Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 juni 2017, nr. 1184071, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs onder meer in verband met wijzigingen als gevolg van de eerste suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het begrotingsjaar 2017 en in verband met de vaststelling van de hoogte van het wettelijk collegegeld voor het studiejaar 2018/2019

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 7.52, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de artikelen 2.2, 4.11 eerste lid, 4.20, eerste lid, 4.21 eerste en tweede lid, 4.23 eerste lid, 4.24 eerste lid en 4.27 derde en vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, komt te luiden:

Artikel 4. Bedragen onderzoek

  • 1. De bedragen, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, van het besluit, worden vastgesteld overeenkomstig bijlage 5 bij deze regeling.

  • 2. De verdeling, bedoeld in artikel 4.23, tweede lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 6 bij deze regeling.

  • 3. De bedragen, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, van het besluit, worden vastgesteld overeenkomstig bijlage 9 bij deze regeling.

  • 4. Het percentage, bedoeld in artikel 4.20, eerste lid, van het besluit, is 15,47213%.

  • 5. Het percentage, bedoeld in artikel 4.21, eerste lid, van het besluit, is 20,00000%.

  • 6. De bedragen, bedoeld in artikel 4.21, tweede lid, van het besluit, zijn € 80.241 voor een promotie en € 66.868 voor een ontwerperscertificaat.

B

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

  • 1. Het volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit bedraagt na toepassing van artikel 2.2, derde en vierde lid, van het besluit, voor het studiejaar 2018–2019 € 2.060.

  • 2. Het minimumbedrag van het gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van het besluit bedraagt na toepassing van artikel 2.2, derde en vierde lid, van het besluit, voor het studiejaar 2018–2019 € 1.226.

C

Bijlage 1 komt te luiden:

Bijlage 1. bij artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling

Bedragen onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

   

€ 290.720

€ 290.720

21PB

Universiteit Leiden

 

€ 2.480.727

€ 2.651.314

€ 5.132.041

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

 

€ 2.057.052

€ 801.342

€ 2.858.394

21PD

Universiteit Utrecht

 

€ 5.374.710

€ 2.907.407

€ 8.282.117

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

 

€ 485.313

€ 8.494.838

€ 8.980.151

21PF

Technische Universiteit Delft

   

€ 15.412.474

€ 15.412.474

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

 

€ 4.433

€ 397.847

€ 402.280

21PH

Universiteit Twente

   

€ 13.850.192

€ 13.850.192

21PI

Wageningen University

 

€ 4.433

€ 85.087

€ 89.520

21PJ

Universiteit Maastricht

 

€ 584.231

€ 2.186.865

€ 2.771.096

21PK

Universiteit van Amsterdam

 

€ 2.769.927

€ 3.540.973

€ 6.310.900

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

 

€ 838.789

€ 2.896.989

€ 3.735.778

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

 

€ 1.513.512

€ 2.037.340

€ 3.550.852

21PN

Universiteit van Tilburg

 

€ 511.202

€ 64.142

€ 575.344

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

       

22NC

Open Universiteit

 

€ 332.803

€ 495.697

€ 828.500

23BF

Universiteit voor Humanistiek

   

€ 654

€ 654

25AV

Theologische Universiteit Kampen

   

€ 2.618

€ 2.618

 

Totaal

 

€ 16.957.132

€ 56.116.499

€ 73.073.631

Bedragen onderwijsopslag universiteiten met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

21PI

Wageningen University

     

€ 0

D

Bijlage 3 komt te luiden:

Bijlage 3. bij artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling

Bedragen onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

 

€ 257.391

€ 21.252

€ 278.643

00MF

HKU

 

€ 373.689

€ 238.058

€ 611.747

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

 

€ 646.216

€ 272.698

€ 918.914

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

€ 809.732

€ 24.299

€ 834.031

02NR

Hotelschool Den Haag

   

€ 314.760

€ 314.760

02NT

The Design Academy Eindhoven

 

€ 369.796

€ 35.655

€ 405.451

07GR

Avans Hogeschool

 

€ 422.092

€ 1.237.227

€ 1.659.319

08OK

Hogeschool De Kempel

 

€ 317.631

€ 5.476

€ 323.107

09OT

Iselinge Hogeschool

 

€ 286.598

€ 5.476

€ 292.074

10IZ

PC Hogeschool Marnix Academie

 

€ 759.395

€ 48.417

€ 807.812

14NI

Codarts, Hs voor Muziek en Dans Rotterdam

 

€ 642.638

€ 141.149

€ 783.787

15BK

Christelijke Hogeschool De Driestar

 

€ 153.339

€ 16.428

€ 169.767

21CW

Hogeschool HAS Den Bosch

       

21MI

HZ University of Applied Sciences

 

€ 383.348

€ 2.319.864

€ 2.703.212

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 631.408

€ 286.017

€ 917.425

21RI

Hogeschool Leiden

 

€ 669.247

€ 1.144.412

€ 1.813.659

21UG

Hs Interconfessionele PABO

 

€ 355.966

€ 10.952

€ 366.918

21UI

NHTV internationaal hoger onderwijs Breda

   

€ 1.187.397

€ 1.187.397

21WN

NHL Hogeschool

 

€ 149.688

€ 1.305.985

€ 1.455.673

22EX

Stenden Hogescholen

 

€ 1.436.644

€ 1.256.206

€ 2.692.850

22HH

VIAA Gereformeerde Hogeschool

 

€ 480.098

€ 101.634

€ 581.732

22OJ

Hogeschool Rotterdam

 

€ 2.949.540

€ 1.211.931

€ 4.161.471

23AH

Saxion Hogescholen

 

€ 732.013

€ 2.387.326

€ 3.119.339

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

 

€ 586.142

€ 66.082

€ 652.224

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

 

€ 414.381

€ 651.198

€ 1.065.579

25BE

Hanzehogeschool Groningen

 

€ 1.425.210

€ 2.521.156

€ 3.946.366

25DW

Hogeschool Utrecht

 

€ 1.835.171

€ 1.258.316

€ 3.093.487

25JX

Hogeschool Zuyd

 

€ 1.555.617

€ 2.332.830

€ 3.888.447

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

 

€ 1.075.775

€ 2.714.084

€ 3.789.859

27NF

ArtEZ Hogeschool

 

€ 1.014.271

€ 168.706

€ 1.182.977

27PZ

Hogeschool INHolland

 

€ 2.464.384

€ 98.974

€ 2.563.358

27UM

De Haagse Hogeschool

 

€ 1.197.508

€ 199.726

€ 1.397.234

28DN

Hogeschool van Amsterdam

 

€ 1.097.107

€ 2.407.829

€ 3.504.936

30GB

Fontys Hogescholen

 

€ 2.311.481

€ 2.509.009

€ 4.820.490

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

       

30TX

Vilentum Hogeschool

   

€ 47.322

€ 47.322

30VP

Thomas More Hogeschool

   

€ 5.476

€ 5.476

 

Totaal

 

€ 27.803.516

€ 28.553.327

€ 56.356.843

Bedragen onderwijsopslag van hogescholen met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

21CW

Hogeschool HAS Den Bosch

€ 48.130

 

€ 700.000

€ 748.130

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 11.149

   

€ 11.149

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

€ 57.578

   

€ 57.578

30TX

Vilentum Hogeschool

€ 42.435

€ 13.614

€ 261.291

€ 317.340

 

Totaal

€ 159.292

€ 13.614

€ 961.291

€ 1.134.197

E

Bijlage 5 komt te luiden:

Bijlage 5. bij artikel 4, eerste lid, van de Regeling

Bedragen onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

€ 224.217

21PB

Universiteit Leiden

€ 25.753.712

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 19.780.058

21PD

Universiteit Utrecht

€ 23.544.879

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 12.862.008

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 18.036.511

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 12.742.334

21PH

Universiteit Twente

€ 12.379.628

21PI

Wageningen University

 

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 12.393.062

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 11.737.181

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 11.523.045

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 16.588.470

21PN

Universiteit van Tilburg

€ 4.410.106

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

–€ 32.926

22NC

Open Universiteit

€ 2.005.767

23BF

Universiteit voor Humanistiek

€ 333.236

25AV

Theologische Universiteit Kampen

€ 141.945

 

Totaal

€ 184.423.233

Bedragen onderzoek universiteiten met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

21PI

Wageningen University

€ 8.979.516

F

Bijlage 7 komt te luiden:

Bijlage 7. bij artikel 6 van de Regeling

Bedragen en percentages academische ziekenhuizen, bedoeld in artikel 4.27, derde lid onder c. respectievelijk artikel 4.27, vierde lid van het besluit

Universiteit

Bedrag

Percentage

21PB

Universiteit Leiden

€ 3.302.021

12,52834%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 5.024.489

12,73057%

21PD

Universiteit Utrecht

€ 4.602.168

13,69339%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 5.280.295

13,22639%

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 3.485.857

9,04449%

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 4.071.417

16,92667%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 3.463.149

10,89867%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 4.171.155

10,95148%

 

Totaal

€ 33.400.551

100,00000%

G

Bijlage 9 komt te luiden:

Bijlage 9. bij artikel 4, derde lid, van de Regeling

Bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Bedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 46.555

00MF

HKU

€ 22.728

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 262.430

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

02NR

Hotelschool Den Haag

 

02NT

The Design Academy Eindhoven

 

07GR

Avans Hogeschool

€ 40.471

08OK

Hogeschool De Kempel

€ 53.145

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 25.347

10IZ

PC Hogeschool Marnix Academie

€ 94.884

14NI

Codarts, Hs voor Muziek en Dans Rotterdam

€ 11.068

15BK

Christelijke Hogeschool De Driestar

€ 76.465

21CW

Hogeschool HAS Den Bosch

 

21MI

HZ University of Applied Sciences

€ 26.023

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 26.277

21RI

Hogeschool Leiden

€ 102.404

21UG

Hs Interconfessionele PABO

€ 62.946

21UI

NHTV internationaal hoger onderwijs Breda

 

21WN

NHL Hogeschool

€ 156.563

22EX

Stenden Hogescholen

€ 78.662

22HH

Gereformeerde Hogeschool

€ 35.233

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 227.028

23AH

Saxion Hogescholen

€ 76.634

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 3.464

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 47.146

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 93.279

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 334.839

25JX

Hogeschool Zuyd

€ 24.165

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 291.580

27NF

ArtEZ Hogeschool

€ 52.807

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 151.409

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 83.984

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 289.890

30GB

Fontys Hogescholen

€ 501.541

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

 

30TX

Vilentum Hogeschool

€ 5.407

30VP

Thomas More Hogeschool

€ 41.739

 

Totaal

€ 3.346.113

Bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Bedrag

21CW

Hogeschool HAS Den Bosch

 

27PZ

Hogeschool INHolland

 

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

 

30TX

Vilentum Hogeschool

€ 64.685

 

Totaal

€ 64.685

H

Bijlage 10 komt te luiden:

Bijlage 10. bij artikel 14, tweede lid, van de Regeling

Specificatie inschrijvingsgegevens artikel 7.52, derde lid van de wet

Naam

Formaat

Lengte

Definitie

Burgerservicenummer

Alfanumeriek

9

Het burgerservicenummer (BSN) is het nummer dat de natuurlijke persoon uniek identificeert in overheidsadministraties. Het burgerservicenummer moet 9 cijfers bevatten en voldoen aan de 11-proef. Eventuele voorloopnullen dienen altijd aangeleverd te worden.

