Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 20 mei 2017, nr. WJZ/17066875, houdende instelling van de Commissie knelgevallen fosfaatrechten (Instellingsregeling Commissie knelgevallen fosfaatrechten)

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Economische Zaken;

b. commissie:

de commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 2

  • 1. Er is een Commissie knelgevallen fosfaatrechten.

  • 2. De commissie heeft tot taak om op basis van individuele casussen te adviseren of de knelgevallenvoorziening in het wetsvoorstel tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten moet worden uitgebreid met een bij algemene maatregel van bestuur omschreven categorie van bedrijven.

  • 3. Bij de advisering betrekt de commissie de gevolgen van uitbreiding van de knelgevallenvoorziening voor de generieke afroming en het fosfaatproductieplafond. De commissie betrekt daarbij ook of de groep melkveehouders die onevenredig wordt geraakt, voldoende is af te bakenen, en wat het risico is op oneigenlijk gebruik en de mogelijkheden om dit risico te beperken.

  • 4. Als de commissie adviseert om de knelgevallenvoorziening uit te breiden, geeft de commissie in het advies de criteria daarvoor en de mate waarin melkveehouders die aan de criteria voldoen extra fosfaatrechten krijgen.

  • 5. In het advies maakt de commissie inzichtelijk hoe zij de factoren genoemd in het derde lid bij de advisering heeft betrokken, en op grond van welke afweging zij adviseert om voor een groep melkveehouders de knelgevallenvoorziening niet uit te breiden.

Artikel 3

De commissie brengt uiterlijk 1 juli 2017 haar schriftelijke advies uit aan de minister. De minister kan deze termijn verlengen. Na het uitbrengen van het advies is de commissie opgeheven.

Artikel 4

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en drie andere leden.

  • 2. De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.

Artikel 5

  • 1. De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.

  • 2. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.

Artikel 6

  • 1. Aan de voorzitter wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor achteraf wordt vastgesteld en gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 2. Aan de leden wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor achteraf wordt vastgesteld en gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2017.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsregeling Commissie knelgevallen fosfaatrechten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 20 mei 2017

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

Inleiding

Aanleiding voor de instelling van een Commissie knelgevallen fosfaatrechten is een amendement Geurts c.s. (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 532, nr. 85). Dit amendement houdt verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten in de Meststoffenwet. Melkveehouders krijgen in het kader van deze wet fosfaatrechten toegekend op basis van het aanwezige melkvee op peildatum 2 juli 2015. In de Meststoffenwet wordt een knelgevallenvoorziening opgenomen waarmee de Minister van Economische Zaken het op het bedrijf rustende fosfaatrecht kan verhogen, indien kan worden vastgesteld dat het bedrijf behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur omschreven categorie van bedrijven. In het huidige wetsvoorstel is aan de hand van gegeven criteria al een aantal categorieën melkveehouders vastgesteld. Individuele melkveehouders kunnen op basis daarvan bepalen of ze in aanmerking komen voor de knelgevallenvoorziening.

De commissie krijgt de opdracht om te adviseren over de reikwijdte van de knelgevallenvoorziening. De indieners van het amendement Geurts c.s. hebben de regering verzocht zich te laten adviseren door een adviescommissie conform de Kaderwet adviescolleges. Vanuit de Kaderwet wordt de onafhankelijkheid geborgd die noodzakelijk is om tot een eerlijk en gewogen advies te komen voor het vaststellen van knelgevallen.

Instelling Commissie knelgevallen fosfaatrechten

De commissie heeft als taak om op basis van individuele casussen advies uit te brengen over het al dan niet verruimen van de knelgevallenvoorziening. De commissie dient vast te stellen of er groepen bedrijven zijn die disproportioneel worden geraakt door de invoering van het stelsel van fosfaatrechten en of en in welke mate deze bedrijven hiervoor gecompenseerd dienen te worden.

In haar adviestaak dient de commissie met een drietal zaken rekening te houden. Allereerst dient de commissie in haar afweging de consequenties van verruiming van de knelgevallenvoorziening voor andere melkveehouders expliciet mee te wegen. De toedeling van extra fosfaatrechten moet immers opgebracht worden door de fosfaatrechten voor andere melkveehouders met eenzelfde hoeveelheid af te romen. Ten tweede wordt de adviescommissie gevraagd te bezien of de groepen melkveehouders die disproportioneel worden geraakt voldoende duidelijk af te bakenen zijn. Ten derde wordt de commissie gevraagd ook het risico op oneigenlijk gebruik in haar advies te wegen en te bezien of en hoe dit risico afdoende kan worden beperkt.

Eindadvies knelgevallenvoorziening

De commissie wordt met terugwerkende kracht per 1 april 2017 benoemd. De commissie wordt gevraagd om uiterlijk op 1 juli 2017 haar eindadvies uit te brengen aan de Staatssecretaris van Economische Zaken zodat de knelgevallenvoorziening per 1 januari 2018 in werking kan treden. Mocht dit niet haalbaar zijn, dan dient de commissie uiterlijk twee weken na aanvang van de werkzaamheden in overleg te treden om tot een nieuwe datum te komen. In haar eindadvies dient de commissie:

  • heldere criteria te formuleren waaraan melkveehouders moeten voldoen om als knelgeval te worden aangemerkt;

  • aan te geven in welke mate melkveehouders die voldoen aan de beschreven criteria worden gecompenseerd;

  • een indicatie te geven van de totale omvang van de verruiming en de consequenties voor de hoogte van de generieke afroming voor álle melkveehouders;

  • aan te geven voor welke groepen melkveehouders de commissie adviseert af te zien van verruiming van de knelgevallenvoorziening en aan te geven op grond van welke overwegingen dit wordt geadviseerd.

Conform het amendement Geurts c.s. wordt de commissie gevraagd in haar eindadvies bijzonder oog te hebben voor bedrijven die voor 2 juli 2015 onomkeerbare financiële verplichtingen zijn aangegaan en voor biologische melkveehouders die op 2 juli 2015 in een bedrijfsontwikkelproces zaten dat zich moeilijk laat combineren met fosfaatrechten, bijvoorbeeld door het proces van omschakeling van gangbaar naar biologisch of vice versa.

Samenstelling Commissie knelgevallen fosfaatrechten

De commissie bestaat uit een voorzitter en drie commissieleden. De leden van de commissie worden benoemd op grond van relevante deskundigheid en politiek-maatschappelijke ervaring. De leden worden conform de Kaderwet adviescollege door de minister benoemd. De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep. De commissie krijgt een ambtelijk secretaris toegewezen.

De commissie dient onafhankelijk te kunnen opereren. Daartoe wordt vastgelegd dat de commissieleden op persoonlijke titel hun kennis en ervaring inbrengen.

De commissie bepaalt zelf haar aanpak en werkwijze. Daarbij wordt aan de commissie meegegeven dat het de wens van de Tweede Kamer is dat een meldpunt bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt geopend voor melkveehouders die zich disproportioneel geraakt voelen door de invoering van het fosfaatrechtenstelsel, om zicht te krijgen op groepen melkveehouders die disproportioneel geraakt worden door de introductie van het fosfaatrechtenstelsel. Op deze manier wordt invulling gegeven aan motie van Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 21501-32 nr. 983) die oproept tot het instellen van een meldpunt bij RVO zonder afbreuk te doen aan de onafhankelijkheid van de commissie in het bepalen van haar werkwijze. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van haar werkzaamheden ten behoeve van de commissie uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de voorzitter van de commissie, niet aan de minister of aan sector- en maatschappelijke organisaties.

Proces na indienen definitief advies

De Commissie knelgevallen fosfaatrecht wordt opgeheven zodra ze haar definitief advies bij de staatssecretaris heeft ingediend. Vervolgens neemt de staatssecretaris een besluit over een eventuele aanvulling op de knelgevallenvoorziening zoals deze nu al is voorzien in het wetsvoorstel fosfaatrechten. Een eventuele aanvulling op de knelgevallenvoorziening zal opgenomen worden in een algemene maatregel van bestuur. De staatssecretaris beoogt de algemene maatregel van bestuur gelijk met de wijzigingen in de Meststoffenwet in werking te laten treden per 1 januari 2018. Ondernemers kunnen zich na inwerkingtreding van de algemene maatregel van bestuur melden bij RVO indien de situatie op hun bedrijf past binnen de aan de knelgevallenvoorziening te verbinden voorwaarden.

Vergoedingen

De commissie bepaalt zelf haar aanpak en werkwijze. Daardoor is de arbeidsduurfactor niet goed vooraf vast te stellen. Commissieleden houden hun gewerkte uren bij en geven deze wekelijks door aan de ambtelijk secretaris zodat de arbeidsduurfactor achteraf kan worden vastgesteld.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven