Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 3 april 2017, nr. WJZ/17034490, houdende regels ten aanzien van de interventie van agrarische producten (Regeling interventie 2017)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Economische Zaken;

b. contractant:

degene die met de minister in het kader van deze regeling een contract sluit;

c. marktinterventie:

samenstel van openbare interventie en steun voor particuliere opslag;

d. openbare interventie:

aankoop en opslag door de minister van de in artikel 11 van Verordening 1308/2013 genoemde producten tegen een op grond van uitvoeringshandelingen van de Commissie vastgestelde gegarandeerde prijs totdat deze worden afgezet;

e. particuliere opslag:

tegen ontvangen van steun tijdelijk door de contractant opslaan van in artikel 17 van Verordening 1308/2013 genoemde producten;

f. NVWA:

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken;

g. COKZ:

Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel;

h. RIKILT:

RIKILT – Instituut voor Voedselveiligheid, Wageningen UR;

i. Verordening 1308/2013:

Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

j. Verordening 907/2014:

Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PbEU 2014, L 255);

k. Verordening 2016/1238:

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1238 van de Commissie van 18 mei 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (PbEU 2016, L 206);

l. Verordening 2016/1240:

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie van 18 mei 2016 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (PbEU 2016, L 206).

Paragraaf 2. Algemene bepalingen

Artikel 2

Als bevoegde autoriteit of bevoegde instantie als bedoeld in de in artikel 1 genoemde verordeningen wordt aangewezen de minister.

Artikel 3

  • 1. Het indienen van een offerte of inschrijving bij openbare interventie geschiedt met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld middel.

  • 2. Het indienen van inschrijving of aanvraag bij particuliere opslag geschiedt met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld middel.

  • 3. Bij het indienen van een inschrijving, offerte of aanvraag kan bij de minister een zekerheid worden gesteld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV van Verordening 907/2014.

  • 4. Indien het bedrag van de te verbeuren zekerheid, bedoeld in artikel 5 van Verordening 2016/1238 € 100 of minder bedraagt, dan geeft de minister de hele zekerheid vrij.

  • 5. De aanvraag om de betaling van steun geschiedt met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld middel.

Artikel 4

  • 1. Indien uit een van de in artikel 1 genoemde verordeningen voortvloeit dat een met marktinterventie verband houdende handeling met boter respectievelijk mageremelkpoeder slechts mag plaatsvinden door een erkend bedrijf, verleent de minister deze erkenning nadat de belanghebbende daartoe een aanvraag heeft ingediend en heeft aangetoond dat aan de in bijlage IV, deel III, punt 1, respectievelijk bijlage V, deel III, punt 1, van Verordening 2016/1238 gestelde voorwaarden is voldaan.

  • 2. Een erkenning is geldig vanaf de datum van afgifte.

Paragraaf 3. Herkeuring monsters

Artikel 5

  • 1. Als laboratorium voor keuring en voor herkeuring worden RIKILT en COKZ aangewezen.

  • 2. De minister wijst op verzoek van het laboratorium voor herkeuring een ander laboratorium voor herkeuring aan indien het eerste laboratorium voor herkeuring niet tot het verrichten van de benodigde analyses is uitgerust.

Paragraaf 4. Openbare interventie

Artikel 6

  • 1. De minister kan technische normen voor opslagplaatsen vaststellen alsmede andere eisen stellen om te waarborgen dat ingeslagen producten naar behoren worden bewaard, als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van Verordening 2016/1238.

  • 2. De aanbieder kan een vooraanmelding voor partijen boter doen met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld middel.

Artikel 7

  • 1. Pallets voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. per partij uniform van soort en van gewicht, tenzij elke pallet van een TARRA-etiket is voorzien dan wel het gewicht erin is gegraveerd;

    • b. stapelbaar;

    • c. geschikt voor langdurige opslag; en

    • d. gangbaar in de handel.

  • 2. De minister stelt voor pallets voor boter en mageremelkpoeder een emballagesysteem vast.

Artikel 8

  • 1. Wanneer boter respectievelijk mageremelkpoeder, geproduceerd in een andere lidstaat, voor openbare interventie wordt aangeboden, verstrekt de aanbieder aan de minister een certificaat als bedoeld in bijlage IV, deel I, onder 5, respectievelijk bijlage V, deel I, onder 5, van Verordening 2016/1238.

  • 2. Wanneer boter respectievelijk mageremelkpoeder, geproduceerd in Nederland, voor openbare interventie in een andere lidstaat wordt aangeboden, verstrekt de minister op aanvraag een certificaat als bedoeld in bijlage IV, deel I, onder 5, respectievelijk bijlage V, deel I, onder 5, van Verordening 2016/1238.