Onderwijsnummer

Alfanumeriek

9

Het uniek identificerende nummer dat aan een onderwijsontvanger wordt toegekend indien deze niet of niet verifieerbaar over een BSN beschikt.

Het onderwijsnummer moet 9 cijfers bevatten en voldoen aan de 11 proef. Eventuele voorloopnullen dienen altijd aangeleverd te worden.

BRIN

Alfanumeriek

4

Een unieke code voor een onderwijsinstelling. Het BRIN bestaat uit 2 cijfers gevolgd door 2 hoofdletters

BrinVolgnummer

Alfanumeriek

2

Een volgnummer bij het BRIN-nummer dat een onderwijslocatie uniek identificeert. Het BRIN-volgnummer bestaat uit 2 cijfers.

Inschrijvingvolgnummer

Alfanumeriek

20

Een door de instelling aan de inschrijving toegekend volgnummer voor de registratie van een inschrijving bij DUO. Het inschrijvingvolgnummer moet per BRIN uniek zijn. Het inschrijvingsvolgnummer bestaat uit cijfers, hoofdletters (A–Z), kleine letters (a–z) of een combinatie daarvan.

Inschrijvingsvorm

Alfanumeriek, waardelijst

1

De hoedanigheid waarin de onderwijsvolger zich heeft aangemeld; Mogelijke waarden conform waardelijst Programma van Eisen

Opleidingcode

Alfanumeriek

5

De code van de opleiding binnen het codestelsel

Onderwijsvorm

Alfanumeriek, waardelijst

2

Uitputtende lijsten voor het hoger onderwijs voor de manier waarop de kennisoverdracht is ingericht wat betreft fysieke aanwezigheid op de onderwijslocatie en de duur daarvan; mogelijke waarden conform waardelijst Programma van Eisen

Opleidingsfase

Alfanumeriek, waardelijst

1

Aanduiding van een deel van opleiding; mogelijke waarden conform waardelijst Programma van Eisen

DatumInschrijving

Datum

8

De datum vanaf wanneer de betrokkene is ingeschreven

DatumUitschrijving

Datum

8

De datum waarop de betrokkene is uitgeschreven ic de laatste datum waarop de inschrijving daadwerkelijk actief was.

RedenUitschrijving

Alfanumeriek, waardelijst

40

Codering voor de reden van de uitschrijving; mogelijke waarden conform waardelijst Programma van Eisen

EersteInschrijving

Boolean (J/N)

1

EersteInschrijving geeft aan of het om de opleiding van eerste inschrijving van de student gaat, te weten:

1. de opleiding waarvoor een persoon het collegegeld, bedoeld in artikel 7.43, eerste lid van de wet, is verschuldigd en waarvoor geen vermindering of vrijstelling van het betalen van collegegeld op grond van de wet is verkregen, tenzij er sprake is van een vermindering als bedoeld in artikel 7.48, derde en vierde lid, of,

2. opleiding waarvoor een persoon die het collegegeld, bedoeld in artikelen 7.43, tweede lid, of 7.44 van de wet is verschuldigd, zich als eerste heeft ingeschreven.

Aantal studiepunten onderwijseenheid

Numeriek

3.1

Een getal, uitgedrukt in studiepunten (ECTS), dat de inspanning weergeeft die een onderwijseenheid aan de Open Universiteit vergt.

Studentnummer

Alfanumeriek

12

Het studentnummer is het identificerende nummer waarmee de student in de administratie van de instelling bekend is.

Indicatie Intensief Programma

Boolean

J/N

Geeft aan of er sprake is van deelname aan een intensief programma voor een opleiding of een programma binnen de opleiding.

Specificatie persoonsgegevens artikel 7.52, derde lid van de wet

Naam

Formaat

Lengte

Definitie

AanmeldNummer

Alfanumeriek

18

De unieke aanduiding van een aanmelding

Geslachtsaanduiding

Alfanumeriek, waardelijst

1

De aanduiding van het geslacht van de natuurlijke persoon; mogelijke waarden conform waardelijst Programma van Eisen

Geslachtsnaam

Alfanumeriek

200

De naamgegevens van de persoon met uitzondering van de voornamen. Indien de natuurlijke persoon geen vastgestelde geslachtsnaam heeft wordt de waarde - (liggend streepje) opgenomen.

Geboortedatum

Datum

8

De datum waarop de natuurlijke persoon is geboren; indien de dag of de dag en maand niet bekend is bevat(ten) deze 00.

Geboorteplaats

Alfanumeriek

40

De naam van de plaats

Code geboorteland

Alfanumeriek

4

De code van het land cf de Landelijke tabel

Voorvoegsel

Alfanumeriek

10

Het deel van de geslachtsnaam dat voorkomt in de voorvoegseltabel en door een spatie van de geslachtsnaam is gescheiden

Voornamen

Alfanumeriek

200

De verzameling namen, die gescheiden door spaties, aan de geslachtsnaam voorafgaat. Indien de natuurlijke persoon geen vastgestelde voornamen heeft, wordt de waarde - (liggend streepje) opgenomen. Zolang LO3 nog gebruikt wordt kunnen voornamen ook leeg zijn.

Of binnenlands adres of buitenlands adres

Binnenlands adres

DatumBegin

Alfanumeriek

(DD-MM-JJJJ)

10

Eerste dag waarop het adres geldig is. Indien de dag of de dag en maand niet bekend is bevat(ten) deze dan 00.

Straatnaam

Alfanumeriek

80

De straatnaam zoals die officieel is vastgesteld door de gemeente

Huisnummer

Alfanumeriek

5

De numerieke aanduiding zoals deze door het gemeentebestuur aan het object is toegekend

Huisletter

Alfanumeriek

1

De alfabetische aanduiding zoals deze door het gemeentebestuur aan de locatie is toegekend ter aanvulling op het huisnummer

HuisnummerToevoeging

Alfanumeriek

5

Die letters of tekens die noodzakelijk zijn om, naast het juiste huisnummer de brievenbus te vinden

Postcode

Alfanumeriek

6

De door de PTT vastgestelde code behorende bij de straatnaam en het huisnummer

AanduidingLocatie

Alfanumeriek

35

De nadere aanduiding van de locatie waar de persoon is ingeschreven of het adres indien daarbij geen officiële straatnaam hoort.

Plaatsnaam

Alfanumeriek

40

De naam van de plaats cf de landelijke tabel (in LO4)

HuisnummerAanduiding

Alfanumeriek

2

De aanduiding die wordt gebruikt voor adressen die niet zijn voorzien van de gebruikelijke straatnaam en huisnummering; mogelijke waarden conform waardelijst Programma van Eisen

Buitenlands adres

DatumBegin

Alfanumeriek

(DD-MM-JJJJ)

10

Eerste dag waarop het adres geldig is. Indien de datum waarvan de dag of de dag en maand niet bekend is dan bevat(ten) deze 00.

AdresregelBuitenland1

Alfanumeriek

35

De eerste regel van het buitenlands adres

AdresregelBuitenland2

Alfanumeriek

35

De tweede regel van het buitenlands adres

AdresregelBuitenland3

Alfanumeriek

35

De derde regel van het buitenlands adres

LandCode

Alfanumeriek

4

De code van het land cf de landelijke tabel

Nationaliteitscode

Alfanumeriek

4

Een code voor de nationaliteit van een natuurlijke persoon cf de landelijke tabel: nationaliteit

DatumBegin

Alfanumeriek

(DD-MM-JJJJ)

10

Eerste dag dat de nationaliteit geldig is. Indien van de datum de dag of de dag en maand niet bekend is dan bevat(ten) deze 00.

VerblijfsdocumentCode

Alfanumeriek

1

Aanduiding van het type verblijfsdocument in de communicatie met HO-Instellingen en Studielink; mogelijke waarden conform waardelijst Programma van Eisen

DatumBegin

Datum

8

De datum waarop het verblijfsdocument zijn geldigheid krijgt.

DatumEinde

Datum

8

De datum waarop het verblijfsdocument zijn geldigheid verliest.

Specificatie resultaatgegevens artikel 7.52, derde lid van de wet

Naam

Formaat

Lengte

Definitie

Burgerservicenummer

Alfanumeriek

9

Het burgerservicenummer (BSN) is het nummer dat de natuurlijke persoon uniek identificeert in overheidsadministraties. Het burgerservicenummer moet 9 cijfers bevatten en voldoen aan de 11 proef. Eventuele voorloopnullen dienen altijd aangeleverd te worden.

Onderwijsnummer

Alfanumeriek

9

Het uniek identificerende nummer dat aan een onderwijsontvanger wordt toegekend indien deze niet of niet verifieerbaar over een BSN beschikt. Het onderwijsnummer moet 9 cijfers bevatten en voldoen aan de 11 proef. Eventuele voorloopnullen dienen altijd aangeleverd te worden.

BRIN

Alfanumeriek

4

Een unieke code voor een onderwijsinstelling. Het BRIN bestaat uit 2 cijfers gevolgd door 2 hoofdletters

BrinVolgnummer

Alfanumeriek

2

Een volgnummer bij het BRIN-nummer dat een onderwijslocatie uniek identificeert. Het BRIN-volgnummer bestaat uit 2 cijfers.

Resultaatvolgnummer

Alfanumeriek

20

Een door de instelling aan het onderwijsresultaat toegekend volgnummer ten behoeve van de registratie van een onderwijsresultaat bij DUO. Het Resultaat-volgnummer moet per BRIN uniek zijn. Het resultaatvolgnummer bestaat uit cijfers, hoofdletters (A–Z), kleine letters (a–z) of een combinatie daarvan.

Opleidingcode

Alfanumeriek, waardelijst

5

De code van de opleiding binnen het codestelsel

Onderwijsvorm

Alfanumeriek, waardelijst

2

Uitputtende lijst voor het hoger onderwijs voor de manier waarop de kennisoverdracht is ingericht wat betreft fysieke aanwezigheid op de onderwijslocatie en de duur daarvan; mogelijke waarden conform waardelijst Programma van Eisen

Opleidingsfase

Alfanumeriek, waardelijst

1

Aanduiding van een deel van opleiding; mogelijke waarden conform waardelijst Programma van Eisen

DatumDiploma

Datum

8

De datum waarop het diploma behaald is.

EersteGraad

Boolean (J/N)

1

eersteGraad geeft aan of het onderwijsresultaat voor bekostiging in aanmerking moet worden genomen.

Studentnummer

Alfanumeriek

12

Het studentnummer is het identificerende nummer waarmee de student in de administratie van de instelling bekend is.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

  • 1. Artikel I, uitgezonderd onderdeel B, treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

  • 2. Artikel I, onderdeel B, treedt in werking met ingang van 1 september 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

ALGEMENE TOELICHTING

1. Algemeen

Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs (hierna: regeling) gewijzigd. De aanpassingen van de regeling hangen samen met de tweede herberekening van de rijksbijdrage 2017 in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voorzien in juli 2017, en de vaststelling van het collegegeld voor het studiejaar 2018–2019. De eerste herberekening van de rijksbijdrage 2017 betrof de bekostiging van een aantal hogescholen ten behoeve van hun Centers of Expertise.

