Beschikking van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, houdende ontheffing aan Bundespolizei van het verbod VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte alsmede het uitvoeren van VFR-vluchten buiten de daglichtperiode

Datum: 20 april 2017

Nummer: ILT-2017/41067

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelezen het verzoek om ontheffing van 28 maart 2017 van Bundespolizei-Fliegergruppe, Stadsbereich 1; contactpersoon: de heer A. Kümer; adres: Bundesgrenzschutzstrasse 100, D-53757 St. Augustin, Duitsland; tel.: +49 2241 238 2417; e-mail: bpolflg.post@polizei.bund.de;

Overwegende dat de vereiste maatschappelijke relevantie blijkt uit, onder andere, de opdrachten van de Bundespolizei Fliegerstaffel West voor het uitvoeren van HEMS-vluchten in heel Nederland in het kader van het Euregio-Project: Border Crossing of Rescue Helicopters ‘Lifeliner 3’ (Nederland), Nijmegen and ‘Christoph 9’ (Duitsland), Duisburg;

Gelet op paragraaf SERA.3105 en de artikelen 18, tweede lid, en 19, derde lid, van het Besluit luchtverkeer 2014;

BESLUIT:

Artikel 1

In deze beschikking wordt verstaan onder:

HEMS-vergunning:

AOC met faciliteit om met helikopters vluchten uit te voeren met als doel het verlenen van spoedeisende medische hulp (Helicopter Emergency Medical Service);

HEMS-vlucht:

vlucht, met als doel het verlenen van spoedeisende medische hulp, uitgevoerd met een helikopter, geregistreerd in de HEMS-vergunning.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing op de helikopter van het type Eurocopter EC 135 T2+, in gebruik bij de Bundespolizei Fliegerstaffel West, waarmee de VFR-vluchten worden uitgevoerd in heel Nederland, met als doel het verlenen van spoedeisende medische hulp (Helicopter Emergency Medical Service).

Artikel 3

VFR-VLIEGEN BENEDEN DE MINIMUM VFR-VLIEGHOOGTE

Aan de gezagvoerder van de in artikel 2 genoemde helikopter wordt van 1 mei 2017 tot en met 30 april 2018 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in paragraaf SERA.5005, onderdeel (f), van verordening (EU) nr. 923/2012, om VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, boven alsmede buiten gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. er wordt uitsluitend beneden de minimum VFR-vlieghoogte gevlogen, indien:

    • 1°. de wolkenbasis zich op een dusdanige hoogte bevindt dat volgens de geldende zichtvliegcriteria niet op de minimum VFR-vlieghoogte kan worden gevlogen;

    • 2°. de vlucht op de minimum VFR-vlieghoogte om luchtverkeerstechnische redenen niet kan worden geaccommodeerd door de plaatselijke luchtverkeersleidingdienst;

    • 3°. medische redenen noodzaken tot het handhaven van een bepaalde hoogte beneden de 1000 ft;

  • b. de minimum VFR-vlieghoogte bedraagt:

    • 1°. buiten gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel mensenverzamelingen, 60 m (200 ft) boven de grond of het water, doch ten minste 30 m (100 ft) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 m van de helikopter;

    • 2°. boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel mensenverzamelingen, 90 m (300 ft) boven de grond of het water, doch ten minste 30 m (100 ft) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 m van de helikopter;

  • c. er wordt uitsluitend beneden de minimum VFR-vlieghoogte gevlogen gedurende de periode dat dit voor het uitvoeren van HEMS-vluchten noodzakelijk is;

  • d. buiten het starten en landen wordt de vlucht zodanig uitgevoerd dat niet wordt gevlogen in het gevaarlijke gebied van het hoogtesnelheidsdiagram, als aangegeven in het vlieghandboek van de desbetreffende helikopter;

  • e. de vliegroute en vlieghoogte worden zodanig gekozen dat:

    • 1°. overlast voor derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

    • 2°. in geval van een motorstoring op een veilige wijze op de nog werkende motor kan worden weg geklommen;

    • 3°. in geval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt; voor het uitvoeren van een vlucht boven gebieden als bedoeld in onderdeel b, ten 2°, heeft de gezagvoerder zich vooraf op de hoogte gesteld van de plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding, of er is materiaal aan boord waarop vooraf kan worden bepaald waar zich plaatsen bevinden die geschikt zijn voor een noodlanding;

  • f. de vluchten beneden de minimum VFR-vlieghoogte vinden uitsluitend plaats binnen de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids;

  • g. vóór aanvang van de vlucht wordt gecoördineerd met de Supervisor van AOCS NM (tel.: +31 577 458700); aan de door hem gestelde voorwaarden wordt strikt de hand gehouden;

  • h. de gezagvoerder is bekend met de obstakelsituatie op de te vliegen route.

Artikel 4

VFR-VLIEGEN BUITEN DE DAGLICHTPERIODE

Aan de gezagvoerder van de in artikel 2 genoemde helikopter wordt van 1 mei 2017 tot en met 30 april 2018 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 18, eerste lid, van het Besluit luchtverkeer 2014, tot het uitvoeren van VFR-vluchten buiten de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van het Besluit luchtverkeer 2014, bedoelde luchtvaartgids met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. voor het uitvoeren van de vlucht is het luchtvaartuig uitgerust met de instrumenten die zijn vereist voor IFR-vluchten, aangevuld met verlichting van instrumenten en installaties, navigatielichten, een landingslichtinstallatie, verlichting in de passagiersruimte en een elektrische zaklantaarn voor ieder lid van het stuurhutpersoneel;

  • b. de gezagvoerder is in het bezit van een geldige CPL met ‘night qualification’;

  • c. tijdens het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

  • d. tijdens een vlucht buiten de daglichtperiode wordt niet beneden de minimum VFR-vlieghoogte gevlogen;

  • e. voor HEMS-vluchten die worden uitgevoerd in de periode tussen vijftien minuten ná het einde van de daglichtperiode en vijftien minuten vóór aanvang van de daglichtperiode, voldoen het vliegzicht en de wolkenbasis mimimaal aan het gestelde in JAR-OPS Appendix I, OPS 3.005(d) para (c)(4)(i).

Artikel 5

Deze ontheffing geldt niet voor trainingsvluchten.

Artikel 6

Het niet of niet volledig nakomen van de voorschriften en beperkingen, genoemd in de artikelen 3, 4 en 5, kan aanleiding zijn deze ontheffing in te trekken.

Artikel 7

De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerder bekend is met de inhoud van deze beschikking.

Artikel 8

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 1 mei 2017 en vervalt met ingang van 1 mei 2018, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, DE INSPECTEUR ILT/LUCHTVAART, M. van Velzen Senior Inspecteur

Bezwaarmogelijkheid

Tegen dit besluit kunt u binnen een termijn van zes weken na dagtekening, ingaande de dag na verzending van dit besluit, bezwaar indienen. Het bezwaar moet minimaal bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden van het bezwaar;

  • uw handtekening.

Het bezwaar kan onder vermelding van ‘bezwaar’ en het kenmerk van dit besluit worden gestuurd naar het volgende adres:

Inspectie Leefomgeving en Transport

Postbus 16191

2500 BD Den Haag

Is er sprake van onverwijlde spoed? Dan kunt u de rechtbank in het rechtsgebied van uw woonplaats verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen.

Meer informatie over de voorlopige voorziening vindt u op www.rechtspraak.nl.

Naar boven