Artikel 9

  • 1. Gegadigden kunnen op eigen kosten monsters van de voor openbare interventie aangeboden boter en mageremelkpoeder onderzoeken voordat zij een inschrijving indienen. Hiertoe dient de gegadigde tenminste 48 uur van tevoren een aanvraag in bij de minister met een door de minister ter beschikking gesteld middel.

  • 2. De gegadigde voldoet de bij het vrieshuis of het opslagpand door de monstername ontstane kosten rechtstreeks aan het vrieshuis of het opslagpand.

Artikel 10

De koper van mageremelkpoeder of boter informeert de minister, met een door de minister ter beschikking gesteld middel, ten minste één werkdag van tevoren, vóór 10:00 uur, over de door hem met het vrieshuis of opslagpand overeengekomen datum en tijdstip van daadwerkelijke uitslag uit het opslagpand of vrieshuis.

Paragraaf 5. Particuliere opslag

Artikel 11

Zodra de Commissie van de Europese Gemeenschappen daartoe specifieke uitvoeringsregels heeft vastgesteld, kan de minister op aanvraag steun verlenen voor de particuliere opslag. De minister doet dit in overeenstemming met de op de particuliere opslag van toepassing zijnde artikelen in Deel II, Titel I, Hoofdstuk I, Afdelingen 1, 3 en 4, van Verordening 1308/2013, met inachtneming van Verordening 2016/1238 en Verordening 2016/1240 en met inachtneming van de in de eerste volzin bedoelde specifieke uitvoeringsregels.

Artikel 12

  • 1. De in artikel 46 van Verordening 2016/1240 bedoelde gegevens moeten uiterlijk de tweede werkdag voorafgaand aan de inslag om 10.00 uur worden verstrekt.

  • 2. De minister staat, overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van Verordening 2016/1240, voor boter en mageremelkpoeder de uitslag van een kleinere hoeveelheid dan de volledige partij toe, waarbij tenminste 1.000 kg wordt uitgeslagen.

Artikel 13

Bij opslag wordt op de pallets of boxpallets, per partij en per pallet of boxpallet, op een duidelijk zichtbare plaats een label aangebracht waarop het opslagpartijnummer, het aantal verpakkingen op de pallet of boxpallet en de datum van fysieke inslag worden vermeld.

Artikel 14

  • 1. Het opslagpand beschikt over:

    • a. een van een geldig ijkmerk voorziene weegschaal die aan de volgende voorwaarden voldoet:

      • voor boter een gewichtsaanduiding tot op de tien gram nauwkeurig waarop een doos met een inhoud van 25 kilogram gewogen kan worden;

      • voor mageremelkpoeder een gewichtsaanduiding tot op de tien gram nauwkeurig waarop een zak met een inhoud van 25 kilogram gewogen kan worden;

      • voor mageremelkpoeder in big bags een gewichtsaanduiding tot op de 200 gram nauwkeurig waarop een big bag met een maximaal gewicht van 1.500 kilogram gewogen kan worden;

      • voor varkens- en rundvlees een afleeseenheid op 1 kilogram nauwkeurig waarop een opslageenheid als bedoeld in artikel 17, tweede lid, in zijn geheel gewogen kan worden, en

    • b. een bemonsteringsruimte.

  • 2. De houder van het opslagpand kan de minister verzoeken om boter, kaas, mageremelkpoeder, varkensvlees of rundvlees in stellingen te mogen opslaan onder de in Bijlage 1 vermelde voorwaarden die na de inslagcontrole door de minister worden verzegeld.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde aanvraag wordt ingediend bij de minister met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld middel.

Paragraaf 6. Particuliere opslag van boter en mageremelkpoeder

Artikel 15

Boter en mageremelkpoeder komen voor particuliere opslag in aanmerking indien alle partijen, waarvoor het contract is gesloten, in hetzelfde bedrijf zijn geproduceerd.

Artikel 16

  • 1. Wanneer boter respectievelijk mageremelkpoeder, geproduceerd in een andere lidstaat, voor particuliere opslag wordt aangeboden, verstrekt de aanbieder aan de minister adequate bewijsstukken als bedoeld in bijlage VI, deel IV respectievelijk deel VI, van Verordening 2016/1238 om de oorsprong aan te tonen.

  • 2. Wanneer boter respectievelijk mageremelkpoeder, geproduceerd in Nederland, voor particuliere opslag in een andere lidstaat wordt aangeboden, verleent de minister op aanvraag bijstand om de oorsprong te bewijzen als bedoeld in bijlage VI, deel IV respectievelijk deel VI, van Verordening 2016/1238.

Paragraaf 7. Particuliere opslag van varkensvlees en rundvlees

Artikel 17

  • 1. De inslag vindt onder toezicht van de NVWA plaats op werkdagen tussen 07.00 uur en 18.00 uur.

  • 2. Op verzoek van de contractant kan de minister in uitzonderlijke situaties besluiten dat van het eerste lid mag worden afgeweken. De contractant voert hiertoe al het nodige aan waaruit de bijzonderheid van de situatie blijkt.

Artikel 18

  • 1. Iedere voor de particuliere opslag aangeboden partij rundvlees gaat vergezeld van een door of namens de contractant opgesteld overzicht met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld middel.

  • 2. Ingeval het in het eerste lid bedoelde middel betrekking heeft op buitenlandse runderen, legt de contractant de volgende documenten over:

    • a. een overzicht uit de slachthuisadministratie waarop is vermeld:

      • de naam, het adres en het EU-nummer van het slachthuis;

      • de slachtnummers en de bijbehorende identificatienummers;

      • de slachtdatum;

      • de naam en de handtekening van de vertegenwoordiger van het slachthuis.

    • b. een kopie van het runderpaspoort, zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 911/2004 van de Commissie van 29 april 2004 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft oormerken, paspoorten en bedrijfsregisters (PbEG 2004, L 163).

Artikel 19

  • 1. Op iedere invrieseenheid van varkensvlees en rundvlees wordt een label aangebracht waarop in ieder geval de volgende gegevens worden vermeld:

    • a. de naam van de contractant;

    • b. het contractnummer;

    • c. de benaming van het product;

    • d. het partijnummer;

    • e. het nettogewicht van het product;

    • f. het brutogewicht van het product, en

    • g. de tarra van de productverpakking.

  • 2. Op iedere opslageenheid van varkensvlees en rundvlees wordt een label aangebracht waarop in ieder geval de volgende gegevens worden vermeld:

    • a. het contractnummer;

    • b. de benaming van het product;

    • c. de tarra van de opslageenheid;

    • d. het nummer van de opslageenheid, en

    • e. het partijnummer of de partijnummers en per partijnummer:

      • de inslagdatum;

      • in voorkomend geval, het aantal dozen;

      • het nettogewicht van het product per opslageenheid, en

      • de tarra van de productverpakking.

  • 3. Indien op enig moment gebruik wordt gemaakt van dozen voor de verpakking van varkensvlees, dan worden op iedere doos op een etiket in ieder geval de volgende gegevens vermeld:

    • a. het contractnummer;

    • b. de benaming van het product;

    • c. het partijnummer;

    • d. de tarra, en

    • e. het nettogewicht.

  • 4. Indien op enig moment gebruik wordt gemaakt van dozen voor de verpakking van rundvlees, dan worden op iedere doos naast de in het derde lid bedoelde gegevens tevens vermeld:

    • a. het erkenningsnummer van de uitsnijderij;

    • b. het aantal delen per doos, en

    • c. het volgnummer.

Artikel 20

Varkensvlees of rundvlees kan onder de in Bijlage 2 vermelde voorwaarden op een andere plaats worden ingevroren dan waar het wordt opgeslagen.

Artikel 21

  • 1. Indien in het kader van de particuliere opslag van rundvlees uitbening of versnijding plaatsvindt, worden de volgende voorschriften in acht genomen:

    • a. het uitbenen, versnijden en verpakken van het rundvlees vindt plaats in een uitsnijderij die is erkend op grond van Verordening (EG) Nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 226);

    • b. de uitsnijderij beschikt over een weegschaal met een afdrukeenheid en afleeseenheid van ten hoogste 100 gram ten behoeve van de afzonderlijke weging van voorvoeten en achtervoeten en dozen met uitgebeend rundvlees;

    • c. per uit te benen of te versnijden partij rundvlees worden door de uitsnijderij dagelijks bijgewerkte paklijsten opgemaakt volgens een door de minister ter beschikking gesteld middel;

    • d. de werkzaamheden van het uitbenen en verpakken vinden plaats op werkdagen tussen 07.00 uur en 17.00 uur en uitsluitend onder toezicht van een ambtenaar van de NVWA;

    • e. de ruimte waar wordt uitgebeend en uitgesneden is afsluitbaar;

    • f. het bedrijf waar de uitsnijderij zich bevindt, beschikt over een deugdelijke kantoorruimte voor de ambtenaar van de NVWA;

    • g. tijdens het uitbenen en verpakken van het betrokken vlees mag in de uitsnijruimte waar wordt uitgebeend geen ander rundvlees aanwezig zijn dan het rundvlees waarop deze regeling van toepassing is.

  • 2. Het vrieshuis legt in zijn administratie het gewicht van de van de uitsnijderij afkomstige uitgebeende of versneden producten rundvlees vast zoals die in de controlelijst/verzendlijst door de NVWA in de uitsnijderij zijn opgenomen.

Paragraaf 8. De Commissie Officiële Nederlandse Zuivelnoteringen

Artikel 22

  • 1. Er is een Commissie officiële Nederlandse zuivelnoteringen

  • 2. Deze commissie heeft tot taak éénmaal per week en voorts zo dikwijls als haar voorzitter zulks in verband met de marktontwikkeling nodig oordeelt, van de prijzen, waartegen melk- en zuivelproducten bij levering af fabriek worden verhandeld, een notering op te stellen en deze bekend te doen maken.

  • 3. De voorzitter van de commissie draagt er zorg voor dat de in het tweede lid bedoelde bekendmaking onverwijld plaatsvindt.

Artikel 23

  • 1. De commissie bestaat uit ten hoogste 12 leden, die door de minister worden benoemd voor een tijdsduur van 2 jaren. Zij zijn terstond weer benoembaar.

  • 2. De minister wijst uit de leden een voorzitter aan die geen belanghebbende is bij de voortbrenging van of de handel in melk en zuivelproducten.

  • 3. De minister voegt een secretaris aan deze commissie toe.

Artikel 24

De leden en de secretaris van de commissie zijn verplicht tot geheimhouding van de zaken en bedrijfsgeheimen, die hun als zodanig ter kennis zijn gekomen, en van alle aangelegenheden, waarvan zij het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen.

Artikel 25

Ter vaststelling van de notering van de in artikel 28 genoemde producten baseert de commissie zich zoveel mogelijk op de prijzen die op de dag van de notering voor de desbetreffende Nederlandse producten gangbaar zijn en zij houdt tevens rekening met de voor de komende week in redelijkheid te verwachten ontwikkeling. Ingeval voor een bepaald product van Nederlandse origine voor langere tijd niet of nauwelijks een gangbare prijs voorhanden is, kan een product van E.U.-origine worden genoteerd.

Artikel 26

  • 1. De voorzitter vraagt de commissie naar haar mening omtrent de prijzen van de producten en de te verwachten ontwikkeling.

  • 2. Vervolgens worden in overleg de noteringen opgesteld.

  • 3. Voor zover in overleg omtrent de noteringen geen overeenstemming kan worden bereikt, worden deze bij meerderheid van stemmen vastgesteld, waarbij ieder lid van de commissie gerechtigd is één stem uit te brengen. Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter.

Artikel 27

De noteringen worden schriftelijk vastgesteld en onmiddellijk daarna bekend gemaakt.

Artikel 28

  • 1. De noteringen hebben betrekking op de prijzen van de navolgende producten, in de soort, de hoedanigheid en de verpakking, als achter elk product aangegeven:

    • a. verse boter uit zure of zoete room, voorzien van het erkenningsnummer van de fabriek, verpakt in een karton met een inhoud van 25 kilogram;

    • b. vol melkpoeder dat volgens het verstuivingsprocedé is bereid;

    • c. mageremelkpoeder dat volgens het verstuivingsprocedé is bereid en voldoet aan de in de internationale handel erkende kwaliteitsstandaard Codex Alimentarius extra grade;

    • d. mageremelkpoeder voor veevoederdoeleinden dat volgens het verstuivingsprocedé is bereid en voldoet aan de voor de kalvermelkindustrie geldende bepalingen, in bulk;

    • e. weipoeder dat volgens het verstuivingsprocedé is bereid, van gebruikelijke handelskwaliteit, in bulk.

  • 2. De noteringen worden uitgedrukt in euro’s per 100 kilogram netto, af fabriek, exclusief BTW. Indien de notering wordt vastgesteld voor een product van E.U.-origine dan wordt deze uitgedrukt in euro’s per 100 kilogram netto, franco, exclusief BTW.

Paragraaf 9. Slotbepalingen

Artikel 29

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling interventie 2017.

Artikel 30

  • 1. De Regeling interventie wordt ingetrokken.

  • 2. Voor contracten die met de minister zijn gesloten in het kader van de Regeling interventie en die op de dag voor inwerkingtreding van deze regeling van kracht zijn, blijft de Regeling interventie van toepassing.

Artikel 31

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 3 april 2017

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

BIJLAGE 1 ALS BEDOELD IN ARTIKEL 14

Voorwaarden voor de opslag van boter, kaas, mageremelkpoeder, varkensvlees en rundvlees in verzegelde stellingen

  • 1. De opslageenheden product worden zodanig in stellingen opgeslagen dat na het aanbrengen van het nylonkoord de opslageenheden niet uit de stelling gehaald kunnen worden zonder het koord los te maken.

  • 2. Het aanbrengen van het koord en het verzegelen vinden plaats tijdens de inslagcontrole. Deze controle vindt plaats nadat de inslag van het desbetreffende contract is voltooid. Tijdens deze inslagcontrole is het product bereikbaar en controleerbaar of kan het gemakkelijk bereikbaar en controleerbaar worden gemaakt.

  • 3. Het koord wordt door het opslagpand onder toezicht van de NVWA aangebracht, en de uiteinden worden zodanig samengeknoopt dat de NVWA daar het zegel – ten behoeve van de verzegeling – kan bevestigen.

  • 4. De verzegelde stelling wordt per partij voorzien van een kaart waarop de navolgende gegevens worden vermeld:

    • stellingnummer;

    • naam product;

    • contractnummer;

    • naam contractant;

    • inslagdatum;

    • partijnummer;

    • aantal dozen/stuks;

    • aantal kilogrammen;

    • datum inslagcontrole, naam, handtekening en stempel van de ambtenaar van de NVWA;

    • datum/data controle aanwezigheid, naam, handtekening en stempel van de ambtenaar van de NVWA.

  • 5. Het opslagpand zorgt voor het nylonkoord en voor de onder punt 4 bedoelde kaarten.

  • 6. De NVWA kan ongeacht de verzegeling één of meer partijen aan een nadere controle onderwerpen. In dat geval maakt het opslagpand de partijen controleerbaar.

  • 7. Wanneer bij controle blijkt dat de verzegeling is verbroken worden de desbetreffende partijen aan een intensieve controle onderworpen.

  • 8. Vóór de uitslag vindt er een eindcontrole plaats en tijdens deze controle verbreekt de NVWA het zegel.

  • 9. Uitsluitend wanneer de uitslag tijdig is aangemeld en de desbetreffende partij(en) niet aan een eindcontrole wordt (worden) onderworpen mag het opslagpand het zegel op de aangemelde dag van uitslag zelf verbreken.

    In dat geval wordt op de in punt 4 genoemde kaart door de medewerker van het opslagpand vermeld:

    • ‘verzegeling verbroken’;

    • datum en uur van ontzegelen;

    • naam en handtekening.

    Wanneer na de uitslag van de desbetreffende aangemelde (deel)-hoeveelheid van de partij zich nog product in de desbetreffende stelling bevindt, zal deze bij een volgende controle door de NVWA aan een intensieve controle worden onderworpen.

  • 10. Indien een contractant bezwaar heeft tegen opslag in stellingen, dient dit bezwaar vóór de opslag aan zowel de opslagpandhouder als aan de minister schriftelijk kenbaar te worden gemaakt.

BIJLAGE 2 ALS BEDOELD IN ARTIKEL 20

Voorwaarden voor invriezen van rundvlees en varkensvlees op andere plaats dan plaats van opslag

Voor partijen vlees die buiten de plaats van definitieve opslag worden ingevroren, gelden de volgende voorwaarden:

  • a. Na het invriezen wordt het vlees, in afwachting van het verplaatsen naar het vrieshuis van definitieve opslag, per contract afzonderlijk en duidelijk gescheiden van andere voorraden, opgeslagen.

  • b. Elke opslageenheid is voorzien van een label, waarop duidelijk leesbaar de gegevens zijn vermeld, bedoeld in artikel 17, eerste lid.

  • c. De dag en het tijdstip van verplaatsing, de naam en plaats van het vrieshuis van definitieve opslag, alsmede het contractnummer en de hoeveelheid vlees die zal worden verplaatst, worden ten minste 2 werkdagen van tevoren uiterlijk om 10.00 uur schriftelijk aan de minister gemeld. De totale hoeveelheid van een contract voor rundvlees wordt op dezelfde dag verplaatst. Voor de hoeveelheid van een contract voor varkensvlees mag verplaatsing over meerdere dagen worden verdeeld.

  • d. Uitsluitend de gehele hoeveelheid vlees waarvoor een contract is gesloten kan worden verplaatst, met dien verstande dat de verplaatsing naar het vrieshuis van definitieve opslag binnen de voor varkensvlees en rundvlees geldende inslagtermijn moet hebben plaatsgevonden.

  • e. De contractant verstrekt van de inslagen in het vrieshuis van definitieve opslag aan de minister een inslagopgave van alle ingeslagen partijen per contract. Op de inslagopgave vermeldt de contractant tevens: ‘verplaatsing’.

  • f. Deze inslagopgave is uiterlijk vijf werkdagen na de inslag in het vrieshuis van definitieve opslag in het bezit van de minister.

  • g. De opslagperiode gaat in op de dag volgend op de laatste dag van inslag in het vrieshuis van definitieve opslag.