2. Gevoerd overleg

Een concept van de regeling is voor bestuurlijke reactie voorgelegd aan VSNU, Vereniging Hogescholen en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De NFU heeft gemeld zich te kunnen vinden in de voorgestelde wijzigingen. De Vereniging Hogescholen spreekt waardering uit voor de inspanningen om de hogescholen zo adequaat mogelijk te informeren over wijzigingen in de bekostiging. De Vereniging Hogescholen maakt een voorbehoud bij de voorgenomen wijziging van de regeling voor de agrarische hogescholen ten aanzien van de loon- en prijsbijstelling voor de vaste componenten. De VSNU verzoekt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om op korte termijn overleg te voeren over onzekerheden in de rijksbijdrage. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is zich bewust van het feit dat er onzekerheden zijn om de rijksbijdrage voor 2018 en latere jaren. Waar mogelijk, gegeven noodzakelijke termijnen voor finale besluitvorming binnen de Rijksoverheid en de demissionaire status van het kabinet, zal het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap instellingen zo snel en adequaat mogelijk informeren zodat de onzekerheid kan afnemen.

3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.

4. Financiële gevolgen

De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wijziging mede vanwege de tweede suppletoire (ontwerp-) begroting 2017 kan op grond van artikel 2.5, vierde lid, van de WHW nog leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages.

5. Gevolgen administratieve lasten

De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I Wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs

A

Dit onderdeel betreft een aanpassing van artikel 4 ‘Bedragen onderzoek’ van de regeling. In de eerste drie leden zijn uitsluitend komma’s toegevoegd. Met de nieuwe leden 4, 5 en 6 is artikel 4 in overeenstemming gebracht met de in 2016 gewijzigde artikelen 4.20, eerste lid, en 4.20, eerste en tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008. Om meer stabiliteit en voorspelbaarheid van financiële middelen voor onderzoek bij de universiteiten mogelijk te maken is bij die wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 de groeiende invloed van de promotiecomponent in de bekostiging beperkt. Het deel van de onderzoeksmiddelen dat verdeeld wordt over de promoties en ontwerperscertificaten is gemaximeerd op 20%. Dat is naar analogie van de maximering van de bekostiging van graden in het onderzoekdeel. Tevens zal in het onderzoekdeel van het bekostigingsmodel voortaan gewerkt worden met een driejarig gemiddelde voor de verdeelparameters promoties en ontwerperscertificaten en graden (Staatsblad 2016, nr. 346).

B

Op grond van artikel 2.2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt het wettelijk collegegeld (gedeeltelijk en volledig) voor het studiejaar 2018/2019 aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex. Onder de consumentenprijsindex wordt verstaan: de consumentenprijsindex ‘reeks alle huishoudens’ zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Alle bedragen die van toepassing zijn op het studiejaar 2018/2019 worden voor afronding verhoogd met € 22,– (artikel 2.2, derde lid, van het besluit). De som wordt vermenigvuldigd met 101,98 (indexcijfer april 2017) en gedeeld door 100,40 (indexcijfer april 2016). De hieruit resulterende bedragen zijn afgerond opgenomen in deze regeling conform het onderstaande overzicht voor het studiejaar 2018/2019; zij vervangen per 1 september 2018 de bedragen voor het studiejaar 2017/2018 die per 1 september 2017 in werking treden.

 

2017/2018

2018/2019

Afgerond

Niet-afgerond

Verhoging

Na indexering

Afgerond

Volledig wettelijk collegegeld en maximumbedrag gedeeltelijk wettelijk collegegeld.

€ 2.006

€ 2.006,15

€ 22

€ 2.060,06

€ 2.060

Minimumbedrag gedeeltelijk wettelijk collegegeld.

€ 1.185

€ 1.185,38

€ 22

€ 1.226,39

€ 1.226

C

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2017 met 2,20568% van alle ‘bedragen onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 1. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende universiteiten voor inkomende en uitgaande beurzen aangepast op basis van gegevens van universiteiten over het aantal gerealiseerde inkomende en uitgaande beurzen (brief van 15 december 2014 met kenmerk 707380). De bijdrage voor het jaar 2017 komt daarbij voor indexering uit op € 1.300.000.

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen is een bijdrage van € 187.655 opgenomen als financiële compensatie voor instellingen waar studenten een tweede studie zorg/onderwijs volgen in collegejaar 2016/2017. Dit betreft de financiële compensatie van universiteiten in verband met de uitspraak van het CBHO op 8 juli 2015 over de hoogte van het collegegeld voor studenten die een tweede studie volgen op gebied van onderwijs of gezondheidszorg (brief 13 augustus 2015 met kenmerk 799560). OCW heeft de universiteiten gewezen op de gevolgen van deze rechterlijke uitspraak, namelijk om met ingang van collegejaar 2015–2016 aan de desbetreffende categorie studenten (opleiding onderwijs voorafgegaan door een graad in gezondheidszorg of een opleiding gezondheidszorg voorafgegaan door een graad in onderwijs) niet meer dan het wettelijk collegegeld te vragen en de andersluidende indicatie vanuit DUO daarbij te negeren. OCW zal de instellingen via de onderwijsopslag in bedragen compenseren voor het niet ontvangen van bekostiging voor deze studenten.

  • c. onder de noemer kwetsbare opleidingen zijn de middelen voor de landelijke onderzoeksscholen van € 189.963 voor indexering, onderdeel van de middelen voor Geesteswetenschappen, herverdeeld over de desbetreffende instellingen conform het voorstel uit het ‘Vervolgrapport 2015 inzake monitoring Duurzame Geesteswetenschappen’ (https://www.regiegeesteswetenschappen.nl/)

  • d. onder de noemer kwetsbare opleidingen is een bijdrage van € 54.682 opgenomen voor het experiment educatieve module. In hoofdstuk 4 van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs (Stb. 2016, 145) zijn in de artikelen 26 tot en met 32 bepalingen opgenomen op basis waarvan universiteiten bij experiment in de periode van 1 juli 2016 tot en met 31 juni 2019 een educatieve module aan kunnen bieden. Deze module wordt gevolgd na afronding van de bachelor, maar komt naar omvang en inhoud overeen met de minor die kan worden gevolgd tijdens de bacheloropleiding. Er is sprake van een vaste bijdrage per ingeschrevene via de onderwijsopslag in bedragen die als volgt wordt opgebouwd: 1/2 van het bedrag dat bij reguliere bekostiging voor één jaarinschrijving in de betreffende bacheloropleiding beschikbaar zou worden gesteld vermeerderd met 1/6 van de diplomabonus voor onderwijs en onderzoek dat bij reguliere bekostiging per afgestudeerde zou zijn ontvangen. De vergoeding wordt in de jaren 2017 tot en met 2019 jaarlijks verwerkt bij de rijksbijdragebrief die samenhangt met de eerste suppletoire begroting van OCW.

  • e. onder de noemer bijzondere voorzieningen is de bijdrage voor instellingen op terrein van internationaal onderwijs herverdeeld. Dit betreft een technische correctie van een foutieve verdeling bij de vorige wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs voor het jaar 2017.

  • f. onder de noemer bijzondere voorzieningen is een bijdrage van € 521.000 voor indexering per jaar opgenomen voor de periode 2017 tot en met 2019. Deze bijdrage is bedoeld als compensatie voor verbod op het vragen van een eigen bijdrage. De compensatie ziet op de fixusopleidingen tandheelkunde en geneeskunde. Het bedrag van € 521.000 per jaar is bepaald op basis van het aantal aanmeldingen voor de loting voor het jaar 2016–2017 voor deze opleidingen (brief met kenmerk 1196279).

  • g. aan de onderwijsopslag van Universiteit Utrecht is voor het jaar 2017 een bedrag van € 25.000 voor indexering toegevoegd voor het winnen van de verkiezing ‘Docent van het jaar’ (brief van 1 mei 2017 met kenmerk 1184986).

  • h. aan de onderwijsopslag van de Technische Universiteit Delft is voor het jaar 2017 een bedrag van € 41.472 voor indexering toegevoegd voor de werkzaamheden van de schrijver van het Nationaal Plan Open Science (brief van 12 december 2016 met kenmerk 1095966).

  • i. aan de onderwijsopslag van de Technische Universiteit Delft is voor het jaar 2017 een bedrag van € 157.130 voor indexering toegevoegd ten behoeve van de uitvoering van het project ‘Open Up Math’. Dit project heeft als doel om in 4TU-verband de wiskundecommunity te ondersteunen in het ontwikkelen, delen en hergebruiken van open leermaterialen in het eerste jaar van het onderwijs teneinde de kwaliteit, flexibiliteit en efficiëntie van het onderwijs te vergroten (brief van 23 maart 2017 met kenmerk 1139882).

  • j. aan de onderwijsopslag van Universiteit Maastricht, Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit Amsterdam is voor het jaar 2017 een bedrag van € 250.000 (5 x € 50.000) voor indexering toegevoegd voor de honorering van de aanvragen voor een Comenius Teaching Fellowship (brieven van 2 maart 2017 met kenmerk 1158483, 1158513, 1158524, 1158534 en 1158541).

  • k. aan de onderwijsopslag van de Vrije Universiteit Amsterdam is structureel een bedrag van € 832.346 voor indexering toegevoegd ter financiering van het Hindoe seminarium, het Boeddhistisch seminarium en de Islamitische ambtsopleiding. De financiering voor deze denominaties liep af en een verlengingsaanvraag was aangehouden. De middelen zijn afkomstig uit het macrobudget wo (brief van 21 december 2016 met kenmerk 1105000).

  • l. aan de onderwijsopslag van de Radboud Universiteit Nijmegen is voor het jaar 2017 een bedrag van € 253.000 voor indexering toegevoegd vanwege de doorontwikkeling van het project ‘Eerst de Klas’ (brief van 27 september 2016 met kenmerk 1074890).

  • m. aan de onderwijsopslag van de Open Universiteit is voor het jaar 2017 een bedrag van € 485.000 voor indexering toegevoegd vanwege een toekenning uit de vrijvallende 2% profileringsmiddelen, afkomstig uit de prestatieafspraken. De middelen zijn afkomstig uit het macrobudget wo.

D

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2017 met 2,34894% van alle ‘bedragen onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 3. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende hogescholen voor inkomende en uitgaande beurzen aangepast op basis van gegevens van hogescholen over het aantal gerealiseerde inkomende en uitgaande beurzen (brief van 15 december 2014 met kenmerk 707380). De bijdrage voor het jaar 2017 komt daarbij voor indexering uit op € 844.960.

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen is een bijdrage van € 1.479.905 opgenomen als financiële compensatie voor instellingen waar studenten een tweede studie zorg/onderwijs volgen in collegejaar 2016/2017. Dit betreft de financiële compensatie van hogescholen in verband met de uitspraak van het CBHO op 8 juli 2015 over de hoogte van het collegegeld voor studenten die een tweede studie volgen op gebied van onderwijs of gezondheidszorg (brief 13 augustus 2015 met kenmerk 799560). OCW heeft de hogescholen gewezen op de gevolgen van deze rechterlijke uitspraak, namelijk om met ingang van collegejaar 2015–2016 aan de desbetreffende categorie studenten (opleiding onderwijs voorafgegaan door een graad in gezondheidszorg of een opleiding gezondheidszorg voorafgegaan door een graad in onderwijs) niet meer dan het wettelijk collegegeld te vragen en de andersluidende indicatie vanuit DUO daarbij te negeren. OCW zal de instellingen via de onderwijsopslag in bedragen compenseren voor het niet ontvangen van bekostiging voor deze studenten.

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen is een bijdrage van € 2.500.000 voor indexering per jaar opgenomen voor de periode 2017 tot en met 2019. Deze bijdrage is bedoeld als compensatie voor verbod op het vragen van een eigen bijdrage. De compensatie ziet op de opleidingen met aanvullende eisen op gebied van kunst- en hotelonderwijs en de fixusopleidingen mondzorgkunde en fysiotherapie. Het totaalbudget van € 2.500.000 per jaar voor het hbo is bepaald op basis van het aantal aanmeldingen voor het studiejaar 2016–2017 voor deze opleidingen. De verdeling over de instelling is op basis van het voorstel van de Vereniging Hogescholen (brief met kenmerk 1196297).

  • d. aan de onderwijsopslag van NHL Hogeschool, Christelijke Hogeschool Ede en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen is voor indexering € 150.000 voor het jaar 2017 en € 150.000 voor het jaar 2018 toegevoegd ten behoeve van de startsubsidies voor het experiment vraagfinanciering van € 50.000 per bestaande bekostigde deeltijdopleiding die deelneemt aan het experiment vraagfinanciering per jaar (brieven 11 april 2017 met kenmerk BEK-2017/10032 M).

  • e. aan de onderwijsopslag van de NHTV, Saxion Hogescholen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, de Haagse Hogeschool en de Hogeschool van Amsterdam is voor het jaar 2017 een bedrag van € 250.000 (5 x € 50.000) voor indexering toegevoegd voor de honorering van de aanvragen voor een Comenius Teaching Fellowship (brieven van 2 maart 2017 met kenmerk 1158487, 1158501, 1158508, 1158519 en 1158529).

  • f. aan de onderwijsopslag van NHL Hogeschool, Hogeschool Zuyd en Hogeschool van Arnhem en Nijmegen is voor het jaar 2017 een bedrag van € 3.000.000 (3 x € 1.000.000) voor indexering toegevoegd vanwege de financiering van een Center of Expertise. In de jaren 2011 tot en met 2016 ontvingen deze Centers of Expertise middelen via het Platform Bèta Techniek. Op basis van de positieve beoordeling van de Commissie van Staalduinen is door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Economische Zaken besloten de financiering te verlengen met één jaar (brieven van 26 april 2017 met kenmerk 1179467, 1179470 en 1179472).

  • g. aan de onderwijsopslag van Saxion Hogescholen is voor het jaar 2017 een bedrag van € 100.000 voor indexering toegevoegd voor het aanstellen van een kwartiermaker voor het China-consortium (brief van 1 november 2016 met kenmerk 1082053).

  • h. aan de onderwijsopslag van Hogeschool Utrecht is voor het jaar 2017 een bedrag van € 16.182 voor indexering toegevoegd vanwege de organisatie van de conferentie Bildung Lerarenopleidingen (brief van 20 april 2017 met kenmerk 1176822).

  • i. aan de onderwijsopslag van de Hogeschool van Amsterdam is voor het jaar 2017 een bedrag van € 26.159 voor indexering toegevoegd vanwege activiteiten van de faculteit Onderwijs en Opvoeding in het kader van de Working Group Schools van de Europese Commissie (brief van 6 september 2016 met kenmerk 1063581).

  • j. aan de onderwijsopslag van Fontys Hogescholen is voor het jaar 2017 een bedrag van € 742.000 voor indexering toegevoegd als investeringsbijdrage voor een Expertisecentrum Professionalisering (Technisch) Beroepsonderwijs (brief van 13 juli 2016 met kenmerk 1022956).

  • k. aan de onderwijsopslag van Fontys Hogescholen is voor het jaar 2017 een bedrag van € 150.000 voor indexering toegevoegd voor het projectvoorstel ‘Boegbeeldproject OER – Hbo Verpleegkunde’ (brief van 31 maart 2017 met kenmerk 1139943).

E

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2017 met 2,21595% van alle ‘bedragen voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 5. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. aan de voorziening onderzoek in bedragen van alle universiteiten is structureel een bedrag van € 118.084.619 voor indexering toegevoegd voor profilering. In de kabinetsreactie op de Nationale Wetenschapsagenda van 27 november 2015 is op pagina 7 te lezen dat een deel van de onderzoekbekostiging binnen de universiteiten op een andere manier wordt ingezet, doordat de promotieparameter wordt gemaximeerd op 20% (zie ook onderdeel A van deze regeling). De middelen zijn bedoeld ter ondersteuning van profilering op onderzoek dat bijdraagt aan de Nationale Wetenschapsagenda en blijven bij de instellingen. Per instelling is berekend wat instellingen ontvangen voor promoties en ontwerperscertificaten in de oude situatie (zonder maximering) en de nieuwe situatie (gemaximeerd op 20% en driejarig gemiddelde). Het verschil per instelling wordt toegevoegd aan de voorziening onderzoek in bedragen van de desbetreffende instelling.

  • b. aan de voorziening onderzoek in bedragen van Universiteit Twente is voor de jaren 2017 tot en met 2021 per jaar een bedrag van € 150.000 voor indexering toegevoegd voor deelfinanciering van het Max Planck – University of Twente Center for Complex Fluid Dynamics (brief van 23 maart 2017 met kenmerk 1159540).

  • c. Vanwege de besluitvorming over het advies van NWO van 30 maart 2017 over toekenningen Zwaartekracht 2017 worden de bedragen bij Universiteit Leiden, Rijksuniversiteit Groningen, Technische Universiteit Delft, Technische Universiteit Eindhoven en Radboud Universiteit Nijmegen verhoogd conform het onderstaande overzicht (brieven van 2 mei 2017 met kenmerk 1190153, 1190157, 1190160, 1190161, 1190163 en 1190165). In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2012 is aangegeven dat wanneer een onderzoekschool de status ‘exemplary’ heeft, deze in aanmerking kan komen voor continuering van de financiering. Toponderzoekscholen NOVA en Zernike hebben een beroep gedaan op deze voortzetting van financiering. Hierover heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap overleg gevoerd met betrokken instellingen en NWO. Besloten is om nog eenmaal tegemoet te komen aan de toezegging uit de Strategische Agenda. Beide onderzoeksscholen kunnen hiermee de noodzakelijke lange termijn-investeringen doen. Omdat voortzetting van de financiering van zowel NOVA als Zernike uit de zwaartekrachtmiddelen een grote impact zou hebben op de beschikbare middelen voor één tranche (ronde 4, 2019–2029) en om te zorgen voor een evenwichtige domeinverdeling over de tranches, is besloten om de uitgaven aan deze twee toponderzoeksscholen te spreiden over twee verschillende tranches (ronde 3 en 4). Dit betekent dat de financiering van de toponderzoeksschool Zernike verlengd wordt met drie jaar (2019–2021) en de financiering van de toponderzoeksschool NOVA verlengd wordt met vijf jaar (2019-2023). Bij het aflopen van deze financiering van NOVA en Zernike, zullen beide moeten meedingen in de reguliere competitie van het Zwaartekrachtprogramma (brief van 19 februari 2016 met kenmerk 888720).

 

Rijksuniversiteit Groningen

Rijksuniversiteit Groningen

Universiteit Leiden

Universiteit Leiden

 

Zernike – Materiaalkunde

SCOOP: sustainable cooperation

Netherlands Organ-on-chip initiative

Quantum Software Consortium

2017

 

€ 1.909.070

€ 2.576.066

€ 2.332.425

2018

 

€ 2.262.351

€ 1.760.866

€ 1.934.779

2019

€ 4.334.362

€ 1.567.444

€ 1.011.543

€ 1.342.975

2020

€ 4.296.820

€ 1.860.786

€ 970.263

€ 1.278.009

2021

€ 4.296.820

€ 1.539.000

€ 1.392.153

€ 1.701.660

2022

 

€ 1.966.428

€ 1.545.878

€ 1.931.275

2023

 

€ 1.759.252

€ 1.670.672

€ 2.232.244

2024

 

€ 2.125.064

€ 1.962.243

€ 2.233.722

2025

 

€ 2.435.453

€ 2.404.260

€ 1.969.396

2026

 

€ 1.375.152

€ 3.506.057

€ 1.843.516

 

Technische Universiteit Delft

Technische Universiteit Eindhoven

Radboud Universiteit Nijmegen

 

Building a synthetic cell

Materials-driven regeneration

Anchoring innovation

2017

€ 3.868.409

€ 2.289.410

€ 24.619

2018

€ 3.665.364

€ 2.260.774

€ 1.115.867

2019

€ 1.786.172

€ 1.274.075

€ 1.017.790

2020

€ 1.460.451

€ 1.215.862

€ 1.414.630

2021

€ 1.373.620

€ 1.285.597

€ 2.007.969

2022

€ 1.235.610

€ 1.267.262

€ 2.453.547

2023

€ 1.396.923

€ 2.031.536

€ 2.809.373

2024

€ 1.689.499

€ 2.472.158

€ 2.517.315

2025

€ 1.497.549

€ 2.570.663

€ 2.122.679

2026

€ 826.403

€ 2.132.663

€ 3.316.210

F

Dit onderdeel betreft de aanpassing van alle ‘bedragen academische ziekenhuizen’ in bijlage 7. Aan dit onderdeel is een bedrag van € 15,8 miljoen voor indexering toegevoegd voor het jaar 2017 vanwege de compensatie voor de universitair medisch centra (UMC) voor de herstelopslag op de pensioenpremie die het ABP per 1 april 2016 heeft doorgevoerd (brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 juni 2016 met kenmerk 2016-0000333601). Daarnaast is aan dit onderdeel een bedrag van € 17 miljoen voor indexering toegevoegd voor het jaar 2017 als uitvloeisel van de afspraken tussen de NFU en de ministeries van Binnenlandse Zaken, Financiën en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze middelen zijn beschikbaar gesteld ten behoeve van het creëren van een gelijk speelveld op het terrein van pensioenen tussen UMC’s (aangesloten bij het ABP) en andere zorginstellingen (aangesloten bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn). De structurele bijdrage vanaf 2018 wordt verwerkt bij de eerstvolgende wijzigingsregeling financiën hoger onderwijs voor het jaar 2018. Deze middelen zijn door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport overgeheveld naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zodat ze via de rijksbijdrage aan de UMC’s uitgekeerd kunnen worden. De NFU heeft een voorstel gedaan voor de verdeling van de middelen over de verschillende UMC’s op basis van de personeelskosten 2015. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft dit verdeelvoorstel onverkort overgenomen.

G

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2017 met 2,30631% van alle ‘bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen’ in bijlage 9.

H

Dit onderdeel betreft uitsluitend een wijziging van de definitie ‘eerste inschrijving’. De definitie is gewijzigd conform de gewijzigde definitie in het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (Staatsblad 2016, nr. 346). De overige definities in bijlage 10 van de regeling zijn ongewijzigd.

Artikel II Inwerkingtreding

  • 1. Artikel I, uitgezonderd deel B, van de regeling treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2017 in verband met de verstrekking van de rijksbijdrage voor het gehele begrotingsjaar 2017.

  • 2. De bepaling inzake het collegegeld treedt in werking per 1 september 2018.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven