Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 19 mei 2017 tot vaststelling van het bedrag van de vergoedingen ten behoeve van de leden van de raad van advies van de Politieacademie (Vergoedingenbesluit raad van advies van de Politieacademie)

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 78, vierde lid, van de Politiewet 2012;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Aan de voorzitter van de raad van advies van de Politieacademie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend. De toepasselijke salarisschaal is schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor is 2/36.

  • 2. Aan de overige leden van de raad van advies van de Politieacademie wordt een vergoeding per vergadering toegekend. De vergoeding per vergadering bedraagt drie procent van het maximum van schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Vergoedingenbesluit raad van advies van de Politieacademie.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

TOELICHTING

De Politieacademie heeft, naast de directeur en zijn plaatsvervanger, een onafhankelijke raad van advies van de Politieacademie (hierna: raad van advies). De raad van advies heeft tot taak de directeur desgevraagd of uit eigen beweging te adviseren over de taakuitvoering door de Politieacademie. Het adviseren ziet op de gehele taak van de Politieacademie, te weten: het ontwikkelen en verzorgen van politieonderwijs, het ontwikkelen van kennis over de politie of de politietaak en het bijdragen aan de ontwikkeling van de uitoefening van de politietaak waarop het politieonderwijs is gericht, onder meer door het verrichten van onderzoek, en ten slotte het verrichten van hiermee samenhangende werkzaamheden.

De raad van advies bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden, waaronder een voorzitter.

Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 78, vierde lid, van de Politiewet 2012 kent de Minister van Veiligheid en Justitie de leden van de raad van advies, ten laste van de Politieacademie, een vergoeding toe voor hun werkzaamheden. Voor de vergoedingen zijn, op grond van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, uitgesloten:

  • personen die een functie vervullen bij instellingen of organisaties als bedoeld in de artikelen 1.2 tot en met 1.5 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, indien hun benoeming of deelname aan de werkzaamheden haar oorzaak vindt in de functie die zij vervullen;

  • vertegenwoordigers van organisaties die gelegenheid hebben op te komen voor groepen of individuele personen wier belangen bij de arbeid van de commissie, zoals bedoeld in de Wet vergoedingen adviescolleges en commissie, zijn betrokken, tenzij door Onze Minister in bijzondere gevallen anders wordt beslist.

Naast de vergoeding per vergadering of per maand ontvangen de voorzitter en de overige leden een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van de regeling voor het personeel werkzaam bij de sector Rijk. Dit volgt uit artikel 2, tweede lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. Deze vergoedingen zijn nader uitgewerkt in het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland. Deze tegemoetkoming van de reis- en verblijfkosten kan als vaste tegemoetkoming per maand of als tegemoetkoming op declaratiebasis worden toegekend.

Andersoortige persoonlijke onkosten die samenhangen met het lidmaatschap van de politieonderwijsraad (bijvoorbeeld ICT-kosten) worden geacht in de vergoeding per vergadering of per maand te zijn begrepen en behoren dus niet voor separate vergoeding in aanmerking te komen.

In artikel 6 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies is opgenomen dat, indien in een kalenderjaar de som van de vergoedingen op grond van dit besluit en de beloning in de zin van artikel 1.1, onderdeel f, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector uit hoofde van het vervullen van een of meer functies bij instellingen of organisaties als bedoeld in de artikelen 1.2 tot en met 1.5 van die wet meer bedraagt dan twaalf maal het bedrag, genoemd in artikel 1, eerste lid van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de betrokkene terstond mededeling doet aan de Minister wie het aangaat, in dit geval de Minister van Veiligheid en Justitie. De vergoeding gebaseerd op deze regeling, wordt dan verminderd met het meerdere.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

Naar boven