Vat de belangrijkste werkzaamheden van de functie samen in 3 tot maximaal 7 hoofdtaken (hieronder in de linker kolom onder resultaatgebieden). Zorg voor een benaming die de lading dekt. De laatste mag ook ‘overige taken’ zijn, als er nog resttaken zijn die niet onder één noemer te brengen zijn. Splits vervolgens de hoofdtaken uit naar de uit te voeren werkzaamheden (hieronder in de rechterkolom onder kerntaken). Beschrijf de belangrijkste werkzaamheden zonder uitputtend te zijn.

Resultaatgebied

(waartoe)

Kerntaken

(wat)

Voorbeeld:

Verzorging en inspectie verblijfsruimten

Voorbeeld:

– schoonmaken en indien vereist ontsmetten van verblijfsruimten, apparatuur en gebruikte hulpmiddelen;

– verzamelen en afvoeren van mest/afval naar de daartoe bestemde plaats;

– indien wettelijk toegestaan bestrijden en/of verwijderen van plaagdieren;

– inspecteren van verblijfsruimten, signaleren van (dreigende) onvolkomenheden, overleggen over te nemen maatregelen en verhelpen van kleine technische mankementen.

1.

 

2.

 

3.

 

4.

 

5.

 

6.

 

7.

 

4. Bezwarende omstandigheden

In hoeverre is er sprake van bezwarende omstandigheden in de functie-uitoefening?

Zwaarte

 

Houding en beweging

 

Werkomstandigheden

 

Persoonlijk risico

 

Toelichting:

  • Zwaarte: met welke frequentie en welke gewichten moet functiehouder tillen/verplaatsen in de uitoefening van de functie.

  • Houding en beweging: in hoeverre is er sprake van bewegingsvrijheid in de uitoefening van de functie en/of in hoeverre is er sprake van een gedwongen houding.

  • Werkomstandigheden: in hoeverre ondervindt de medewerker lichamelijke of geestelijke hinder bij de uitoefening van de functie.

  • Persoonlijk risico: in hoeverre wordt de arbeidsgeschiktheid van de medewerker bedreigd door de uitoefening van de functie.

5. Overige informatie

Welke informatie is nog niet aan de orde geweest op dit formulier, maar is wel van belang om een goed inzicht te krijgen in de functie?

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
2.2 Bezwaar en beroep
2.2.2. Reglement Bezwaar- en beroepsprocedure Functie-indeling
Artikel 1 Aantekenen bezwaar en beroep
  • 1. De werknemer die van mening is dat zijn functie door de werkgever niet of (door functiewijziging) niet langer juist is beschreven en ingedeeld, heeft het recht om tegen het door de werkgever genomen indelingsbesluit van de werkgever bezwaar en beroep aan te tekenen.

  • 2. De bezwaar- en beroepsprocedure bestaat uit twee fasen:

    • a. Bezwaarfase

    • b. Beroepsfase

BEZWAARFASE
Artikel 2 Interne bezwaarprocedure
  • 1. De werknemer moet allereerst proberen in goed overleg met zijn werkgever tot een oplossing te komen.

  • 2. Binnen 30 dagen na bekendmaking van het indelingsbesluit maakt de werknemer schriftelijk bezwaar bij de werkgever.

  • 3. De werkgever deelt binnen 30 dagen na ontvangst van het bezwaar schriftelijk mee aan werknemer of de oorspronkelijke indeling wordt gehandhaafd of wordt gewijzigd.

  • 4. Als de werkgever niet binnen de termijn van 30 dagen reageert op het bezwaar, mag de werknemer dat opvatten als een afwijzing.

  • 5. Tegen de beslissing van de werkgever kan de werknemer beroep instellen bij de Centrale Beroepscommissie Functie-indeling Dierhouderij.

  • 6. Ook bij het na aanvraag uitblijven van een actueel indelingsbesluit kan de werknemer een bezwaar indienen.

BEROEPSFASE
Artikel 3 Taak, samenstelling en werkwijze Centrale Beroepscommissie
  • 1. De Centrale Beroepscommissie Functie-indeling Dierhouderij (hierna: Beroepscommissie) heeft als taak het geven van adviezen in geschillen die betrekking hebben op de functie-indeling van de werknemer.

  • 2. De Beroepscommissie bestaat uit drie tot vijf leden. Door de werknemersorganisaties betrokken bij de cao Productiegerichte Dierhouderij (hierna: cao) worden één of twee leden benoemd. De werkgeversorganisaties betrokken bij de cao benoemen eveneens één of twee leden, met dien verstande dat het aantal werkgeversleden gelijk is aan het aantal werknemersleden. De Beroepscommissie wordt voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter.

  • 3. De werkgevers- en werknemersleden en de voorzitter hebben ieder één stem. De leden oordelen zonder last en ruggespraak en naar redelijkheid en billijkheid.

  • 4. Een lid van de commissie dat rechtstreeks betrokken (geweest) is bij een voorliggende kwestie, neemt niet deel aan de behandeling en besluitvorming ter zake.

  • 5. De Beroepscommissie wordt ondersteund door een (ambtelijk) secretaris.

  • 6. De Beroepscommissie laat zich adviseren door externe functiewaarderingsdeskundigen.

  • 7. De secretaris en de externe functiewaarderingsdeskundigen maken geen deel uit van de Beroepscommissie en hebben geen stemrecht.

  • 8. De leden van de Beroepscommissie alsmede de secretaris en de externe deskundigen zijn gehouden discretie te bewaren ten aanzien van al datgene wat hen uit hoofde van het lidmaatschap respectievelijk functie ter kennis komt.

Artikel 4 Instellen van beroep
  • 1. De werknemer kan pas beroep instellen bij de Beroepscommissie als de interne bezwaarprocedure is afgerond. Als de werkgever niet binnen de termijn van 30 dagen, zoals bedoeld in artikel 2 lid 3, aan de werknemer zijn beslissing heeft meegedeeld, wordt de interne bezwaarprocedure beschouwd afgerond te zijn op de laatste dag van de 30-dagen termijn.

  • 2. Aan het instellen van beroep bij de Beroepscommissie zijn voor de werknemer geen kosten verbonden.

  • 3. De werknemer moet binnen 3 weken na de afronding van de interne bezwaarprocedure schriftelijk een beroepschrift indienen bij de secretaris (per e-mail: paritaire.commissie@actor.nl of per gewone post: Centrale Beroepscommissie Functie-indeling Dierhouderij, Stationsweg 1 3445 AA Woerden).

  • 4. Het beroepschrift omvat:

    • een schriftelijke motivatie van de werknemer waarom hij beroep aantekent tegen zijn functie-indeling;

    • (kopie van) de functiebeschrijving en/of een ingevuld ORBA®-vragenformulier voor akkoord ondertekend door zowel de werknemer als de werkgever.

    • (kopie van) het door de werkgever genomen indelingsbesluit en/of het indelingsformulier;

    • (kopie van) de schriftelijke mededeling gedaan door de werkgever in de bezwaarfase of

    • indien de werkgever deze mededeling niet heeft gedaan-

    • (kopie van) het door de werknemer (overeenkomstig artikel 2, lid 2) bij de werkgever ingediende schriftelijke bezwaar.

Artikel 5 Ontvankelijkheid
  • 1. De Beroepscommissie beoordeelt of het beroepschrift ontvankelijk is. De werknemer wordt zo nodig in de gelegenheid gesteld om binnen 10 werkdagen dagen aanvullende informatie te verstrekken.

  • 2. De Beroepscommissie informeert de werknemer binnen 15 werkdagen schriftelijk en gemotiveerd over al dan niet ontvankelijkheid.

Artikel 6 Mogelijkheden in geval van niet-ontvankelijkheid
  • 1. In geval de Beroepscommissie het beroepschrift als niet-ontvankelijk heeft beoordeeld, kan:

    • a. de werknemer die lid is van een bij de cao betrokken werknemersorganisatie zich wenden tot de bestuurder van deze werknemersorganisatie. De bestuurder zal het beroep voorleggen aan de functiewaarderingsdeskundige van de werknemersorganisatie en aan de functiewaarderingsdeskundige van de AWVN.

    • b. de werknemer die geen lid is van een bij de cao betrokken werknemersorganisatie kan zich wenden tot Actor. Actor legt het beroep voor aan de functiewaarderingsdeskundige van de AWVN.

Artikel 7 Wijze van onderzoek
  • 1. Binnen 10 werkdagen na ontvankelijk verklaring zendt de Beroepscommissie een kopie van het beroepschrift aan werkgever en stelt de werkgever in de gelegenheid om binnen 15 werkdagen een verweerschrift in te dienen. Een ontvangen verweerschrift zendt de Beroepscommissie ter kennisname aan de werknemer.

  • 2. De Beroepscommissie stelt een ad-hoc adviescommissie in bestaande uit een functiewaarderings-deskundige van een van de bij de cao betrokken werknemersorganisatie en een functiewaarderings-deskundige van de AWVN. Indien de betrokken werknemer lid is van een van de bij de cao betrokken werknemersorganisaties, zal in eerste instantie de functiewaarderingsdeskundige van de andere werknemersorganisatie gevraagd worden deel uit te maken van de ad-hoc adviescommissie.

  • 3. De adviescommissie heeft tot taak het geven van een unaniem functiewaarderingstechnisch advies over de indeling van de functie.

    Ter vervulling van haar taak:

    • ontvangt de adviescommissie het beroep- en verweerschrift;

    • kan de adviescommissie de werknemer en de werkgever vragen om een nadere toelichting en een aanvullend (werkplek) onderzoek doen. Dit gebeurt steeds en uitsluitend in aanwezigheid van zowel de werknemer als de werkgever.

  • 4. De adviescommissie streeft ernaar haar werkzaamheden af te ronden binnen 2 maanden na indiening van het beroepschrift door de werknemer.

  • 5. De adviescommissie stuurt het advies aan Beroepscommissie. De secretaris stuurt het advies ter kennisname aan de werkgever en de werknemer.

Artikel 8 Uitspraak
  • 1. De Beroepscommissie doet binnen 1 maand na ontvangst van het advies van de adviescommissie uitspraak. De uitspraak wordt binnen 1 week toegestuurd aan de betrokken werknemer en werkgever.

SLOTBEPALINGEN
Artikel 9

Werknemer en werkgever hebben het recht zich in deze procedure te laten bijstaan of te laten vertegenwoordigen. Eventueel hieruit voortvloeiende kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 10

De in dit Reglement genoemde termijnen kunnen door de Beroepscommissie worden verlengd. De Beroepscommissie zal een besluit tot verlenging steeds motiveren en de betrokken werkgever en werknemer daarvan in kennis stellen.

DEEL 3: HET REFERENTIEMATERIAAL
3.1 DE FUNCTIERANGORDE
3.1.1 Functierangschikkingslijst referentiefuncties

Functienr.

Functienaam

ORBA-score

DH.01.I

Assistent dierverzorger I

28,5

SF.01

Medewerker huishoudelijke dienst

31

SF.02

Medewerker kantine

43

A.01

Oogstmedewerker

43,5

DH.06

Medewerker broederij

43,5

DH.01.II

Assistent dierverzorger II

45

DH.07

Medewerker pelserij

47

L.01

Orderverzamelaar

47

L.02

Vorkheftruckchauffeur

60

DH.02.I

Dierverzorger I

63,5

L.03

Logistiek medewerker

64

KT.01

Laboratorium medewerker/laborant

70

AI.01

Administratief medewerker

71

SF.03

Telefoniste/receptioniste

77,5

DH.02.II

Dierverzorger II

79,5

DH.08

Medewerker paardenhouderij

83

L.04

Chauffeur binnenland

91,5

T.01

Algemeen technisch medewerker

93

DH.03.I

Allround dierverzorger I

102,5

AI.02

Boekhoudkundig medewerker

103,5

T.02

Onderhoudsmonteur

117,5

C.01

Medewerker verkoop binnendienst

118

DH.03.II

Allround dierverzorger II

120,5

AI.03

Boekhouder/administrateur

137

DH.04.I

Teamleider dierverzorging I

141

L.05

Teamleider logistiek

142

DH.04.II

Teamleider dierverzorging II

156,5

L.06

Export medewerker

160,5

AI.04

Systeembeheerder

165

T.03

Hoofd onderhoud

171

C.02

Verkoper

184

DH.05.I

Bedrijfsleider I

184,5

AI.05

Hoofd financiële administratie

192,5

SF.04

HR-adviseur

200

DH.05.II

Bedrijfsleider II

203,5

3.1.2 Functieprofielstaten

Functie-code

Functienaam

BD

BS

BK

BZ

ORBA-score

 

Akkerbouw

         

A.01

Oogstmedewerker

6

8

12

17,5

43,5

BD=verwachte bijdrage

BS=functionele beslissingen

BK=vereiste bekwaamheden

BZ=werkgerelateerde bezwaren

Functie-code

Functienaam

BD

BS

BK

BZ

ORBA-score

 

Administratie & ICT

         

AI.01

Administratief medewerker

16,5

19

31,5

4

71

AI.02

Boekhoudkundig medewerker

32

33

35,5

3

103,5

AI.03

Boekhouder/administrateur

43

51

40

3

137

AI.04

Systeembeheerder

58

56

50

1

165

AI.05

Hoofd financiële administratie

67,5

67

58

 

192,5

BD=verwachte bijdrage

BS=functionele beslissingen

BK=vereiste bekwaamheden

BZ=werkgerelateerde bezwaren

Functie-code

Functienaam

BD

BS

BK

BZ

ORBA-score

 

Commercie

         

C.01

Medewerker verkoop binnendienst

38

37

41

2

118

C.02

Verkoper

61

61

60

2

184

BD=verwachte bijdrage

BS=functionele beslissingen

BK=vereiste bekwaamheden

BZ=werkgerelateerde bezwaren

Functie-code

Functienaam

BD

BS

BK

BZ

ORBA-score

 

Dierhouderij

         

DH.01.I

Assistent dierverzorger I

5

3,5

9

11

28,5

DH.01.II

Assistent dierverzorger II

7,5

14

11,5

12

45

DH.02.I

Dierverzorger I

18

17

16,5

12

63,5

DH.02.II

Dierverzorger II

22,5

23

22

12

79,5

DH.03.I

Allround dierverzorger I

31

33

26,5

12

102,5

DH.03.II

Allround dierverzorger II

38

41

29,5

12

120,5

DH.04.I

Teamleider dierverzorging I

54

51

32

4

141

DH.04.II

Teamleider dierverzorging II

63,5

56

35,5

1,5

156,5

DH.05.I

Bedrijfsleider I

78

67

38

1,5

184,5

DH.05.II

Bedrijfsleider II

84

73

45

1,5

203,5

DH.06

Medewerker broederij

14

12

12,5

5

43,5

DH.07

Medewerker pelserij

13,5

10

12,5

11

47

DH.08

Medewerker paardenhouderij

22,5

23

25,5

12

83

BD=verwachte bijdrage

BS=functionele beslissingen

BK=vereiste bekwaamheden

BZ=werkgerelateerde bezwaren

Functie-code

Functienaam

BD

BS

BK

BZ

ORBA-score

 

Kwaliteit & technologie

         

KT.01

Laboratorium medewerker/laborant

22,5

19

23,5

5

70

BD=verwachte bijdrage

BS=functionele beslissingen

BK=vereiste bekwaamheden

BZ=werkgerelateerde bezwaren

Functie-code

Functienaam

BD

BS

BK

BZ

ORBA-score

 

Logistiek

         

L.01

Orderverzamelaar

13,5

10

17

6,5

47

L.02

Vorkheftruckchauffeur

13

12

22

13

60

L.03

Logistiek medewerker

16

17

24

7

64

L.04

Chauffeur binnenland

30

19

28,5

14

91,5

L.05

Teamleider logistiek

50

46

43

3

142

L.06

Export medewerker

54

51

53

2,5

160,5

BD=verwachte bijdrage

BS=functionele beslissingen

BK=vereiste bekwaamheden

BZ=werkgerelateerde bezwaren

Functie-code

Functienaam

BD

BS

BK

BZ

ORBA-score

 

Staf & Facility

         

SF.01

Medewerker huishoudelijke dienst

4

3

11

13

31

SF.02

Medewerker kantine

14

8

15,5

5,5

43

SF.03

Telefoniste/receptioniste

21

19

35

2,5

77,5

SF.04

HR-adviseur

68

67

65

 

200

BD=verwachte bijdrage

BS=functionele beslissingen

BK=vereiste bekwaamheden

BZ=werkgerelateerde bezwaren

Functie-code

Functienaam

BD

BS

BK

BZ

ORBA-score

 

Techniek

         

T.01

Algemeen technisch medewerker

19

23

34,5

16,5

93

T.02

Onderhoudsmonteur

30

33

41,5

13

117,5

T.03

Hoofd onderhoud

60,5

56

49,5

5

171

BD=verwachte bijdrage

BS=functionele beslissingen

BK=vereiste bekwaamheden

BZ=werkgerelateerde bezwaren

3.1.3 Referentiefunctieraster
 

Punten ORBA

Akkerbouw

Administratie & ICT

Commercie

Dierhouderij

Kwaliteit & Technologie

Logistiek

Staf & Facility

Techniek

A

0–20

               

B

21–35

     

Assistent

dierverzorger I

   

Medewerker

huishoudelijke dienst

 

C

36–50

Oogst-medewerker

   

Assistent

dierverzorger II

Medewerker broederij

Medewerker pelserij

 

Orderverzamelaar

Medewerker

kantine

 

D

51–65

     

Dierverzorger I

 

Vorkheftruck-chauffeur

Logistiek medewerker

   

E

66–85

 

Administratief medewerker

 

Dierverzorger II

Medewerker

paardenhouderij

Laboratorium medewerker / laborant

 

Telefoniste /

receptioniste

 

F

85–105

 

Boekhoudkundig medewerker

 

Allround

dierverzorger I

 

Chauffeur binnenland

 

Algemeen technisch medewerker

G

106–125

   

Medewerker verkoop binnendienst

Allround

dierverzorger II

     

Onderhoudsmonteur

H

126–145

 

Boekhouder / administrateur

 

Teamleider

dierverzorging I

 

Teamleider logistiek

   

I

146–165

 

Systeembeheerder

 

Teamleider

dierverzorging II

 

Export medewerker

   

II

166–185

   

Verkoper

Bedrijfsleider I

     

Hoofd onderhoud

III

186–205

 

Hoofd financiële administratie

 

Bedrijfsleider II

   

HR-adviseur

 
DEEL 4: COMPETENTIES
4.1 COMPETENTIEPROFIELEN

De competentieprofielen beschrijven per referentiefunctie het essentiële gedrag dat nodig is om succesvol te zijn in het vervullen van de functie. Een competentieprofiel is opgebouwd uit benodigde kennis, ervaring en competenties, die een functiehouder nodig heeft om een bepaalde functie volwaardig uit te kunnen voeren.

Op basis van het competentieprofiel kunnen werkgevers het functioneren van de medewerkers in hun organisatie in kaart brengen en bespreekbaar maken. Competentieprofielen helpen bij het concreet vastleggen en communiceren van verwachtingen naar medewerkers over hun functioneren.

Competenties bieden werknemers bij het uitoefenen van hun functie ook inzicht in het gewenste gedrag zoals hun werkgever dat graag ziet in de organisatie en inzicht waar ontwikkelmogelijkheden zitten.

NB: Competenties vormen geen onderdeel van functiewaardering en functie-indeling. Het is slechts een handvat voor werkgevers bij het inzetten van personeelsinstrumenten (zoals functionerings- en beoordelingsgesprekken).

4.2 BEDRIJFSCOMPETENTIEPROFIELEN

De competentieprofielen in de bijlage B zijn een voorsortering/voorbeeld van gewenst gedrag voor de referentiefuncties. Daarmee zijn ze volledig aanpasbaar aan de wensen en behoeften binnen het individuele bedrijf, evenals de referentiefuncties aanpasbaar zijn om bedrijfsfuncties te maken.

DEEL 5: WOORDEN EN BEGRIPPENLIJST
5.1 ALGEMENE BEGRIPPEN

Bedrijfsfunctie:

De functie die in een bepaalde onderneming door de werkgever is vastgesteld en beschreven, waarbij de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd, waar mogelijk aangevuld met resultaatindicatoren, vereiste kennis en ervaring en competenties.

Referentiefunctie:

Een voorbeeldfunctie gebaseerd op in de bedrijfstak voorkomende functies en die, in een bepaalde relatie met andere referentiefuncties, in het Functiehandboek voor de Dierhouderij is opgenomen.

Functie-indeling:

Het vergelijken van de inhoud van een bedrijfsfunctie met de inhoud van een referentiefunctie (‘plussen’ en ‘minnen’), wat leidt tot een juiste indeling van de bedrijfsfunctie in een functiegroep.

Functiefamilie:

Een verzameling referentiefuncties die door het soort werkzaamheden / de focus van de functie verwant zijn.

Functiegroep:

De groep, waarin de bedrijfsfunctie wordt ingedeeld na vergelijking met één of meer referentiefuncties en correspondeert met de groepsaanduiding zoals is opgenomen in de CAO.

NOK:

De afkorting van Niveau Onderscheidende Kenmerken. Een NOK matrix geeft een overzicht van de kenmerken waarin functies in een reeks qua niveau van elkaar verschillen. De niveauverschillen zijn expliciet gemaakt op basis van specifieke aspecten/criteria en zijn een niveausamenvatting van de onderscheiden referentiefunctieomschrijvingen.

5.2 BEGRIPPEN FUNCTIEPROFIEL

Kenmerken van de referentiefunctie:

Toelichting ter verkrijging van een beeld over de context waarbinnen de referentiefunctie opereert. Hierbij kan men denken aan een typering van de organisatie- en/of (sub)afdeling, specifieke kaders (b.v. wet- & regelgeving, beleid vanuit andere discipline), contacten / samenwerking (intern / extern), rol en bijdrage van de functie, afbakening, complicerende of vereenvoudigende factoren (hulpmiddelen), specificatie verantwoordelijkheid, etc.

Organisatie (direct leidinggevende):

Hier wordt aangegeven of er sprake is van een vakinhoudelijk of een niet-vakinhoudelijk leidinggevende.

vakinhoudelijk leidinggevende: de functiehouder kan terugvallen op de leidinggevende aangaande inhoudelijke vraagstukken van niet-routinematige aard. De zelfstandigheid en benodigde inhoudelijke expertise van de functiehouder worden hierdoor beperkt;

niet-vakinhoudelijk leidinggevende: de functiehouder kan niet / slechts in beperkte mate terugvallen op de leidinggevende aangaande inhoudelijke aangelegenheden. Dit stelt eisen aan de mate van zelfstandigheid en inhoudelijke expertise van de functiehouder.

Organisatie (geeft leiding aan):

Het aantal medewerkers waaraan direct en indirect leiding gegeven wordt. Hierbij wordt een bandbreedte van het aantal mensen gegeven (geen fulltime equivalenten (fte’s)). Er worden drie soorten leidinggeven onderscheiden.

Een medewerker is een persoon die werkzaamheden (parttime dan wel fulltime) onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende uitvoert al dan niet in loondienst waaronder leerlingen en/of stagiaires.

Om het aantal medewerkers waaraan leiding wordt gegeven te bepalen dient men uit te gaan van het aantal medewerkers in het hoogseizoen.

Hiërarchisch leidinggeven: indien de functievervuller verantwoordelijk is voor de algemene gang van zaken en beleid binnen zijn afdeling, zorgt voor werkverdeling, sociale maatregelen e.d., (mede) beslissingsbevoegdheid heeft bij aanname, beoordeling e.d. en gebruik kan maken van gezagsmiddelen (met sancties, bevoegdheid om in te grijpen).

Functioneel leidinggeven: indien de functievervuller (tijdelijk) de gedelegeerde bevoegdheid heeft om bepaalde medewerkers (veelal tot een andere organisatorische eenheid behorende) aan te sturen bij bepaalde activiteiten, evt. toezicht uitoefent op de uitvoering van e.e.a. en geen gebruik kan maken van gezagsmiddelen (geen sancties).

Vaktechnisch leidinggeven: indien de functievervuller (tijdelijk) de gedelegeerde bevoegdheid heeft om bepaalde medewerkers vanuit het eigen vakgebied aan te sturen bij bepaalde activiteiten. De functievervuller is een vakspecialist en geeft vaktechnische aanwijzingen en instructies hoe iets moet worden gerealiseerd, oefent toezicht uit opdat opdrachten vaktechnisch naar behoren worden uitgevoerd en wordt eventueel betrokken bij selectie, beoordeling e.d., in vaktechnische zin. Hij/zij kan geen gebruik maken van gezagsmiddelen (geen sancties) (b.v. een 1e medewerker).

Resultaatgebied:

Een resultaatgebied betreft een logische clustering van kerntaken, vaak gebaseerd op het procesverloop binnen een functie. Het betreft een afgebakend deel van een functie waarvoor een expliciet resultaat vastgesteld en bereikt kan/moet worden.

Taken:

Een concrete (niet uitputtende) opsomming van de belangrijkste activiteiten / werkzaamheden die de functiehouder moet verrichten om het gewenste resultaat te bereiken.

Resultaatindicator:

Geeft aan wat de aspecten zijn die bij het realiseren van resultaat van belang zijn. M.a.w. criteria aan de hand waarvan een oordeel over het presteren op het resultaatgebied onderbouwd kan worden. Op basis van resultaatindicatoren kunnen concrete doelen worden geformuleerd.

Bezwarende omstandigheden:

Omstandigheden in functies, die fysisch en/of psychisch belastend zijn dan wel bepaalde gevaren voor de functievervuller met zich meebrengen. Bezwarende omstandigheden worden alleen opgenomen indien zij bij de uitoefening van de functie een substantiële factor vormen.

5.3 BEGRIPPEN COMPETENTIEPROFIEL

Kennis en betekenisvolle ervaring:

Een opsomming van de vereiste kennis en vaardigheden (de door een medewerker geleverde input) die van belang zijn voor een adequate uitoefening van de functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Voor de adequate uitoefening van de functie beïnvloedbare / ontwikkelbare gedragskenmerken, uitgewerkt in gedragsvoorbeelden.

BIJLAGEN
A. REFERENTIEFUNCTIES EN BIJBEHORENDE NOK’S

De inhoudsopgave van de functieomschrijvingen en bijbehorende NOK’s

Functie-nummer

Functienaam

Blz.

 

Akkerbouw

 

A.01

Oogstmedewerker

26

 

Administratie & ICT

 

AI.01

Administratief medewerker

27

AI.02

Boekhoudkundig medewerker

28

AI.03

Boekhouder/administrateur

29

AI.04

Systeembeheerder

30

AI.05

Hoofd financiële administratie

31

 

Commercie

 

C.01

Medewerker verkoop binnendienst

33

C.02

Verkoper

34

 

Dierhouderij

 

DH.01.I

Assistent dierverzorger I

35

DH.01.II

Assistent dierverzorger II

36

DH.01.I / II

NOK assistent dierverzorger

37

DH.02.I

Dierverzorger I

38

DH.02.II

Dierverzorger II

39

DH.02.I / II

NOK dierverzorger

41

DH.03.I

Allround dierverzorger I

42

DH.03.II

Allround dierverzorger II

43

DH.03.I / II

NOK allround dierverzorger

45

DH.04.I

Teamleider dierverzorging I

46

DH.04.II

Teamleider dierverzorging II

47

DH.04.I / II

NOK teamleider dierverzorging

48

DH.05.I

Bedrijfsleider I

49

DH.05.II

Bedrijfsleider II

50

DH.05.I / II

NOK bedrijfsleider

51

DH.06

Medewerker broederij

52

DH.07

Medewerker pelserij

53

DH.08

Medewerker paardenhouderij

54

 

Kwaliteit & Technologie

 

KT.01

Laboratorium medewerker/laborant

55

 

Logistiek

 

L.01

Orderverzamelaar

56

L.02

Vorkheftruckchauffeur

57

L.03

Logistiek medewerker

58

L.04

Chauffeur binnenland

59

L.05

Teamleider logistiek

60

L.06

Export medewerker

61

 

Staf & Facility

 

SF.01

Medewerker huishoudelijke dienst

62

SF.02

Medewerker kantine

63

SF.03

Telefoniste/receptioniste

64

SF.04

HR-adviseur

65

 

Techniek

 

T.01

Algemeen technisch medewerker

66

T.02

Onderhoudsmonteur

67

T.03

Hoofd onderhoud

68

Functiefamilie: Akkerbouw

Functienummer: A.01

FUNCTIEPROFIEL: OOGSTMEDEWERKER

Context

De oogstmedewerker kan voorkomen op alle soorten van agrarische bedrijven waar oogstwerkzaamheden voorkomen ten behoeve van gewassen. De werkzaamheden zijn overwegend routinematig van aard, waarbij de handelingsvrijheid wordt ingegeven door de volgorde van werkzaamheden. Procedures, voorschriften en opdrachten zijn leidend. De focus ligt op het uitvoeren van taken, waarbij de werkwijze vast staat. De functiehouder heeft, in overleg met leidinggevende en collega’s, enige ruimte tot het indelen van het eigen werk. Collega/leidinggevende is direct benaderbaar, operationele werkzaamheden worden afgestemd met op locatie aanwezige personen. De functiehouder is verantwoordelijk voor het (handmatig dan wel machinaal) oogsten van gewassen.

Daarnaast is hij/zij belast met dagelijks onderhoud aan gereedschap, machines e.d. en draagt zorg voor het overdragen van gegevens. De functiehouder maakt gebruik van oogstmachines waartoe hij beschikt over de vereiste certificaten.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Oogsten en verwerken van gewassen.

– (handmatig dan wel machinaal) oogsten, verzamelen van oogstrijp gewas en lossen van oogst op centrale plaatsen;

– het aanleggen van een voedselvoorraad door het inkuilen van geoogste producten door er een kuilhoop van te vormen of het te persen tot kuilbalen;

– aan- en afvoeren van gewas, emballage en materiaal m.b.v. heftruck.

– juiste beoordeling van oogstrijpheid;

– kwaliteit en kwantiteit uitgevoerde werkzaamheden;

– snelheid van oogst- en inkuilwerkzaamheden;

– juist gebruik van trekker en machines.

2. Overige werkzaamheden.

– plegen van dagelijks onderhoud aan gereedschappen, machines, materialen e.d., verrichten van opruim- en schoonmaakwerkzaamheden;

– aanleveren van gegevens (hoeveelheden e.d.) en mondeling toelichten van bijzonderheden aan collega’s en leidinggevende.

– onderhoudsstatus van gebruikte machines, materialen e.d.;

– tijdigheid en juistheid aangeleverde gegevens;

– mate van geïnformeerdheid van collega’s/leidinggevende.

Bezwarende omstandigheden

– Hinder van weersomstandigheden bij buitenwerk, temperatuurverschillen, stof, vuil en vocht.

– Uitoefenen van kracht bij het tillen en verplaatsen van materialen, emballage en/of gewas en te verrichten schoonmaakwerkzaamheden.

– Incidenteel gedwongen houding bij het besturen van een trekker en/of machines en het verrichten van onderhoudswerkzaamheden.

– Kans op letsel door beknelling in of onder machines en bij gebruik van gereedschappen.

Datum: december 2013

Functiegroep: C

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Administratie & ICT

Functienummer: AI.01

FUNCTIEPROFIEL: ADMINISTRATIEF MEDEWERKER

Context

De administratief medewerker komt voor in grote agrarische bedrijven. De functiehouder is verantwoordelijk voor administratieve en ondersteunende werkzaamheden ter ondersteuning van commerciële medewerkers en het commerciële proces. Uitvoering van werkzaamheden wordt gestuurd door werkafspraken, regels en voorschriften. Er wordt gebruik gemaakt van standaard administratieve computerprogramma’s.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende

Geeft leiding aan : niet van toepassing

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Verwerking orders.

– verwerken van orders in het systeem;

– controleren en completeren van orderformulieren, afstemmen met klant in geval van ontbrekende gegevens;

– raadplegen van systemen m.b.t. voorraadniveaus, planning, voorwaarden e.d.;

– aanmaken en verzenden van orderbevestigingen;

– navraag doen bij betrokkenen bij vragen, problemen e.d.

– conform procedures, instructies;

– juistheid en tijdigheid verwerking;

– compleetheid van orders;

– klanttevredenheid inzake follow-up.

2. Afdelings-ondersteuning.

– bijhouden van bestanden met gegevens, verstrekken van informatie op verzoek;

– maken van fotokopieën, formulieren e.d. voor intern gebruik, archiveren van stukken;

– verzenden van standaard correspondentie via post, fax of e-mail;

– registreren van klachten en claims;

– bijhouden van archieven;

– bijhouden van voorraad kantoorbenodigdheden, uitgeven en afroepen van nieuwe voorraad.

– beschikbaarheid/traceerbaarheid stukken;

– juistheid en actualiteit van geregistreerde gegevens en klachten;

– beschikbaarheid kantoorartikelen;

– ondersteuning in aansluiting op behoeften.

Bezwarende omstandigheden

– Eenzijdige houding en belasting van de oog- en rugspieren bij het werken met de computer.

Datum: december 2013

Functiegroep: E

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Administratie & ICT

Functienummer: AI.02

FUNCTIEPROFIEL: BOEKHOUDKUNDIG MEDEWERKER

Context

De boekhoudkundig medewerker komt voor in grote agrarische bedrijven. De functiehouder is verantwoordelijk voor het verwerken van boekhoudkundige gegevens. De werkzaamheden worden in opdracht uitgevoerd op basis van voorschriften en worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Cijfermatige controle en gegevensverwerking.

– controleren of te boeken bescheiden de juiste (autorisatie-)procedure hebben doorlopen en controleren van facturen op juistheid en volledigheid;

– aanbrengen van boekingscoderingen (kostenplaats, kostensoort), doen van navraag bij onduidelijkheden;

– inbrengen van boekingsgegevens in het systeem;

– controleren van de output (foutmeldingen), melden van afwijkingen/bijzonderheden en na fiattering aanbrengen van correcties.

– juistheid, volledigheid en actualiteit gegevens;

– juistheid coderingen;

– tijdigheid en juistheid controles en correcties.

2. Vervaardiging overzichten.

– genereren, bewerken en rangschikken van gegevens uit bestanden en archieven;

– opstellen van diverse informatieve overzichten (periodiek en op verzoek), zodat inzicht kan worden verkregen in betalingsachterstanden, gemiddelde krediettermijn e.d.

– juistheid en volledigheid van overzichten;

– tijdige beschikbaarheid overzichten;

– aansluiting op vraagstelling.

Bezwarende omstandigheden

– Eenzijdige houding en belasting van de oog- en rugspieren bij het werken met de computer.

Datum: december 2013

Functiegroep: F

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Administratie & ICT

Functienummer: AI.03

FUNCTIEPROFIEL: BOEKHOUDER / ADMINISTRATEUR

Context

De boekhouder/administrateur komt voor in grote agrarische bedrijven. De functiehouder is verantwoordelijk voor het verzorgen van financiële administraties alsook het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van personeels-, salaris- en productieadministratie. Er kan sprake zijn van functionele en vakinhoudelijke samenwerking met externe administratie- of accountantsorganisaties. De boekhoudkundige complexiteit is beperkt.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Ongoïng (financiële en salaris)administratie.

– bijhouden van de dagboeken en grootboekrekeningen aan de hand van financiële bescheiden;

– bijhouden van noodzakelijke sub-grootboeken zoals debiteuren, crediteuren, voorraden en (vaste) activa e.d.;

– verzorgen van de urenregistraties, gereed maken van de basis gegevens voor de salarisadministratie.

– tijdigheid oplevering;

– juistheid en logica van cijfers:

• aantal aansluitverschillen;

• aantal opmerkingen accountant;

– volledigheid, juistheid specificaties en toelichtingen.

2. Voorbereiding periode- en jaarafsluitingen.

– afsluiten van grootboek, controleren van de administratie(delen) op volledigheid van kosten, beoordelen van tussenstanden en aansluitingen;

– beoordelen en verklaren van verschillen en uitvoeren van aangegeven correctieboekingen;

– aanleveren van gegevens voor periodieke rapportages en/of (in opdracht) opstellen van onderdelen van deze rapportages vanuit beschikbare administraties.

– tijdigheid oplevering;

– correctheid en sluitendheid van cijfers (aansluiting);

– volledigheid en juistheid specificaties;

– volledigheid controles.

3. Operationeel beheer financiële middelen.

– voeren van crediteurenadministratie, verrichten van betalingen, afhandelen van aanmaningen;

– bewaken van debiteurenstanden, beoordelen openstaande posten en krediettermijnen, initiëren en bewaken van eventuele incassotrajecten;

– bewaken van liquiditeit-saldi, rapporteren van bijzonderheden aan leidinggevende en doen van voorstellen t.a.v. aanpassing betaaltermijnen (in- en uitgaande geldstroom).

– aantal debiteurendagen;

– efficiency betaalgedrag:

• aantal crediteurendagen;

• aantal aanmaningen;

– tijdigheid signalering en melding bijzondere liquiditeit-saldi.

4. Informatievoorziening.

– verwerken van data naar standaard rapportages, aanmaken van overzichten, signaleren van afwijkingen t.o.v. prognoses/budgetten e.d.;

– opmaken van aangiftes, verzamelen van gegevens uit de grootboekadministratie, controleren van aansluitingen en klaarzetten van betalingen.

– juistheid en volledigheid afdrachten (aantal naheffingen);

– realisatie deadlines.

Bezwarende omstandigheden

– Eenzijdige houding en belasting van de oog- en rugspieren bij het werken met de computer.

Datum: december 2013

Functiegroep: H

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Administratie & ICT

Functienummer: AI.04

FUNCTIEPROFIEL: SYSTEEMBEHEERDER

Context

De systeembeheerder komt voor in middelgrote en grote agrarische bedrijven, in kleinere bedrijven wordt dit specialisme vaak uitbesteed. De functiehouder is verantwoordelijk voor het technisch beheer van de infrastructuur, die over het algemeen bestaat uit (de)centrale hardware (servers, desktops, laptops, printers, etc.), besturings- en communicatiesystemen, databases, randapparatuur, e.d. Hij/zij richt zich op het operationeel beheer (het in de lucht houden van) de bestaande infrastructuur en verzorgt 1e lijns gebruikersondersteuning.

Organisatie

Direct leidinggevende : niet-vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Operationele performance infrastructuur.

– bewaken van de performance, uitvoeren van preventieve controles, beoordelen van foutmeldingen en signaleren van (dreigende) verstoringen;

– oplossen van zich voordoende problemen door het analyseren van storingsoorzaken en het uitvoeren van herstelwerkzaamheden, zowel voor wat betreft de hardware als de besturingsaspecten, inschakelen leidinggevende of derden bij meer omvangrijke problemen;

– bestellen en vervangen van (onderdelen van) hardware, systeemsoftware en randapparatuur, testen en (her)installeren van (updates van) systeemprogrammatuur;

– up-to-date houden van de (systeem)documentatie;

– installeren en configureren van PC’s en kantoorprogrammatuur;

– uitvoeren van 1e lijns reparaties aan hardware (bekabeling, vervangen printkaarten), her-installeren van software.

– mate waarin systemen voldoen aan prestatiekenmerken (uptime, snelheid, etc.);

– frequentie en omvang storingen;

– gebruikerstevredenheid;

– afhandeling problemen door externe dienstverlener conform afspraken.

2. Advies en implementatie infrastructurele verbeteringen.

– signaleren van wenselijke aanpassingen/uitbreidingen van de infrastructuur naar de leidinggevende;

– participeren in projectgroepen gericht op het uitwerken van verbeteringen, beoordelen van concept-projectplannen, aangeven van technische mogelijkheden/ beperkingen/alternatieven;

– doorvoeren van verbeteringen in infrastructuur volgens vastgesteld plan, uittesten van verbeteringen en aangeven van noodzakelijke aanpassingen;

– aanpassen van procedures, handleidingen, e.d. toegesneden op wijzigingen in de infrastructuur.

– juist geïnstalleerde programmatuur;

– aantal (%) geaccepteerde voorstellen;

– verbetering performance;

– performance tijdens opstartfase;

– actualiteit documentatie.

3. Operationeel security-, calamiteiten- en continuïteitsbeheer.

– veilig stellen van bestandsgegevens door het uitvoeren van de back-up en recovery-procedures;

– uitgeven/inbrengen van autorisaties volgens opgave, signaleren van vermeende onjuistheden in autorisaties;

– doorvoeren van maatregelen voor het minimaliseren van verstoringen als gevolg van in- en externe interventies (hacking, virussen, stroomstoringen, e.d.);

– up-to-date houden van licenties en handboeken.

– aantal waargenomen onregelmatigheden;

– beschikbaarheid van actuele gegevens;

– afwezigheid van gegevensverlies.

4. Gebruikers-ondersteuning.

– oplossen van vragen van gebruikers t.a.v. de werking van decentrale hard-, netware en randapparatuur, alsmede meldingen die te maken hebben met de centrale configuratie, vastleggen van evt. achterliggende technische oorzaken en afstemmen met leveranciers;

– bijhouden logboek, bewaken voortgang in de afhandeling;

– analyseren van trends in meldingen, doen van verbetervoorstellen en/of aanpassing van gebruikersinstructies.

– gebruikerstevredenheid;

– aansluitend op hulpvraag, ondersteuning;

– snelheid afhandeling meldingen/incidenten;

– frequentie waarin incidenten zich herhalen.

Bezwarende omstandigheden

– Eenzijdige houding en belasting van oog- en rugspieren bij beeldschermwerkzaamheden.

– Soms krachtinspanning bij verplaatsen van apparatuur en uitvoeren van reparaties.

Datum: december 2013

Functiegroep: I

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Administratie & ICT

Functienummer: AI.05

FUNCTIEPROFIEL: HOOFD FINANCIELE ADMINISTRATIE

Context

Het hoofd financiële administratie komt voor in grote agrarische bedrijven. De afdeling is belast met de verwerking en registratie van de financiële stromen en zorgt ervoor dat de directie continu inzicht heeft in de financiële positie van het bedrijf. Hij/zij geeft, als leidinggevende van de afdeling, invulling en uitvoering aan de planning- & control-cyclus (begroting, managementinformatie, verantwoordingsinformatie, optimalisatie e.d.) en is verantwoordelijk voor het realiseren van een betrouwbare en waarheidsgetrouwe financiële administratie en verslaglegging, conform de interne richtlijnen en wettelijke vereisten. De functiehouder is gesprekspartner voor directie en de externe accountant.

Organisatie

Direct leidinggevende : niet-vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : ca. 5 medewerkers.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Ongoing (financiële en salaris) administratie.

– aansturen dagelijkse gang van zaken, voeren van werkoverleg en afstemmen van relevante knelpunten, ontwikkelingen, e.d.;

– toezien op voortgang en kwaliteit, stellen van prioriteiten en oplossen van zich voordoende problemen;

– voeren van periodiek overleg en bespreken van knelpunten in de lopende administratieve processen en procedures;

– vertalen van (wettelijke) regels naar de bedrijfssituatie en opstellen van administratieve voorschriften.

– conform voorschriften en wetgeving;

– juistheid, volledigheid en tijdigheid van cijfers, specificaties en toelichtingen;

– tijdige oplevering;

– omvang werkachterstand.

2. (Consolidatie) periode- en jaarafsluiting.

– opstellen (geconsolideerde) balans en V&W, controleren op juiste verwerking van mutaties binnen het tijdvak, juistheid doorbelasting kosten, aansluiting activa, banksaldi, e.d.;

– vaststellen en doorvoeren van noodzakelijke herstelboekingen, afwikkeling van lopende posten, reserveringen e.d.;

– rapporteren en toelichten van de cijfers, signaleren van afwijkingen t.o.v. budgetten en prognoses naar de directie;

– begeleiden van de externe accountant bij controles, geven van benodigde toelichtingen en uitleg.

– (afwezigheid van) fouten in cijfers;

– (optimale) verklaring afwijkingen en trends;

– tijdigheid aanlevering;

– akkoord externe accountant.

3. Financial planning en analyse.

– opstellen/coördineren van budgettering, toetsen van uitgangspunten op realiteitsgehalte en onderlinge consistentie, doorrekenen van financiële consequenties van diverse scenario’s, toelichten van planningen;

– bewaken van de financiële positie van het bedrijf, signaleren van ongewenste ontwikkelingen of afwijkingen t.o.v. budgetten/begrotingen;

– (laten) opstellen van voorgeschreven financiële en bedrijfseconomische rapportages en overzichten (cashflow, afzet, kostenopbouw, e.d.);

– beoordelen van cijfers, verklaren van afwijkingen t.o.v. de begroting en budgetten richting directie.

– conform jaarplanning;

– verdedigbaarheid van de cijfers;

– volledigheid van aangeleverde stukken;

– kwaliteit van toelichtingen.

4. Optimalisatie administratieve bedrijfsvoering.

– zorgen voor eenduidige procedures, gestandaardiseerde werkmethoden en beschikbaarheid van geautomatiseerde systemen;

– benoemen van verbetermogelijkheden vanuit feitelijke performance, beleidsbesluiten, informatiebehoeften van management, e.d. en uitwerken van benodigde budgetten en consequenties van keuzes;

– implementeren van geaccordeerde voorstellen, evalueren en bespreken van bevindingen.

– eenduidigheid en effectiviteit van procedures en methoden;

– kosten uitvoering administratie.

5. Personeelsbeheer.

– opstellen van werkroosters voor medewerkers en regelen van voldoende bezetting;

– regelen van verlof;

– bijdragen aan de selectie van nieuwe medewerkers;

– zorg dragen voor het opleiden/inwerken van medewerkers;

– uitvoeren van beoordelingen, begeleiden van medewerkers in hun werk.

– motivatie en inzet van medewerkers;

– (kortdurend) verzuim;

– effectiviteit/efficiency van de personeelsinzet;

– beschikbaarheid vereiste competenties.

Bezwarende omstandigheden

– Geen bijzondere.

Datum: december 2013

Functiegroep: III

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Commercie

Functienummer: C.01

FUNCTIEPROFIEL: MEDEWERKER VERKOOP BINNENDIENST

Context

De medewerker verkoop binnendienst komt voor in middelgrote en grote agrarische bedrijven. De functiehouder ondersteunt de verkoopafdeling in haar dienstverlening en zorgt voor het verstrekken van offertes en de afhandeling van orders en klachten. Er wordt gebruik gemaakt van een geautomatiseerd systeem, waarin gegevens worden ingevoerd en hij/zij toegang heeft tot klantspecifieke afspraken.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Verwerking klantorders.

– in ontvangst nemen van orders van klanten via de e-mail, telefoon, buitendienst of anderszins;

– vaststellen van prijs, levertijd en leveringsvoorwaarden o.b.v. lopende contracten en/of vaste prijzen;

– indien nodig aanvullen van ontbrekende gegevens en navragen bij de verkoop buitendienst en/of klant;

– opstellen van offertes, deze indien nodig toelichten en uitstaande offertes opvolgen;

– inbrengen/overzetten van orders in/naar het (geautomatiseerde) systeem;

– aanmaken en verzenden van orderbevestigingen;

– volgen van orderafwikkelingen en signaleren en melden van dreigende afwijkingen aan de verkoop buitendienst en/of klant.

– juistheid en tijdigheid van verwerking orders;

– juistheid en volledigheid van offertes;

– juistheid, volledigheid en terugvindbaarheid van gegevensinvoer;

– klanttevredenheid inzake follow-up.

2. Afdelings-ondersteuning.

– bijhouden van bestanden met klantgegevens, verstrekken van informatie op verzoek aan (potentiële) klanten;

– maken van bezoekafspraken, verwerken van bezoekverslagen;

– attenderen van verkoop buitendienst op bijzonderheden aangaande hun klanten n.a.v. eigen contacten;

– in ontvangst nemen en registreren van klachten, opschalen van regelmatig terugkerende klachten naar de leidinggevende;

– leveren van administratieve-secretariële ondersteuning, zoals het verwerken van (standaard) correspondentie, opstellen van notulen, archiveren van stukken, genereren van overzichten, etc.

– juistheid en volledigheid van klantenbestand;

– juistheid en volledigheid informatieverstrekking;

– doeltreffendheid van klachtbehandeling;

– effectiviteit bezoek planning;

– mate waarin wordt ingespeeld op de behoeften van verkoop buitendienst.

Bezwarende omstandigheden

– Eenzijdige houding en belasting van oog- en rugspieren bij het werken met PC.

Datum: december 2013

Functiegroep: G

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Commercie

Functienummer: C.02

FUNCTIEPROFIEL: VERKOPER

Context

De verkoper komt voor in middelgrote en grote agrarische bedrijven en richt zich op het realiseren van de verkoopdoelstellingen d.m.v. relatiebeheer, het bevorderen van verkoop bij bestaande relaties en het werven van nieuwe klanten. Hiertoe gaat de functiehouder op bezoek bij (potentiële) klanten en geeft aldaar informatie over het bedrijf en de producten en voert verkoopgesprekken. De verkoper is voornamelijk actief in de Nederlandse markt.

Organisatie

Direct leidinggevende : niet-vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Verkoopjaarplan.

– bijhouden van ontwikkelingen binnen de vraag- ((potentiële) klanten) en aanbodkant (concurrenten) van de markt;

– opstellen van een verkoopjaarplan en -doelstellingen o.b.v. de geformuleerde ondernemingsdoelstellingen;

– definiëren van (concrete) acties m.b.t. bestaande en nieuwe activiteiten, het onderhouden van relaties, het uitbreiden van bestaande opdrachten bij klanten en het werven van nieuwe klanten;

– afstemmen van het jaarplan met de leidinggevende ter goedkeuring.

– mate van inzicht in activiteiten van concurrenten, klantbehoeften, etc.;

– goedgekeurd jaarplan;

– concreetheid en doeltreffendheid van acties;

– realisatie van doelstellingen.

2. Realisatie verkoopdoelstellingen.

– onderhouden en optimaliseren van contacten met bestaande klanten;

– bezoeken van (potentiële) klanten, geven van informatie over bedrijf, producten;

– voeren van onderhandelingen (binnen gestelde richtlijnen) over prijzen, leverings- en betalingscondities;

– bewaken en bevorderen van omzet door geven van voorlichting/adviezen m.b.t. assortiment en initiëren van verkoop bevorderende activiteiten op korte termijn;

– (laten) opstellen van offertes, hiertoe aanleveren van informatie en evt. toelichten van offertes bij klanten;

– opstellen van (jaar)contracten (afroep), laten goedkeuren door leidinggevende.

– realisatie verkoopdoelstellingen in termen van omzet, marge, klantbezoeken, aantal nieuwe klanten, etc.;

– volledigheid en juistheid klant- en verkoopinformatie;

– doeltreffendheid van activiteiten;

– klanttevredenheid;

– juistheid en volledigheid vastlegging gemaakte afspraken met klanten.

3. Informatievoorziening en klachtafhandeling.

– beantwoorden van klantvragen en (laten) verstrekken van gevraagde informatie;

– opvragen van informatie voor de klanten bij de verkoopbinnendienst over leveringen;

– afhandelen van problemen en klachten door het vinden van wederzijds aanvaarbare oplossingen.

– mate waarin oplossingen bijdragen aan commerciële doelen;

– klanttevredenheid.

4. Administratie en rapportage.

– vastleggen van klant- en verkoopinformatie, verkoopresultaten en opstellen van bezoekrapportages;

– analyseren van verkoopcijfers, marktinformatie e.d. en rapporteren hieromtrent aan leidinggevende.

– tijdigheid, juistheid en volledigheid van gegevens;

– tijdigheid en juistheid van rapportages.

Bezwarende omstandigheden

– Eenzijdige houding tijdens autoritten.

– Kans op letsel door deelname aan het verkeer.

Datum: december 2013

Functiegroep: II

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.01.I

FUNCTIEPROFIEL: ASSISTENT DIERVERZORGER I

Context

De functie assistent dierverzorger I kan voorkomen op alle soorten van agrarische bedrijven waar dieren worden verzorgd t.b.v. fokken, mesten of de productie van dierlijke producten. De werkzaamheden kennen overwegend een kort cyclisch (dagelijks tot wekelijks) repeterend (terugkerend) patroon. Procedures, methoden, planning, volgorde en specifieke instructies zijn leidend. De focus ligt op het realiseren van de gewenste kwaliteit en snelheid bij het uitvoeren van de werkzaamheden. De assistent dierverzorger I kan te allen tijde terugvallen op een fysiek aanwezige collega/leidinggevende. De functiehouder is verantwoordelijk voor het reinigen van de verblijfsruimten en faciliteiten van dieren, het assisteren bij dierverplaatsingen en verrichten van hand- en spandiensten. Hiertoe maakt hij/zij gebruik van benodigde hulpmiddelen (o.m. handgereedschappen).

 

De (niveau-)verschillen tussen de assistent dierverzorger I en II worden aanvullend uiteengezet in de NOK-bijlage.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Kerntaken

Resultaatindicatoren

1. Reiniging verblijfsruimten, faciliteiten en randvoorwaarden

– schoonmaken en indien vereist ontsmetten van verblijfsruimten, apparatuur en gebruikte hulpmiddelen;

– verzamelen en afvoeren van mest/afval naar de daartoe bestemde plaats.

– volgens procedure en instructie;

– kwaliteit en snelheid van werken;

– reinheid verblijfsruimten en randvoorwaarden;

– juist gebruik hulpmiddelen.

2. Assistentie dierverplaatsing

– assisteren bij het begeleiden en transporteren van dieren op de locatie.

– volgens procedure en instructie;

– tevredenheid collega’s/derden;

– dierenwelzijn.

3. Hand- en spandiensten

– handmatig verplaatsen, stapelen en sorteren van ge- en verbruiksartikelen en (indien van toepassing) rapen van eieren.

– volgens procedure;

– juistheid/tijdigheid beschikbare hulpmiddelen.

Bezwarende omstandigheden

– Hinder van temperatuurverschillen, stof, stank, vuil en vocht.

– Uitoefenen van kracht bij het verplaatsen en corrigeren van dieren, het tillen en verplaatsen van materialen en te verrichten schoonmaakwerkzaamheden.

– Incidenteel gedwongen houding bij transport/verplaatsing van dieren en bij reinigingswerkzaamheden.

– Kans op letsel door uitglijden, dieragressie, vertillen, beknelling of infecties.

Datum: december 2013

Functiegroep: B

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.01.II

FUNCTIEPROFIEL: ASSISTENT DIERVERZORGER II

Context

De assistent dierverzorger II kan voorkomen op alle soorten van agrarische bedrijven waar dieren worden verzorgd t.b.v. fokken, mesten of de productie van dierlijke producten. De werkzaamheden kennen overwegend een kort cyclisch (dagelijks tot wekelijks) repeterend (terugkerend) patroon. Procedures, methoden en specifieke instructies zijn leidend. Er is enige mate van vrijheid in het organiseren van het eigen werk (volgorde, prioriteit). De focus ligt op het realiseren van de gewenste kwaliteit en snelheid bij het uitvoeren van de werkzaamheden. De assistent dierverzorger II kan te allen tijde een collega/leidinggevende consulteren.

De functiehouder is verantwoordelijk voor informatieve afstemming van operationele werkzaamheden met op locatie aanwezige personen (collega’s/ leidinggevende e.d.). Hij/zij moet situaties constateren die een aanpassing van de reguliere werkvolgorde of normale tijdsbesteding vragen. De assistent dierverzorger II is verantwoordelijk voor de verzorging van verblijfsruimten en faciliteiten van dieren, het assisteren bij dierverzorging en het verrichten van reparaties aan verblijfsruimtes en hand- en spandiensten. Hiertoe maakt de functiehouder gebruik van benodigde hulpmiddelen (o.m. handgereedschappen) en bestuurt hij/zij indien nodig gemotoriseerde voertuigen voor langzaam verkeer.

 

De (niveau-)verschillen tussen de assistent dierverzorger I en II worden aanvullend uiteengezet in de NOK-bijlage.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Kerntaken

Resultaatindicatoren

1. Verzorging verblijfsruimten, faciliteiten en randvoorwaarden

– schoonmaken en indien vereist ontsmetten van verblijfsruimten, apparatuur en gebruikte hulpmiddelen;

– verzamelen en afvoeren van mest/afval naar de daartoe bestemde plaats;

– indien wettelijk toegestaan bestrijden en/of verwijderen van ongewenste plaagdieren.

– volgens procedure en instructie;

– conform wet- en regelgeving

– reinheid, orde en netheid;

– juist gebruik hulpmiddelen;

– mate van plaagdiervrij.

2. Assistentie dierverzorging

– assisteren bij het begeleiden en transporteren van dieren op de locatie;

– verzamelen/vangen, in bedwang houden, tillen en/of transporteren van dieren ten behoeve van behandeling, voeding, verzorging of transport;

– (indien van toepassing) assisteren bij het melkproces.

– volgens procedure en instructie;

– tevredenheid collega’s/derden;

– optimalisatie dierenwelzijn.

3. Reparatie en ondersteuning

– handmatig verplaatsen, stapelen en sorteren van ge- en verbruiksartikelen en (indien van toepassing) rapen van eieren;

– verrichten van kleinschalige handmatige reparaties aan gebruiksartikelen en verblijfsruimten.

– volgens procedure;

– juistheid/tijdigheid beschikbare hulpmiddelen;

– kwaliteit uitgevoerde reparaties.

Bezwarende omstandigheden

– Hinder van temperatuurverschillen, stof, stank, vuil en vocht.

– Uitoefenen van kracht bij het verplaatsen en corrigeren van dieren, het tillen en verplaatsen van materialen en te verrichten schoonmaakwerkzaamheden.

– Incidenteel gedwongen houding bij transport/verplaatsing van dieren en bij reinigingswerkzaamheden.

– Kans op letsel door uitglijden, dieragressie, vertillen, beknelling of infecties.

Datum: december 2013

Functiegroep: C

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Niveau onderscheidende kenmerken (NOK)

Assistent dierverzorger

Functienummer: DH.01.I / II

Kenmerk

Assistent dierverzorger I

assistent dierverzorger II

+

Aard van de werkzaamheden

Niet van toepassing

– Reiniging verblijfsruimten, faciliteiten en randvoorwaarden (focus ligt op schoonmaken).

– Assistentie dierverplaatsing (focus ligt op intern transporteren (‘omhokken’) van dieren volgens opdracht).

– Hand- en spandiensten (focus ligt op uitvoeren van ondersteunende handelingen).

– Verzorging verblijfsruimten, faciliteiten en randvoorwaarden (focus ligt op schone, nette, ordelijke verblijfsruimten en bestrijding plaagdieren).

– Assistentie dierverzorging (focus ligt op het assisteren van collega’s bij dierverzorging).

– Reparatie en ondersteuning (focus ligt op uitvoeren van ondersteunende handelingen én verrichten van kleine reparaties aan verblijfsruimten).

– Functiehouder rijdt indien nodig op een tractor.

Zie functieomschrijving en NOK-bijlage dierverzorger

Vrijheidsgraden

– De werkzaamheden kennen overwegend een kort cyclisch (dagelijks tot wekelijks) repeterend (terugkerend) patroon.

– Procedures, methoden, planning, volgorde en specifieke instructies zijn leidend.

– Collega/leidinggevende is te allen tijde fysiek aanwezig om op terug te vallen.

– Idem I.

– Procedures, methoden en specifieke instructies zijn leidend. Er is enige vrijheid in het organiseren van het eigen werk (volgorde, prioriteit). Functiehouder moet situaties constateren die een aanpassing van de reguliere werkvolgorde of normale tijdsbesteding vragen.

– Collega/leidinggevende is consulteerbaar, operationele werkzaamheden worden afgestemd met op locatie aanwezige personen (collega’s/ leidinggevende e.d.).

Functiebenamingen (oud)

04.01 Algemeen medewerker.

04.06 Assistent dierenverzorger.

Functiegroep

X

B

C

X

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.02.I

FUNCTIEPROFIEL: DIERVERZORGER I

Context

De dierverzorger I kan voorkomen op alle soorten van agrarische bedrijven waar dieren worden verzorgd t.b.v. fokken, mesten of de productie van dierlijke producten. De werkzaamheden kennen overwegend een kort cyclisch (dagelijks tot maandelijks) repeterend (terugkerend) patroon. Procedures, voorschriften en opdrachten zijn leidend. De focus ligt op het uitvoeren van gekende taken. De functiehouder heeft, in overleg met leidinggevende en collega’s, enige ruimte tot het indelen van het eigen werk. Collega/leidinggevende is consulteerbaar, operationele werkzaamheden worden afgestemd met op locatie aanwezige personen (collega’s/leidinggevende e.d.). De functiehouder is verantwoordelijk voor het verzorgen en inspecteren van verblijfsruimten. Daarnaast is hij/zij belast met het verzorgen van en selecteren binnen zijn/haar toegewezen dier(en)(groep) en (indien van toepassing) uitvoeren van het melkproces. Voorts draagt hij/zij zorg voor het overdragen van gegevens. De functiehouder bestuurt indien nodig gemotoriseerde voertuigen voor langzaam verkeer.

 

De (niveau-)verschillen tussen de dierverzorger I en II worden aanvullend uiteengezet in de NOK-bijlage.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Kerntaken

Resultaatindicatoren

1. Verzorging en inspectie verblijfsruimten

– schoonmaken en indien vereist ontsmetten van verblijfsruimten, apparatuur en gebruikte hulpmiddelen;

– verzamelen en afvoeren van mest/afval naar de daartoe bestemde plaats;

– indien wettelijk toegestaan bestrijden en/of verwijderen van plaagdieren;

– inspecteren van verblijfsruimten, signaleren van (dreigende) onvolkomenheden, overleggen over te nemen maatregelen en verhelpen van kleine technische mankementen.

– volgens procedure en instructie;

– conform wet- en regelgeving;

– kwaliteit uitgevoerde reparaties;

– orde en netheid.

2. Dierverzorging en -productie

– op basis van eenduidige criteria selecteren en verzamelen van dieren;

– begeleiden en transporteren van dieren op de locatie;

– bereid voedsel (handmatig) doseren volgens instructie en voederen van dieren;

– uitvoeren van eenduidige, routinematige handelingen aan dieren gebruikmakend van vereenvoudigende hulpmiddelen (bijv. gemechaniseerd oormerken);

– assisteren bij medische en fysieke behandelingen van dieren;

– (indien van toepassing) voorbereiden en melken van dieren, gebruik makend van conventionele dan wel geautomatiseerde systemen.

– volgens procedure/instructie;

– binnen wettelijke kaders;

– optimalisatie dierenwelzijn;

– tevredenheid collega’s/derden.

3. Informatie

– mondeling toelichten van bijzonderheden aan collega’s en leidinggevende.

– mate van geïnformeerdheid collega’s/leidinggevende.

Bezwarende omstandigheden

– Hinder van temperatuurverschillen, stof, stank, vuil en vocht.

– Uitoefenen van kracht bij het verplaatsen en corrigeren van dieren, het tillen en verplaatsen van materialen en te verrichten schoonmaakwerkzaamheden.

– Incidenteel gedwongen houding bij het in bedwang houden van dieren t.b.v. behandeling, voeding, verzorging of transport en bij reinigingswerkzaamheden.

– Kans op letsel door uitglijden, dieragressie, vertillen, beknelling of infecties.

Datum: december 2013

Functiegroep: D

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.02.II

FUNCTIEPROFIEL: DIERVERZORGER II

Context

De dierverzorger II kan voorkomen op alle soorten van agrarische bedrijven waar dieren worden verzorgd t.b.v. fokken, mesten of de productie van dierlijke producten. De werkzaamheden kennen overwegend een kort cyclisch (dagelijks tot maandelijks) repeterend (terugkerend) patroon. Procedures, voorschriften en te behalen resultaten zijn leidend. De focus ligt op het continueren van het gekende operationeel proces. De functiehouder deelt, in overleg met leidinggevende en collega’s, het eigen werk in aan de hand van te realiseren dag-planningen. Collega/leidinggevende is consulteerbaar, operationele werkzaamheden en te maken keuzes worden afgestemd met op locatie aanwezige personen (collega’s/leidinggevende e.d.). De functiehouder is verantwoordelijk voor het verzorgen en inspecteren van verblijfsruimten, bedienen, controleren en onderhouden van geautomatiseerde systemen en/of apparatuur. Daarnaast is hij/zij verantwoordelijk voor het verzorgen, selecteren en controleren van zijn toegewezen dier(en)(groep) en (indien van toepassing) uitvoeren van het melkproces. Voorts draagt de functiehouder zorg voor het registreren en overdragen van gegevens. De functiehouder bestuurt indien nodig gemotoriseerde voertuigen voor langzaam verkeer.

 

De (niveau-)verschillen tussen de dierverzorger I en II worden aanvullend uiteengezet in de NOK-bijlage.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Kerntaken

Resultaatindicatoren

1. Verzorging en inspectie verblijfsruimten

– schoonmaken en indien vereist ontsmetten van verblijfsruimten, apparatuur en gebruikte hulpmiddelen;

– verzamelen en afvoeren van mest/afval naar de daartoe bestemde plaats;

– indien wettelijk toegestaan bestrijden en/of verwijderen van plaagdieren;

– inspecteren van verblijfsruimten, signaleren van (dreigende) onvolkomenheden, overleggen over te nemen maatregelen en verhelpen van kleine technische mankementen.

– volgens procedure en instructie;

– conform wet- en regelgeving;

– kwaliteit uitgevoerde reparaties;

– orde en netheid.

2. Bediening, controle en onderhoud geautomatiseerde systemen/ apparatuur

– inspecteren van de werking van geautomatiseerde (voeding-, melk-, transport-, klimaat/ventilatie-, verlichting)systemen/apparatuur;

– verrichten van eenduidige reparaties (o.m. vervangen slijtageonderdelen), onderhoud (o.m. smeren) en verhelpen eenvoudige (ver)storingen;

– instellen (aanpassen gegeven variabelen) en bedienen van geautomatiseerde systemen/apparatuur.

– tijdigheid gesignaleerde mankementen;

– aantal terugkerende mankementen;

– tijdigheid onderhoud;

– instelling en bediening volgens voorschriften.

3. Dierconditie, -verzorging en -productie

– op basis van eenduidige criteria selecteren en verzamelen van dieren;

– begeleiden en transporteren van dieren op de locatie;

– bereid voedsel (handmatig) doseren volgens instructie en voederen van dieren;

– assisteren bij medische en fysieke behandelingen van dieren;

– uitvoeren van eenduidige, routinematige handelingen aan dieren gebruikmakend van vereenvoudigende hulpmiddelen (bijv. gemechaniseerd oormerken);

– (indien van toepassing) voorbereiden en melken van dieren, gebruik makend van conventionele dan wel geautomatiseerde systemen;

– toedienen van medicatie en fysiek verzorgen van dieren o.b.v. recept en instructie;

– bereiden van voedsel volgens receptuur (afwegen, doseren, mengen, etc.);

– observeren van dieren, signaleren van afwijkend gedrag en melden van bijzonderheden aan de bedrijfsleiding.

– volgens procedure, instructie en receptuur;

– binnen wettelijke kaders;

– alertheid afwijkend gedrag;

– tijdigheid/juistheid toegediend voedsel en medicatie;

– optimalisatie dierenwelzijn;

– tevredenheid collega’s/derden.

4. Informatie & registratie

– vastleggen van geconstateerde bijzonderheden;

– documenteren van hoeveelheden en vastleggen in systemen;

– mondeling toelichten van bijzonderheden aan collega’s en leidinggevende.

– juiste, tijdige en volledige documentatie en overdracht;

– traceerbaarheid/terugvind-baarheid gegevens;

– mate van geïnformeerdheid collega’s/leidinggevende.

Bezwarende omstandigheden

– Hinder van temperatuurverschillen, stof, stank, vuil en vocht.

– Uitoefenen van kracht bij het verplaatsen en corrigeren van dieren, het tillen en verplaatsen van materialen en te verrichten schoonmaakwerkzaamheden.

– Incidenteel gedwongen houding bij het in bedwang houden van dieren t.b.v. behandeling, voeding, verzorging of transport en bij reinigingswerkzaamheden.

– Kans op letsel door uitglijden, dieragressie, vertillen, beknelling of infecties.

Datum: december 2013

Functiegroep: E

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Niveau onderscheidende kenmerken (NOK)

Dierverzorger

Functienummer: DH.02.I / II

Kenmerk

dierverzorger I

dierverzorger II

+

Aard van de werkzaamheden

Zie functieomschrijving en NOK-bijlage assistent dierverzorger

– Verzorging en inspectie bedrijfsruimten (focus ligt op nette, ordelijke en functionerende verblijfsruimten en bestrijding plaagdieren).

– Dierverzorging en -productie (focus ligt op elementaire dierverzorging en productie).

– Informatie (focus ligt op het mondeling toelichten van bijzonderheden).

– Idem I.

– Dierconditie, -verzorging en -productie (focus ligt Idem I + afwijkend gedrag, voedselbereiding en verzorging).

– Informatie & registratie (focus ligt idem I + schriftelijk vastleggen van gegevens/bijzonderheden).

– Bediening, controle en onderhoud geautomatiseerde systemen,

Zie functieomschrijving en NOK-bijlage allround dierverzorger

Vrijheidsgraden

– De werkzaamheden kennen overwegend een kort cyclisch (dagelijks tot maandelijks) repeterend (terugkerend) patroon.

– Procedures, voorschriften en opdrachten zijn leidend. Er is enige mate van vrijheid tot het indelen van het eigen werk.

– Collega/leidinggevende is consulteerbaar, operationele werkzaamheden worden afgestemd met op locatie aanwezige personen (collega’s/leidinggevende e.d.).

– Idem I

– Procedures, voorschriften en te behalen resultaten zijn leidend. Functiehouder deelt in overleg het eigen werk in o.b.v. dagplanningen.

– Collega/leidinggevende is consulteerbaar, operationele werkzaamheden en te maken keuzes worden afgestemd met op locatie aanwezige personen (collega’s/leidinggevende e.d.).

Functiebenamingen (oud)

Niet van toepassing.

04.10 Dierenverzorger.

Functiegroep

X

D

E

X

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.03.I

FUNCTIEPROFIEL: ALLROUND DIERVERZORGER I

Context

De allround dierverzorger I kan voorkomen op alle soorten van agrarische bedrijven waar dieren worden verzorgd t.b.v. fokken, mesten of de productie van dierlijke producten. De functie bevat cyclisch terugkerende en specialistische werkzaamheden. Procedures, voorschriften en te behalen resultaten zijn leidend. De focus ligt op het continueren van het gekende operationele proces alsook het verrichten van ingrepen/handelingen aan dieren. De functiehouder deelt, in overleg met leidinggevende, het eigen werk in aan de hand van te realiseren dagplanningen. De leidinggevende is consulteerbaar, afwijkingen van het reguliere proces/de normale werkaanpak worden afgestemd met op locatie aanwezige personen (collega’s/leidinggevende e.d.). De functiehouder is verantwoordelijk voor het verrichten van toegestane ingrepen/handelingen en het uitvoeren van vruchtbaarheidsbehandelingen. Daarnaast is hij/zij verantwoordelijk voor het verzorgen, selecteren en controleren van zijn toegewezen dier(en)(groep) en (indien van toepassing) uitvoeren van het melkproces. Voorts draagt de functiehouder zorg voor het registreren en overdragen van gegevens.

 

De (niveau-)verschillen tussen de allround dierverzorger I en II worden aanvullend uiteengezet in de NOK-bijlage.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Kerntaken

Resultaatindicatoren

1. Ingrepen/handelingen

– indien wettelijk toegestaan uitvoeren van ingrepen/ handelingen aan dieren, zoals snavelverkorting, couperen van de staart (conform besluit houders van dieren, besluit diergeneeskundigen).

– conform veiligheidsprocedures;

– juistheid identificatie en registratie;

– conform wet- en regelgeving;

– optimalisatie dierwelzijn;

– kwaliteit uitgevoerde ingrepen.

2. Vruchtbaarheids-behandeling

– vaststellen van bronst, geschikt dekkingstijdstip en insemineren of begeleiden van natuurlijke dekking, identificatie dracht.

– juistheid identificatie bronst en dracht;

– slagingspercentage.

3. Dierbeheer

– selecteren, begeleiden en transporteren van dieren op de locatie;

– bereiden van voedsel volgens receptuur en (handmatig) doseren en voederen van dieren;

– (indien van toepassing) voorbereiden en melken van dieren, gebruik makend van conventionele dan wel geautomatiseerde systemen;

– observeren van dieren, anticiperen op afwijkend gedrag o.m. door toediening medicatie dan wel inschakeling dierenarts.

– volgens procedure, receptuur;

– alertheid afwijkend gedrag;

– tijdigheid/juistheid toegediend voedsel, medicatie;

– optimalisatie dierwelzijn;

– tevredenheid collega’s en derden.

4. Bedrijfsruimtebeheer

– inspecteren en (laten) verzorgen van de bedrijfsruimte(n) en omgeving;

– signaleren van (dreigende) onvolkomenheden, overleggen over te nemen maatregelen en verhelpen van kleine technische mankementen.

– volgens procedure;

– tijdigheid gesignaleerde mankementen;

– orde en netheid.

5. Bediening, controle en onderhoud geautomatiseerde systemen/ apparatuur

– inspecteren van technische conditie van geautomatiseerde (voeding-, melk-, transport-, klimaat/ventilatie-, verlichting)systemen/apparatuur;

– verrichten van eenduidige reparaties (o.m. vervangen slijtageonderdelen), onderhoud (o.m. smeren) en verhelpen eenvoudige (ver)storingen;

– instellen/bijstellen (aanpassen gegeven variabelen) en bedienen van geautomatiseerde systemen/apparatuur.

– tijdigheid gesignaleerde mankementen;

– aantal teruggekeerde mankementen.

– tijdigheid onderhoud;

– instelling en bediening volgens voorschriften.

6. Registratie en informatie

– vastleggen van geconstateerde bijzonderheden;

– documenteren van hoeveelheden en vastleggen in systemen;

– mondeling toelichten van bijzonderheden aan collega’s en leidinggevenden.

– juiste, tijdige en volledige documentatie en overdracht;

– traceerbaarheid/terugvindbaar-heid gegevens.

Bezwarende omstandigheden

– Hinder van temperatuurverschillen, stof, stank, vuil en vocht.

– Uitoefenen van kracht bij het verplaatsen en corrigeren van dieren, het tillen en verplaatsen van materialen en te verrichten schoonmaakwerkzaamheden.

– Incidenteel gedwongen houding bij het in bedwang houden van dieren t.b.v. behandeling, voeding, verzorging of transport en bij reinigingswerkzaamheden.

– Kans op letsel door uitglijden, dieragressie, vertillen, beknelling of infecties.

Datum: december 2013

Functiegroep: F

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.03.II

FUNCTIEPROFIEL: ALLROUND DIERVERZORGER II

Context

De allround dierverzorger II kan voorkomen op alle soorten van agrarische bedrijven waar dieren worden verzorgd t.b.v. fokken, mesten of de productie van dierlijke producten. De functie bevat cyclisch terugkerende en specialistische werkzaamheden. Procedures, voorschriften en te behalen resultaten zijn leidend. De focus ligt op het continueren en coördineren van het gekende operationeel proces alsook het verrichten van (para-veterinaire) specialistische ingrepen/handelingen aan dieren. De functiehouder deelt, in overleg met leidinggevende, het eigen werk en dat van toegewezen collega’s in aan de hand van te realiseren dag-planningen en coördineert de werkzaamheden in de uitvoering. De leidinggevende is consulteerbaar, afwijkingen van het reguliere proces/de normale werkaanpak worden afgestemd met op locatie aanwezige personen (collega’s/leidinggevende e.d.). De functiehouder is verantwoordelijk voor het coördineren van de toegewezen medewerkers, het verrichten van specialistische (para-veterinaire) ingrepen/handelingen en uitvoeren van vruchtbaarheidsbehandelingen. Daarnaast is hij/zij verantwoordelijk voor het verzorgen, selecteren en controleren van zijn toegewezen dier(en)(groep) en (indien van toepassing) uitvoeren van het melkproces. Voorts draagt hij/zij zorg voor het registreren, overdragen en verantwoorden van gegevens. De functiehouder beschikt over een diploma paraveterinair dan wel de combinatie van deelkwalificaties die recht geeft op de desbetreffende erkenning en/of benodigde certificaten (bijv. certificaat verdoofd castreren biggen).

 

De (niveau-)verschillen tussen de allround dierverzorger I en II worden aanvullend uiteengezet in de NOK-bijlage.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : 1 tot 5 medewerkers (functioneel/vaktechnisch).

Resultaatgebieden

Kerntaken

Resultaatindicatoren

1. Coördinatie

– vaktechnisch/functioneel leidinggeven aan collega’s, toezien op en bijsturen van de uitvoering, stellen van prioriteiten en verdelen van de werkzaamheden;

– afroepen van reguliere aanvoer van materialen en grondstoffen en reguliere afvoer van mest en (dode) dieren.

– efficiëntie werkverdeling;

– tijdigheid ingrijpen;

– gezamenlijk resultaat;

– draagvlak collega’s;

– tijdige beschikbaarheid van materialen en grondstoffen.

2. (Para veterinaire) specialistische ingrepen/handelingen

– indien wettelijk toegestaan uitvoeren van ingrepen/ handelingen aan dieren, zoals, snavelverkorting, couperen van de staart (conform besluit houders van dieren, besluit diergeneeskundigen);

– indien wettelijk toegestaan uitvoeren van ingrepen/ handelingen aan dieren op aanwijzing en onder controle van een dierenarts, zoals vijlen van hoektanden, onthoornen (conform besluit houders van dieren, besluit diergeneeskundigen);

– verrichten van para-veterinaire ingrepen, zoals:

• onderzoeken van het dier;

• toepassen van een (niet-operatieve) behandeling;

• afnemen van bloed, geven van injecties;

• toepassen van een algemene of plaatselijke verdoving;

• verlenen van hulp bij geboorte;

• behandeling t.b.v. een uit te voeren verwijdering van een vrucht;

• onvruchtbaar maken van een dier.

– conform veiligheidsprocedures;

– juistheid identificatie en registratie;

– conform wet- en regelgeving;

– optimalisatie dierwelzijn;

– kwaliteit uitgevoerde ingrepen.

3. Vruchtbaarheids-behandeling

– vaststellen van bronst, geschikt dekkingstijdstip en insemineren of begeleiden van natuurlijke dekking, identificatie dracht.

– juistheid identificatie bronst en dracht;

– slagingspercentage.

4. Dierbeheer

– selecteren, begeleiden en transporteren van dieren op de locatie;

– bereiden van voedsel volgens receptuur (handmatig) doseren en voederen van dieren;

– (indien van toepassing) voorbereiden en melken van dieren, gebruik makend van conventionele dan wel geautomatiseerde systemen;

– observeren van dieren, anticiperen op afwijkend gedrag o.m. door toediening medicatie dan wel inschakeling dierenarts.

– volgens procedure, receptuur;

– alertheid afwijkend gedrag;

– tijdigheid/juistheid toegediend voedsel, medicatie;

– optimalisatie dierwelzijn;

– tevredenheid collega’s en derden.

5 Bedrijfsruimtebeheer

– inspecteren en (laten) verzorgen van de bedrijfsruimte(n) en omgeving;

– signaleren van (dreigende) onvolkomenheden, overleggen over te nemen maatregelen en verhelpen van kleine technische mankementen.

– volgens procedure;

– tijdigheid gesignaleerde mankementen;

– orde en netheid.

6. Bediening, controle en onderhoud geautomatiseerde systemen/ apparatuur

– inspecteren van technische conditie van geautomatiseerde (voeding-, melk-, transport-, klimaat/ventilatie-, verlichting)systemen/apparatuur;

– verrichten van eenduidige reparaties (o.m. vervangen slijtageonderdelen), onderhoud (o.m. smeren) en verhelpen eenvoudige (ver)storingen;

– instellen/bijstellen (aanpassen gegeven variabelen) en bedienen van geautomatiseerde systemen/apparatuur.

– tijdigheid gesignaleerde mankementen;

– aantal teruggekeerde mankementen;

– tijdigheid onderhoud;

– instelling en bediening volgens voorschriften.

7. Registratie en verantwoording

– vastleggen van geconstateerde bijzonderheden;

– documenteren van hoeveelheden en vastleggen in systemen;

– mondeling toelichten van bijzonderheden aan collega’s en leidinggevenden;

– verantwoorden van inzet van middelen, materialen en resultaten.

– juiste, tijdige en volledige documentatie en overdracht;

– traceerbaarheid/terugvindbaar-heid gegevens;

– inzicht in resultaten en (oorzaken van) afwijkingen.

Bezwarende omstandigheden

– Hinder van temperatuurverschillen, stof, stank, vuil en vocht.

– Uitoefenen van kracht bij het verplaatsen en corrigeren van dieren, het tillen en verplaatsen van materialen en te verrichten schoonmaakwerkzaamheden.

– Incidenteel gedwongen houding bij het in bedwang houden van dieren t.b.v. behandeling, voeding, verzorging of transport en bij reinigingswerkzaamheden.

– Kans op letsel door uitglijden, dieragressie, vertillen, beknelling of infecties.

Datum: december 2013

Functiegroep: G

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Niveau onderscheidende kenmerken (NOK)

Allround dierverzorger Functienummer: DH.03.I / II

Kenmerk

Allround dierverzorger I

Allround dierverzorger II

+

Aard van de werkzaamheden

Zie functieomschrijving en NOK-bijlage dierverzorger

– Ingrepen/handelingen (focus ligt op niet-para veterinaire handelingen).

– Vruchtbaarheidsbehandelingen (focus ligt op vaststelling bronst/geschikt dekkingsmoment, begeleiding natuurlijke dekking/inseminatie, constatering dracht).

– Dierbeheer (focus ligt op selecteren/begeleiden/transporteren van dieren, bereiding van voedsel, voorbereiden en melken van dieren, observeren en anticiperen op diergedrag).

– Bedrijfsruimtebeheer (focus ligt op inspecteren, signaleren en anticiperen).

– Bediening, controle en onderhoud geautomatiseerde systemen/ apparatuur (focus ligt op inspecteren, repareren, in-/bijstellen).

– Registratie & informatie (focus ligt op vastleggen en toelichten).

– Coördinatie (focus ligt op vaktechnisch/functioneel leidinggeven en afroepen van reguliere aanvoer/afvoer).

– (Para-veterinaire) ingrepen/handelingen (focus ligt op zowel para-veterinaire als niet-para-veterinaire handelingen) en ingrepen/handelingen op aanwijzing en onder controle van een dierenarts.

– idem I.

– Idem I.

– idem I.

– Idem I.

– Registratie & verantwoording (focus ligt idem I + verantwoorden van inzet van middelen, materialen en resultaten).

Zie functieomschrijving en NOK-bijlage teamleider dierverzorging

Vrijheidsgraden

– De functie bevat cyclisch terugkerende en specialistische werkzaamheden.

– Procedures, voorschriften en te behalen resultaten zijn leidend.

– De leidinggevende is consulteerbaar, afwijkingen van het reguliere proces/ de normale werkaanpak worden afgestemd met op locatie aanwezige personen (collega’s/leidinggevende e.d.).

– Idem I + coördineren van werkzaamheden.

– idem I.

– idem I.

Functiebenamingen (oud)

04.13 Allround dierenverzorger.

Geen oude referentie beschikbaar.

Functiegroep

X

F

G

X

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.04.I

FUNCTIEPROFIEL: TEAMLEIDER DIERVERZORGING I

Context

De teamleider dierverzorging I kan voorkomen op alle soorten van agrarische bedrijven waar dieren worden verzorgd t.b.v. fokken, mesten of de productie van dierlijke producten. De functiehouder stuurt een deel van het bedrijf dan wel een afdeling aan. De functiehouder is als hiërarchisch leidinggevende verantwoordelijk voor het realiseren van de team-/afdelingsresultaten en de daarvoor benodigde mensen en middelen. Indien zich problemen voordoen die al eerder aan de orde zijn geweest, neemt hij/zij zelf een besluit en koppelt dat achteraf terug. Alleen bij evident afwijkende situaties valt hij/zij terug op de leidinggevende. Zijn/haar focus is primair intern (afdelingen) gericht. De functiehouder heeft een scope van ongeveer een week, levert input voor plannen en verbeteracties en volgt deze op.

 

De (niveau-)verschillen tussen de teamleider dierverzorging I en II worden aanvullend uiteengezet in de NOK-bijlage.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : 5–15 medewerkers.

Resultaatgebieden

Kerntaken

Resultaatindicatoren

1. Operationele voortgang

– leveren van input over afdelingsplannen;

– opstellen van werkroosters op basis van dagplanningen, regelen van voldoende bezetting;

– toewijzen van werkzaamheden, geven van aanwijzingen/ instructies;

– toezien op de voortgang en uitvoeringskwaliteit, bijsturen van problemen en stellen van prioriteiten;

– toezien op de naleving van de voorschriften en werkmethoden;

– verzorgen van de afstemming met primair interne schakels in de keten (afdelingen/leidinggevende);

– zelf meewerken in de uitvoering wanneer de voortgang hierom vraagt en daarbij geven van voorbeeldgedrag.

– efficiency personeelsplanning (uurinzet/uurtarief/vast versus flexibel);

– optimale capaciteitsinzet/ voortgang;

– realisatie planning;

– duidelijkheid instructies;

– juiste afwegingen/prioriteiten;

– conform voorschriften.

2. Beschikbaarheid middelen

– toezien op het juist gebruik van inventaris/apparatuur en de directe omgeving, nemen van acties bij afwijkingen, storingen e.d.;

– doorgeven van bestellingen aan (vaste) leveranciers dan wel betreffende afdeling/functionaris o.b.v. planning;

– zorg dragen voor de tijdige beschikbaarheid van middelen (ge- en verbruiksartikelen).

– tijdige beschikbaarheid middelen;

– aard/omvang voortgangsverstoringen.

3. Input voor optimalisatie

– signaleren van knelpunten in de operationele bedrijfsvoering;

– uitwerken en doorvoeren van gefiatteerde verbeteringen in de bedrijfsvoering op basis van aanwijzingen van de leidinggevende.

– aantal voorstellen (juiste en tijdige signalering);

– aantal door leiding overgenomen ideeën e.d.

4. Personeelsbeheer

– regelen van verlof, afwikkelen van 1e lijns verzuim;

– aanspreken op gedrag en bevorderen van een positief werkklimaat;

– selecteren, inwerken, op- en begeleiden van nieuwe medewerkers;

– voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken en adviseren aangaande consequenties;

– op peil houden van dierenwelzijn-, veiligheid- en milieubewustzijn van medewerkers.

– bijdrage en ontwikkeling (individuele) medewerkers;

– beschikbaarheid (kwaliteit/ kwantiteit) personeel;

– motivatie/inzet personeel;

– (kortdurend) verzuim;

– aantal overgenomen adviezen.

5. Administratie en registratie

– vastleggen en doorgeven van gegevens (verbruikte hoeveelheden, voorraden, dieren, mest, medicatie) in systemen t.b.v. registratie en verantwoording;

– uitzoeken van oorzaken van afwijkingen en toelichten/ verantwoorden van gegevens (ad hoc en periodiek).

– juistheid, volledigheid en tijdigheid van vastgelegde gegevens;

– traceerbaarheid/terugvindbaar-heid gegevens.

Bezwarende omstandigheden

– Hinder van temperatuurverschillen, stof, stank, vuil en vocht.

– Uitoefenen van kracht bij het verplaatsen en corrigeren van dieren en het tillen en verplaatsen van materialen.

– Incidenteel gedwongen houding bij het in bedwang houden van dieren t.b.v. behandeling, voeding, verzorging of transport.

– Kans op letsel door uitglijden, dieragressie, vertillen, beknelling of infecties.

Datum: december 2013

Functiegroep: H

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.04.II

FUNCTIEPROFIEL: TEAMLEIDER DIERVERZORGING II

Context

De teamleider dierverzorging II kan voorkomen op alle soorten van agrarische bedrijven waar dieren worden verzorgd t.b.v. fokken, mesten of de productie van dierlijke producten. De functiehouder stuurt, via tussenpersonen, een deel van het bedrijf dan wel een heterogene afdeling aan (verschillende diergroepen en/of processen). De functiehouder is als hiërarchisch leidinggevende verantwoordelijk voor het realiseren van de team-/afdelingsresultaten en de daarvoor benodigde mensen en middelen. Besluiten vallend binnen de eigen verantwoordelijkheid worden in principe zelfstandig genomen, waarbij de teamleider zich laat adviseren door de leidinggevende. Zijn/haar focus is zowel intern (afdelingen) als extern (leveranciers, afnemers, dienstverleners) gericht. De functiehouder heeft een scope van enkele weken, werkt hiertoe plannen uit, initieert en volgt verbeteracties op.

 

De (niveau-)verschillen tussen de teamleider dierverzorging I en II worden aanvullend uiteengezet in de NOK-bijlage.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : 15 tot 30 medewerkers.

Resultaatgebieden

Kerntaken

Resultaatindicatoren

1. Operationele voortgang

– uitwerken en uitvoeren van afdelingsplannen;

– opstellen van werkroosters op basis van week-/maandplanningen, regelen van voldoende bezetting;

– toewijzen van werkzaamheden, geven van aanwijzingen/ instructies;

– toezien op de voortgang en uitvoeringskwaliteit, bijsturen van problemen en stellen van prioriteiten;

– toezien op de naleving van de voorschriften en werkmethoden;

– verzorgen van de afstemming met (in- en externe) schakels in de keten (afdelingen/leveranciers/afnemers);

– onderhouden en bestendigen van relaties met ketenpartners.

– efficiency personeelsplanning (uurinzet/uurtarief/vast versus flexibel);

– optimale capaciteitsinzet/ voortgang;

– realisatie planning;

– duidelijkheid instructies;

– juiste afwegingen/prioriteiten;

– conform voorschriften.

2. Beschikbaarheid middelen

– toezien op het juist gebruik van inventaris/apparatuur en de directe omgeving, nemen van acties bij afwijkingen, storingen e.d.;

– doorgeven van bestellingen aan (vaste) leveranciers dan wel betreffende afdeling/functionaris o.b.v. planning;

– monitoren en evalueren van leveranciersprestaties;

– voorbereiden van onderhandelingen (o.m. opvragen en vergelijken van offertes) en adviseren van leidinggevende omtrent gunning;

– zorg dragen voor de tijdige beschikbaarheid van middelen (ge- en verbruiksartikelen).

– tijdige beschikbaarheid middelen;

– aantal overgenomen adviezen aangaande leveranciers;

– aard/omvang voortgangsverstoringen.

3. Optimalisatie

– signaleren van knelpunten in de operationele bedrijfsvoering en doen van verbetervoorstellen;

– uitwerken en toelichten van verbetermogelijkheden;

– doorvoeren van gefiatteerde verbeteringen in de bedrijfsvoering.

– aantal voorstellen (juiste en tijdige signalering);

– aantal door leiding overgenomen ideeën e.d.

4. Personeelsbeheer

– regelen van verlof, afwikkelen van 1e lijns verzuim;

– aanspreken op gedrag en bevorderen van een positief werkklimaat;

– selecteren, inwerken, op- en begeleiden van nieuwe medewerkers;

– voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken en adviseren aangaande consequenties;

– op peil houden van dierenwelzijn-, veiligheid- en milieubewustzijn van medewerkers.

– bijdrage en ontwikkeling (individuele) medewerkers;

– beschikbaarheid (kwaliteit/ kwantiteit) personeel;

– motivatie/inzet personeel;

– (kortdurend) verzuim;

– aantal overgenomen adviezen.

5. Administratie en registratie

– vastleggen en doorgeven van gegevens (verbruikte hoeveelheden, voorraden, dieren, mest, medicatie) in systemen t.b.v. registratie en verantwoording;

– uitzoeken van oorzaken van afwijkingen en toelichten/ verantwoorden van gegevens (ad hoc en periodiek).

– juistheid, volledigheid en tijdigheid van vastgelegde gegevens;

– traceerbaarheid/terugvindbaar-heid gegevens.

Bezwarende omstandigheden

– Hinder van temperatuurverschillen, stof, stank, vuil en vocht.

Datum: december 2013

Functiegroep: I

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Niveau onderscheidende kenmerken (NOK)

Teamleider dierverzorging

Functienummer: DH.04.I / II

Kenmerk

TEAMLEIDER dierverzorging I

TEAMLEIDER dierverzorging II

+

Aard van de werkzaamheden

Zie functieomschrijving en NOK-bijlage allround dierverzorger

– Operationele voortgang: focus ligt op korte termijn planning, (bij)sturing, prioritering, toezien en afstemming met interne schakels in de keten.

– Beschikbaarheid middelen: toezien gebruik, bestellen en borgen beschikbaarheid.

– Input voor optimalisatie: signaleren knelpunten en doorvoeren gefiatteerde verbeteringen.

– Personeelsbeheer: toepassen operationele personeelsinstrumenten en bevorderen kennis en werkklimaat.

– Administratie en informatie: vastleggen en doorgeven gegevens, uitzoeken oorzaken/afwijkingen, toelichten en verantwoorden.

– idem I + uitwerken en uitvoeren van afdelingsplannen, week-/maandscope en externe afstemming en relatieonderhoud.

– Idem I + monitoren en evalueren leveranciersprestaties en voorbereiden van onderhandelingen en adviseren leidinggevende omtrent gunning.

– Optimalisatie: idem I + doen van verbetervoorstellen en uitwerken en toelichten van verbetermogelijkheden.

– Idem I.

– Idem I.

Zie functieomschrijving en NOK-bijlage bedrijfsleider

Leidinggeven

Hiërarchisch 5–15 medewerkers.

Hiërarchisch 15–30 medewerkers.

Vrijheidsgraden

Indien zich problemen voordoen die al eerder aan de orde zijn geweest, neemt hij/zij zelf een besluit en koppelt dat achteraf terug.

Besluiten vallend binnen de eigen verantwoordelijkheid worden in principe zelfstandig genomen, waarbij de teamleider zich laat adviseren door de leidinggevende.

Bezwarende omstandigheden

Door meewerkend karakter is er sprake van fysieke eisen, risico’s en gedwongen houding, evenals hinder van omgevingsomstandigheden.

Door niet-meewerkend karakter primair hinder van omgevings- omstandigheden.

Functiebenamingen (oud)

Geen oude referentie beschikbaar.

Geen oude referentie beschikbaar.

Functiegroep

X

H

I

X

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.05.I

FUNCTIEPROFIEL: BEDRIJFSLEIDER I

Context

De bedrijfsleider I kan voorkomen op alle soorten van agrarische bedrijven waar dieren worden verzorgd t.b.v. fokken, mesten of de productie van dierlijke producten. De functiehouder is eindverantwoordelijk voor het realiseren van de output en de daarvoor benodigde mensen en middelen van zijn/haar toegewezen bedrijf, locatie, organisatieonderdeel. Dit heeft betrekking op het primaire proces, waarbij ondersteunende diensten niet onder verantwoordelijkheid van de functiehouder vallen. De functiehouder adviseert over het uit te voeren jaarplan. De functiehouder is primair verantwoordelijk voor opbrengsten en redeneert vanuit beschikbare budgetten. Focus voor de functiehouder is in de eerste plaats het zeker stellen van de randvoorwaarden waarbinnen de leidinggevenden/medewerkers de planning en de gevraagde kwaliteit kunnen realiseren; daartoe dient de functiehouder een korte tot middellange termijn focus te hebben (lopend jaar). Daarnaast is de functiehouder verantwoordelijk voor een continue verbetering van efficiency, realisatie van kwaliteitsnormen en leveringsbetrouwbaarheid.

 

De (niveau-)verschillen tussen de bedrijfsleider I en II worden aanvullend uiteengezet in de NOK-bijlage.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : 30–50 medewerkers.

Resultaatgebieden

Kerntaken

Resultaatindicatoren

1. Realisatie output

– adviseren over het uit te voeren jaarplan;

– sturen op de personeelsbezetting a.d.h.v. het jaarplan;

– volgen van het verloop van de bedrijfsvoering, o.a. via werkoverleg;

– initiëren van maatregelen om opgetreden verstoringen te corrigeren, c.q. voorzienbare verstoringen te voorkomen;

– ondersteunen van leidinggevenden/medewerkers bij het oplossen van niet-reguliere problemen.

– conform jaarplan;

– conform kwaliteitsnormen;

– conform productiviteitsnormen (verbruik manuren, materialen, variabele kosten);

– optimalisatie dierenwelzijn/ efficiency.

2. Optimalisatie van bedrijfsvoering

– initiëren en coördineren van onderzoek naar structurele problemen in processen;

– signaleren van verbetermogelijkheden, beoordelen van verbetervoorstellen van de leidinggevenden/ medewerkers;

– doorvoeren van verbeteringen, binnen het daarvoor gegeven mandaat.

– verbetering van efficiency;

– verbetering van kwaliteitsbeheersing;

– verbetering van output (leverbetrouwbaarheid).

3. Personeelsmanagement

– vaststellen van de wenselijke kwalitatieve en kwantitatieve formatie;

– fiatteren van voorstellen voor opleidingen, promotie of ontslag;

– beoordelen/stimuleren van directe medewerkers, voeren van functioneringsgesprekken, maken van ontwikkelafspraken;

– verzorgen van c.q. toezien op het personeelsbeheer.

– aansluiting op bedrijfsplan;

– beschikbaarheid vereiste competenties;

– flexibiliteit inzetbaarheid;

– realisatie doelstellingen P&O-beleid.

4. Beschikbaarheid randvoorwaarden

– volgen van de performance en onderhoudsstatus van faciliteiten en voorkomende problemen;

– initiëren en coördineren van maatregelen om structurele technische problemen op te lossen;

– adviseren over raamovereenkomsten met leveranciers en afnemers;

– zorg dragen voor de beschikbaarheid van ge- en verbruiksartikelen.

– technische staat faciliteiten;

– onderhoudskosten binnen begroting;

– tijdige beschikbaarheid van ge- en verbruiksartikelen.

5. Rapportage van de operationele bedrijfsvoering

– controleren en beoordelen van rapportages van leidinggevenden/medewerkers;

– samenstellen van samenvattende week- en perioderapportages en verantwoorden van bijzonderheden en resultaten.

– inzicht in behaalde resultaten;

– inzicht in knelpunten en verbetermogelijkheden.

Bezwarende omstandigheden

– Geen bijzondere.

Datum: december 2013

Functiegroep: II

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.05.II

FUNCTIEPROFIEL: BEDRIJFSLEIDER II

Context

De bedrijfsleider II kan voorkomen op alle soorten van agrarische bedrijven waar dieren worden verzorgd t.b.v. fokken, mesten of de productie van dierlijke producten. De functiehouder is eindverantwoordelijk voor het realiseren van de output en de daarvoor benodigde mensen en middelen van zijn/haar toegewezen bedrijf, locatie, organisatieonderdeel en de daarbinnen voorkomende disciplines. Dit heeft betrekking op verschillende diergroepen alsook ondersteunende diensten (o.m. techniek/logistiek). De functiehouder vertaalt de organisatiedoelstellingen naar een jaarplan voor zijn/haar eigen bedrijf. Hij/zij is verantwoordelijk voor kosten en opbrengsten (rendement) en vervangingsinvesteringen. Focus voor de functiehouder is in de eerste plaats het zeker stellen van de randvoorwaarden waarbinnen de leidinggevenden/medewerkers de planning en de gevraagde kwaliteit kunnen realiseren; daartoe dient de functiehouder een middellange termijn focus te hebben (lopend en komend jaar). Daarnaast is hij/zij verantwoordelijk voor een continue verbetering van efficiency, realisatie van kwaliteitsnormen en leveringsbetrouwbaarheid.

 

De (niveau-)verschillen tussen de bedrijfsleider I en II worden aanvullend uiteengezet in de NOK-bijlage.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : 50 tot 75 medewerkers.

Resultaatgebieden

Kerntaken

Resultaatindicatoren

1. Realisatie output

– volgen van trends en ontwikkelingen binnen de sector;

– opstellen en laten fiatteren van het jaarplan op basis van te realiseren doelstellingen;

– sturen op de personeelsbezetting a.d.h.v. het jaarplan;

– volgen van het verloop van de bedrijfsvoering, o.a. via werkoverleg;

– initiëren van maatregelen om opgetreden verstoringen te corrigeren, c.q. voorzienbare verstoringen te voorkomen;

– ondersteunen van leidinggevenden/medewerkers bij het oplossen van niet-reguliere problemen.

– conform doelstellingen;

– conform kwaliteitsnormen;

– conform productiviteitsnormen (verbruik manuren, materialen, variabele kosten);

– optimalisatie dierenwelzijn/ efficiency.

2. Optimalisatie/innovatie van de bedrijfsvoering

– initiëren en coördineren van onderzoek naar structurele problemen in processen;

– signaleren van verbetermogelijkheden, beoordelen van verbetervoorstellen van de leidinggevenden/ medewerkers;

– doorvoeren van (kleinere) verbeteringen, binnen het daarvoor gegeven mandaat;

– uitwerken en toelichten van (meer omvangrijke multidisciplinaire) verbetervoorstellen;

– leiden van de uitvoering van goedgekeurde verbeterprojecten.

– verbetering van efficiency;

– verbetering van kwaliteitsbeheersing;

– verbetering van output (leverbetrouwbaarheid).

3. Personeelsmanagement

– vaststellen van de wenselijke kwalitatieve en kwantitatieve formatie;

– fiatteren van voorstellen voor opleidingen, promotie of ontslag;

– beoordelen/stimuleren van directe medewerkers, voeren van functioneringsgesprekken, maken van ontwikkelafspraken;

– verzorgen van c.q. toezien op het personeelsbeheer.

– aansluiting op bedrijfsplan;

– beschikbaarheid vereiste competenties;

– flexibiliteit inzetbaarheid;

– realisatie doelstellingen P&O-beleid.

4. Beschikbaarheid randvoorwaarden

– volgen van de performance en onderhoudsstatus van faciliteiten en voorkomende problemen;

– initiëren en coördineren van maatregelen om structurele technische problemen op te lossen;

– adviseren over aanpassingen aan/uitbreidingen van de faciliteiten;

– maken van afspraken met leveranciers en afnemers;

– zorg dragen voor de beschikbaarheid van ge- en verbruiksartikelen.

– technische staat faciliteiten;

– onderhoudskosten binnen begroting;

– concurrerende inkoop;

– tijdigheid beschikbare ge- en verbruiksartikelen.

5. Rapportage van de operationele bedrijfsvoering

– controleren en beoordelen van rapportages van leidinggevenden/medewerkers;

– samenstellen van samenvattende week- en perioderapportages en verantwoorden van bijzonderheden en resultaten.

– inzicht in behaalde resultaten;

– inzicht in knelpunten en verbetermogelijkheden.

Bezwarende omstandigheden

– Geen bijzondere.

Datum: december 2013

Functiegroep: III

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Niveau onderscheidende kenmerken (NOK)

Bedrijfsleider

Functienummer: DH.05.I / II

Kenmerk

bedrijfsleider I

bedrijfsleider II

+

Aard van de werkzaamheden

Zie functieomschrijving en NOK-bijlage teamleider dierverzorging

– Realisatie output: adviseren over jaarplan, (bij)sturen en ondersteunen medewerkers en initiëren maatregelen, volgen realisatie.

– Optimalisatie van de bedrijfsvoering: initiëren/coördineren onderzoek problemen, signaleren/beoordelen/doorvoeren van verbeteringen.

– Personeelsmanagement: vaststellen formatie, fiatteren voorstellen, toepassen personeelsinstrumenten en personeelsbeheer.

– Beschikbaarheid randvoorwaarden: volgen performance faciliteiten, initiëren/coördineren oplossingsmaatregelen, adviseren over raamovereenkomsten en zorg dragen voor de beschikbaarheid van ge- en verbruiksartikelen.

– Rapportage van de operationele bedrijfsvoering: controleren, beoordelen, samenstellen en verantwoorden van rapportages en resultaten.

– Idem I + volgen van trends en ontwikkelingen binnen de sector en opstellen en laten fiatteren van het jaarplan op basis van te realiseren doelstellingen.

– Optimalisatie/innovatie van de bedrijfsvoering: Idem I + uitwerken en toelichten van (meer omvangrijke multidisciplinaire) verbetervoorstellen en leiden van de uitvoering van goedgekeurde verbeterprojecten.

– Idem I.

– Idem I + adviseren over aanpassingen aan/uitbreidingen van de faciliteiten en maken van afspraken met leveranciers en afnemers.

– Idem I.

Geen referentie beschikbaar

Leidinggeven

Hiërarchisch 30–50 medewerkers.

Hiërarchisch 50–75 medewerkers.

Focus / vrijheidsgraden

– Primair proces (dierhouderij).

– Opbrengsten en budgetten.

– Korte tot middellange termijn (lopend jaar).

– Idem I + ondersteunende diensten (o.m. logistiek, techniek).

– Opbrengsten en kosten (rendement).

– Middellange termijn (lopend en komend jaar).

Functiebenamingen (oud)

Geen oude referentie beschikbaar.

Geen oude referentie beschikbaar.

Functiegroep

X

II

III

X

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.06

FUNCTIEPROFIEL: MEDEWERKER BROEDERIJ

Context

De medewerker broederij komt voor bij grootschalige pluimveebroederijen. Broedeieren worden aangeleverd vanuit gespecialiseerde vermeerderingsbedrijven, die binnen de broederij worden uitgebroed. Het natuurlijke broed- en uitkomproces wordt (geconditioneerd) nagebootst in broedmachines. Verstoringen aan deze machines worden automatisch gemeld (alarm), waarna gespecialiseerde medewerkers (bijv. technische dienst) de verstoring verhelpen. Uitgekomen kuikens worden, afhankelijk van het doel eventueel geselecteerd op sekse en geënt, en verpakt t.b.v. transport. Hygiëne is van groot belang bij het broedproces.

De medewerker broederij is in het gehele proces inzetbaar (ontvangst van de eieren, het broedproces, de controle en het transport van de uitgekomen kuikens). Hij/zij werkt binnen strikte kaders en procedures.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Kerntaken

Resultaatindicatoren

1. Ontvangst eieren en voorbereiding broedproces

– verplaatsen en visueel beoordelen (op breuk, vuil, kleur, etc.) van binnengekomen eieren;

– plaatsen van trays eieren op oplegmachines, machinaal omstapelen van eieren op broedlades en deze plaatsen in voorbroedwagens;

– verrichten van schoonmaak-/desinfectiewerkzaamheden aan eieren, bakken, containers, machines, etc.

– volgens procedure en planning;

– juistheid/tijdigheid beschikbare volle rolcontainers;

– kwaliteit uitgevoerde schoonmaak-/desinfectiewerkzaamheden;

– kwaliteit opleg en selectie.

2. Broedproces

– plaatsen van volle voorbroedwagens in broedmachines;

– selecteren van opgegeven programma van broedmachine;

– reageren op alarm als gevolg van (ver)storingen, verhelpen van eenduidige (ver)storingen (bijv. deur open) dan wel inschakelen van leidinggevende/specialist;

– machinaal schouwen van bebroede eieren, bevruchte eieren overpakken in bakken en deze plaatsen in transportwagens;

– plaatsen van rolcontainers met bakken bebroede eieren in geconditioneerde uitkomstruimten;

– verrichten van schoonmaak-/desinfectiewerkzaamheden aan (broed-)machines, werkruimten, broedlades, bakken, containers, etc.

– volgens procedure, instructie en planning;

– juistheid/tijdigheid gesignaleerde afwijkingen;

– aantal en kwaliteit verholpen (ver)storingen;

– kwaliteit uitgevoerde schoonmaak-/desinfectiewerkzaamheden.

3. Uitkomst, controle en transport

– na uitkomst transporteren van kuikens t.b.v. telling, sortering en keuring;

– (machinaal) tellen, sorteren en/of visueel keuren van kuikens;

– verpakken van kuikens in bakken en plaatsen op transportkar;

– transporteren van containers en assisteren bij het inladen van vrachtauto’s;

– verrichten van schoonmaak-/desinfectiewerkzaamheden aan machines, werkruimten, bakken, containers, etc.;

– bediening van apparaten t.b.v. ontsnavelen en enten.

– volgens procedure, instructie en planning;

– juistheid/tijdigheid verpakte kuikens;

– tevreden collega’s/derden;

– kwaliteit uitgevoerde schoonmaak-/desinfectiewerkzaamheden;

– kwaliteit opleg en selectie.

Bezwarende omstandigheden

– Uitoefenen van kracht bij het tillen van laden met eieren en het verplaatsen van rolcontainers.

– Hinder van warmte in broedmachines.

– Incidenteel gedwongen houding bij het verplaatsen van rolcontainers, het overpakken van bebroede eieren en reinigingswerkzaamheden.

– Kans op letsel door uitglijden of vertillen.

Datum: december 2013

Functiegroep: C

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.07

FUNCTIEPROFIEL: MEDEWERKER PELSERIJ

Context

De medewerker pelserij komt voor in pelserijen waar dode pelsdieren (kadavers van voornamelijk nertsen) vanuit opfokbedrijven worden aangeleverd. De functiehouder is gericht op het (voorbereiden van het) onthuiden van dode pelsdieren en het bewerken en gereed maken van de pels voor veiling. De werkzaamheden komen, door de cyclus van het pelsdier, slechts enkele maanden per jaar voor (december t/m februari).

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Kerntaken

Resultaatindicatoren

1. Onthuiding

– machinaal reinigen van aangevoerde kadavers;

– bewerken van kadavers (verwijderen van poten, ogen en tanden);

– maken van inkeping in de huid ten behoeve van het (machinaal) onthuiden;

– inleggen van kadaver en (machinaal) ontdoen van de huid.

– volgens procedure;

– juistheid/tijdigheid beschikbare huiden;

– uitval% (omvang beschadigingen).

2. Reiniging, opspanning en droging

– machinaal bewerken van huiden (ontdoen van vet, vuil en onregelmatigheden);

– op juiste lengte opspannen van huiden;

– transporteren van opgespannen huiden naar droogkasten, -ruimten;

– plaatsen van droge huiden in nadroogruimte.

– volgens procedure en instructie;

– maatmaximalisatie;

– kwaliteit gereinigde en gedroogde huiden.

3. Sortering en verpakking

– sorteren van gedroogde huiden op kleur en uitvoeren van visuele controle;

– verpakken van huiden in dozen voor transport;

– assisteren bij het beladen ten behoeve van transport.

– volgens procedure en instructie;

– juistheid sortering;

– tijdigheid ingepakte dozen.

4. Schoonmaak- en opruimwerkzaamheden

– verzamelen van stoffelijke resten t.b.v. afvoer naar destructiebedrijven;

– verrichten van schoonmaak-/desinfectiewerkzaamheden aan hulpmiddelen, machines en werkruimten.

– volgens procedure en instructie;

– kwaliteit uitgevoerde schoonmaak-/desinfectiewerkzaamheden.

Bezwarende omstandigheden

– Krachtsinspanning bij het uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden en het tillen en verplaatsen van materialen en hulpmiddelen.

– (Incidenteel) gedwongen en/of inspannende houding bij het uitvoeren van bewerkingshandelingen.

– Hinder van stank en vuil door het werken met dode dieren.

– Kans op letsel door vertillen.

– Kans op snijwonden bij het gebruik van de pelsrobot en snijwerkzaamheden aan de slachtlijn.

Datum: december 2013

Functiegroep: C

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.08

FUNCTIEPROFIEL: MEDEWERKER PAARDENHOUDERIJ

Context

De medewerker paardenhouderij kan voorkomen op paardenhouderijen waar paarden worden (op)gefokt t.b.v. de verkoop als sportpaard. De werkzaamheden kennen overwegend een kort cyclisch (dagelijks tot maandelijks) repeterend (terugkerend) patroon. Procedures, voorschriften en te behalen resultaten zijn leidend. De focus ligt op het continueren van het gekende operationeel proces. De functiehouder deelt, in overleg met leidinggevende en collega’s, het eigen werk in aan de hand van te realiseren dagplanningen. Collega/leidinggevende is consulteerbaar, operationele werkzaamheden en te maken keuzes worden afgestemd met op locatie aanwezige personen (collega’s/leidinggevende e.d.). De functiehouder is verantwoordelijk voor het verzorgen en inspecteren van verblijfsruimten. Daarnaast is hij/zij verantwoordelijk voor het verzorgen, inrijden, trainen en controleren van zijn toegewezen paard(en)(groep).

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Kerntaken

Resultaatindicatoren

1. Belering van paarden

– volgens vastgesteld schema inrijden van paarden door middel van o.a. stappen aan de hand en longeren;

– d.m.v. dekens, singels, etc. paarden laten wennen aan zadel;

– volgens schema trainen van zadelmakke paarden, hierbij telkens rekening houdend met gedragingen van het paard tijdens eerdere trainingen.

– volgens schema;

– kwaliteit getrainde paarden;

– tevredenheid collega’s/derden.

2. Verzorging en inspectie verblijfsruimten

– schoonmaken en indien vereist ontsmetten van verblijfsruimten, apparatuur en gebruikte hulpmiddelen;

– verzamelen en afvoeren van mest/afval naar de daartoe bestemde plaats;

– indien wettelijk toegestaan bestrijden en/of verwijderen van plaagdieren;

– inspecteren van verblijfsruimten en signaleren van (dreigende) onvolkomenheden.

– volgens procedure;

– conform wet- en regelgeving;

– orde en netheid.

4. Dierverzorging

– begeleiden van paarden van en naar verblijfsruimten dan wel transporteren naar en plaatsen van paarden in verblijfsruimte;

– bereid voedsel (handmatig) doseren volgens instructie en voederen van paarden;

– assisteren bij medische en fysieke behandelingen van paarden;

– observeren van paarden, signaleren van afwijkend gedrag en melden van bijzonderheden aan de bedrijfsleiding.

– volgens procedure;

– alertheid afwijkend gedrag;

– optimalisatie dierenwelzijn;

– tevredenheid collega’s/derden.

Bezwarende omstandigheden

– Hinder van temperatuurverschillen, stof, stank, vuil en vocht.

– Uitoefenen van kracht bij het verplaatsen en corrigeren van dieren, het tillen en verplaatsen van materialen en te verrichten schoonmaakwerkzaamheden.

– Incidenteel gedwongen houding bij het in bedwang houden van dieren t.b.v. behandeling, voeding, verzorging of transport en bij reinigingswerkzaamheden.

– Kans op letsel door uitglijden, dieragressie, vertillen, beknelling of infecties.

Datum: december 2013

Functiegroep: E

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Kwaliteit & Technologie

Functienummer: KT.01

FUNCTIEPROFIEL: LABORATORIUM MEDEWERKER / LABORANT

Context

De laborant komt voor in (middel)grote agrarische bedrijven die een eigen laboratorium hebben. In het laboratorium worden standaard fysische kwaliteitstesten en bepalingen uitgevoerd op producten tijdens de diverse stadia in het proces. De testen worden verricht op basis van strikte richtlijnen, regels en procedures. Testresultaten worden door de functiehouder direct aan de productieleiding doorgegeven.

Organisatie

Direct leidinggevende : niet-vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Uitvoeren testen en bepalingen.

– verrichten van fysische kwaliteitstesten en bepalingen op aangeleverde standaard productmonsters, rekening houdend met de aangegeven urgentie, beschikbaarheid van analyseapparatuur en doorlooptijd van bepalingen;

– voorbereiden van monsters door prepareren, afwegen, mengen, etc.;

– instellen van apparatuur en doseren van monsters;

– meten, wegen en aflezen van analysegegevens;

– omzetten van gegevens in voor afnemers bruikbare informatie en doorgeven volgens afspraak (bijv. alleen buiten specificaties vallende resultaten);

– invoeren van meetgegevens in systeem.

– volgens richtlijnen, regels en procedures;

– tijdigheid en juistheid uitgevoerde testen en bepalingen;

– juistheid van monstervoorbereiding;

– juistheid van apparatuur instelling en monsterdosering;

– betrouwbaarheid van resultaten;

– terugvindbaarheid/traceerbaarheid gegevens.

2. Onderhoud en beschikbaarheid.

– plegen van dagelijks onderhoud aan de analyseapparatuur;

– periodiek kalibreren van de analyse-apparatuur;

– schoonhouden van het laboratorium;

– afroepen van verbruiksmaterialen bij leveranciers.

– onderhoudsstatus apparatuur;

– tijdigheid en juistheid kalibratie;

– beschikbaarheid van materialen.

Bezwarende omstandigheden

– Werken in veelal staande en licht gebogen houding.

– Hinder van stank (onwelriekende stoffen).

– Enige kans op letsel door glasbreuken door contact met chemicaliën.

Datum: december 2013

Functiegroep: E

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Logistiek

Functienummer: L.01

FUNCTIEPROFIEL: ORDERVERZAMELAAR

Context

De orderverzamelaar komt voor in (middel)grote agrarische bedrijven met een veelvoud aan eindproducten in eigen opslag. De functiehouder is verantwoordelijk voor het samenstellen en verzend gereed maken van geplaatste orders. De werkzaamheden zijn routinematig van aard en op basis van vaste procedures, waarbij de handelingsvrijheid wordt ingegeven door de volgtijdelijkheid van werkzaamheden (o.b.v. instructie of lijsten). Kern van de werkzaamheden ligt in het verplaatsen van goederen. De functiehouder kan (continu) terugvallen op leidinggevende en/of collega’s.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Samenstellen van orders.

– verzamelen a.d.h.v. orderformulieren van verlangde producten uit opslag, magazijn, koelcel dan wel ophalen op (interne) productielocatie per handpallettruck of elektrische lorry;

– controleren op juiste aantallen, soort/ras/kleur, kwaliteit en soort verpakking en verzorgen van noodzakelijke aanvullingen;

– melden van verstoringen en/of gebreken aan producten, verpakkingen en transportmiddelen aan leidinggevende en collega’s.

– conform instructie, procedure;

– juistheid en volledigheid van samengestelde orders;

– kwaliteit van controles (afwijkingen in kleur, kwaliteit);

– tijdigheid signalering en melding van verstoringen en gebreken.

2. Verzendklaar maken van orders.

– indien nodig verpakken van orders in overdozen, palletiseren, aanbrengen van merken en aangeleverde adresstickers;

– aanleveren van orders aan expeditie of plaatsen op afgesproken plaats t.b.v. vervoer naar klant.

– conform instructie, procedure;

– kwaliteit van inpakwerk;

– juistheid, volledigheid en tijdigheid aanlevering.

3. Ondersteunende werkzaamheden.

– aanvullen van voorraden in het magazijn;

– assisteren bij inventarisatie/telwerkzaamheden;

– schoonhouden van werkruimten;

– uitvoeren van klein onderhoud aan te gebruiken transportmiddelen.

– conform instructies, procedure;

– kwaliteit van verleende ondersteuning;

– orde en netheid werkomgeving.

Bezwarende omstandigheden

– Krachtsuitoefening bij verplaatsing van colli en pallets.

– Gedwongen houding bij het uit stelling nemen van en palletiseren van goederen en het werken met handpallettruck en lorry.

– Hinder van tocht.

Datum: december 2013

Functiegroep: C

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Logistiek

Functienummer: L.02

FUNCTIEPROFIEL: VORKHEFTRUCKCHAUFFEUR

Context

De vorkheftruckchauffeur komt voor in grotere agrarische bedrijven met een eigen opslag voor uitgangsmateriaal en/of (eind)producten. De functiehouder is verantwoordelijk voor het transporteren van goederen met behulp van een (vork)heftruck, zodanig dat de goederen tijdig en op de juiste plaats beschikbaar zijn. De werkzaamheden worden uitgevoerd in opdracht en volgens geldende (veiligheids-)voorschriften.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Transporteren van goederen.

– lossen en laden van pallets, kratten, etc. in en uit vrachtwagens;

– controleren van te lossen en laden goederen a.d.h.v. vrachtdocumenten (kwantiteit) en signaleren van afwijkingen naar leidinggevende;

– transporteren van goederen van en naar aangegeven plaatsen binnen het bedrijf;

– nemen van (bepaalde) monsters volgens voorschrift t.b.v. kwaliteitscontrole.

– conform instructie, procedure;

– tijdigheid van getransporteerde goederen en juistheid opslaglocatie;

– zorgvuldigheid en snelheid van handelen bij werkzaamheden;

– kwaliteit van controles;

– juistheid van monstername.

2. Gebruikersonderhoud aan hefmiddelen.

– schoonhouden van apparatuur;

– dagelijks (preventief) onderhoud d.m.v. controleren van peil- en meterstanden, etc.;

– signaleren van dreigende (ver)storingen aan leidinggevende.

– conform procedure;

– kwaliteit van gebruikersonderhoud;

– tijdigheid van signalering dreigende verstoringen.

Bezwarende omstandigheden

– Uitoefenen van kracht (incidenteel) bij het handmatig verplaatsen van goederen.

– Inspannende houding bij besturen van heftruck.

– Hinder van temperatuurverschillen (binnen/buiten) en tocht.

– Kans op letsel bij transportwerkzaamheden.

Datum: december 2013

Functiegroep: D

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Logistiek

Functienummer: L.03

FUNCTIEPROFIEL: LOGISTIEK MEDEWERKER

Context

De logistiek medewerker komt voor in grotere agrarische bedrijven met een eigen opslagruimte voor uitgangsmateriaal en/of eindproducten. De functiehouder is verantwoordelijk voor het ontvangen, opslaan en uitgeven van goederen (verpakkingsmaterialen, grondstoffen, etc.) zodanig dat deze juist worden opgeslagen en/of tijdig ter beschikking kunnen worden gesteld aan afnemers. Er is sprake van een overzichtelijk magazijn, met vaste opslaglocaties. De functionaris krijgt gerichte (werk)opdrachten en kan terugvallen op een leidinggevende.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Ontvangst, opslag en uitgifte goederen.

– controleren van ontvangen goederen a.d.h.v. vrachtbrieven en pakbonnen, alsook op uiterlijk en het melden van afwijkingen aan leidinggevende;

– controleren van wijze van verpakken/palletiseren;

– overleggen met (externe) chauffeurs over loswerkzaamheden, manco’s e.d.;

– opslaan van goederen op aangewezen plek, eventueel m.b.v. vorkheftruck;

– verzendgereed maken van foutief geleverde goederen;

– aanleveren van goederen op een voor de afnemer hanteerbare wijze.

– conform procedure;

– kwaliteit van uitgevoerde controles;

– juistheid en traceerbaarheid van opgeslagen goederen;

– juistheid en tijdigheid uitgifte van goederen.

2. Voorraadbewaking.

– verwerken van ontvangsten en uitgiften in het voorraadsysteem;

– signaleren van het bereiken van onder- en bovengrenzen in voorraden, afwijkingen t.o.v. de geregistreerde voorraad en veranderingen in kwaliteit van opgeslagen goederen;

– overleggen over eventuele correctieve maatregelen met leidinggevende.

– conform procedure;

– juistheid verwerkte ontvangsten en uitgiftes;

– tijdigheid signalering kwantitatieve en kwalitatieve afwijkingen.

3. Registratie en documentatie.

– aftekenen van vrachtbrieven, noteren van ontvangsten en eventuele extra leveringen;

– registreren van ontvangen en opgeslagen goederen;

– archiveren van opgeslagen en uitgeleverde orders.

– juistheid registraties;

– accuraatheid van archivering;

– traceerbaarheid van orders;

4. Onderhoud.

– uitvoeren van klein onderhoud aan te gebruiken transport- en hefmiddelen;

– schoonhouden van de werkruimten.

– kwaliteit uitgevoerd onderhoud;

– orde en netheid van werkruimten.

Bezwarende omstandigheden

– Krachtuitoefening bij het (ver)plaatsen van kratten, dozen, pallets, etc.

– Inspannende houding bij het laden en lossen van goederen, het in/uit stellingen halen (rijden) van goederen.

– Hinder van tocht en kou.

– Kans op letsel door vertillen en door ongeval met hef- en transportmiddelen.

Datum: december 2013

Functiegroep: D

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Logistiek

Functienummer: L.04

FUNCTIEPROFIEL: CHAUFFEUR BINNENLAND

Context

De chauffeur binnenland komt voor bij grotere agrarische bedrijven met eigen vrachtauto(‘s). De chauffeur rijdt met een vrachtwagencombinatie of een truck met oplegger en maakt gebruik van navigatie- en communicatiesystemen. Er is sprake van voornamelijk vaste rijroutes met bekende afleveradressen/-locaties met bekende contactpersonen (ook in stedelijke gebieden). Het betreft vrijwel uitsluitend dagritten in Nederland. In geval van (dreigende) vertraging of calamiteiten dient de functiehouder ruggenspraak te houden met de (transport)planning.

De chauffeur binnenland is belast met het beladen van de vrachtwagen, transporteren en afleveren van dieren/goederen/producten op de afleverlocatie. Functiehouder maakt eventueel gebruik van een eigen handpallet/hefapparaat. Het laden en lossen gebeurt soms in een expeditieloods maar meestal in de open lucht.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Routevoorbereiding en -uitvoering.

– (laten) beladen van dan wel naar binnen (laten) begeleiden van dieren in de auto met de voor de route gereed gestelde orders eventueel met behulp van heftruck, handpallettruck en laadklep;

– controleren van de volledigheid van de zending, melden van ontbrekende hoeveelheden;

– besturen/bedienen van en manoeuvreren met de auto;

– (indien van toepassing) onderweg monitoren van de dierconditie en daarmee samenhangende klimatologische omstandigheden en anticiperen op zich voordoende veranderingen;

– (toezien op het) naar buiten begeleiden (dieren) dan wel lossen van (producten/goederen) op de aangegeven adressen en begeleiden/transporteren naar bestemde plaats;

– in ontvangst nemen van eventuele retourgoederen;

– (laten) aftekenen van vrachtbrieven/ontvangstbonnen;

– signaleren en melden van onvoorzien oponthoud en/of calamiteiten aan de afnemer en/of eigen organisatie.

– aantal niet-gemelde manco’s (afwijkingen tussen laadpapieren en lading);

– aantal klachten afnemers (omgang, fouten);

– dierconditie;

– aantal schades (auto, lading);

– brandstofverbruik;

– naleving afleverschema;

– aantal meldingen/klachten over rijgedrag.

2. Onderhoudstaat vrachtauto.

– uitvoeren van dagelijkse controles voor, tijdens en na de rit (brandstof, oliepeil, etc.);

– uitvoeren van 1e lijns reparaties (lampen, oliepeil, bandenspanning e.d.);

– in- en uitwendig schoonhouden van auto en laadruimte;

– melden van storingen aan leidinggevende.

– algehele staat van auto;

– aantal storingen als gevolg van niet-tijdig melden;

– aantal onnodige meldingen.

3. Registratie en administratie.

– bijhouden van ritadministraties en brandstofinname, vermelden van bijzonderheden t.a.v. afleveringen, voorzieningen bij klanten, routes e.d.;

– invullen en verwisselen van tachograaf.

– juistheid en volledigheid administratie;

– tijdige verwerking;

– conform voorschrift.

Bezwarende omstandigheden

– Krachtsuitoefening bij laad-, los- en transportwerkzaamheden.

– Gedwongen of eenzijdige houding en oogspierbelasting bij autorijden, deelname aan verkeer is enerverend (centra, grote weg).

– Hinder van weersomstandigheden bij laden en lossen.

– Kans op letsel bij verkeersongevallen en laden en lossen (stoten, beknelling).

Datum: december 2013

Functiegroep: F

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Logistiek

Functienummer: L.05

FUNCTIEPROFIEL: TEAMLEIDER LOGISTIEK

Context

De teamleider logistiek komt voor in grote agrarische bedrijven met een eigen magazijn voor opslag van uitgangsmateriaal en/of (eind)producten, dan wel een centrale bedrijfsruimte waar orders volgens specificaties van afnemers worden samengesteld. De teamleider logistiek is verantwoordelijk voor het organiseren en coördineren van de logistieke processen gericht op transport, opslag en uitgifte van inkomende en uitgaande goederen, zodanig dat orders tijdig en volgens afspraak en specificaties bij de juiste afnemers worden afgeleverd. De functiehouder geeft leiding aan een aantal medewerkers in de loods, het magazijn of de expeditieruimte (zoals logistiek medewerker, orderverzamelaar). Hij/zij beslist over de wijze van werken en de inzet van beschikbare mensen en middelen, binnen de kaders van interne regelgeving en externe (veiligheids)voorschriften en procedures.

Organisatie

Direct leidinggevende : niet-vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : 4–7 medewerkers (vakinhoudelijk).

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Logistieke afhandeling.

– indelen/inrichten van magazijn- en expeditieruimte(n);

– vaststellen van de wijze van transport en opslag en hierover instrueren van medewerkers;

– zorg dragen voor het klaarzetten van bestellingen a.d.h.v. ontvangen bestellijsten m.n. via instructie en opdrachten aan medewerkers;

– verdelen van los-, laad-, transport-, verzamel- en opslagwerkzaamheden onder medewerkers;

– plannen en afroepen van externe vervoerscapaciteit en communiceren met transporteurs over uitvoering van werkzaamheden ;

– toezicht houden op de uitvoering en op naleving van procedures en voorschriften (veiligheid, Arbo, HACCP e.d.);

– ontvangen, behandelen en waar nodig doorgeleiden van klachten van afnemers.

– kwaliteit van afhandeling:

• omvang schade (aantal gevallen, €);

• aantal (terugkerende) klachten/problemen/manco’s/fouten;

• voorraadverschillen bij tellingen;

– efficiency magazijnindeling;

– tijdige beschikbaarheid vervoerscapaciteit;

– conform voorschriften (o.m. veiligheid, Arbo, HACCP, procedure).

2. Technisch onderhoud.

– instrueren van medewerkers over juist gebruik en (klein) onderhoud van technische hulpmiddelen (transport- en hefmiddelen) en toezien op uitvoering;

– organiseren en coördineren van regelmatig onderhoud en reparatie aan de in gebruik zijnde installaties (klimaat- en luchtbehandeling, hefinstallaties, etc.) en apparatuur (vorkheftrucks, handpallettrucks, etc.), o.a. via overleg en afstemming met de interne technische dienst, leveranciers of gecontracteerde partijen.

– juistheid en volledigheid instructies;

– tijdigheid onderhoud/vervanging hulpmiddelen.

3. Administratie & registratie.

– instrueren van medewerkers over de vastgestelde wijzen van administreren en registreren van transport, opslag- en uitgifte/verzending;

– toezien op het aanmaken van de vereiste transportdocumenten en het controleren en registreren van bijbehorende (bestel- en vracht)documenten.

– juistheid en volledigheid geregistreerde gegevens;

– terugvindbaarheid/traceerbaarheid gegevens;

– juistheid en volledigheid van documenten.

4. Optimalisatie.

– doen van voorstellen ter verbetering van de werkprocessen (logistieke afhandeling, administratie en registratie);

– doen van voorstellen ter verbetering en vervanging van transport- en hefmiddelen.

– onderbouwde verbeter- en investeringsvoorstellen;

– gerealiseerde verbeter- en investeringsvoorstellen.

5. Personeelsbeheer.

– opstellen van werkroosters voor medewerkers en regelen van voldoende bezetting;

– regelen van verlof;

– bijdragen aan de selectie van nieuwe medewerkers;

– zorg dragen voor het opleiden/inwerken van medewerkers;

– uitvoeren van beoordelingen, begeleiden van medewerkers in hun werk.

– motivatie en inzet van medewerkers;

– (kortdurend) verzuim;

– effectiviteit/efficiency van de personeelsinzet;

– beschikbaarheid vereiste competenties.

Bezwarende omstandigheden

– Hinder van temperatuurverschillen, tocht en (motor)lawaai in magazijn- en expeditieruimten.

Datum: december 2013

Functiegroep: H

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Logistiek

Functienummer: L.06

FUNCTIEPROFIEL: EXPORTMEDEWERKER

Context

De exportmedewerker komt voor in grote agrarische bedrijven met een eigen opslagruimte voor uitgangsmateriaal en/of eindproducten van waaruit producten worden getransporteerd naar zowel binnen- als buitenland. De exportmedewerker is verantwoordelijk voor het organiseren van de expeditie en het verzorgen van bijbehorende documenten. Tevens informeert de functiehouder klanten als het gaat om transporten en handelt klachten af.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Organisatie van expeditie.

– beoordelen van transportaanvragen en indien nodig aanvullen van ontbrekende gegevens/documenten (inklaringsinstructies, accreditieven, certificaten, e.d.);

– opstellen van exportplanningen, hierbij zoveel mogelijk combineren van vrachten (rekening houdend met soort producten, afleveringstermijnen en bestemmingen) en afstemmen over verladings- en aflevertijdstippen;

– reserveren en/of afroepen van vervoerscapaciteit, indien nodig aanvragen van offertes en deze laten fiatteren door leidinggevende;

– afstemmen met interne afdelingen en vervoerders m.b.t. transporten (in twee vreemde talen).

– juistheid en volledigheid transportaanvragen;

– kwaliteit van planning:

• aantal klachten;

• tijdigheid en juistheid van aflevering;

• efficiëntie van inzet transportmogelijkheden;

• kosten van transporten;

– juistheid, tijdigheid en volledigheid verstrekte informatie.

2. Transport-documentatie.

– afstemmen met douane over vervoersdocumenten;

– zorg dragen voor de opmaak en distributie van benodigde documenten (T-documenten, vrachtbrieven, e.d.);

– controleren van de bij ladingen gevoegde documenten op volledigheid;

– samenstellen van dossier per zending.

– conform procedures;

– juistheid en tijdige beschikbaarheid vervoersdocumenten;

– volledigheid en actualiteit van dossiers.

3. Klachtenafhandeling.

– beantwoorden van vragen en afhandelen van klachten van klanten m.b.t. vertragingen, manco’s, e.d.;

– onderzoeken van oorzaken van klachten en nemen van corrigerende maatregelen;

– signaleren van structurele klachten en deze escaleren richting leidinggevende;

– verzamelen van informatie m.b.t. schades en hiertoe opstellen van rapporten.

– tijdigheid en doelmatigheid van klachtafhandeling;

– klanttevredenheid;

– juistheid en volledigheid rapporten.

Bezwarende omstandigheden

– Eenzijdige houding en belasting van oog- en rugspieren bij het werken met de computer.

– Enerverend werk bij spoedopdrachten en tijdens piekdrukte.

Datum: december 2013

Functiegroep: I

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Staf & Facility

Functienummer: SF.01

FUNCTIEPROFIEL: MEDEWERKER HUISHOUDELIJKE DIENST

Context

De medewerker huishoudelijke dienst komt voor in (middel)grote agrarische bedrijven. De functiehouder is verantwoordelijk voor het opruimen en schoonhouden van kantoor-/bedrijfsruimten en bijbehorende sanitaire voorzieningen. Er wordt gewerkt volgens een vast werkschema dan wel -opdrachten en eventueel naar eigen inzicht op grond van beoordeling van de (hygiëne)situatie. Bij de uitvoering wordt gebruik gemaakt van reguliere schoonmaakbenodigdheden en -attributen.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Verrichten van schoonmaakwerkzaamheden.

– schoonmaken van kantoor-/bedrijfsruimten, inclusief gangen en sanitaire voorzieningen; e.e.a. omvat schoonmaakwerkzaamheden zoals stofwissen, dweilen van vloeren, schoonmaken van wanden, glas (binnenzijde) en sanitair, stofzuigen, reinigen van meubilair e.d.;

– verzamelen van kantoorafval en afvoeren naar daartoe bestemde plaatsen;

– aanvullen van verbruiksartikelen (zoals zeep, toiletpapier), zo nodig verwisselen van huishoudtextiel.

– correctheid toepassing methoden en middelen;

– juistheid naleving werkschema/-opdrachten;

– aanwezigheid gebruiksartikelen;

– reinheid werkgebied (aantal klachten).

Bezwarende omstandigheden

– Krachtsuitoefening tijdens handmatige schoonmaakwerkzaamheden en het verplaatsen van volle emmers met water.

– Lopend en staand en soms gebukt/gebogen, reikend of staand onder eenzijdige spierbelasting bij sommige schoonmaakbewegingen.

– Onaangenaam werk bij het reinigen van sanitaire voorzieningen. Werken met soms natte/vochtige materialen.

– Kans op letsel als gevolg van uitglijden op vloeren.

Datum: december 2013

Functiegroep: B

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Staf & Facility

Functienummer: SF.02

FUNCTIEPROFIEL: MEDEWERKER KANTINE

Context

De medewerker kantine komt voor in grote agrarische bedrijven. De kantinefaciliteiten zijn veelal beperkt tot standaard dranken- en etenswarenassortiment. De medewerker kantine is verantwoordelijk voor het verstrekken van dranken, etenswaren en warme snacks.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Verrichten van kantine werkzaamheden.

– bereiden van soep, zetten van koffie/thee en gereedmaken van uitgiftebuffet in kantine;

– uitgeven van dranken en etenswaren aan medewerkers en afrekenen volgens vastgestelde prijzen;

– beantwoorden van vragen, geven van informatie over het (lunch)assortiment, prijzen en gang van zaken in kantine;

– verzorgen van koffie/thee e.d. tijdens vergaderingen, bij bezoek, etc.;

– opmaken van de kas en afdragen van gelden.

– conform verzoeken/wensen van gebruikers;

– beschikbaarheid voorzieningen;

– kloppende kasopmaak en afdracht.

2. Voorraad (verbruiks)artikelen.

– bijvullen van dranken- en snackautomaten;

– bijhouden van de voorraad gebruiks- en verbruiksartikelen;

– afroepen van (dagverse) producten en artikelen bij vaste leveranciers.

– beschikbaarheid gebruiks- en verbruiksartikelen;

– aantal producten over code;

– hoogte van voorraden.

3. Verrichten van opruim- en schoonmaakwerkzaamheden.

– dagelijks opruimen van de kantine;

– afruimen van tafels, schoonmaken van meubilair en vloeren;

– schoonhouden van dranken- en snackautomaten;

– opruimen van overgebleven voorraden;

– schoonmaken van gebruiksartikelen (serviesgoed, dienbladen e.d.), eventueel met behulp van vaatwasser.

– tijdigheid opruimen;

– juistheid naleving netheid, hygiëne en HACCP-voorschriften;

– reinheid werkgebied (aantal klachten).

Bezwarende omstandigheden

– Krachtsuitoefening tijdens tillen, afruimen en opruim- en schoonmaakwerkzaamheden.

– Lopend en staand werken, soms in gedwongen (gebogen) houding.

– Hinder van dampen (keuken/kantine), alsmede van vuil en stof bij schoonmaakwerkzaamheden.

– Kans op letsel als gevolg van aanraking met hete materialen of snijden aan glaswerk.

Datum: december 2013

Functiegroep: C

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Staf & Facility

Functienummer: SF.03

FUNCTIEPROFIEL: TELEFONISTE / RECEPTIONISTE

Context

De telefoniste/receptioniste komt voor in grote agrarische bedrijven. De functiehouder is verantwoordelijk voor de aanname en het doorzetten van telefoongesprekken (ook in vreemde taal) alsmede voor het ontvangen van bezoekers. Er is ook sprake van (eenvoudige) secretariële en administratieve ondersteuning. Uitvoering van werkzaamheden wordt gestuurd door procedures, voorschriften en afspraken.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Afwikkeling van contacten (telefoon, post, fax, e-mail).

– aannemen van inkomende gesprekken, beantwoorden van vragen en zorgen voor een juiste doorverbinding met de gevraagde of voor het onderwerp meest geëigende afdeling/persoon;

– terugkoppelen naar beller wanneer de gewenste persoon niet aanwezig is, laten terugbellen van interne contactpersonen (indien niet door te schakelen), noteren en (mondeling, via e-mail) doorgeven van boodschappen;

– verzenden en ontvangen van faxen/emailberichten, doorgeven aan juiste persoon binnen organisatie en archiveren;

– sorteren van binnenkomende post, frankeren van de uitgaande post, verzendklaar maken van te verzenden documenten (o.m. verkoopfacturen).

– reacties van bellers (wachttijd, klantgerichtheid);

– juistheid telefonische doorverbindingen;

– juistheid aangenomen, verzonden, doorgegeven en gearchiveerde berichten;

– juistheid verstrekte informatie.

2. Ontvangst van bezoekers.

– ontvangen en te woord staan van bezoekers;

– registreren van persoonsgegevens;

– informeren van desbetreffende medewerker over aankomst bezoek;

– informeren van bezoeker (standaardinformatie, brochures, procedures e.d.) bij andere reden van bezoek.

– correctheid van te woord staan;

– registratie bezoekersgegevens conform toegangsprocedures;

– mate van gastvrijheid en representativiteit van optreden;

– correctheid informatieverstrekking.

3. Beheer telefooncentrale/-infrastructuur.

– aanmaken van medewerkersgegevens en toekennen doorkiesnummer, samenstellen van lijsten met veelgevraagde nummers/adressen;

– instellen van antwoordapparaat van de organisatie en zorgdragen voor beheer.

– juistheid gebruikersinstellingen;

– correctheid instelling.

4. Operationele secretariële en administratieve ondersteuning.

– verrichten van werkzaamheden van administratieve/ registratieve aard, zoals:

• verwerken van gegevens aan de hand van overzichten/lijsten;

• opschonen van archiefdelen volgens verkregen instructie;

• uitwerken van, redigeren en opmaken van (standaard) correspondentie, rapportages, notities e.d. conform verkregen instructie en/of (ontvangen) concepten; e.e.a. in correct Nederlands (en/of vreemde taal) en volgens huisstijl;

• bijhouden van eenvoudige registraties;

– beheren van voorraad kantoorverbruiksartikelen, opgeven van bestellingen aan leidinggevende;

– verzorgen van koffie/thee etc. op verzoek.

– snelheid en kwaliteit van de uitvoering in termen van:

• conform huisstijl;

• taalgebruik;

• tijdigheid;

• juistheid (inhoud ondersteuning);

– beschikbaarheid kantoorverbruiksartikelen;

– tevredenheid over ondersteuning.

Bezwarende omstandigheden

– Enerverend werk tijdens spitsuren, bij opeenhoping van telefoongesprekken en gelijktijdig ontvangen van bezoekers.

– Plaatsgebonden werk als gevolg van bezettings-/bereikbaarheidseis.

– Soms eenzijdige houding en belasting van oog- en rugspieren bij werken met de computer.

Datum: december 2013

Functiegroep: E

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Staf & Facility

Functienummer: SF.04

FUNCTIEPROFIEL: HR-ADVISEUR

Context

De HR adviseur komt voor in grote agrarische bedrijven. De HR adviseur draagt bij aan de ontwikkeling c.q. actualisering van het HR-beleid (hetgeen door de leidinggevende wordt vastgesteld) en de daaraan gekoppelde HR-instrumenten. De functiehouder ziet toe op een adequate en uniforme toepassing van het beleid en de instrumenten. De verantwoordelijkheid voor (de uitvoering van) HR ligt bij het lijnmanagement, waarbij de HR adviseur een adviserende en ondersteunende rol vervult gericht op een effectieve en consequente uitvoering van HRM.

Organisatie

Direct leidinggevende : niet-vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Input HR-beleid en jaarplan.

– volgen van ontwikkelingen op het gebied van HR en inventariseren van interne knel- en verbeterpunten;

– doen van voorstellen voor invulling/concretisering HR-beleid;

– na fiattering, uitwerken van beleid en (laten) implementeren in de lopende bedrijfsvoering;

– uitdragen van beleid richting lijnmanagement;

– toezien op de correcte uitvoering en de juiste toepassing van het HR-beleid.

– aansluiten op de organisatie-doelstellingen;

– acceptatie voorstellen/adviezen;

– aantal omissies in uitvoering en toepassing.

2. Ondersteunen lijnmanagement bij HR-vraagstukken.

– periodiek bespreken van lopende zaken, knelpunten en adviseren over te nemen maatregelen, toegesneden op de situatie;

– op verzoek, of op eigen initiatief, opstarten van gerichte activiteiten op het gebied van HR, in overleg met lijnmanagement;

– communiceren en op de hoogte houden van lijnmanagement inzake HR-zaken en borgen/bevorderen van een consistente toepassing van de personeelsinstrumenten.

– tijdig en volledig informeren van lijnmanagement;

– effectieve en gerichte advisering/ ondersteuning lijnmanagement;

– correcte uitvoering en implementatie HR-beleid door de lijn;

– snelheid/duurzaamheid oplossing (personele) vraagstukken.

3. Ontwikkelen en implementeren HR-instrumenten en regelgeving.

– in aansluiting op HR-beleid en concrete vraagstelling uitwerken van HR-regelingen, instrumenten;

– indien noodzakelijk inschakelen van externe expertise en hiertoe maken van afspraken, aansturen van bijdragen en toezien op voortgang en kwaliteit;

– organiseren en begeleiden van implementatie van nieuwe/herziene instrumenten, zorgen voor een goede informatievoorziening/training richting management;

– opvolgen/bewaken van de (kwaliteit van) toepassing van instrumenten en regelingen, nemen van maatregelingen ter bevordering van de effectiviteit van de processen.

– uitwerking in aansluiting op doel-, vraagstelling en kaders;

– effectieve inzet externe dienstverleners;

– draagvlak en acceptatie bij management;

– implementatie conform plan.

4. Operationele HR-processen.

– ondersteunen van lijnmanagement bij de uitvoering van diverse operationele HR-processen: werving en selectie, beoordelen, opleiden, beëindiging arbeidscontracten, verzuimbegeleiding, etc.;

– afstemmen van inhoudelijke zaken met externe instanties, bespreken van probleemzaken en oplossingen;

– informeren/adviseren van medewerkers t.a.v. regelingen, procedures e.d., bemiddelen bij knelpunten in werksituatie;

– toezien op/zorgen voor de juiste en tijdige afhandeling van personele vraagstukken in samenwerking met het lijnmanagement.

– effectieve ondersteuning in aansluiting op behoeften;

– juiste/consequente toepassing regelingen, procedures e.d.;

– effectieve inzet en samenwerking met externe dienstverleners;

– effectieve uitvoering/afhandeling personele vraagstukken met inzet en bijdragen van het lijnmanagement.

5. Rapportage en verantwoording.

– zorg dragen voor de vastlegging van personeelsformatie, bijhouden van dossiers e.d.;

– opstellen van periodieke overzichten en rapportages op het gebied van HR met bijbehorende toelichting.

– actuele personeelsinformatie, volledige dossiers;

– beschikbaarheid rapportages, inzicht in resultaten, trends en oorzaak van afwijkingen.

Bezwarende omstandigheden

– Geen bijzondere.

Datum: december 2013

Functiegroep: III

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Techniek

Functienummer: T.01

FUNCTIEPROFIEL: ALGEMEEN TECHNISCH MEDEWERKER

Context

De algemeen technisch medewerker komt voor in grotere agrarische bedrijven met een eigen technische dienst. De functiehouder wordt ingezet op alle onderhouds-, reparatie- en kleine nieuwbouwwerkzaamheden van (bouw-)technische aard binnen het bedrijf. Daarnaast assisteert hij/zij externe aannemers. De werkzaamheden worden onder toezicht uitgevoerd.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Uitvoering bouwkundige werkzaamheden.

– uitvoeren van bouwtechnische (nood-)reparaties (vloeren, wanden, deuren, kozijnen, etc.);

– graven van sleuven, repareren en ontstoppen van rioleringen, onderhouden van afrasteringen, e.d.;

– registreren van verrichte werkzaamheden naar soort en tijdsbesteding.

– conform opdracht, procedure;

– kwaliteit en snelheid uitgevoerde werkzaamheden;

– tijdigheid, juistheid en volledigheid vastlegging informatie.

2. Voorraadbeheer en gebruikersonderhoud.

– signaleren van benodigde voorraadaanvullingen en benodigdheden voor bepaalde karweien bij de leidinggevende;

– beheren van voorraad hulpmiddelen (verbruiksartikelen, plaatmateriaal, hout, e.d.);

– beheren en schoonhouden van de eigen werkruimte, apparatuur en gereedschappen.

– tijdigheid signalering voorraadaanvullingen en benodigdheden;

– orde en netheid van de werkruimte.

Bezwarende omstandigheden

– Uitoefenen van kracht bij het hanteren van zware materialen en gereedschappen en bij bepaalde bewerkingen zoals hak-, breek- en graafwerk.

– Gedwongen houdingen zoals bukken, reiken, boven macht werken, op knieën werken, etc. bij het verrichten van diverse werkzaamheden.

– Hinder van temperatuurswisselingen, lawaai van machines, vuil, stof en weersinvloeden bij buitenwerk.

– Kans op letsel door het werken met houtbewerkingsmachines en scherp gereedschap en door vallen van ladders, steigers of daken.

Datum: december 2013

Functiegroep: F

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Techniek

Functienummer: T.02

FUNCTIEPROFIEL: ONDERHOUDSMONTEUR

Context

De onderhoudsmonteur komt voor in grotere agrarische bedrijven met een eigen technische dienst. Werkzaamheden worden zelfstandig uitgevoerd, meer specialistische werkzaamheden zijn uitbesteed. Beslissingen zijn van vaktechnische aard en richten zich op methoden en technieken.

De werkzaamheden zijn gericht op alle in het bedrijf voorkomende technische apparatuur en installaties. Het betreft hier met name werktuigbouwkundige onderhoudswerkzaamheden aan bedrijfsmiddelen als transport- en hefmiddelen, klimaatregelingsapparatuur- en installaties en apparatuur/installaties t.b.v. water en voeding. Het gaat met name om preventief planmatig onderhoud en het diagnosticeren en verhelpen van storingen. Complexere constructiewerkzaamheden en vernieuwing/vervanging wordt veelal uitgevoerd door externe bedrijven/contractoren.

Organisatie

Direct leidinggevende : vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : niet van toepassing.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Periodieke inspecties en preventief onderhoud.

– beoordelen van de technische staat van machines/ installaties aan de hand van periodieke waarnemingen en/of metingen in vergelijking met technische specificaties;

– afstemmen met leidinggevende en/of gebruikers over bijzonderheden e.d.;

– verrichten van voorbereidende werkzaamheden in de werkruimte;

– verrichten van preventieve onderhoudswerkzaamheden ((de)montage, vervangen en/of instellen van onderdelen met behulp van diverse (automatische) (hand)gereedschappen;

– testen van de werking en gereed opleveren van de machines/installatie.

– juiste beoordeling;

– conform planning, procedure, (veiligheids)eisen;

– tijdigheid afstemming leidinggevende/gebruikers;

– duurzaamheid onderhoud.

2. Curatief onderhoud (storingsoplossing).

– analyseren van de gemelde storing door raadplegen van handleiding of gebruikers;

– beoordelen beschikbare informatie, achterhalen van storingsoorzaak, vaststellen van aard en omvang van de te verrichten werkzaamheden en hierover overleggen met de leidinggevende;

– uitvoeren van storingswerkzaamheden ((de)montage, vervangen en/of instellen van onderdelen met behulp van diverse (automatische) (hand)gereedschappen);

– testen van de werking en gereed opleveren van de machine/installatie.

– duur stilstand machine/installatie;

– juistheid en snelheid diagnose;

– juistheid inschatting urgentie;

– conform veiligheidsprocedure, -eisen;

– tijdigheid afstemming leidinggevende;

– duurzaamheid reparatie.

3. Technische ondersteuning.

– uitvoeren van modificatie en revisiewerkzaamheden;

– assisteren bij uitvoering van werkzaamheden door externen;

– assisteren bij uit te voeren nieuwbouwwerkzaamheden;

– doen van voorstellen voor aanpassingen/verbeteringen aan apparatuur, installaties of onderhoudsproces.

– conform opdracht, instructie;

– in aansluiting op gewenste ondersteuning;

– kwaliteit van verbetervoorstellen.

4. Registratie en gebruikersonderhoud.

– rapporteren van bevindingen en registreren van verrichte werkzaamheden (werktijd, materialen);

– schoonhouden van de werkplaats en onderhouden van gebruikte gereedschappen en machines.

– tijdigheid, juistheid en volledigheid registratie;

– inzicht in voorraadniveaus;

– onderhoudsstatus;

– orde en netheid werkplaats.

Bezwarende omstandigheden

– Krachtsuitoefening bij het verplaatsen van materialen en demontagewerkzaamheden.

– Inspannende houding bij het werken op moeilijk toegankelijke plaatsen.

– Hinder van hitte, lawaai, vocht en temperatuurwisselingen i.v.m. binnen- en buitenwerk.

– Kans op letsel door vallen, bekneld raken, uitschietend gereedschap en/of door contact met gezondheid schadende stoffen.

Datum: december 2013

Functiegroep: G

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

Functiefamilie: Techniek

Functienummer: T.03

FUNCTIEPROFIEL: HOOFD ONDERHOUD

Context

Het hoofd onderhoud komt voor in grotere agrarische bedrijven. De functiehouder is verantwoordelijk voor het onderhouden en optimaliseren van installaties, opstallen en utiliteitsvoorzieningen. Hiertoe realiseert en voert hij/zij deels zelf onderhoud, wijzigingen, uitbreidingen en/of nieuwbouw uit aan of van installaties, energievoorzieningen en gebouwen, zodat op een efficiënte en kostentechnisch aanvaardbare wijze wordt voorzien in de beschikbaarheid, betrouwbaarheid en veiligheid vanuit technische optiek. Een deel van het (meer specialistische) onderhoud/reparatiewerk is via servicecontracten uitbesteed aan machineleveranciers. Grotere nieuwbouw of wijzigingsprojecten worden door een interne projectleider aangestuurd.

Organisatie

Direct leidinggevende : niet-vakinhoudelijk leidinggevende.

Geeft leiding aan : 1-5 onderhoudsmonteurs.

Resultaatgebieden

Taken

Resultaatindicatoren

1. Onderhouden van gebouwen en installaties.

– bespreken en afstemmen van uit te voeren onderhoud met de bedrijfsleider;

– inplannen van preventief en correctief onderhoudswerk;

– instrueren en aansturen van onderhoudsmonteurs;

– inschakelen van technisch specialisten/monteurs van derden/machineleveranciers binnen overeengekomen onderhoudscontracten of bij specifiek onderhouds- en revisiewerk;

– toezien op zorgvuldig gebruik van de gereedschapsmachines, handgereedschappen en apparatuur.

– beschikbaarheid en betrouwbaarheid van apparatuur/installaties;

– doelmatige inzet van in- en extern personeel;

– zorgvuldig gebruikte machines/ gereedschappen/apparatuur.

2. Verhelpen storingen.

– beoordelen van de aard en omvang van problemen en consequenties daarvan voor de voortgang van processen, beschikbare mogelijkheden en materiaal;

– i.o.m. de bedrijfsleiding beslissen over uitvoering van noodreparaties;

– instrueren en aansturen van monteurs m.b.t. het verhelpen van storingen en het stellen van prioriteiten;

– indien nodig of overeenkomstig servicecontracten inschakelen van technisch specialisten/ machineleveranciers.

– kwaliteit en snelheid van storingsoplossingen.

3. (Kleine) nieuwbouwwerken.

– bespreken van wensen van bedrijfsleiding m.b.t. aanpassen/wijzigen van apparatuur/hulpmiddelen;

– uitwerken van voorstellen in schetsen, tekeningen en/of technische specificaties;

– (laten) vervaardigen van werkstukken/onderdelen door monteurs/derden;

– bewaken van voortgang en controleren van de kwaliteit van vervaardigde werkstukken/onderdelen op gevraagde specificaties en afwerking;

– (laten) installeren en overdragen van nieuwbouwwerken aan de opdrachtgever/gebruikersorganisatie;

– meewerken aan/volgen van meer omvangrijke nieuwbouw-, opbouw- en/of testwerkzaamheden van apparatuur en installaties door leveranciers.

– kwaliteit en tijdigheid van oplevering;

– tevredenheid opdrachtgever.

4. Optimalisatie.

– initiëren van voorstellen tot verbetering/vervanging van installaties/apparatuur, hiertoe opstellen van adviezen aan de bedrijfsleiding;

– toelichten en na goedkeuring uitwerken van verbetervoorstellen voor technische situaties (veiligheid, bedieningsgemak, onderhoud);

– doen van voorstellen m.b.t. uitbesteding van technische werkzaamheden, onderhouds- en servicecontracten aan derden/machineleveranciers.

– kwaliteit van (verbeter) voorstellen;

– aantal geïmplementeerde (verbeter)voorstellen.

5. Documentatie en registratie.

– vastleggen en beheren van technische documentatie (tekeningen, schema’s, handleidingen van apparatuur, etc.);

– opstellen en bijhouden van overzichten m.b.t. uitgevoerde werkzaamheden en kosten.

– juistheid, volledigheid en toegankelijkheid van gegevens;

– inzicht in uitgevoerde werkzaamheden en kosten.

6. Personeelsbeheer.

– opstellen van werkroosters voor medewerkers en regelen van voldoende bezetting;

– regelen van verlof;

– bijdragen aan de selectie van nieuwe medewerkers;

– zorg dragen voor het opleiden/inwerken van medewerkers;

– uitvoeren van beoordelingen, begeleiden van medewerkers in hun werk.

– motivatie en inzet van medewerkers;

– (kortdurend) verzuim;

– effectiviteit/efficiency van de personeelsinzet;

– beschikbaarheid vereiste competenties.

Bezwarende omstandigheden

– Uitoefenen van kracht bij assistentie in de uitvoering van onderhoudswerk.

– Inspannende houding bij inspecties op moeilijk toegankelijke plaatsen.

– Hinder van lawaai en temperatuurverschillen bij verblijf in productieruimten, kassen, utiliteitsvoorzieningen, etc.

– Kans op letsel door contact met onder spanning staande delen en/of door aanraking met scherpe machineonderdelen.

Datum: december 2013

Functiegroep: II

NB: Het functieniveau is uitsluitend gebaseerd op bovenstaand functieprofiel

B. COMPETENTIEPROFIELEN

Inhoudsopgave competentieprofielen en bijbehorende NOK’s

Profiel-nummer

Functienaam

Blz.

 

Akkerbouw

 

A.01

Oogstmedewerker

72

 

Administratie & ICT

 

AI.01

Administratief medewerker

73

AI.02

Boekhoudkundig medewerker

74

AI.03

Boekhouder/administrateur

75

AI.04

Systeembeheerder

76

AI.05

Hoofd financiële administratie

77

 

Commercie

 

C.01

Medewerker verkoop binnendienst

78

C.02

Verkoper

79

 

Dierhouderij

 

DH.01.I

Assistent dierverzorger I

80

DH.01.II

Assistent dierverzorger II

81

DH.01.I / II

NOK assistent dierverzorger

82

DH.02.I

Dierverzorger I

83

DH.02.II

Dierverzorger II

84

DH.02.I / II

NOK dierverzorger

85

DH.03.I

Allround dierverzorger I

86

DH.03.II

Allround dierverzorger II

87

DH.03.I / II

NOK allround dierverzorger

88

DH.04.I

Teamleider dierverzorging I

89

DH.04.II

Teamleider dierverzorging II

90

DH.04.I / II

NOK teamleider dierverzorging

91

DH.05.I

Bedrijfsleider I

92

DH.05.II

Bedrijfsleider II

93

DH.05.I / II

NOK bedrijfsleider

94

DH.06

Medewerker broederij

96

DH.07

Medewerker pelserij

97

DH.08

Medewerker paardenhouderij

98

 

Kwaliteit & Technologie

 

KT.01

Laboratorium medewerker / laborant

99

 

Logistiek

 

L.01

Orderverzamelaar

100

L.02

Vorkheftruckchauffeur

101

L.03

Logistiek medewerker

102

L.04

Chauffeur binnenland

103

L.05

Teamleider logistiek

104

L.06

Export medewerker

105

 

Staf & Facility

 

SF.01

Medewerker huishoudelijke dienst

106

SF.02

Medewerker kantine

107

SF.03

Telefoniste / receptioniste

108

SF.04

HR-adviseur

109

 

Techniek

 

T.01

Algemeen technisch medewerker

110

T.02

Onderhoudsmonteur

111

T.03

Hoofd onderhoud

112

Functiefamilie: Akkerbouw

Functienummer: A.01

COMPETENTIEPROFIEL: OOGSTMEDEWERKER

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 1–2 werk- en denkniveau (bij voorkeur agrarische richting).

– Aantoonbare vaardigheden in het besturen van trekkers.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– 0 tot 1 jaar werkervaring.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Beslissend en activiteiten initiërend (1):

– is in staat te benoemen wanneer iets bijzonder is en het werk te onderbreken om de leidinggevende te waarschuwen.

Vakdeskundigheid toepassend (2):

– werkt in een vlot tempo en kan met kleine wijzigingen omgaan;

– is in staat eenvoudige taken goed en accuraat uit te voeren en maakt daarbij gebruik van eerdere ervaringen.

Middelenbewustzijn (2):

– is in staat te zorgen voor de benodigde materialen en middelen;

– gebruikt materialen en middelen op de geëigende manier;

– is in staat te zorgen voor onderhoud en opslag van de hem toevertrouwde materialen en middelen.

Plannend en organiserend (1):

– slaagt erin het werk zo voor te bereiden dat hij handelingen op volgorde kan verrichten;

– meldt als het werk niet op tijd af zal zijn.

Bedrijfsmatig handelend (1):

– komt op tijd op het werk;

– voorkomt verspilling van zaken waarmee gewerkt wordt.

Functiefamilie: Administratie & ICT

Functienummer: AI.01

COMPETENTIEPROFIEL: ADMINISTRATIEF MEDEWERKER

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 2–3 werk- en denkniveau.

– Kennis van het assortiment.

– Kennis van geautomatiseerde systemen.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkmethoden.

– Enige werkervaring in een vergelijkbare functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Communicerend (2):

– slaagt erin een eenvoudig standpunt over een eenvoudig onderwerp kernachtig en duidelijk te presenteren en daarover eenvoudige vragen te beantwoorden;

– is in staat collega’s mondeling kort en bondig over het werk te informeren;

– is in staat informatie volledig en correct in eenvoudige schriftelijke berichtjes te verwoorden.

Vakdeskundigheid toepassend (3):

– werkt snel en reageert snel op wijzigingen in werkzaamheden;

– werkt precies en gebruikt eerdere ervaringen;

– is in staat om snel te benoemen wat de standaard werkzaamheden inhouden en draagt dit gemakkelijk over aan anderen.

Analyserend (2):

– is in staat systematisch gegevens te verzamelen en slaat deze op voor het gebruik door anderen.

Klantgerichtheid (2):

– houdt in zijn gedrag rekening met klanten;

– is in staat passend te reageren op vragen/klachten van klanten voor zover dat in zijn bereik ligt en verwijst anders door naar iemand die ze wel kan helpen.

Kwaliteitsgerichtheid (2):

– is in staat systematisch te werken binnen de daartoe gestelde tijd;

– heeft extra aandacht voor de punten die kritisch zijn voor de kwaliteit.

Functiefamilie: Administratie & ICT

Functienummer: AI.02

COMPETENTIEPROFIEL: BOEKHOUDKUNDIG MEDEWERKER

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 3 werk- en denkniveau.

– Enige jaren relevante werkervaring in een vergelijkbare functie.

– Basiskennis van financiële administratie.

– Inzicht in de opbouw en werking van Office-applicaties.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkmethoden.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Communicerend (3):

– is in staat tot het benoemen, uiteen zetten en toelichten van de kern van een reguliere kwestie;

– is in staat daarover vragen op hoofdlijnen te beantwoorden;

– is in staat feiten en meningen en hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden;

– drukt zich mondeling en schriftelijk correct uit in een zakelijke stijl.

Vakdeskundigheid toepassend (3):

– werkt snel en reageert snel op wijzigingen in werkzaamheden;

– werkt precies en gebruikt eerdere ervaringen;

– is in staat snel te benoemen wat de standaard werkzaamheden inhouden en draagt dit gemakkelijk over aan anderen.

Analyserend (3):

– checkt gegevens en is in staat op basis daarvan verbetervoorstellen te doen.

Plannend en organiserend (2):

– slaagt erin het eigen werk zo voor te bereiden dat de handelingen op volgorde kunnen worden verricht;

– is in staat in de gaten te houden of werkzaamheden volledig opschieten en meldt tijdig als het werk niet op tijd af zal zijn.

Kwaliteitsgerichtheid (3):

– is in staat binnen de tijdsplanning te werken volgens de afgesproken normen;

– controleert tussentijds op kritische punten om de kwaliteit te waarborgen.

Functiefamilie: Administratie & ICT

Functienummer: AI.03

COMPETENTIEPROFIEL: BOEKHOUDER / ADMINISTRATEUR

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 4 werk- en denkniveau.

– Ruime kennis van financiële softwarepakketten en Office-applicaties.

– Kennis van gehanteerde procedures, werkmethoden en in- en externe regelgeving voor het verzorgen van diverse administraties.

– Enige jaren relevante werkervaring in een vergelijkbare functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Samenwerkend en overleggend (3):

– is in staat initiatief te nemen tot voldoende overleg met collega’s, opdrachtgevers en klanten en ervoor te zorgen dat zij daarbij voldoende betrokken zijn/inbreng hebben;

– slaagt erin de goede werkrelatie met collega’s, opdrachtgevers en klanten te bewaken.

Communicerend (3):

– is in staat tot het benoemen, uiteen zetten en toelichten van de kern van een reguliere kwestie;

– is in staat daarover vragen op hoofdlijnen te beantwoorden;

– is in staat feiten en meningen en hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden;

– drukt zich mondeling en schriftelijk correct uit in een zakelijke stijl.

Vakdeskundigheid toepassend (4):

– werkt accuraat, lang en stevig door, ook bij het uitvoeren van meerdere specialistische en ingewikkelde taken;

– is in staat bekende en onbekende werkzaamheden goed in te schatten;

– is in staat nieuwe ontwikkelingen in zijn vakgebied te benoemen;

– slaagt erin zijn kennis en ervaring toe te passen, die te delen met anderen en over te dragen waar nodig.

Analyseren (3):

– checkt gegevens en is in staat op basis daarvan verbetervoorstellen te doen.

Kwaliteit leveren (4):

– is in staat systematisch een kwaliteitszorgsysteem toe te passen;

– is in staat productie- en kwaliteitsnormen te formuleren en ze op elkaar af te stemmen.

Functiefamilie: Administratie & ICT

Functienummer: AI.04

COMPETENTIEPROFIEL: SYSTEEMBEHEERDER

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO/MBO+ werk- en denkniveau (informatica of vergelijkbaar).

– Kennis van gangbare kantoorapplicaties.

– Ruime kennis van TCP/IP-netwerken (LAN, WAN).

– Enige relevante werkervaring in een soortgelijke functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Analyserend (4):

– is in staat betrouwbare informatiebronnen te selecteren, ze met elkaar te vergelijken en op basis daarvan verbetervoorstellen te doen voor zijn werkzaamheden.

Beslissend en activiteiten initiërend (4):

– is in staat zelfstandig beslissingen te nemen;

– is in staat initiatieven te nemen om te waarborgen dat passend gereageerd wordt op veranderende omstandigheden bij lopende processen waarvoor hij verantwoordelijk is.

Vakdeskundigheid toepassend (4):

– werkt accuraat, lang en stevig door, ook bij het uitvoeren van meerdere specialistische en ingewikkelde taken;

– is in staat bekende en onbekende werkzaamheden goed in te schatten;

– is in staat nieuwe ontwikkelingen in zijn vakgebied te benoemen;

– slaagt erin zijn kennis en ervaring toe te passen, die te delen met anderen en over te dragen waar nodig.

Onderzoekend (4):

– is in staat systematisch onderzoek te doen naar curatieve en preventieve oplossingen voor manco’s op het bedrijf en daarvoor structureel informatie op te zoeken over complexe onderwerpen en specialismen in informatiebronnen.

Klantgerichtheid (4):

– herkent signalen van de klant;

– is in staat per geval een passende aanpak te kiezen om de klanttevredenheid te verhogen en kan de aanpak vertalen in een beleid op het bedrijf.

Functiefamilie: Administratie & ICT

Functienummer: AI.05

COMPETENTIEPROFIEL: HOOFD FINANCIELE ADMINISTRATIE

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– HBO werk- en denkniveau.

– Kennis van de principes, methoden en technieken van de bedrijfsadministratie en accounting-regels.

– Beheersing van de gangbare kantoorapplicaties en ERP-systemen.

– Enige jaren relevante werkervaring in een soortgelijke functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Aansturend (4):

– is in staat de werkzaamheden van de medewerkers te controleren;

– is in staat te anticiperen door waar nodig in overleg de werkzaamheden van de medewerkers aan te passen.

Communicerend (4):

– beheerst voldoende technieken en vaardigheden om een essentiële boodschap over een willekeurig onderwerp over te brengen op een publiek;

– is in staat structuur te brengen in een betoog met het oog op doel en publiek en daarbij een passende stijl en taalgebruik te hanteren;

– is in staat zijn kennis en ervaring toe te passen en die met anderen te delen en over te dragen waar nodig.

Vakdeskundigheid toepassend (4):

– werkt accuraat, lang en stevig door, ook bij het uitvoeren van meerdere specialistische en ingewikkelde taken;

– is in staat bekende en onbekende werkzaamheden goed in te schatten;

– is in staat nieuwe ontwikkelingen in zijn vakgebied te benoemen;

– slaagt erin zijn kennis en ervaring toe te passen, die te delen met anderen en over te dragen waar nodig.

Instructie- en procedure gerichtheid (5):

– is in staat om structuur aan te brengen in de werkzaamheden van zichzelf en anderen;

– is in staat het effect van het (niet) nakomen van regels en procedures in te schatten en spreekt anderen daarop aan;

– werkt nauwgezet en geordend, ook onder druk van meerdere belangen.

Bedrijfsmatig handelend (5):

– is in staat oplossingen en beslissingen te vertalen in zowel financiële als niet-financiële aspecten voor eigen afdeling/project;

– is in staat investeringsvoorstellen van anderen te beoordelen op basis van wat die op korte en lange termijn opleveren;

– is in staat activiteiten en processen te toetsen aan de financiële kaders van de eigen afdeling;

– is in staat acties te initiëren die niet direct een bijdrage leveren aan de te behalen resultaten van de eigen afdeling, maar wel bijdragen aan de financiële doelstellingen en ambitie van de organisatie.

Functiefamilie: Commercie

Functienummer: C.01

COMPETENTIEPROFIEL: MEDEWERKER VERKOOP BINNENDIENST

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 3–4 werk- en denkniveau.

– Kennis van het assortiment.

– Kennis van geautomatiseerde systemen.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkmethoden.

– Enige werkervaring in een vergelijkbare functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Samenwerkend en overleggend (3):

– is in staat initiatief te nemen tot voldoende overleg met collega’s, opdrachtgevers en klanten en ervoor te zorgen dat zij daarbij voldoende betrokken zijn/inbreng hebben;

– slaagt erin de goede werkrelatie met collega’s, opdrachtgevers en klanten te bewaken.

Klantgerichtheid (4):

– herkent signalen van de klant;

– is in staat per geval een passende aanpak te kiezen om de klanttevredenheid te verhogen en kan de aanpak vertalen in een beleid op het bedrijf.

Communicerend (3):

– is in staat tot het benoemen, uiteen zetten en toelichten van de kern van een reguliere kwestie;

– is in staat daarover vragen op hoofdlijnen te beantwoorden;

– is in staat feiten en meningen en hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden;

– drukt zich mondeling en schriftelijk correct uit in een zakelijke stijl.

Overtuigend en beïnvloedend (3):

– is in staat de zienswijze van medewerkers/klanten te beïnvloeden door pro- en contra-argumenten aan te voeren en het belang dat hij daar aan hecht te benadrukken.

Vakdeskundigheid toepassend (3):

– werkt snel en reageert snel op wijzigingen in werkzaamheden;

– werkt precies en gebruikt eerdere ervaringen;

– is in staat snel te benoemen wat de standaard werkzaamheden inhouden en draagt dit gemakkelijk over aan anderen.

Functiefamilie: Commercie

Functienummer: C.02

COMPETENTIEPROFIEL: VERKOPER

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 4 werk- en denkniveau (richting sales);

– diepgaande kennis van het assortiment;

– kennis van gehanteerde procedures en werkmethoden;

– enige jaren relevante werkervaring in een vergelijkbare functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Relaties bouwend en netwerkend (4):

– slaagt erin verschillende methoden te hanteren om contact te leggen en te onderhouden met bestaande en nieuwe relaties.

Overtuigend en beïnvloedend (4):

– is in staat de zienswijze van medewerkers/opdrachtgevers/klanten te beïnvloeden door met gezag te spreken, argumenten aan te voeren, te onderbouwen of te weerleggen en gevoelens daarbij te betrekken.

Communicerend (4):

– beheerst voldoende technieken en vaardigheden om een essentiële boodschap over een willekeurig onderwerp over te brengen op een publiek;

– is in staat structuur te brengen in een betoog met het oog op doel en publiek en daarbij een passende stijl en taalgebruik te hanteren;

– is in staat zijn kennis en ervaring toe te passen en die met anderen te delen en over te dragen waar nodig.

Analyserend (4):

– is in staat betrouwbare informatiebronnen te selecteren, ze met elkaar te vergelijken en op basis daarvan verbetervoorstellen te doen voor zijn werkzaamheden.

Ondernemend en commercieel handelend (4):

– is alert op trends en vertaalt deze naar kansen voor de organisatie;

– schat de commerciële potentie in.

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.01.I

COMPETENTIEPROFIEL: ASSISTENT DIERVERZORGER I

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– Beheersing van de basale kennis en kunde t.b.v. gebruik van beschikbare hulpmiddelen.

– Kennis van de bedrijfsspecifieke voorschriften.

– Geen ervaring vereist.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Bedrijfsmatig handelend (1):

– komt op tijd op het werk;

– voorkomt verspilling van zaken waarmee gewerkt wordt.

Ethisch en integer handelend (1):

– houdt zich aan de omgangsvormen en regels m.b.t. de mensen, de omgeving en het milieu die in het werk absoluut nooit mogen worden overtreden;

– neemt de kwetsbaarheid van dieren in acht.

Instructie- en proceduregerichtheid (1):

– werkt volgens eenduidige instructies en procedures;

– volgt de door de leidinggevende gegeven (veiligheids-)instructies op.

Middelenbewustzijn (1):

– is in staat zorg te dragen voor juiste toepassing van persoonlijke beschermingsmiddelen en gereedschappen;

– gaat zorgzaam met materialen en middelen om.

Vakdeskundigheid toepassend (1):

– is in staat in een vlot tempo door te werken;

– is in staat eenvoudige routinematige beroepshandelingen correct uit te voeren.

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.01.II

COMPETENTIEPROFIEL: ASSISTENT DIERVERZORGER II

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– Beheersing van de basale kennis en kunde t.b.v. gebruik van beschikbare hulpmiddelen.

– Kennis van de bedrijfsspecifieke voorschriften.

– Elementair technisch inzicht.

– Enige ervaring in een vergelijkbare functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Bedrijfsmatig handelend (1):

– komt op tijd op het werk;

– voorkomt verspilling van zaken waarmee gewerkt wordt.

Ethisch en integer handelend (1):

– houdt zich aan de omgangsvormen en regels m.b.t. de mensen, de omgeving en het milieu die in het werk absoluut nooit mogen worden overtreden;

– neemt de kwetsbaarheid van dieren in acht.

Instructie- en proceduregerichtheid (1):

– werkt volgens eenduidige instructies en procedures;

– volgt de door de leidinggevende gegeven (veiligheids-)instructies op.

Middelenbewustzijn (1):

– is in staat zorg te dragen voor juiste toepassing van persoonlijke beschermingsmiddelen en gereedschappen;

– gaat zorgzaam met materialen en middelen om.

Vakdeskundigheid toepassend (2):

– werkt in een vlot tempo en kan met kleine wijzigingen omgaan;

– is in staat eenvoudige taken goed en accuraat uit te voeren en maakt daarbij gebruik van eerdere ervaringen.

Niveau onderscheidende kenmerken (NOK)

Assistent dierverzorger

Functienummer: DH.01.I / II

competenties

Assistent dierverzorger I

assistent dierverzorger II

+

Kennis en ervaring

Niet van toepassing

– Beheersing van de basale kennis en kunde t.b.v. gebruik van beschikbare hulpmiddelen.

– Kennis van de bedrijfsspecifieke voorschriften.

– Geen ervaring vereist.

– Idem I.

– Idem I.

– Elementair technisch inzicht.

– Enige ervaring in een vergelijkbare functie.

Zie competentieprofiel Dierverzorger

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Bedrijfsmatig handelend (1):

– komt op tijd op het werk;

– voorkomt verspilling van zaken waarmee gewerkt wordt.

Idem I

Ethisch en integer handelend (1):

– houdt zich aan de omgangsvormen en regels m.b.t. de mensen, de omgeving en het milieu die in het werk absoluut nooit mogen worden overtreden;

– neemt de kwetsbaarheid van dieren in acht.

Idem I

Instructie- en procedure gerichtheid (1):

– werkt volgens eenduidige instructies en procedures;

– volgt de door de leidinggevende gegeven (veiligheids-)instructies op.

Idem I

Middelenbewustzijn (1):

– is in staat zorg te dragen voor juiste toepassing van persoonlijke beschermingsmiddelen en gereedschappen;

– gaat zorgzaam met materialen en middelen om.

Idem I

Vakdeskundigheid toepassend (1):

– is in staat in een vlot tempo door te werken;

– is in staat eenvoudige routinematige beroepshandelingen correct uit te voeren.

Vakdeskundigheid toepassend (2):

– werkt in een vlot tempo en kan met kleine wijzigingen omgaan;

– is in staat eenvoudige taken goed en accuraat uit te voeren en maakt daarbij gebruik van eerdere ervaringen.

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.02.I

COMPETENTIEPROFIEL: DIERVERZORGER I

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 1–2 werk- en denkniveau (bij voorkeur agrarische richting).

– Inzicht in de werking van apparatuur en systemen.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Enige ervaring in een vergelijkbare functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Bedrijfsmatig handelend (1):

– komt op tijd op het werk;

– voorkomt verspilling van zaken waarmee gewerkt wordt.

Beslissend en activiteiten initiërend (1):

– is in staat te benoemen wanneer iets bijzonder is en het werk te onderbreken om de leidinggevende te waarschuwen.

Ethisch en integer handelend (2):

– vermijdt handelingen die dierenwelzijn schaden, voorspelbaar milieu-/omgevingsschade veroorzaken.

Middelenbewustzijn (2):

– is in staat te zorgen voor de benodigde materialen en middelen;

– gebruikt materialen en middelen op de geëigende manier;

– is in staat te zorgen voor onderhoud en opslag van de hem toevertrouwde materialen en middelen.

Plannend en organiserend (1):

– slaagt erin het werk zo voor te bereiden dat hij handelingen op volgorde kan verrichten;

– meldt als het werk niet op tijd af zal zijn.

Vakdeskundigheid toepassend (2):

– werkt in een vlot tempo en kan met kleine wijzigingen omgaan;

– is in staat eenvoudige taken goed en accuraat uit te voeren en maakt daarbij gebruik van eerdere ervaringen.

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.02.II

COMPETENTIEPROFIEL: DIERVERZORGER II

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 2 werk- en denkniveau (bij voorkeur agrarische richting).

– Inzicht in de werking van apparatuur en systemen.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Kennis van (de werking van) toe te dienen medicatie en voerrecepturen.

– Inzicht in regulier en afwijkend gedrag voor de specifieke diergroep.

– Ervaring in een vergelijkbare functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Bedrijfsmatig handelend (1):

– komt op tijd op het werk;

– voorkomt verspilling van zaken waarmee gewerkt wordt.

Beslissend en activiteiten initiërend (2):

– is in staat te benoemen wanneer het verloop van de werkzaamheden ongewoon genoeg is om de leidinggevende te waarschuwen;

– is in staat te beslissen of het werk door kan gaan of het werk stil gelegd moet worden.

Ethisch en integer handelend (2):

– vermijdt handelingen die dierenwelzijn schaden, voorspelbaar milieu-/omgevingsschade veroorzaken.

Middelenbewustzijn (3):

– is in staat aard en omvang van standaard werk te overzien en bepaalt op basis daarvan welke de meest geschikte materialen en middelen daarvoor zijn;

– is in staat zorg te dragen voor goede instructie, juist gebruik, onderhoud en opslag van materialen en middelen.

Plannend en organiserend (2):

– slaagt erin het eigen werk zo voor te bereiden dat de handelingen op volgorde kunnen worden verricht;

– is in staat in de gaten te houden of werkzaamheden volledig opschieten en meldt tijdig als het werk niet op tijd af zal zijn.

Vakdeskundigheid toepassend (3):

– werkt snel en reageert snel op wijzigingen in werkzaamheden;

– werkt precies en gebruikt eerdere ervaringen;

– is in staat snel te benoemen wat de standaard werkzaamheden inhouden en draagt dit gemakkelijk over aan anderen.

Niveau onderscheidende kenmerken (NOK)

Dierverzorger

Functienummer: DH.02.I / II

competenties

dierverzorger I

dierverzorger II

+

Kennis en ervaring

Zie competentieprofiel assistent dierverzorger

– MBO 1–2 werk- en denkniveau (bij voorkeur agrarische richting).

– Inzicht in de werking van apparatuur en systemen.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Enige ervaring in een vergelijkbare functie.

– MBO 2 werk- en denkniveau (bij voorkeur agrarische richting).

– Idem I.

– Idem I.

– Kennis van (de werking van) toe te dienen medicatie en voerrecepturen.

– Inzicht in regulier en afwijkend gedrag voor de specifieke diergroep.

– Ruime ervaring in een vergelijkbare functie.

Zie competentieprofiel Allround dierverzorger

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Bedrijfsmatig handelend (1):

– komt op tijd op het werk;

– voorkomt verspilling van zaken waarmee gewerkt wordt.

– Idem I.

Beslissend en activiteiten initiërend (1):

– is in staat te benoemen wanneer iets bijzonder is en het werk te onderbreken om de leidinggevende te waarschuwen.

Beslissend en activiteiten initiërend (2):

– is in staat te benoemen wanneer het verloop van de werkzaamheden ongewoon genoeg is om de leidinggevende te waarschuwen;

– is in staat te beslissen of het werk door kan gaan of het werk stil gelegd moet worden.

Ethisch en integer handelend (2):

– vermijdt handelingen die dierenwelzijn schaden, voorspelbaar milieu-/ omgevingsschade veroorzaken.

Idem I.

Middelenbewustzijn (2):

– is in staat te zorgen voor de benodigde materialen en middelen;

– gebruikt materialen en middelen op de geëigende manier;

– is in staat te zorgen voor onderhoud en opslag van de hem toevertrouwde materialen en middelen.

Middelenbewustzijn (3):

– is in staat aard en omvang van standaard werk te overzien en bepaalt op basis daarvan welke de meest geschikte materialen en middelen daarvoor zijn;

– is in staat zorg te dragen voor goede instructie, juist gebruik, onderhoud en opslag van materialen en middelen.

Plannend en organiserend (1):

– slaagt erin het werk zo voor te bereiden dat hij handelingen op volgorde kan verrichten;

– meldt als het werk niet op tijd af zal zijn.

Plannend en organiserend (2):

– slaagt erin het eigen werk zo voor te bereiden dat de handelingen op volgorde kunnen worden verricht;

– is in staat in de gaten te houden of werkzaamheden volledig opschieten en meldt tijdig als het werk niet op tijd af zal zijn.

Vakdeskundigheid toepassend (2):

– werkt in een vlot tempo en kan met kleine wijzigingen omgaan;

– is in staat eenvoudige taken goed en accuraat uit te voeren en maakt daarbij gebruik van eerdere ervaringen.

Vakdeskundigheid toepassend (3):

– werkt snel en reageert snel op wijzigingen in werkzaamheden;

– werkt precies en gebruikt eerdere ervaringen;

– is in staat snel te benoemen wat de standaard werkzaamheden inhouden en draagt dit gemakkelijk over aan anderen.

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.03.I

COMPETENTIEPROFIEL: ALLROUND DIERVERZORGER I

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 2–3 werk- en denkniveau (bij voorkeur agrarische richting).

– Inzicht in de werking van apparatuur en systemen.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Kennis van (de werking van) toe te dienen medicatie en voerrecepturen.

– Inzicht in regulier en afwijkend gedrag voor de specifieke diergroep.

– Ervaring met het uitvoeren van (niet para veterinaire) ingrepen bij dieren.

– Ruime ervaring in een vergelijkbare functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Beslissend en activiteiten initiërend (3):

– is in staat het initiatief te nemen om, waar mogelijk in overleg, de werkzaamheden volgens de bedrijfsprocedures zodanig aan te passen dat fouten worden hersteld en voorkomen.

Ethisch en integer handelend (3):

– is in staat er voor te zorgen dat overtredingen m.b.t. omgeving, dierenwelzijn en milieu voorkomen worden.

Instructie- en procedure gerichtheid (2):

– volgt de voorgeschreven procedures op;

– is alert op (veiligheids)-risico’s.

Middelenbewustzijn (3):

– is in staat aard en omvang van standaard werk te overzien en bepaalt op basis daarvan welke de meest geschikte materialen en middelen daarvoor zijn;

– is in staat zorg te dragen voor goede instructie, juist gebruik, onderhoud en opslag van materialen en middelen.

Plannend en organiserend (2):

– slaagt erin het eigen werk zo voor te bereiden dat de handelingen op volgorde kunnen worden verricht;

– is in staat in de gaten te houden of werkzaamheden volledig opschieten en meldt tijdig als het werk niet op tijd af zal zijn.

Vakdeskundigheid toepassend (3):

– werkt snel en reageert snel op wijzigingen in werkzaamheden;

– werkt precies en gebruikt eerdere ervaringen;

– is in staat snel te benoemen wat de standaard werkzaamheden inhouden en draagt dit gemakkelijk over aan anderen.

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.03.II

COMPETENTIEPROFIEL: ALLROUND DIERVERZORGER II

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 4 werk- en denkniveau (bij voorkeur agrarische richting).

– Diploma dierenartsassistent paraveterinair dan wel de combinatie van deelkwalificaties die recht geeft op de desbetreffende erkenning.

– Inzicht in de werking van apparatuur en systemen.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Kennis van (de werking van) toe te dienen medicatie en voerrecepturen.

– Inzicht in regulier en afwijkend gedrag voor de specifieke diergroep.

– Ervaring met het uitvoeren van (par veterinaire) ingrepen bij dieren.

– Ruime ervaring in een vergelijkbare coördinerende functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Bedrijfsmatig handelend (2):

– is in staat zaken op waarde te schatten;

– houdt zich aan gemaakte afspraken omtrent de inzet van middelen.

Beslissend en activiteiten initiërend (3):

– is in staat het initiatief te nemen om, waar mogelijk in overleg, de werkzaamheden volgens de bedrijfsprocedures zodanig aan te passen dat fouten worden hersteld en voorkomen.

Ethisch en integer handelend (3):

– is in staat er voor te zorgen dat overtredingen m.b.t. omgeving, dierenwelzijn en milieu voorkomen worden.

Instructie- en proceduregerichtheid (2):

– volgt de voorgeschreven procedures op;

– is alert op (veiligheids)risico’s.

Middelenbewustzijn (3):

– is in staat aard en omvang van standaard werk te overzien en bepaalt op basis daarvan welke de meest geschikte materialen en middelen daarvoor zijn;

– is in staat zorg te dragen voor goede instructie, juist gebruik, onderhoud en opslag van materialen en middelen.

Plannend en organiserend (3):

– is in staat prioriteiten te stellen in de voorbereiding van de werkzaamheden zodat er goed doorgewerkt kan worden;

– bewaakt de planning van de dagelijkse werkzaamheden en is in staat de planning zo nodig bij te stellen.

Vakdeskundigheid toepassend (4):

– werkt accuraat, lang en stevig door, ook bij het uitvoeren van meerdere specialistische en ingewikkelde taken;

– is in staat bekende en onbekende werkzaamheden goed in te schatten;

– is in staat nieuwe ontwikkelingen in zijn vakgebied te benoemen;

– slaagt er in zijn kennis en ervaring toe te passen, die te delen met anderen en over te dragen waar nodig.

Niveau onderscheidende kenmerken (NOK)

Allround dierverzorger

Functienummer: DH.03.I / II

competenties

Allround dierverzorger I

Allround dierverzorger II

+

Kennis en ervaring

Zie competentieprofiel dierverzorger

– MBO 2–3 werk- en denkniveau (bij voorkeur agrarische richting).

– Inzicht in de werking van apparatuur en systemen.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Kennis van (de werking van) toe te dienen medicatie en voerrecepturen.

– Inzicht in regulier en afwijkend gedrag voor de specifieke diergroep.

– Ervaring met het uitvoeren van (niet para veterinaire) ingrepen bij dieren.

– Ruime ervaring in een vergelijkbare functie.

– MBO 4 werk- en denkniveau (bij voorkeur agrarische richting).

– diploma dierenartsassistent paraveterinair dan wel de combinatie van deelkwalificaties die recht geeft op de desbetreffende erkenning.

– Idem I.

– Idem I.

– Idem I.

– Idem I.

– Ervaring met het uitvoeren van (par veterinaire) ingrepen bij dieren.

– Ruime ervaring in een vergelijkbare coördinerende functie.

Zie competentieprofiel Teamleider dierverzorging

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

 

Bedrijfsmatig handelend (2):

– is in staat zaken op waarde te schatten;

– houdt zich aan gemaakte afspraken omtrent de inzet van middelen.

Beslissend en activiteiten initiërend (3):

– is in staat het initiatief te nemen om, waar mogelijk in overleg, de werkzaamheden volgens de bedrijfsprocedures zodanig aan te passen dat fouten worden hersteld en voorkomen.

Idem I

Ethisch en integer handelend (3):

– is in staat er voor te zorgen dat overtredingen m.b.t. omgeving, dierenwelzijn en milieu voorkomen worden.

Idem I

Middelenbewustzijn (3):

– is in staat aard en omvang van standaard werk te overzien en bepaalt op basis daarvan welke de meest geschikte materialen en middelen daarvoor zijn;

– is in staat zorg te dragen voor goede instructie, juist gebruik, onderhoud en opslag van materialen en middelen.

Idem I

Plannend en organiserend (2):

– slaagt erin het eigen werk zo voor te bereiden dat de handelingen op volgorde kunnen worden verricht;

– is in staat in de gaten te houden of werkzaamheden volledig opschieten en meldt tijdig als het werk niet op tijd af zal zijn.

Plannend en organiserend (3):

– is in staat prioriteiten te stellen in de voorbereiding van de werkzaamheden zodat er goed doorgewerkt kan worden;

– bewaakt de planning van de dagelijkse werkzaamheden en is in staat de planning zo nodig bij te stellen.

Vakdeskundigheid toepassend (3):

– werkt snel en reageert snel op wijzigingen in werkzaamheden;

– werkt precies en gebruikt eerdere ervaringen;

– is in staat snel te benoemen wat de standaard werkzaamheden inhouden en draagt dit gemakkelijk over aan anderen.

Vakdeskundigheid toepassend (4):

– werkt accuraat, lang en stevig door, ook bij het uitvoeren van meerdere specialistische en ingewikkelde taken;

– is in staat bekende en onbekende werkzaamheden goed in te schatten;

– is in staat nieuwe ontwikkelingen in zijn vakgebied te benoemen;

– slaagt erin zijn kennis en ervaring toe te passen, die te delen met anderen en over te dragen waar nodig.

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.04.I

COMPETENTIEPROFIEL: TEAMLEIDER DIERVERZORGING I

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 4 werk- en denkniveau.

– Ervaring en affiniteit met dierverzorging.

– Inzicht in de werking van apparatuur en systemen.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Kennis van (de werking van) toe te dienen medicatie en voerrecepturen.

– Inzicht in regulier en afwijkend gedrag voor de specifieke diergroep.

– Ervaring met het aansturen van medewerkers.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Aansturend (4):

– is in staat de werkzaamheden van de medewerkers te controleren;

– is in staat te anticiperen door waar nodig in overleg de werkzaamheden van de medewerkers aan te passen.

Beslissend en activiteiten initiërend (4):

– is in staat zelfstandig beslissingen te nemen;

– is in staat initiatieven te nemen om te waarborgen dat passend gereageerd wordt en ingespeeld wordt op veranderende omstandigheden bij lopende processen waarvoor hij verantwoordelijk is.

Ethisch en integer handelend (4):

– is in staat er voor te zorgen dat mensen binnen de organisatie bekend zijn met de normen en waarden en dat zij getraind zijn hun gedrag hierdoor te laten leiden.

Middelenbewustzijn (4):

– is in staat op basis van de werkzaamheden, de planning, in te zetten personeel en het ondernemingsbeleid te kiezen welke materialen en middelen binnen de organisatie nodig zijn;

– is in staat de afweging te maken welke materialen en middelen aangeschaft en welke ingehuurd worden.

Plannend en organiserend (3):

– is in staat prioriteiten te stellen in de voorbereiding van de werkzaamheden zodat er goed doorgewerkt kan worden;

– bewaakt de planning van de dagelijkse werkzaamheden en is in staat de planning zo nodig bij te stellen.

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.04.II

COMPETENTIEPROFIEL: TEAMLEIDER DIERVERZORGING II

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 4 /HBO werk- en denkniveau.

– Ervaring en affiniteit met dierverzorging.

– Inzicht in de werking van apparatuur en systemen.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Kennis van (de werking van) toe te dienen medicatie en voerrecepturen.

– Inzicht in regulier en afwijkend gedrag voor de specifieke verschillende diergroep(en).

– Inzicht in de markt van leveranciers en ketenpartners.

– Ervaring met het aansturen van medewerkers.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Aansturend (4):

– is in staat de werkzaamheden van de medewerkers te controleren;

– is in staat te anticiperen door waar nodig in overleg de werkzaamheden van de medewerkers aan te passen.

Beslissend en activiteiten initiërend (5):

– is in staat op basis van complexe en onvolledige informatie besluiten te nemen die implicaties hebben voor de organisatie/het organisatie-onderdeel;

– betrekt anderen bij de besluitvorming en vraagt terugkoppeling;

– is in staat het voortouw te nemen in het opstarten van activiteiten.

Ethisch en integer handelend (5):

– is in staat anderen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor het eigen handelen;

– heeft duidelijke waarden en normen over wat wel en niet kan en heeft hierin een zichtbare voorbeeldrol;

– slaagt erin de waarden te bewaken.

Middelenbewustzijn (4):

– is in staat op basis van de werkzaamheden, de planning, in te zetten personeel en het ondernemingsbeleid te kiezen welke materialen en middelen binnen de organisatie nodig zijn;

– is in staat de afweging te maken welke materialen en middelen aangeschaft en welke ingehuurd worden.

Plannend en organiserend (4):

– is in staat te coördineren en de organisatie te adviseren over de inzet van mensen, middelen en materialen op basis van een planning voor één of meerdere maanden;

– is in staat de voortgang te voorspellen op basis van resultaten en prioriteiten te stellen bij onvoorziene omstandigheden om de geplande doelen te behalen.

Niveau onderscheidende kenmerken (NOK)

Teamleider dierverzorging

Functienummer: DH.04.I / II

competenties

teamleider dierverzorging I

teamleider dierverzorging II

+

Kennis en ervaring

Zie competentieprofiel allround dierverzorger

– MBO 3–4 werk- en denkniveau.

– Ervaring en affiniteit met dierverzorging.

– Inzicht in de werking van apparatuur en systemen.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Kennis van (de werking van) toe te dienen medicatie en voerrecepturen.

– Inzicht in regulier en afwijkend gedrag voor de specifieke diergroep.

– Ervaring met het aansturen van medewerkers.

– MBO 4 werk- en denkniveau.

– Idem I.

– Idem I.

– Idem I.

– Idem I.

– Inzicht in regulier en afwijkend gedrag voor de specifieke verschillende diergroep(en).

– Inzicht in de markt van leveranciers en ketenpartners.

– Idem I.

Zie competentieprofiel Bedrijfsleider

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Aansturend (4):

– is in staat de werkzaamheden van de medewerkers te controleren;

– is in staat te anticiperen door waar nodig in overleg de werkzaamheden van de medewerkers aan te passen.

Idem I

Beslissend en activiteiten initiërend (4):

– is in staat zelfstandig beslissingen te nemen;

– is in staat initiatieven te nemen om te waarborgen dat passend gereageerd wordt en ingespeeld wordt op veranderende omstandigheden bij lopende processen waarvoor hij verantwoordelijk is.

Beslissend en activiteiten initiërend (5):

– is in staat op basis van complexe en onvolledige informatie besluiten te nemen die implicaties hebben voor de organisatie/het organisatieonderdeel;

– betrekt anderen bij de besluitvorming en vraagt terugkoppeling;

– is in staat het voortouw te nemen in het opstarten van activiteiten.

Ethisch en integer handelend (4):

– is in staat er voor te zorgen dat mensen binnen de organisatie bekend zijn met de normen en waarden en dat zij getraind zijn hun gedrag hierdoor te laten leiden.

Ethisch en integer handelend (5):

– is in staat anderen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor het eigen handelen;

– heeft duidelijke waarden en normen over wat wel en niet kan en heeft hierin een zichtbare voorbeeldrol;

– slaagt erin de waarden te bewaken.

Middelenbewustzijn (4):

– is in staat op basis van de werkzaamheden, de planning, in te zetten personeel en het ondernemingsbeleid te kiezen welke materialen en middelen binnen de organisatie nodig zijn;

– is in staat de afweging te maken welke materialen en middelen aangeschaft en welke ingehuurd worden.

Idem I

Plannend en organiserend (3):

– is in staat prioriteiten te stellen in de voorbereiding van de werkzaamheden zodat er goed doorgewerkt kan worden;

– bewaakt de planning van de dagelijkse werkzaamheden en is in staat de planning zo nodig bij te stellen.

Plannend en organiserend (4):

– is in staat te coördineren en de organisatie te adviseren over de inzet van mensen, middelen en materialen op basis van een planning voor één of meerdere maanden;

– is in staat de voortgang te voorspellen op basis van resultaten en prioriteiten te stellen bij onvoorziene omstandigheden om de geplande doelen te behalen.

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.05.I

COMPETENTIEPROFIEL: BEDRIJFSLEIDER I

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– HBO werk- en denkniveau.

– Kennis van de (on)mogelijkheden van gebruikte faciliteiten en middelen.

– Kennis van automatiseringssystemen en toepassingen.

– Kennis van interne procedures (personeel, materieel, installaties, kwaliteit etc.).

– Enige jaren relevante werkervaring in een leidinggevende functie bij voorkeur binnen de sector.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Aansturend (5):

– is in staat prestaties van individuen en teams te (h)erkennen;

– geeft medewerkers de ruimte hun eigen doelen te formuleren;

– slaagt erin werkzaamheden over medewerkers te verdelen en uit te laten voeren en mee te helpen waar nodig, zonder het werk over te nemen.

Bedrijfsmatig handelend (4):

– is in staat te sturen op efficiëntie in het werk en kan dat vertalen naar verbeteringen voor operationeel beleid.

Ethisch en integer handelend (5):

– is in staat anderen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor het eigen handelen;

– heeft duidelijke waarden en normen over wat wel en niet kan en heeft hierin een zichtbare voorbeeldrol;

– slaagt erin de waarden te bewaken.

Kwaliteitsgerichtheid (5):

– weet in te grijpen als de geëiste kwaliteit niet in orde is;

– is in staat feedback te vragen met betrekking tot de kwaliteit van het door hem geleverde werk;

– voelt zich mede verantwoordelijk voor de kwaliteit van de producten en diensten van de organisatie;

– streeft voortdurend naar kwaliteitsverbetering van producten en diensten.

Plannend en organiserend (5):

– stelt heldere doelen en is in staat taken en activiteiten te verdelen over medewerkers;

– slaagt erin verschillende werkzaamheden te coördineren tussen meerdere mensen in verschillende rollen en is in staat overzicht te behouden;

– is in staat relaties te leggen tussen verschillende werkzaamheden in de organisatie en te anticiperen op mogelijke factoren die van invloed zijn op de planning.

Vakdeskundigheid toepassend (5):

– doet waarneembaar moeite om het waarom te begrijpen;

– is in staat de kern van het probleem naar voren te halen;

– is in staat (niet voor de hand liggende) alternatieven voor te stellen voor verbetering met onderbouwde voor- en nadelen.

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.05.II

COMPETENTIEPROFIEL: BEDRIJFSLEIDER II

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– HBO werk- en denkniveau.

– Zicht op de trend en ontwikkelingen in de betreffende diersoort.

– Kennis van de (on)mogelijkheden van gebruikte faciliteiten en middelen en nieuwe ontwikkelingen daaromtrent.

– Kennis van automatiseringssystemen en toepassingen.

– Kennis van interne procedures (personeel, materieel, installaties, kwaliteit etc.).

– Enige jaren relevante werkervaring in een leidinggevende functie bij voorkeur binnen de sector.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Aansturend (6):

– is in staat te wisselen in de wijze van aansturing, afhankelijk van de situatie, de omgeving en de medewerker(s) om het gewenste resultaat te behalen;

– is in staat te onderhandelen met een medewerker/team/organisatieonderdeel over aan welke doelstellingen het resultaat moet voldoen;

– heeft vertrouwen in anderen en kan verantwoordelijkheden uit handen geven.

Bedrijfsmatig handelend (5):

– is in staat oplossingen en beslissingen te vertalen in zowel financiële als niet-financiële aspecten voor de eigen afdeling/project;

– is in staat investeringsvoorstellen van anderen te beoordelen op basis van wat die op korte en lange termijn opleveren;

– is in staat activiteiten en processen te toetsen aan de financiële kaders van de eigen afdeling;

– is in staat acties te initiëren die niet direct een bijdrage leveren aan de te behalen resultaten van de eigen afdeling, maar wel bijdragen aan de financiële doelstellingen en ambities van de organisatie.

Ethisch en integer handelend (6):

– draagt bij aan een cultuur waarin het vanzelfsprekend is dat mensen verantwoordelijkheid nemen voor het eigen handelen;

– is in staat beslissingen te nemen die in lijn zijn met de waarden en normen en verbindt zich hieraan.

Kwaliteitsgerichtheid (6):

– is in staat kwaliteitscriteria voor de organisatie te benoemen;

– zorgt dat anderen op de hoogte zijn van de gemaakte kwaliteitsafspraken;

– is in staat anderen aan te spreken op de kwaliteit van het geleverde werk;

– stelt de geleverde kwaliteit regelmatig ter discussie;

– stimuleert tot het doen van verbeteringsvoorstellen.

Plannend en organiserend (6):

– is in staat de werkzaamheden en acties die inhoudelijk veel van elkaar kunnen verschillen en die een lange doorlooptijd of gevolgen op lange termijn hebben te coördineren;

– is in staat te anticiperen op onverwachte gebeurtenissen die van invloed zijn op de planning en de planningen/doelstellingen van de organisatie(onderdelen) hierop aan te passen.

Vakdeskundigheid toepassend (6):

– is in staat prioriteiten te bepalen op basis van inhoudelijkheid of andere relevante factoren;

– weet anderen vanuit vakinhoudelijke kennis naar de problemen en bijpassende oplossingen te leiden.

Niveau onderscheidende kenmerken (NOK)

Bedrijfsleider

Functienummer: DH.05.I / II

competenties

bedrijfsleider I

bedrijfsleider II

+

Kennis en betekenisvolle ervaring

Zie competentieprofiel teamleider dierverzorging

– HBO werk- en denkniveau.

– Kennis van de (on)mogelijkheden van gebruikte faciliteiten en middelen.

– Kennis van automatiseringssystemen en toepassingen.

– Kennis van interne procedures (personeel, materieel, installaties, kwaliteit etc.).

– Enige jaren relevante werkervaring in een leidinggevende functie bij voorkeur binnen de sector.

– Idem I.

– Zicht op de trend en ontwikkelingen in de betreffende diersoort.

– Kennis van de (on)mogelijkheden van gebruikte faciliteiten en middelen en nieuwe ontwikkelingen daaromtrent.

– Idem I.

– Idem I.

– Idem I.

Geen referentie beschikbaar

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Aansturend (5):

– is in staat prestaties van individuen en teams te (h)erkennen;

– geeft medewerkers de ruimte hun eigen doelen te formuleren;

– slaagt erin werkzaamheden over medewerkers te verdelen en uit te laten voeren en mee te helpen waar nodig, zonder het werk over te nemen.

Aansturend (6):

– is in staat te wisselen in de wijze van aansturing, afhankelijk van de situatie, de omgeving en de medewerker(s) om het gewenste resultaat te behalen;

– is in staat te onderhandelen met een medewerker/team/organisatieonderdeel over aan welke doelstellingen het resultaat moet voldoen;

– heeft vertrouwen in anderen en kan verantwoordelijkheden uit handen geven.

Bedrijfsmatig handelend (4):

– is in staat te sturen op efficiëntie in het werk en kan dat vertalen naar verbeteringen voor operationeel beleid.

Bedrijfsmatig handelend (5):

– is in staat oplossingen en beslissingen te vertalen in zowel financiële als niet-financiële aspecten voor de eigen afdeling/project;

– is in staat investeringsvoorstellen van anderen te beoordelen op basis van wat die op korte en lange termijn opleveren;

– is in staat activiteiten en processen te toetsen aan de financiële kaders van de eigen afdeling;

– is in staat acties te initiëren die niet direct een bijdrage leveren aan de te behalen resultaten van de eigen afdeling, maar wel bijdragen aan de financiële doelstellingen en ambities van de organisatie.

Ethisch en integer handelend (5):

– is in staat anderen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor het eigen handelen;

– heeft duidelijke waarden en normen over wat wel en niet kan en heeft hierin een zichtbare voorbeeldrol;

– slaagt erin de waarden te bewaken.

Ethisch en integer handelend (6):

– draagt bij aan een cultuur waarin het vanzelfsprekend is dat mensen verantwoordelijkheid nemen voor het eigen handelen;

– is in staat beslissingen te nemen die in lijn zijn met de waarden en normen en verbindt zich hieraan.

Kwaliteitsgerichtheid (5):

– weet in te grijpen als de geëiste kwaliteit niet in orde is;

– is in staat feedback te vragen met betrekking tot de kwaliteit van het door hem geleverde werk;

– voelt zich mede verantwoordelijk voor de kwaliteit van de producten en diensten van de organisatie;

– streeft voortdurend naar kwaliteitsverbetering van producten en diensten.

Kwaliteitsgerichtheid (6):

– is in staat kwaliteitscriteria voor de organisatie te benoemen;

– zorgt dat anderen op de hoogte zijn van de gemaakte kwaliteitsafspraken;

– is in staat anderen aan te spreken op de kwaliteit van het geleverde werk;

– stelt de geleverde kwaliteit regelmatig ter discussie;

– stimuleert tot het doen van verbeteringsvoorstellen.

   

Plannend en organiserend (5):

– stelt heldere doelen en is in staat taken en activiteiten te verdelen over medewerkers;

– slaagt erin verschillende werkzaamheden te coördineren tussen meerdere mensen in verschillende rollen en is in staat overzicht te behouden;

– is in staat relaties te leggen tussen verschillende werkzaamheden in de organisatie en te anticiperen op mogelijke factoren die van invloed zijn op de planning.

Plannend en organiserend (6):

– is in staat de werkzaamheden en acties die inhoudelijk veel van elkaar kunnen verschillen en die een lange doorlooptijd of gevolgen op lange termijn hebben te coördineren;

– is in staat te anticiperen op onverwachte gebeurtenissen die van invloed zijn op de planning en de planningen/doelstellingen van de organisatie(onderdelen) hierop aan te passen.

 
   

Vakdeskundigheid toepassend (5):

– doet waarneembaar moeite om het waarom te begrijpen;

– is in staat de kern van het probleem naar voren te halen;

– is in staat (niet voor de hand liggende) alternatieven voor te stellen voor verbetering met onderbouwde voor- en nadelen.

Vakdeskundigheid toepassend (6):

– is in staat prioriteiten te bepalen op basis van inhoudelijkheid of andere relevante factoren;

– weet anderen vanuit vakinhoudelijke kennis naar de problemen en bijpassende oplossingen te leiden.

 

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.06

COMPETENTIEPROFIEL: MEDEWERKER BROEDERIJ

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 1 werk- en denkniveau.

– Beheersing van basale kennis en kunde t.b.v. gebruik van beschikbare hulpmiddelen.

– Kennis van bedrijfsspecifieke voorschriften en kwaliteitscriteria.

– Geen ervaring vereist.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Beslissend en activiteiten initiërend (1):

– is in staat te benoemen wanneer iets bijzonder is en het werk te onderbreken om de leidinggevende te waarschuwen.

Ethisch en integer handelend (1):

– houdt zich aan de omgangsvormen en regels m.b.t. de mensen, de omgeving en het milieu die in het werk absoluut nooit mogen worden overtreden;

– neemt de kwetsbaarheid van dieren in acht.

Instructie- en procedure gerichtheid (1):

– werkt volgens eenduidige instructies en procedures;

– volgt de door de leidinggevende gegeven (veiligheids-)instructies op.

Kwaliteitsgerichtheid (1):

– volgt de kwaliteitsprocedures, zodat zonder fouten binnen de gestelde tijd gewerkt wordt.

Vakdeskundigheid toepassend (1):

– is in staat in een vlot tempo door te werken;

– is in staat eenvoudige routinematige beroepshandelingen correct uit te voeren.

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.07

COMPETENTIEPROFIEL: MEDEWERKER PELSERIJ

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 1 werk- en denkniveau.

– Beheersing van basale kennis en kunde ten behoeve van het gebruik van beschikbare hulpmiddelen en machines.

– Kennis van bedrijfsspecifieke voorschriften.

– Enige ervaring in het onthuidingsproces.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Bedrijfsmatig handelend (1):

– komt op tijd op het werk;

– voorkomt verspilling van zaken waarmee gewerkt wordt.

Instructie- en procedure gerichtheid (1):

– werkt volgens eenduidige instructies en procedures;

– volgt de door de leidinggevende gegeven (veiligheids-)instructies op.

Kwaliteitsgerichtheid (1):

– volgt de kwaliteitsprocedures, zodat zonder fouten binnen de gestelde tijd gewerkt wordt.

Middelenbewustzijn (1):

– is in staat zorg te dragen voor juiste toepassing van persoonlijke beschermingsmiddelen en gereedschappen;

– gaat zorgzaam met materialen en middelen om.

Vakdeskundigheid toepassend (1):

– is in staat in een vlot tempo door te werken;

– is in staat eenvoudige routinematige beroepshandelingen correct uit te voeren.

Functiefamilie: Dierhouderij

Functienummer: DH.08

COMPETENTIEPROFIEL: MEDEWERKER PAARDENHOUDERIJ

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 1–2 werk- en denkniveau.

– Kennis van het proces m.b.t. het beleren van paarden

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Enige ervaring in een vergelijkbare functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Ethisch en integer handelend (1):

– houdt zich aan de omgangsvormen en regels m.b.t. de mensen, de omgeving en het milieu die in het werk absoluut nooit mogen worden overtreden;

– neemt de kwetsbaarheid van dieren in acht.

Gedrevenheid/ambitie (2):

– doet het werk goed en probeert hiermee een voorbeeld te zijn voor collega’s.

Instructie- en procedure gerichtheid (2):

– volgt de voorgeschreven instructies op;

– is alert op (veiligheids-)risico’s.

Kwaliteitsgerichtheid (2):

– is in staat systematisch te werken binnen de daartoe gestelde tijd;

– heeft extra aandacht voor de punten die kritisch zijn voor de kwaliteit.

Samenwerkend en overleggend (1):

– is in staat op de juiste wijze om te gaan met de mensen in zijn groep;

– is in staat zijn werkzaamheden af te stemmen op de groep.

Vakdeskundigheid toepassend (2):

– werkt in een vlot tempo en kan met kleine wijzigingen omgaan;

– is in staat eenvoudige taken goed en accuraat uit te voeren en maakt daarbij gebruik van eerdere ervaringen.

Functiefamilie: Kwaliteit & Technologie

Functienummer: KT.01

COMPETENTIEPROFIEL: LABORATORIUM MEDEWERKER / LABORANT

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 2–3 werk- en denkniveau.

– Ervaring met het werken met en onderhouden van analyse-apparatuur.

– Enige werkervaring in een vergelijkbare functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Communicerend (2):

– slaagt erin een eenvoudig standpunt over een onderwerp kernachtig en duidelijk te presenteren en daarover eenvoudige vragen te beantwoorden;

– is in staat collega’s mondeling kort en bondig over het werk te informeren;

– is in staat informatie volledig en correct in eenvoudige schriftelijke berichtjes te verwoorden.

Vakdeskundigheid toepassend (2):

– werkt in een vlot tempo en kan met kleine wijzigingen omgaan;

– is in staat eenvoudige taken uit te voeren en maakt daarbij gebruik van eerdere ervaringen.

Middelenbewustzijn (2):

– is in staat te zorgen voor de benodigde materialen en middelen;

– gebruikt materialen en middelen op de geëigende manier;

– is in staat te zorgen voor onderhoud en opslag van de hem toevertrouwde materialen en middelen.

Analyserend (2):

– is in staat systematisch gegevens te verzamelen en deze op te slaan voor het gebruik door anderen.

Kwaliteitsgerichtheid (3):

– is in staat binnen de tijdsplanning te werken volgens de afgesproken normen;

– controleert tussentijds op kritische punten om de kwaliteit te waarborgen.

Functiefamilie: Logistiek

Functienummer: L.01

COMPETENTIEPROFIEL: ORDERVERZAMELAAR

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 1–2 werk- en denkniveau.

– Aantoonbare vaardigheden in het besturen van handpallettruck en/of lorry.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Enige werkervaring (in een vergelijkbare functie).

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Beslissend en activiteiten initiërend (1):

– is in staat te benoemen wanneer iets bijzonder is en het werk te onderbreken om de leidinggevende te waarschuwen.

Vakdeskundigheid toepassend (2):

– werkt in een vlot tempo door en kan met kleine wijzigingen omgaan;

– is in staat eenvoudige taken goed en accuraat uit te voeren en maakt daarbij gebruik van eerdere ervaringen.

Middelenbewustzijn (1):

– is in staat zorg te dragen voor juiste toepassing van persoonlijke beschermingsmiddelen en gereedschappen;

– gaat zorgzaam met materialen en middelen om.

Kwaliteitsgericht (2):

– is in staat systematisch te werken binnen de daartoe gestelde tijd;

– heeft extra aandacht voor de punten die kritisch zijn voor de kwaliteit.

Instructie- en proceduregerichtheid (1):

– werkt volgens eenduidige instructies en procedures;

– volgt door de leidinggevende gegeven (veiligheids-)instructies op.

Functiefamilie: Logistiek

Functienummer: L.02

COMPETENTIEPROFIEL: VORKHEFTRUCKCHAUFFEUR

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 2 werk- en denkniveau.

– Aantoonbare vaardigheden in het besturen van een vorkheftruck.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Enige werkervaring (in een vergelijkbare functie).

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Beslissend en activiteiten initiërend (2):

– is in staat te benoemen wanneer het verloop van de werkzaamheden ongewoon genoeg is om de leidinggevende te waarschuwen;

– is in staat te beslissen of het werk door kan gaan of het werk stil gelegd moet worden.

Vakdeskundigheid toepassend (2):

– is in staat in een vlot tempo door te werken en kan met kleine wijzigingen omgaan;

– is in staat eenvoudige taken goed en accuraat uit te voeren en maakt daarbij gebruik van eerdere ervaringen.

Middelenbewustzijn (2):

– is in staat te zorgen voor de benodigde materialen en middelen;

– gebruikt materialen en middelen op de geëigende manier;

– is in staat te zorgen voor onderhoud en opslag van de hem toevertrouwde materialen en middelen.

Kwaliteitsgerichtheid (2):

– is in staat systematisch te werken binnen de daartoe gestelde tijd;

– heeft extra aandacht voor de punten die kritisch zijn voor de kwaliteit.

Instructie- en proceduregerichtheid (1):

– werkt volgens eenvoudige instructies en procedures;

– volgt door de leidinggevende gegeven veiligheidsinstructies op.

Functiefamilie: Logistiek

Functienummer: L.03

COMPETENTIEPROFIEL: LOGISTIEK MEDEWERKER

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 2 werk- en denkniveau.

– Aantoonbare vaardigheden in het besturen van een handpallettruck en vorkheftruck.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Enige werkervaring (in een vergelijkbare functie).

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Samenwerkend en overleggend (2)

– is in staat op de juiste wijze om te gaan met de mensen;

– is in staat een bijdrage te leveren aan het werkoverleg;

– is in staat aan te geven waar samenwerking nodig is.

Instructie- en proceduregerichtheid (2):

– volgt de voorgeschreven procedures op;

– is alert op (veiligheids-)risico’s.

Beslissend en activiteiten initiërend (2):

– is in staat te benoemen wanneer het verloop van de werkzaamheden ongewoon genoeg is om de leidinggevende te waarschuwen;

– is in staat te beslissen of het werk door kan gaan of het werk stil gelegd moet worden.

Middelenbewustzijn (2):

– is in staat te zorgen voor de benodigde materialen en middelen;

– gebruikt materialen en middelen op de geëigende manier;

– is in staat te zorgen voor onderhoud en opslag van de hem toevertrouwde materialen en middelen.

Kwaliteitsgerichtheid (2):

– is in staat systematisch te werken binnen de daartoe gestelde tijd;

– heeft extra aandacht voor de punten die kritisch zijn voor de kwaliteit.

Functiefamilie: Logistiek

Functienummer: L.04

COMPETENTIEPROFIEL: CHAUFFEUR BINNENLAND

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 2 werk- en denkniveau.

– Aantoonbare vaardigheden in het besturen/bedienen van en manoeuvreren met vrachtauto (rijbewijs C/CE inclusief code 95).

– Inzicht in de functie, werking en het onderhoud van (onderdelen van) de vrachtauto.

– Enige werkervaring in een vergelijkbare functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Vakdeskundigheid toepassend (2):

– werkt in een vlot tempo en kan met kleine wijzigingen omgaan;

– is in staat eenvoudige taken goed en accuraat uit te voeren en maakt daarbij gebruik van eerdere ervaringen.

Plannend en organiserend (2):

– slaagt erin het eigen werk zo voor te bereiden dat de handelingen op volgorde kunnen worden verricht;

– is in staat in de gaten te houden of werkzaamheden volledig opschieten en meldt tijdig als het werk niet op tijd af zal zijn.

Klantgerichtheid (2):

– houdt in zijn gedrag rekening met klanten;

– is in staat passend te reageren op vragen/klachten van klanten voor zover dat in zijn/haar bereik ligt en verwijst anders door naar iemand die ze wel kan helpen.

Instructie- en proceduregerichtheid (2):

– volgt de voorgeschreven procedures op;

– is alert op (veiligheids-)risico’s.

Middelenbewustzijn (2):

– is in staat te zorgen voor de benodigde materialen en middelen;

– gebruikt materialen en middelen op de geëigende manier;

– is in staat te zorgen voor onderhoud en opslag van de hem toevertrouwde materialen en middelen.

Functiefamilie: Logistiek

Functienummer: L.05

COMPETENTIEPROFIEL: TEAMLEIDER LOGISTIEK

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 4 werk- en denkniveau.

– Kennis van gangbare logistieke systemen en procedures.

– Kennis van voorschriften m.b.t. veiligheid, Arbo, HACCP.

– Beheersing van tenminste één vreemde taal.

– Enige jaren werkervaring in een vergelijkbare leidinggevende functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Beslissend en activiteiten initiërend (4):

– is in staat zelfstandig beslissingen te nemen;

– is in staat initiatieven te nemen om te waarborgen dat passend gereageerd wordt en ingespeeld wordt op veranderende omstandigheden bij lopende processen waarvoor hij verantwoordelijk is.

Aansturend (4):

– is in staat de werkzaamheden van medewerkers te controleren;

– is in staat te anticiperen door waar nodig in overleg de werkzaamheden van de medewerkers aan te passen.

Samenwerkend en overleggend (4):

– is in staat initiatief te nemen om samenwerking met en tussen medewerkers te stimuleren en optimaliseren;

– is in staat adequaat overleg en afstemming tussen alle betrokkenen te bevorderen;

– slaagt erin de sfeer te bewaken.

Instructie- en proceduregerichtheid (4):

– draagt zorg voor een cultuur op het bedrijf, waarbinnen instructies, procedures, veiligheidsbeleid en andere wettelijke regelingen als vanzelfsprekend opgevolgd en toegepast worden.

Plannend en organiserend (4):

– is in staat te coördineren en de organisatie te adviseren over de inzet van mensen, middelen en materialen op basis van een planning voor één of meerdere maanden;

– is in staat de voortgang te voorspellen op basis van resultaten, en prioriteiten te stellen bij onvoorziene omstandigheden om de geplande doelen te behalen.

Bedrijfsmatig handelend (4):

– is in staat te sturen op efficiëntie in het werk en kan dat vertalen naar verbeteringen voor operationeel beleid.

Functiefamilie: Logistiek

Functienummer: L.06

COMPETENTIEPROFIEL: EXPORTMEDEWERKER

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO/MBO+ werk- en denkniveau.

– Beheersing van tenminste twee vreemde talen.

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Ervaring met het opstellen van planningen.

– Enige werkervaring in een vergelijkbare functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Beslissend en activiteiten initiërend (4):

– is in staat zelfstandig beslissingen te nemen;

– is in staat initiatieven te nemen om te waarborgen dat passend gereageerd wordt en ingespeeld wordt op veranderende omstandigheden bij lopende processen waarvoor hij verantwoordelijk is.

Klantgerichtheid (4):

– herkent signalen van de klant;

– is in staat per geval een passende aanpak te kiezen om de klanttevredenheid te verhogen en kan de aanpak vertalen in een beleid op het bedrijf.

Bedrijfsmatig handelend (4):

– is in staat te sturen op efficiëntie in het werk en kan dat vertalen naar verbeteringen voor operationeel beleid.

Samenwerkend en overleggend (3):

– is in staat initiatief te nemen tot voldoende overleg met collega’s, opdrachtgevers en klanten en ervoor te zorgen dat zij daarbij voldoende betrokken zijn/inbreng hebben;

– slaagt erin de goede werkrelatie met collega’s, opdrachtgevers en klanten te bewaken.

Vakdeskundigheid toepassend (4):

– werkt accuraat, lang en stevig door, ook bij het uitvoeren van meerdere specialistische en ingewikkelde taken;

– is in staat bekende en onbekende werkzaamheden goed in te schatten;

– is in staat nieuwe ontwikkelingen in zijn vakgebied te benoemen;

– slaagt erin zijn kennis en ervaring toe te passen, die te delen met anderen en over te dragen waar nodig.

Functiefamilie: Staf & Facility

Functienummer: SF.01

COMPETENTIEPROFIEL: MEDEWERKER HUISHOUDELIJKE DIENST

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 1 werk- en denkniveau.

– (Enig) inzicht in hygiënestandaarden/-voorschriften (HACCP werkwijze, presentatie).

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Enige werkervaring (in een vergelijkbare functie).

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Beslissend en activiteiten initiërend (1):

– is in staat te benoemen wanneer iets bijzonder is en het werk te onderbreken om de leidinggevende te waarschuwen.

Vakdeskundigheid toepassend (1):

– is in staat in een vlot tempo door te werken;

– is in staat eenvoudige routinematige beroepshandelingen correct uit te voeren.

Middelenbewustzijn (2):

– is in staat te zorgen voor de benodigde materialen en middelen;

– gebruikt materialen en middelen op de geëigende manier;

– is in staat te zorgen voor onderhoud en opslag van de hem toevertrouwde materialen en middelen.

Instructie- en proceduregerichtheid (1):

– werkt volgens eenvoudige instructies en procedures;

– volgt door de leidinggevende gegeven (veiligheids-)instructies op.

Bedrijfsmatig handelend (1):

– komt op tijd op het werk;

– voorkomt verspilling van zaken waarmee gewerkt wordt.

Functiefamilie: Staf & Facility

Functienummer: SF.02

COMPETENTIEPROFIEL: MEDEWERKER KANTINE

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 1–2 werk- en denkniveau.

– Kennis van hygiënestandaarden/-voorschriften (HACCP-werkwijze, -presentatie).

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Enige werkervaring (in een vergelijkbare functie).

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Beslissend en activiteiten initiërend (2):

– is in staat te benoemen wanneer het verloop van de werkzaamheden ongewoon genoeg is om de leidinggevende te waarschuwen;

– is in staat te beslissen of hij het werk door kan laten gaan of het werk stil gelegd moet worden.

Vakdeskundigheid toepassend (2):

– werkt in een vlot tempo door en kan met kleine wijzigingen omgaan;

– is in staat eenvoudige taken goed en accuraat uit te voeren en maakt daarbij gebruik van eerdere ervaringen.

Plannend en organiserend (1):

– slaagt erin het werk zo voor te bereiden dat hij handelingen op volgorde kan verrichten;

– meldt als het werk niet op tijd af zal zijn.

Instructie- en proceduregerichtheid (2):

– volgt de voorgeschreven procedures op;

– is alert op veiligheidsrisico’s.

Bedrijfsmatig handelend (1):

– komt op tijd op het werk;

– voorkomt verspilling van zaken waarmee gewerkt wordt.

Functiefamilie: Staf & Facility

Functienummer: SF.03

COMPETENTIEPROFIEL: TELEFONISTE / RECEPTIONISTE

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 2–3 werk- en denkniveau.

– Kennis van en ervaring met het werken met softwarepakketten (o.a. Office).

– Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.

– Ervaring met het bedienen en beheren van een telefooncentrale.

– Beheersing van tenminste één vreemde taal.

– Enige werkervaring in een vergelijkbare functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Relaties bouwend en netwerkend (2):

– slaagt erin namen en functies van medewerkers, klanten en leidinggevenden te onthouden en op eenvoudige wijze het contact met hen te onderhouden.

Communicerend (2):

– slaagt erin een eenvoudig standpunt over een eenvoudig onderwerp kernachtig en duidelijk te presenteren en daarover eenvoudige vragen te beantwoorden;

– is in staat collega’s mondeling kort en bondig over het werk te informeren;

– is in staat informatie volledig en correct in eenvoudige schriftelijke berichtjes te verwoorden.

Vakdeskundigheid toepassend (3):

– werkt snel en reageert snel op wijzigingen in werkzaamheden;

– werkt precies en gebruikt eerdere ervaringen;

– is in staat snel te benoemen wat de standaard werkzaamheden inhouden en draagt dit gemakkelijk over aan anderen.

Klantgerichtheid (2):

– houdt in zijn/haar gedrag rekening met klanten;

– is in staat passend te reageren op vragen/klachten van klanten voor zover dat in zijn/haar bereik ligt en verwijst anders door naar iemand die ze wel kan helpen.

Samenwerkend en overleggend (2):

– is in staat op de juiste wijze om te gaan met de mensen;

– is in staat een bijdrage te leveren aan het werkoverleg;

– is in staat aan te geven waar samenwerking nodig is.

Functiefamilie: Staf & Facility

Functienummer: SF.04

COMPETENTIEPROFIEL: HR-ADVISEUR

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– HBO werk- en denkniveau (bij voorkeur P&A of vergelijkbaar);

– Kennis van arbeids- en sociaal verzekeringsrecht.

– Kennis van interne procedures, bedrijfsregelingen en de CAO ij.

– Enkele jaren relevante werkervaring.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Beslissend en activiteiten initiërend (5):

– is in staat op basis van complexe en onvolledige informatie besluiten te nemen die implicaties hebben voor de organisatie/het organisatieonderdeel;

– betrekt anderen bij de besluitvorming en vraagt terugkoppeling;

– is in staat het voortouw te nemen in het opstarten van activiteiten.

Aandacht en begrip tonend (5):

– neemt waar wat anderen willen en geeft passende feedback;

– schat de haalbaarheid van plannen en voorstellen bij betrokkenen goed in;

– anticipeert op de reactie en gevoelens van de ander door de communicatie hierop af te stemmen.

Relaties bouwend en netwerkend (5):

– slaagt erin een relatienetwerk op te bouwen dat relevant is voor (een onderdeel van) de organisatie;

– is in staat een vertrouwensband te creëren met de gesprekspartner;

– is in staat mensen met elkaar in contact te brengen.

Kwaliteitsgerichtheid (5):

– weet in te grijpen als de geëiste kwaliteit niet in orde is;

– is in staat feedback te vragen met betrekking tot de kwaliteit van het door hem geleverde werk;

– voelt zich mede verantwoordelijk voor de kwaliteit van producten en diensten van de organisatie;

– streeft voortdurend naar kwaliteitsverbetering van producten en diensten.

Vakdeskundigheid toepassen (5):

– doet waarneembaar moeite om het waarom te begrijpen;

– is in staat de kern van het probleem naar voren te halen;

– is in staat (niet voor de hand liggende) alternatieven voor te stellen voor verbetering met onderbouwde voor- en nadelen.

Functiefamilie: Techniek

Functienummer: T.01

COMPETENTIEPROFIEL: ALGEMEEN TECHNISCH MEDEWERKER

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 2–3 werk- en denkniveau.

– Ervaring met het bedienen van diverse (elektrische) handgereedschappen.

– Ervaring met het bewerken/verwerken van diverse houtsoorten, specie en andere bouwmaterialen.

– Kennis van gehanteerde procedures (materieel, kwaliteit en veiligheid).

– Enige jaren werkervaring (in een vergelijkbare functie).

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Vakdeskundigheid toepassend (2):

– werkt in een vlot tempo en kan met kleine wijzigingen omgaan;

– is in staat eenvoudige taken goed en accuraat uit te voeren en maakt daarbij gebruik van eerdere ervaringen.

Middelenbewustzijn (2):

– is in staat te zorgen voor de benodigde materialen en middelen;

– gebruikt materialen en middelen op de geëigende manier;

– is in staat te zorgen voor onderhoud en opslag van de hem toevertrouwde materialen en middelen.

Kwaliteitsgerichtheid (2):

– is in staat systematisch te werken binnen de daartoe gestelde tijd;

– heeft extra aandacht voor de punten die kritisch zijn voor de kwaliteit.

Instructie- en proceduregerichtheid (2):

– volgt de voorgeschreven procedures op;

– is alert op (veiligheids-)risico’s.

Samenwerkend en overleggend (2):

– is in staat op de juiste wijze om te gaan met de mensen;

– is in staat een bijdrage te leveren aan het werkoverleg;

– is in staat aan te geven waar samenwerking nodig is.

Functiefamilie: Techniek

Functienummer: T.02

COMPETENTIEPROFIEL: ONDERHOUDSMONTEUR

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 3 werk- en denkniveau.

– Ervaring met het (de)monteren en instellen van apparatuur, machines, installaties.

– Ervaring met het bewerken van materialen gebruikmakend van handgereedschappen, machines en lasapparatuur.

– Kennis van gehanteerde procedures en wet- en regelgeving (materieel, kwaliteit en veiligheid).

– Enige jaren werkervaring in een vergelijkbare functie.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Creatief/innovatief (2):

– is in staat een eenvoudige bijdrage te leveren aan overleg over verbeteringen;

– is in staat eenvoudige mogelijkheden voor verbetering op te merken.

Vakdeskundigheid toepassend (3):

– werkt snel en reageert snel op wijzigingen in werkzaamheden;

– werkt precies en gebruikt eerdere ervaringen;

– is in staat snel te benoemen wat de standaard werkzaamheden inhouden en draagt dit gemakkelijk over aan anderen.

Samenwerkend en overleggend (3):

– is in staat initiatief te nemen tot voldoende overleg met collega’s, opdrachtgevers en klanten en ervoor te zorgen dat zij daarbij voldoende betrokken zijn/inbreng hebben;

– slaagt erin de goede werkrelatie met collega’s, opdrachtgevers en klanten te bewaken.

Middelenbewustzijn (3):

– is in staat de aard en omvang van standaard werk te overzien en bepaalt op basis daarvan welke de meest geschikte materialen en middelen daarvoor zijn;

– is in staat zorg te dragen voor goede instructie, juist gebruik, onderhoud en opslag van materialen en middelen.

Analyserend (2):

– is in staat systematisch gegevens te verzamelen en deze op te slaan voor het gebruik door anderen.

Kwaliteitsgericht (3):

– is in staat binnen de tijdsplanning te werken volgens de afgesproken normen;

– controleert tussentijds op kritische punten om de kwaliteit te waarborgen.

Functiefamilie: Techniek

Functienummer: T.03

COMPETENTIEPROFIEL: HOOFD ONDERHOUD

Kennis en betekenisvolle ervaring:

– MBO 4 werk- en denkniveau.

– Ervaring met het aansturen van medewerkers.

– Ervaring met en kennis van onderhoud aan installaties, gebouwen en apparatuur.

– Ervaring als onderhoudsmonteur.

Competenties / gedragsvoorbeelden:

Genoemde competenties en gedragsvoorbeelden zijn suggesties voor gewenst gedrag voor een adequate uitoefening van de referentiefunctie.

Aansturend (4):

– is in staat de werkzaamheden van medewerkers te controleren;

– is in staat te anticiperen door waar nodig in overleg de werkzaamheden van de medewerkers aan te passen.

Samenwerkend en overleggend (4):

– is in staat initiatief te nemen om samenwerking met en tussen medewerkers te stimuleren en te optimaliseren;

– is in staat adequaat overleg en afstemming tussen alle betrokkenen te bevorderen;

– slaagt erin de sfeer te bewaken.

Overtuigend en beïnvloedend (4):

– is in staat de zienswijze van medewerkers/opdrachtgevers/klanten te beïnvloeden door met gezag te spreken, argumenten aan te voeren, te onderbouwen of te weerleggen en daarbij gevoelens te betrekken.

Middelenbewustzijn (4):

– is in staat, op basis van de werkzaamheden, de planning, in te zetten personeel en het ondernemingsbeleid, te kiezen welke materialen en middelen binnen de organisatie nodig zijn;

– is in staat de afweging te maken welke materialen en middelen aangeschaft en welke ingehuurd worden.

Creatief/innovatief (3):

– is in staat voorstellen te doen om veel voorkomende fouten/tekorten te voorkomen;

– attendeert zijn/haar team/klant/opdrachtgever op verbetermogelijkheden van standaard producten en werkwijzen;

– is in staat ideeën hoe het anders kan te benoemen en die te delen met anderen.

Instructie- en proceduregerichtheid (4):

– draagt zorg voor een cultuur op het bedrijf waarbinnen instructies, procedures, veiligheidsbeleid en andere wettelijke regelingen als vanzelfsprekend opgevolgd en toegepast worden.

Bedrijfsmatig handelend (4):

– is in staat te sturen op efficiëntie in het werk en kan dat vertalen naar verbeteringen voor operationeel beleid.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2017.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2018 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 6 juli 2017

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven