Regeling van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 mei 2017, nr  MinBuza-2017.698358, tot wijziging van de Algemene douaneregeling ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1236/2005

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad van 27 juni 2005 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PbEU 2005,L200);

Gelet op artikel 2:1, eerste lid, van het Algemeen douanebesluit;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 5:9 van de Algemene douaneregeling komt te luiden:

Artikel 5:9

Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3, 4, 4 bis, 5, 6 bis, 7 ter, eerste lid, of 7 quinquies van Verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad van 27 juni 2005 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PbEU 2005, L 200).

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

TOELICHTING

Inleiding

De voorliggende wijziging van artikel 5:9 van de Algemene douaneregeling (Adr) vloeit voort uit Verordening (EU) 2016/2134 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PbEU 2016, L338). De genoemde Verordening (EG) nr. 1236/2005 wordt ook wel de anti-folterverordening genoemd. De gewijzigde anti-folteringverordening is op 26 november 2016 in werking getreden behoudens artikel 7 sexies van die verordening. De laatstgenoemde bepaling is met ingang van 1 maart 2017 van toepassing geworden.

De anti-folterverordening

De anti-folterverordening maakt een verschil tussen twee categorieën goederen, namelijk goederen waarin handel is verboden en goederen waarvoor een vergunningplicht geldt.

Het is verboden te handelen in goederen die uitsluitend bestemd zijn voor het uitvoeren van de doodstraf of voor marteling of andere onmenselijke behandeling, zoals guillotines, duimschroeven en schilden met metalen spijkers. Deze goederen zijn vermeld in bijlage II van de anti-folterverordening.

Voor de handel in goederen die ook voor rechtmatige doeleinden, zoals rechtshandhaving, gebruikt kunnen worden, geldt een vergunningplicht. Voorbeelden zijn: bepaalde stroomschokapparaten en pepperspray, maar ook geneesmiddelen als pentobarbital en thiopenthal. Deze staan vermeld in bijlage III (en de nieuwe bijlage III bis) van de anti-folterverordening.

Wijzigingen in de Adr

Door wijzingen in de anti-folterverordening zijn er een aantal nieuwe en herschikte artikelen in deze verordening opgenomen. Deze wijzigingen, hieronder beschreven bij wijzigingen in de anti-folterverordening, hebben tot gevolg dat artikel 5:9 van de Adr daarmee in overeenstemming moet worden gebracht, waardoor het in strijd handelen met de artikelen 3, 4, 4 bis, 5, 6 bis, 7 ter, eerste lid, of 7 quinquies van de anti-folterverordening verboden wordt verklaard. Ingevolge artikel 11:3 van de Adr is het overtreden van dat verbod een strafbaar feit. Dat strafbaar feit wordt ingevolge artikel 10:11 van de Algemene douanewet bestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Voor het overige zijn de bepalingen van de anti-folterverordening rechtstreeks van toepassing, inclusief de definitiebepalingen. Bepaalde begrippen in deze verordening hebben een andere betekenis dan identieke of soortgelijke begrippen in het Douanewetboek van de Unie.1. De begrippen waar het hier om gaat zijn bijvoorbeeld invoer, uitvoer en doorvoer.

Wijzigingen in de anti-folterverordening

Nieuwe bijlage III bis

Om het legitieme gebruik en de legitieme handel van medicijnen als pentobarbital en thiopenthal niet onnodig te hinderen, gaan voor deze goederen eenvoudigere vergunningsvoorwaarden en aparte toezichtregels gelden. Om die reden vallen deze goederen onder de gewijzigde anti-folterverordening onder de nieuwe bijlage III bis in plaats van bijlage III.

Doorvoer

Voorheen bestond geen verbod op of vergunningplicht voor doorvoer van de in de bijlagen van de anti-folterverordening opgenomen goederen. Doorvoer houdt in het vervoer binnen het douanegebied van de Unie van niet-Uniegoederen die het douanegebied van de Unie doorkruisen met een bestemming buiten het douanegebied van de Unie. Sinds de wijziging van de anti-folterverordening geldt een verbod op de doorvoer van goederen als bedoeld in bijlage II behorende bij die verordening. Net als bij de reeds geldende verboden voor invoer en uitvoer, kan ook van het verbod op doorvoer een ontheffing worden verkregen in het geval wordt aangetoond dat de goederen in een museum worden tentoongesteld wegens hun historische betekenis. Voor goederen als bedoeld in bijlage III en III bis van de anti-folterverordening geldt er nu een verbod op doorvoer door de EU indien men op de hoogte is dat de goederen in een derde land voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing gebruikt gaan worden.

Nieuwe vergunningsvormen

Voorheen bestond alleen de mogelijkheid om een individuele vergunning aan te vragen voor een specifieke transactie. Door de wijzigingen worden twee nieuwe vergunningsvormen geïntroduceerd die gericht zijn op lastenverlichting voor het bedrijfsleven en de overheid: de globale en algemene uitvoervergunning.

Een globale uitvoervergunning is een uitvoervergunning die geldt voor uitvoer naar één of meer met naam genoemde eindgebruikers en distributeurs in één of meer met naam genoemde derde landen. Deze vergunning dekt dan ook één of meerdere mogelijke eindgebruikers en één of meerdere bestemmingslanden. Onder de oude verordening was dat niet mogelijk en kon er alleen per transactie een individuele vergunning worden aangevraagd waarbij de eindgebruiker en het bestemmingsland bekend waren bij aanvraag van de vergunning. Aanvraag van een globale vergunning is mogelijk voor goederen uit bijlage III en III bis. Voor het verkrijgen van deze vergunning dient de exporteur aan bepaalde voorwaarden te voldoen, zoals bijvoorbeeld het hebben van een intern nalevingsprogramma. Dit is een bedrijfsintern document met beschrijving van de werkprocessen.

Met een algemene uitvoervergunning kunnen exporteurs goederen exporteren naar bepaalde landen onder specifieke gebruiksvoorwaarden. De landenlijst en de gebruiksvoorwaarden staan vermeld in de nieuwe bijlage III ter. Een voorbeeld van de gebruiksvoorwaarden is dat het niet is toegestaan om de vergunning te gebruiken indien de exporteur weet of redelijke gronden heeft dat de goederen gebruikt gaan worden voor de uitvoering van de doodstraf in een derde land. Exporteurs moeten zich registreren voor het eerste gebruik van de algemene uitvoervergunning. Na het registreren ontvangen exporteurs een brief met een registratienummer dat gebruikt kan worden bij de uitvoeraangifte. Zolang de exporteur zich houdt aan de gebruiksvoorwaarden kan deze gebruik maken van deze vergunning. Er zit geen einddatum aan deze vergunning. De bevoegde autoriteiten kunnen aanvullende verplichtingen opleggen. Gebruik maken van de algemene uitvoervergunning is mogelijk voor goederen uit bijlage III bis.

Overige wijzigingen

De herziening van de anti-folterverordening brengt ook nieuwe of verduidelijkte regelgeving op het gebied van tussenhandeldiensten en technische bijstand (bijlage II, III en III bis), alsmede diverse andere diensten in verband met bijlage II goederen met zich mee. Deze worden geïmplementeerd door wijziging van de Wet strategische diensten.

Administratieve lasten als gevolg van wijziging van de Adr

De wijziging van de Adr leidt niet tot een autonome stijging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Administratieve lasten als gevolg van wijziging van de anti-folterverordening

Allereerst moet in de toekomst een vergunning worden aangevraagd voor tussenhandeldiensten. Het is moeilijk om de inschatting te maken van de gevolgen voor de administratieve lasten, omdat slechts beperkt inzicht bestaat in hoeverre bedrijven tussenhandeldiensten aanbieden vallende onder de anti-folterverordening. Voor bedrijven die tussenhandeldiensten aanbieden zal dit een lastenverzwaring betekenen, maar dit zal naar verwachting beperkt zijn.

De toevoeging dat het nu mogelijk wordt om een globale uitvergunning aan te vragen voor bijlage III en III bis goederen, leidt naar verwachting tot een lastenvermindering, met name op de langere termijn. Door deze nieuwe vergunningvorm hoeven bedrijven niet meer per transactie een vergunning aan te vragen. Voor het verkrijgen van deze vergunning dient de exporteur wel aan bepaalde voorwaarden te voldoen, zoals bijvoorbeeld het hebben van een intern nalevingsprogramma.

Ook de mogelijkheid dat bedrijven gebruik kunnen gaan maken van een algemene uitvoervergunning leidt tot lastenvermindering voor het bedrijfsleven. Met deze vergunning kunnen exporteurs goederen exporteren naar bepaalde landen onder specifieke gebruiksvoorwaarden. Exporteurs moeten zich registreren voor het eerste gebruik van de algemene uitvoervergunning. Zolang de exporteur zich houdt aan de gebruiksvoorwaarden kan deze gebruik maken van deze vergunning. Door deze mogelijkheid hoeft een exporteur niet meer per transactie een vergunning aan te vragen.

Tenslotte is er nu een aantal nieuwe verboden, maar deze hebben geen effect op de administratieve lasten van het bedrijfsleven. Er is hierop één uitzondering, te weten de uitzondering op het verbod op doorvoer van bijlage II goederen in het geval dat er wordt aangetoond dat dergelijke goederen in het land van bestemming uitsluitend worden gebruikt om in een museum te worden tentoongesteld wegens hun historische betekenis. Als één bedrijf per jaar hiervoor een vergunning aanvraagt is dat veel. Dit leidt derhalve tot een verwaarloosbaar kleine verhoging van de administratieve lasten.

Vaste verandermomenten

De inwerkingtredingsdatum van deze wijzigingsregeling wijkt af van het beleid inzake vaste verandermomenten. De reden hiervoor is dat deze regeling bindende EU-regelgeving uitvoert en deze EU-regelgeving reeds in werking is getreden. Deze uitvoeringsregelgeving moet daarom nu ook zo spoedig mogelijk in werking treden.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1.

Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269).

Naar boven