Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 8 mei 2017, nr. IENM/BSK-2017/104547, tot wijziging van de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen in verband met de certificering van luchthavens op grond van Verordening (EU) Nr. 139/2014

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 8a.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepaling ingevoegd:

Verordening (EU) Nr. 139/2014:

Verordening (EU) Nr. 139/2014 van de Commissie van 12 februari 2014 tot vaststelling van eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees parlement en de Raad (PbEU L 44);

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een wijziging van de op grond van deze regeling toepasselijke bijlagen bij het verdrag gaat, tenzij bij besluit van de minister anders is bepaald, voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop die wijziging internationaal in werking treedt.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Een besluit van de minister als bedoeld in het tweede lid wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. De aanhef komt te luiden:

Dit hoofdstuk is, indien de betreffende luchthaven niet is gecertificeerd als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) Nr. 139/2014, van toepassing op:.

3. In onderdeel d vervalt ‘, Maastricht’, ‘, Rotterdam’ en ‘, Schiphol’.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef, zijn de artikelen 12, 14, 14a en 14b van toepassing op alle luchthavens die onder één of meer van de onderdelen van het eerste lid vallen.

C

In artikel 3 vervalt ‘op de luchthaven Schiphol en’ en wordt na ‘overige burgerluchthavens’ ingevoegd: als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

D

In artikel 9, onderdeel c, vervalt ‘, Maastricht’, ‘, Rotterdam’ en ‘, Schiphol’.

E

In artikel 11, onderdeel s, wordt ‘onderdeel n’ vervangen door: onderdeel r.

F

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen c tot en met g worden verletterd tot d tot en met h.

2. Na onderdeel b wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. de hoogte limiet van een obstakel in de obstacle-free-sector, bedoeld in de onderdelen 3.3.12 en 3.4.14, van een helikopterluchthaven die is gelegen buiten de provinciegrenzen zoals bepaald bij of krachtens de Provinciewet of gelegen op een schip, 25 cm bedraagt, indien de helikopterluchthaven in gebruik is genomen voor 1 april 2017.

G

Artikel 19, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. burgerluchthavens die niet onder de reikwijdte van hoofdstuk 2 vallen en die niet gecertificeerd zijn als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 139/2014;

ARTIKEL II

In de Regeling burgerluchthavens komt artikel 2 te luiden:

Artikel 2

  • 1. Een wijziging van de op grond van deze regeling toepasselijke bijlagen bij het verdrag gaat, tenzij bij besluit van de minister anders is bepaald, voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop die wijziging internationaal in werking treedt.

  • 2. Een besluit van de minister als bedoeld in het eerste lid wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

Deze regeling wijzigt de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen (hierna: de regeling). De aanleiding voor de wijziging is gelegen in wijzigingen van internationale regelgeving en aanbevelingen voor luchthavens. Tevens bevat deze wijzigingsregeling enkele wijzigingen van technische aard.

Wijziging bijlage 14 van het verdrag

Met ingang van 10 november 2016 zijn de delen I en II van bijlage 14 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, Stb. 1947, H 165 (hierna: het verdrag) gewijzigd. De wijziging van deze bijlage bij het verdrag stelt als aanbeveling dat de hoogte van objecten in de obstakelvrije sector op helikopterluchthavens op off-shore installaties en schepen maximaal 15 cm mag bedragen. Voor deze aanbeveling wordt een beperking in de regeling opgenomen voor reeds in gebruik zijnde helikopterluchthavens. De objecten mogen op deze helikopterluchthavens nog ten hoogste 25 cm hoog zijn, zoals de bijlage bij het verdrag vóór 10 november 2016 voorschreef. Hiermee worden hoge kosten voor de sector voorkomen, die gepaard zouden gaan met aanpassing van de helikopterluchthavens. Het opnemen van deze uitzondering is aan ICAO gemeld.

Verordening (EU) nr. 139/2014

Daarnaast is EU-regelgeving voor luchthavens uit Verordening (EU) Nr. 139/2014 van de Commissie van 12 februari 2014 tot vaststelling van eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees parlement en de Raad (hierna: de verordening) in 2014 van kracht geworden. Op grond van deze verordening moeten luchthavens die onder de reikwijdte van Verordening (EG) Nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 vallen vóór 31 december 2017 worden gecertificeerd op basis van de EU- regelgeving. Indien aan een luchthaven een certificaat is uitgereikt op basis van de verordening is een groot deel van de bepalingen van de nationale regelgeving niet meer op deze luchthaven van toepassing. Daarom wordt bepaald dat een hoofdstuk of afdeling van de regeling alleen van toepassing is indien de luchthaven niet is gecertificeerd op basis van de verordening. De luchthavens Schiphol, Rotterdam en Maastricht zijn inmiddels in het bezit van een certificaat op basis van de verordening en daarom worden deze luchthavens uit de betreffende opsommingen verwijderd.

De artikelen 12, 14, 14a en 14b blijven van toepassing op alle luchthavens die onder één van de onderdelen van artikel 2, eerste lid (nieuw), vallen. Deze bepalingen bevatten onderwerpen die niet op EU-niveau worden gereguleerd. Daarom moeten deze bepalingen blijven gelden.

Technische wijzigingen

De onderhavige wijzigingsregeling bevat een wijziging ten aanzien van het moment dat een wijziging in de bijlage bij het verdrag gaat gelden. Voorheen was bepaald dat wijzigingen in bijlagen van het verdrag golden vanaf het moment van publicatie in het Tractatenblad. Echter, publicatie in het Tractatenblad en de internationale inwerkingtreding liepen soms uit de pas. Om deze reden is aangesloten bij de internationale inwerkingtreding van de betreffende wijzigingen. Bij besluit van de minister, dat in de Staatscourant bekend moet worden gemaakt, kan hiervan worden afgeweken. Deze wijziging wordt zowel aangebracht in de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen als in de Regeling burgerluchthavens.

Voorts werd in artikel 11, onderdeel s, abusievelijk verwezen naar onderdeel n. In plaats daarvan moest verwezen worden naar onderdeel r. Dat is nu gewijzigd.

Consultatie en inwerkingtreding

Voor deze wijzigingsregeling is afgezien van internetconsultatie. De wijzigingen vloeien voor een groot deel voort uit internationaal of Europees recht. Voorts is het aantal betrokkenen, dat direct te maken krijgt met de wijzigingen, beperkt. De betrokkenen zijn in plaats daarvan rechtstreeks aangeschreven.

Voor de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Het betreft wetstechnische reparaties en implementatie van internationale regelgeving. De uitzondering kan daarmee gerechtvaardigd worden op grond van de onderdelen c en d van Aanwijzing 174, vierde lid.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Naar boven