Belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Motorrijtuigenbelasting

7 april 2017

nr. BLKB2017/1135M

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt twee besluiten. In het besluit van 23 november 2015, nr. 2015/1382M, wordt onderdeel 2.2.4.2 samengevoegd met onderdeel 2.2.5 waarbij laatstgenoemd onderdeel komt te vervallen. Hierbij is geen inhoudelijke wijziging beoogd. De goedkeuring voor afleveringskosten komt te vervallen en wordt omgezet in een toelichting waarbij geen inhoudelijke wijziging is beoogd. Jurisprudentie geeft aanleiding tot het opnemen van een toelichting over het begrip ‘nieuw’ motorrijtuig. Verder is er nieuw beleid opgenomen ten aanzien van de vaststelling van de handelsinkoopwaarde van referentiemotorrijtuigen. Tot slot is een nieuwe goedkeuring met betrekking tot de datum aanspraak teruggaaf taxi’s opgenomen. In het besluit van 23 november 2015, nr. 2015/1381M, wordt onderdeel 2.2.4.2 tevens samengevoegd met onderdeel 2.2.5 waarbij laatstgenoemd onderdeel komt te vervallen. Hierbij is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

ARTIKEL I

Het besluit van 23 november 2015, nr. 2015/1382M, wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan onderdeel 1 Inleiding wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van 7 april 2017, nr. 2017/1135M. Onderdeel 2.2.4.2 en onderdeel 2.2.5 zijn samengevoegd, waarbij laatstgenoemd onderdeel is komen te vervallen. Hierbij is geen inhoudelijke wijziging beoogd. De goedkeuring voor afleveringskosten is komen te vervallen en omgezet in een toelichting waarbij geen inhoudelijke wijziging is beoogd (5.8). Jurisprudentie geeft aanleiding tot het opnemen van een toelichting over het begrip ‘nieuw’ motorrijtuig (6.3). Verder is er nieuw beleid opgenomen ten aanzien van de vaststelling van de handelsinkoopwaarde van referentiemotorrijtuigen (6.4). Tot slot is een nieuwe goedkeuring met betrekking tot de datum aanspraak teruggaaf taxi’s opgenomen (10.3.1).

B

Onderdeel 2.2.4.2 komt te luiden:

2.2.4.2 Bestelauto met vermelding ‘opleggertrekker’ of ‘afneembare bovenbouw’

De motorrijtuigen die als vermelding ‘opleggertrekker’ (voor 1 januari 2013: ‘trekker’) of ‘afneembare bovenbouw’ (voor 1 januari 2013: ‘voor verwisselbare opbouw’, hierna ook inbegrepen als wordt gesproken over ‘afneembare bovenbouw’) in het kentekenregister krijgen, wijken af van de bestelauto’s met een bijzondere opbouw. Deze motorrijtuigen kunnen namelijk ook worden gebruikt zonder dat de oplegger, aanhanger, afneembare opbouw of container aanwezig is. Op dat moment is het personenvervoer niet langer ondergeschikt aan het vervoer van lading. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een motorrijtuig met een (kaal) chassis waarop een koppelschotel met een hulpframe dan wel een containerframe is gemonteerd; deze onderscheidt zich echter qua uiterlijk sterk van andere auto’s. Bovendien worden deze zaken enkel aangebracht met het oog op het vervoeren van een last.

Goedkeuring

Ik keur met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) goed dat een motorrijtuig met een (kaal) chassis waarop een koppelschotel met een hulpframe dan wel een containerframe is gemonteerd wordt aangemerkt als een bestelauto. Dit geldt ook voor een motorrijtuig dat is gekeurd met een afneembare bovenbouw (en met de bovenbouw voldoet aan alle fiscale inrichtingseisen voor een bestelauto) op het moment dat de bovenbouw / container tijdelijk niet aanwezig is.

Wanneer het motorrijtuig met een kaal chassis met koppelschotel wordt aangepast c.q. omgebouwd, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een laadbak, of wanneer het motorrijtuig met een kaal chassis met een containerframe wordt voorzien van een container, kan een motorrijtuig ontstaan dat zich qua uiterlijk maar ook qua vervoer van last/lading niet langer onderscheidt van “reguliere” motorrijtuigen. Om als bestelauto te worden aangemerkt moet het motorrijtuig dan voldoen aan alle inrichtingseisen die gelden voor een bestelauto. Als het motorrijtuig niet aan de inrichtingseisen voor een bestelauto voldoet, dan is er sprake van een personenauto.

C

Onderdeel 2.2.5 komt te vervallen.

D

Onderdeel 5.8 komt te luiden:

5.8 Afleveringskosten

Bij aflevering kunnen diverse kosten in rekening worden gebracht (rijklaar maken). Het gaat hier bijvoorbeeld om kosten van schoonmaken, kentekenbewijs, bijgeleverde benzine, vervoer naar de dealer en de zogenoemde 0-beurt. Deze kosten, voor zover zij reëel zijn, kwalificeren niet als (onderdeel van de) catalogusprijs zoals die in de Wet BPM is gedefinieerd, ook niet als zij door de importeur in de catalogusprijs zijn inbegrepen.

E

Na onderdeel 6.2 worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

6.3 Eerder geregistreerde motorrijtuigen welke voor de heffing van bpm als nieuw hebben te gelden

De belasting voor een nieuw motorrijtuig wordt bepaald aan de hand van artikel 9 van de wet. Is sprake van een gebruikt motorrijtuig dan wordt de hiervoor genoemde belasting bepaald met inachtneming van een vermindering volgens artikel 10 van de wet.

Volgens de maatschappelijke norm is een nieuw motorrijtuig een motorrijtuig welk in Nederland op de consumentenmarkt wordt gebracht en dat nog niet eerder geregistreerd is geweest. Een eerder in het buitenland geregistreerd motorrijtuig welk na de vervaardiging ervan niet of nauwelijks in gebruik is geweest heeft ook te gelden als een nieuw motorrijtuig (HR 14 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7199). Hieraan staat niet in de weg de leeftijd van het motorrijtuig, het al ingegaan zijn van de fabrieksgarantie of een kilometerstand die hoger is dan 0. Van een nieuw motorrijtuig is eveneens sprake in de situatie waarin de Nederlandse koper van het motorrijtuig degene is die het motorrijtuig voor het eerst in gebruik neemt (HR 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI5100). Aan een vermindering op grond van artikel 10 van de wet wordt in deze gevallen dan ook niet toegekomen (HR 27 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:79).

Of sprake is van een motorrijtuig welk niet of nauwelijks in gebruik is geweest, is sterk afhankelijk van de omstandigheden. Het gaat er in feite om te bezien of sprake is van een occasion, een tweedehandsauto, dan wel een nieuwe, nog niet daadwerkelijk door een ander in gebruik genomen auto (conclusie A-G, 23 april 2015, ECLI:NL:PHR:2015:608). Verder kan in de totaalbeoordeling nog worden gedacht aan de leeftijd (tijdsverloop tussen datum eerste toelating in het buitenland en datum eerste registratie in Nederland), kilometerstand en gebruikssporen.

Vervallen toelichting/beleid

Op 29 januari 2016 heeft de Hoge Raad arrest gewezen inzake begunstigend beleid, zoals dit was neergelegd in de Leidraad BPM 2006. Het bepaalde in paragraaf 7.5.2 van de Leidraad BPM 2006 moet worden uitgelegd in die zin dat een eerdere toekenning van een kenteken volstaat om een personenauto als gebruikt aan te merken in de zin van artikel 10, lid 1, van de Wet (HR 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:119).

Dit houdt in dat voor zaken die nog niet onherroepelijk vaststaan en waarin het belastbaar feit zich heeft voltrokken voor de intrekking van de Leidraad BPM 2006, 16 juni 2010, een beroep kan worden gedaan op het arrest van de Hoge Raad waarbij aan een feitelijke beoordeling van de staat waarin het motorrijtuig zich ten tijde van het doen van de aangifte voor de BPM verkeerde, niet wordt toegekomen.

6.4 Vaststelling handelsinkoopwaarde referentiemotorrijtuig

Als voor het aantonen van de afschrijving op een gebruikt motorrijtuig met schade gebruik wordt gemaakt van een taxatierapport, moet dit rapport aan de voorwaarden voldoen zoals gesteld in Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling BPM.

Ten aanzien van de waardebepaling van het motorrijtuig is onder paragraaf 3 van de Bijlage I gesteld dat de handelsinkoopwaarde van 3 tot 5 referentiemotorrijtuigen wordt vermeld.

Referentiemotorrijtuigen zijn in het algemeen niet voorzien van een handelsinkoopwaarde. Vaak is slechts de vraagprijs bekend. Daarentegen zijn er in de handel algemeen toegepaste (digitale) koerslijsten die wel handelsinkoopwaarden vermelden (gebaseerd op een gemiddelde van gerealiseerde transacties) en dermate specifiek zijn dat het motorrijtuig, waarvoor referentiemotorrijtuigen worden gezocht, in de koerslijst kan worden geconfigureerd.

Praktische werkwijze

In die gevallen waarin de handelsinkoopwaarde van specifieke referentiemotorrijtuigen niet in de markt worden aangetroffen, dan wel onvoldoende kan worden herleid, sta ik op grond van artikel 64 AWR toe om in een taxatierapport de handelsinkoopwaarde van referentiemotorrijtuigen te baseren op een koerslijstwaardering van een algemeen toegepaste koerslijst. Hierbij is de wet- en regelgeving zoals deze geldt wanneer gebruik wordt gemaakt van de koerslijst als afschrijvingsmethode van overeenkomstige toepassing. De effecten hiervan op de opbrengst van de BPM zijn te verwaarlozen.

Voorwaarden

  • Wanneer gebruik wordt gemaakt van de handelsinkoopwaarde in een koerslijst ter bepaling van de waarde van een motorrijtuig met een taxatierapport mogen de gebruikssporen die inherent zijn aan de leeftijd en kilometrage van het motorrijtuig niet worden meegenomen in de waardevermindering als gevolg van schade. Bij de handelsinkoopwaarde zoals deze is opgenomen in een koerslijst is immers de waardevermindering als gevolg van leeftijd en kilometrage al verdisconteerd.

  • Een kopie van de gehanteerde koerslijst maakt onderdeel uit van het te overleggen taxatierapport.

F

De onderdelen 10.3.1 tot en met 10.3.2 worden genummerd 10.3.2 tot en met 10.3.3.

Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

10.3.1 Datum aanspraak teruggaaf

De aanspraak op teruggaaf voor personenauto’s die zijn bestemd voor taxivervoer (artikel 16 van de wet) ontstaat op het moment dat aan de voorwaarden is voldaan.

Het komt voor dat de datum van registratie van een personenauto enkele dagen eerder ligt dan de datum waarop aan de voorwaarden is voldaan. Bijvoorbeeld omdat de toestemmingsbrief taxikentekenplaten enkele dagen later volgt. In dat geval geldt deze laatste datum als het moment waarop de aanspraak ontstaat. Dit heeft tot gevolg dat voor de berekening van het bedrag van de teruggaaf het bruto bpm-bedrag moet worden verminderd met het verminderingspercentage (artikel 10 van de wet). Dit leidt tot een lagere teruggaaf.

Goedkeuring

Ik keur met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) goed dat in een situatie zoals hierboven beschreven als datum van de aanspraak, de datum tenaamstelling van het kentekenbewijs kan worden genomen indien het moment van tenaamstelling en het moment waarop aan de voorwaarden is voldaan, niet meer dan 14 dagen uit elkaar liggen. Dit geldt zowel voor nieuwe als gebruikte voertuigen.

ARTIKEL II

Het besluit van 23 november 2015, nr. 2015/1381M, wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan onderdeel 1 Inleiding wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van 7 april 2017, nr. 2017/1135M. Onderdeel 2.2.4.2 en onderdeel 2.2.5 zijn samengevoegd, waarbij laatstgenoemd onderdeel is komen te vervallen. Hierbij is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

B

Onderdeel 2.2.4.2 komt te luiden:

2.2.4.2 Bestelauto met vermelding ‘opleggertrekker’ of ‘afneembare bovenbouw’

De motorrijtuigen die als vermelding ‘opleggertrekker’ (voor 1 januari 2013: ‘trekker’) of ‘afneembare bovenbouw’ (voor 1 januari 2013: ‘voor verwisselbare opbouw’, hierna ook inbegrepen als wordt gesproken over ‘afneembare bovenbouw’) in het kentekenregister krijgen, wijken af van de bestelauto’s met een bijzondere opbouw. Deze motorrijtuigen kunnen namelijk ook worden gebruikt zonder dat de oplegger, aanhanger, afneembare opbouw of container aanwezig is. Op dat moment is het personenvervoer niet langer ondergeschikt aan het vervoer van lading. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een motorrijtuig met een (kaal) chassis waarop een koppelschotel met een hulpframe dan wel een containerframe is gemonteerd; deze onderscheidt zich echter qua uiterlijk sterk van andere auto’s. Bovendien worden deze zaken enkel aangebracht met het oog op het vervoeren van een last.

Goedkeuring

Ik keur met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) goed dat een motorrijtuig met een (kaal) chassis waarop een koppelschotel met een hulpframe dan wel een containerframe is gemonteerd wordt aangemerkt als een bestelauto. Dit geldt ook voor een motorrijtuig dat is gekeurd met een afneembare bovenbouw (en met de bovenbouw voldoet aan alle fiscale inrichtingseisen voor een bestelauto) op het moment dat de bovenbouw / container tijdelijk niet aanwezig is.

Wanneer het motorrijtuig met een kaal chassis met koppelschotel wordt aangepast c.q. omgebouwd, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een laadbak, of wanneer het motorrijtuig met een kaal chassis met een containerframe wordt voorzien van een container, kan een motorrijtuig ontstaan dat zich qua uiterlijk maar ook qua vervoer van last/lading niet langer onderscheidt van “reguliere” motorrijtuigen. Om als bestelauto te worden aangemerkt moet het motorrijtuig dan voldoen aan alle inrichtingseisen die gelden voor een bestelauto. Als het motorrijtuig niet aan de inrichtingseisen voor een bestelauto voldoet, dan is er sprake van een personenauto.

C

Onderdeel 2.2.5 komt te vervallen.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 7 april 2017

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck lid van het managementteam Belastingdienst

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A, voegt een nieuwe alinea toe aan onderdeel 1 Inleiding om de in dit besluit opgenomen wijzigingen toe te lichten.

Artikel I, onderdeel B wijzigt onderdeel 2.2.4.2. De goedkeuringsparagraaf 3.3.9 in de Leidraad BPM 2006 is bij de overgang naar het kaderbesluit bpm opgesplitst in de huidige onderdelen 2.2.4.2 en 2.2.5. Het opsplitsen van de oorspronkelijke goedkeuring heeft geleid tot onduidelijkheid bij de Belastingdienst en de branche over de toepassing ervan. Met deze wijziging worden de onderdelen weer samengevoegd. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel I, onderdeel C trekt onderdeel 2.2.5 in, nu deze is opgenomen in onderdeel 2.2.4.2 zoals vermeld in de toelichting bij Artikel I, onderdeel B.

Artikel I, onderdeel D, wijzigt onderdeel 5.8 over afleveringskosten. Voorheen betrof het een goedkeuring op basis van artikel 63 AWR (de hardheidsclausule). Dit is echter niet noodzakelijk aangezien deze zienswijze uit de wet voortvloeit (zie ook rechtbank Gelderland, 30 juni 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:4143). Om onduidelijkheid op dit punt weg te nemen blijft de tekst in licht gewijzigde vorm staan als toelichting.

Artikel I, onderdeel E, voegt twee nieuwe onderdelen toe, 6.3 en 6.4.

Onderdeel 6.3 ziet op het vraagstuk wanneer een al geregistreerd motorrijtuig toch als nieuw aangemerkt kan worden voor de wet BPM. Vanaf 2009 zijn er door de Hoge Raad diverse uitspraken gedaan met betrekking tot dit onderwerp, laatstelijk op 27 januari 2017. Omdat onduidelijkheid is ontstaan over de zienswijze van de Belastingdienst ten aanzien van nieuwe motorrijtuigen wordt een toelichting opgenomen in het Kaderbesluit bpm.

Tevens is opgenomen dat in zaken die nog niet onherroepelijk vaststaan en waarin het belastbaar feit heeft plaatsgevonden voor juni 2010, een beroep kan worden gedaan op het begunstigende beleid zoals dat was opgenomen in de Leidraad BPM 2006. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad (HR 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:119).

In onderdeel 6.4 is een praktische werkwijze opgenomen voor het bepalen van de handelsinkoopwaarde van referentiemotorrijtuigen. Met ingang van 1 januari 2015 dient een bij de aangifte gevoegd taxatierapport te voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in Bijlage I van de Uitvoeringsregeling BPM. In de praktijk blijkt het vinden van handelsinkoopwaarden, anders dan door afleiding van de verkoopprijs, lastig. Daarentegen zijn de in de handel algemeen toegepaste koerslijsten de laatste jaren steeds verder verfijnd waardoor het nu mogelijk is bijna elk motorrijtuig in elke mogelijke uitvoering te configureren. Omdat de koerslijsten wel handelsinkoopwaarden vermelden mogen deze vanaf nu ook gehanteerd worden in taxatierapporten voor die situaties waarin er geen handelsinkoopwaarden van referentieauto’s in de markt worden aangetroffen. Met de opname van dit beleid wordt de onzekerheid op dit gebied weggenomen en de lijn van jurisprudentie gevolgd, zie Rechtbank Gelderland, 9 augustus 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:4385 en Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15 november 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8019.

Artikel I, onderdeel F, voegt een nieuw onderdeel toe. Hierdoor is het mogelijk om voor personenauto’s die zijn bestemd voor taxivervoer de datum van tenaamstelling aan te merken als de datum waarop de aanspraak op teruggaaf ontstaat. Door de latere afgifte van de toestemmingsbrief taxikentekenplaten treedt een onbedoelde vermindering van de teruggaaf op, waar belanghebbende geen invloed op heeft.

Artikel II, onderdeel A, voegt een nieuwe alinea toe aan onderdeel 1 Inleiding om de in dit besluit opgenomen wijzigingen toe te lichten.

Artikel II, onderdeel B wijzigt onderdeel 2.2.4.2. De goedkeuringsparagraaf 3.3.9 in de Leidraad BPM 2006 is bij de overgang naar het kaderbesluit bpm opgesplitst in de huidige onderdelen 2.2.4.2 en 2.2.5 en later overgenomen in het kaderbesluit mrb. Het opsplitsen van de oorspronkelijke goedkeuring heeft geleid tot onduidelijkheid over de toepassing ervan. Met deze wijziging worden de onderdelen weer samengevoegd. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel II, onderdeel C trekt onderdeel 2.2.5 in, nu deze is opgenomen in onderdeel 2.2.4.2 zoals vermeld in de toelichting bij Artikel I, onderdeel B.

Artikel III regelt de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingen. Deze datum wordt gesteld op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling.

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck lid van het managementteam Belastingdienst

Naar boven