Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 april, houdende instelling van de Evaluatie- en adviescommissie Wet financiering politieke partijen (Regeling instelling Evaluatie- en adviescommissie Wet financiering politieke partijen)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. commissie:

commissie, bedoeld in artikel 2;

b. wet:

Wet financiering politieke partijen.

Artikel 2

Er is een Evaluatie- en adviescommissie Wet financiering politieke partijen.

Artikel 3

De commissie heeft tot taak om de wet integraal te evalueren. De commissie brengt een advies uit aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waarin in elk geval aandacht wordt besteed aan:

  • de vraag of met de wet het beoogde doel wordt bereikt, waarbij in elk geval de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk worden geëvalueerd;

  • de onderwerpen waarvan aan de Staten-Generaal is toegezegd dat deze betrokken zullen worden bij de evaluatie van de wet;

  • de vraag of de uitgangspunten van de wet voldoende aansluiten op de rol en positie van politieke partijen op dit moment en of zij voldoende toekomstbestendig zijn.

Artikel 4

De commissie bestaat uit een voorzitter en drie andere leden.

Artikel 5

  • 1. De commissie brengt haar advies uit voor 1 januari 2018.

  • 2. Na het uitbrengen van het advies is de commissie opgeheven.

Artikel 6

De archiefbescheiden van de commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 maart 2018.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling instelling Evaluatie- en adviescommissie Wet financiering politieke partijen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

Op 1 mei 2013 is de Wet financiering politieke partijen (hierna: de Wfpp) in werking getreden. In de Wfpp zijn regels gesteld over zowel de subsidiëring als de registratie en openbaarmaking van de overige financiering van politieke partijen. In artikel 45 van de Wfpp is bepaald dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet een verslag aanbiedt aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van de paragrafen 3 (administratie, openbaarmaking en beperking bijdragen), 4 (verbrede toepassing en Commissie toezicht financiën politieke partijen) en 5 (toezicht en sancties) van de wet in de praktijk. Voor de uitvoering van deze evaluatie is met de onderhavige regeling een evaluatie- en adviescommissie ingesteld op grond van artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges.

Bij de evaluatie zullen ook de 23 onderwerpen betrokken worden waarvan tijdens de parlementaire behandeling en na inwerkingtreding van de Wfpp aan de Staten-Generaal is toegezegd dat hier in de evaluatie van de wet aandacht aan zou worden besteed. Het overgrote deel van deze onderwerpen heeft betrekking op de regelgeving over de transparantie van de geldstromen van politieke partijen.

Artikel 45 van de Wfpp verplicht niet tot een evaluatie van de subsidievoorschriften die zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van de Wfpp. Gelet op het actuele debat over de rol en positie van politieke partijen ligt het echter in de rede dat in de evaluatie ook wordt stilgestaan bij de vraag of de verdeelsystematiek van de subsidie nog voldoende actueel is. Door een aantal maatschappelijke ontwikkelingen zijn de rol en positie van politieke partijen immers aan verandering onderhevig geweest, hetgeen van invloed is op de financiën van de politieke partijen en daarmee op de wijze waarop politieke partijen worden gefinancierd. Voorbeelden hiervan zijn dalende ledentallen en de sterk fluctuerende verkiezingsuitslagen. Door de wijze waarop de subsidie per politieke partij wordt berekend in de Wfpp kunnen deze fluctuaties namelijk leiden tot grote schommelingen in de hoogte van de subsidie die een politieke partij ontvangt. Bovendien kan door de relatief korte termijn waarop de subsidieverdeling na een verkiezing wordt aangepast aan de nieuwe zetelverdeling van de Tweede of Eerste Kamer de subsidie van een partij snel fors toe- of afnemen. De penningmeesters van negen landelijke politieke partijen hebben hier in februari 2015 in een brief aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aandacht voor gevraagd en verzocht om te bezien of het mogelijk is om deze fluctuaties te dempen. Daarnaast spelen er nog actuele kwesties aangaande de opkomst van lokale politieke partijen en aanvullende democratische instrumenten als referenda en andere vormen van burgerparticipatie en een recentelijk door de Tweede Kamer aangenomen motie om de buitenlandse financiering van politieke partijen te beperken en de vraag of de rijksoverheid een rol heeft in de financiering van politieke partijen in het decentraal bestuur.1 Gelet op deze ontwikkelingen is het wenselijk dat de commissie zich in haar advisering niet beperkt tot een evaluatie van het functioneren van de Wfpp in de afgelopen jaren, maar ook advies uitbrengt over de vraag of het systeem van financiering van politieke partijen in Nederland nog voldoende aansluit op de rol en positie van politieke partijen in het heden en of dit systeem voldoende bestendig is voor de nabije toekomst.

Tijdens de plenaire behandeling van de Wfpp in de Eerste Kamer is toegezegd dat de evaluatie van de wet op afstand zal worden georganiseerd en er een ‘commissie van wijzen’ wordt ingesteld, die specifiek tot taak krijgt om de wet te evalueren.2 Gelet op haar taakopdracht zal de commissie in elk geval over de volgende expertise moeten beschikken: kennis van de ontwikkeling van politieke partijen in de afgelopen decennia, kennis van de financiering van politieke partijen, nieuwe en andere vormen van politieke representatie en kennis over accountancy. Voorts moet gezien het relatief hoge politieke karakter van de taakopdracht zijn verzekerd dat de commissieleden voldoende afstand van de ‘dagelijkse politieke praktijk’ hebben. De benoeming en vergoeding van de leden zal bij besluit worden vastgesteld.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Kamerstukken II 2016/17, 34 270, nr. 22.

X Noot
2

Kamerstukken I 2012/13, nr. 18, item 5, pag. 40

Naar boven