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

In het kader van de Europese regelgeving voor de gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten worden regels gesteld met betrekking tot onder andere de interventieregelingen. Hieronder moet worden verstaan de regeling van openbare interventie en steun voor particuliere opslag.

De openbare interventie en steun aan particuliere opslag zijn instrumenten om de markt te beïnvloeden. Het komt er bij deze instrumenten op neer dat landbouwproducten tijdelijk worden opgeslagen, en zodoende dus tijdelijk uit de markt worden gehaald, waardoor een lager aanbod op de markt ontstaat. Met deze maatregelen wordt beoogd de marktprijs te ondersteunen.

Bij openbare interventie koopt de lidstaat het product tegen een bepaalde gegarandeerde prijs aan en slaat hij het product op. Bij particuliere opslag slaat de producent het product zelf op en ontvangt daarvoor een vergoeding.

Gelet op het feit dat de Europese regelgeving de laatste jaren ingrijpend is gemoderniseerd en aangepast, is besloten om ook de nationale regelgeving waarmee de Europese regelgeving ten uitvoer wordt gelegd, te wijzigen. Hiertoe is gekozen voor het opstellen van een nieuwe regeling ter vervanging van de Regeling interventie.

De basisbepalingen voor openbare interventie en particuliere opslag zijn te vinden in Deel II, Titel I, Hoofdstuk I Afdeling 1, 2 en 3 van Verordening (EU) Nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013, tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347) (hierna: Verordening 1308/2013), Verordening (EU) Nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU 2013, L 347) en in Verordening (EU) Nr. 1370/2013 van de Raad van 16 december 2013 houdende maatregelen tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten (PbEU 2013, L 346).

De uitvoeringsbepalingen voor openbare interventie en steun aan particuliere opslag staan in de Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1238 van de Commissie van 18 mei 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (PbEU 2016, L 206) (hierna: Verordening 2016/1238) en Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie van 18 mei 2016 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (PbEU 2016, L 206) (hierna: Verordening 2106/1240).

In Verordening 1308/2013 is gespecificeerd voor welke producten openbare interventie en steun voor particuliere opslag mogelijk is.

Voor openbare interventie komen conform artikel 11 van Verordening 1308/2013 in aanmerking:

  • a) zachte tarwe, durumtarwe, gerst en maïs;

  • b) padie;

  • c) vers of gekoeld rundvlees van de GN-codes 0201 10 00 en 0201 20 20 tot en met 0201 20 50;

  • d) boter die in een erkend bedrijf in de Unie rechtstreeks en uitsluitend is geproduceerd uit rechtstreeks en uitsluitend uit koemelk verkregen room en die een minimumgehalte aan botervet van 82 gewichtspercenten en een maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten heeft;

  • e) mageremelkpoeder van eerste kwaliteit dat in een erkend bedrijf in de Unie volgens het verstuivingsprocedé uit koemelk is bereid en een minimumgehalte aan eiwit van 34,0 gewichtspercenten op de vetvrije droge stof heeft.

Voor steun voor particuliere opslag komen conform artikel 17 van Verordening 1308/2013 in aanmerking:

  • a) witte suiker;

  • b) olijfolie

  • c) vezelvlas;

  • d) vers of gekoeld vlees van runderen die ten minste acht maanden oud zijn;

  • e) boter die is geproduceerd uit rechtstreeks en uitsluitend uit koemelk verkregen room;

  • f) kaas met een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1151/2012 die langer wordt opgeslagen dan de rijpingsduur die is bepaald in het in artikel 7 van die verordening bedoelde productdossier voor het betrokken product en/of een rijpingsduur die bijdraagt tot het verhogen van de waarde van de kaas;

  • g) uit koemelk geproduceerd mageremelkpoeder;

  • h) varkensvlees;

  • i) schapen- en geitenvlees.

Voor vlees, boter, kaas en mageremelkpoeder wordt in Nederland geregeld van marktinterventie gebruik gemaakt.

2. Opzet en structuur van de regeling

Veel van het op marktinterventie betrekking hebbende recht vloeit rechtstreeks voort uit de relevante Europese verordeningen. Deze vaak gedetailleerde voorschriften hebben bijvoorbeeld betrekking op de wijze waarop en frequentie waarmee controles moeten plaatsvinden. Maar de voorschriften kunnen ook bepalen wanneer een offerte geldig is of aan welke voorwaarden een bedrijf moet voldoen om te worden erkend. Gelet op het dwingende en rechtstreeks werkende karakter van Europese verordeningen is het op grond van jurisprudentie van het Hof van Justitie niet toegestaan om deze bepalingen in nationale regelingen over te nemen. Om deze reden bevat deze regeling slechts bepalingen over die onderwerpen ten aanzien waarvan in de Europese verordeningen ruimte aan de lidstaten is geboden om nadere regels te stellen dan wel over onderwerpen ten aanzien waarvan op grond van die Europese verordeningen nationale regelgeving noodzakelijk is, zoals bijvoorbeeld het aanwijzen van bevoegde instanties. Voor een volledig beeld van het op interventie van toepassing zijnde recht moeten derhalve tevens de relevante verordeningen worden geraadpleegd.

3. Keuze voor bevoegde autoriteiten

Artikel 2 van deze regeling is gewijd aan de toewijzing van bevoegdheden in het kader van de uitvoering van deze regeling. In de verschillende van toepassing zijnde Europese verordeningen wordt in dit kader veelal gesproken over ‘bevoegde instantie’ of ‘de bevoegde autoriteit’.

In deze regeling wordt hieraan uitvoering gegeven door de minister aan te wijzen (artikel 2). RVO.nl is op het gebied van interventie de instantie die de regeling namens de minister uitvoert en waar aanvragen, offertes of biedingen worden ingediend en beoordeeld, waar zekerheden worden gesteld en waar het recht op steun wordt vastgesteld. RVO.nl is tevens aangewezen als Europees betaalorgaan. Hierdoor is RVO.nl bij uitsluiting bevoegd tot het doen van betalingen op grond van Europese regelingen.

De NVWA is de bevoegde controle-instantie en verantwoordelijk voor de fysieke controles bij het bedrijf zelf. Onder fysieke controles wordt mede verstaan het controleren van de administratie van het betrokken bedrijf. RVO.nl blijft verantwoordelijk voor de controle of aan de voorwaarden voor steun is voldaan. Die controle vindt immers niet bij het bedrijf zelf plaats.

De verhouding tussen RVO.nl en de NVWA is derhalve zodanig dat RVO.nl – teneinde vast te stellen of aan de voorwaarden voor steun is voldaan – gebruik maakt van de controlegegevens die door de NVWA onder haar verantwoordelijkheid worden opgeleverd.

Binnen het aspect van de uitvoering van de controles spelen monsternames en -analyses een grote rol. Zeker voor het verrichten van analyses zijn zeer specialistische kennis en vaardigheid vereist. Op basis van deze regeling zullen twee laboratoria worden aangewezen die bevoegd zijn tot het verrichten van deze taken.

4. Regeldruk

De regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk. De regeling is een invulling van nationale keuzes die uit de Europese Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1238 en Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 volgen. Het is een continuering van de huidige praktijk voor openbare interventie en steun aan particuliere opslag.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd. Voor de uitvoering in regelgeving van de Europese besluiten wordt niet aangesloten bij een vast verandermoment, zoals opgenomen in het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het kabinetsbeleid biedt de mogelijkheid af te wijken van vaste verandermomenten indien nodig voor uitvoering of implementatie van Europese regelgeving.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel zijn de definities opgenomen van een aantal kernbegrippen en van de toepasselijke Europese verordeningen.

Artikel 2

De minister wordt aangewezen als bevoegde autoriteit respectievelijk bevoegde instantie. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert de regeling namens de minister uit. Dit komt overeen met de huidige werkwijze.

Artikel 3

De communicatie tussen RVO.nl en bedrijven die willen inschrijven of een offerte of aanvraag willen indienen, verloopt via (elektronische) formulieren die door RVO.nl beschikbaar worden gesteld. Wanneer andere middelen worden gebruikt, is de inschrijving of offerte niet-ontvankelijk.

De hoogte van de zekerheid is gepubliceerd door de Europese Commissie. Om administratieve lasten te verminderen is gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 25 van Verordening 907/2014 biedt om kleine bedragen aan zekerheid niet te verbeuren.

Artikel 4

De Europese kaders met betrekking tot interventie van boter en magere melkpoeder schrijven voor dat bepaalde activiteiten slechts steunwaardig zijn op het moment dat ze worden uitgevoerd door een erkend bedrijf. De voorwaarden waaraan een bedrijf moet voldoen om erkend te worden staan uitgebreid geregeld in de toepasselijke Europese verordeningen. Dit geldt eveneens voor het schorsen of intrekken van de erkenning. Met betrekking tot het verlenen en intrekken van erkenningen voor bedrijven handelend in magere melkpoeder of boter is in artikel 4 de Minister aangewezen.

Artikel 5

Verordening (EG) nr. 273/2008 van de Commissie van 5 maart 2008 tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van methoden voor de analyse en de kwaliteitsbeoordeling van melk en zuivelproducten (PbEU 2008, L 88) stelt regels over de referentiemethoden voor de analyse en de kwaliteitsbeoordeling van melk en zuivelproducten. Ingevolge bijlage XXI van deze verordening moeten monsters in duplo worden genomen. Tevens wordt in deze Bijlage beschreven welke procedure moet worden toegepast in gevallen waarin de resultaten van een analyse niet door de betrokken marktdeelnemer worden geaccepteerd. Uit deze gedetailleerd voorgeschreven procedure volgt dat ‘een tweede laboratorium’ in voorkomend geval het duplomonster onderzoekt. De minister wijst in dit artikel RIKILT en COKZ aan als bevoegde laboratoria hiervoor. De huidige werkwijze wordt gecontinueerd, waarbij RIKILT monsters mageremelkpoeder analyseert en COKZ monsters boter. Bij herkeuring analyseert RIKILT monsters boter en COKZ monsters mageremelkpoeder.

In een beperkt aantal gevallen biedt deze regeling geen uitkomst omdat bepaalde analyses niet door de aangewezen laboratoria kunnen worden uitgevoerd. Om die reden is in artikel 5, tweede lid, bepaald dat de minister in een dergelijke situatie ad hoc een ander laboratorium kan aanwijzen.

Artikelen 6 en 7

Doordat iedere lidstaat verantwoordelijk is voor de opslag van en de controle op de producten kunnen eisen gesteld worden aan bewaargevingscondities en pallets.

Artikel 8 en 16

In artikel 8, eerste lid, respectievelijk artikel 16, eerste lid, worden eisen gesteld aan boter en mageremelkpoeder geproduceerd in andere lidstaten, die in Nederland ter opslag worden aangeboden. In het tweede lid van artikel 8 respectievelijk van artikel 16 wordt geregeld dat de minister bijstand verleent bij het bewijs van origine voor in Nederland geproduceerde boter en mageremelkpoeder die in andere lidstaten ter opslag worden aangeboden. Artikel 8 is van toepassing bij openbare interventie, artikel 16 is van toepassing bij particuliere opslag.

Artikel 9

Potentiële kopers kunnen monsters laten nemen van producten die in openbare interventie liggen. Hierbij moeten ze de kosten van bemonstering zelf dragen en dit minimaal 28 uur van te voren bij RVO.nl aanvragen.

Artikel 10

Kopers van mageremelkpoeder of boter melden bij RVO.nl minimaal één werkdag van te voren dat zij de producten bij het vrieshuis of opslagpand komen ophalen. Dit dient om de NVWA in de gelegenheid te stellen de producten te controleren. Het tijdstip spreekt de koper van te voren met het desbetreffende vrieshuis of opslagpand af.

Artikel 11

De steun voor particuliere opslag wordt aangevraagd met een formulier dat door RVO.nl beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 12

RVO.nl accepteert op basis van dit artikel een kortere termijn voor het verstrekken van gegevens vóór het begin van de inslag, nl. 2 in plaats van 5 dagen, om het bedrijfsleven tegemoet te komen. Dit komt ook overeen met de huidige praktijk.

Voor boter en mageremelkpoeder wordt overeenkomstig de mogelijkheid van de EU-verordening toegestaan om een kleinere hoeveelheid uit te slaan dan de volledige partij waarbij er een minimum hoeveelheid wordt voorgeschreven.

Artikelen 13 en 14

In artikel 13 worden eisen aan labels gesteld, in artikel 14, eerste lid, worden eisen aan opslagpanden gesteld.

Ingevolge artikel 14, tweede lid, kunnen opslagpanden verzoeken om de stellingen te laten verzegelen. Hierdoor vervalt een eventuele onaangekondigde controle.

Artikel 15

Partijen boter en mageremelkpoeder die voor particuliere opslag worden aangeboden, moeten per contract in hetzelfde bedrijf zijn geproduceerd, teneinde controle mogelijk te maken.

Artikel 16 t/m 21

In artikel 18 wordt aangegeven welke gegevens moeten worden aangeleverd via het formulier dat RVO.nl beschikbaar stelt.

Het vlees moet vers of gekoeld worden ingeslagen en vervolgens worden ingevroren en opgeslagen. Na de weging en de controle door de NVWA-inspecteur vindt het invriezen plaats. Het vlees wordt daartoe geplaatst in o.a. kratten, bakken of plaatvriezers. Deze worden in artikel 19, eerste lid, omschreven als invrieseenheid. Na het invriezen wordt het vlees overgestapeld in o.a. boxpallets, kooien of kisten en als zodanig in de opslagruimte opgeslagen. Deze worden in het tweede lid omschreven als opslageenheid. Het vlees moet vanaf de inslag tot het einde van de opslagperiode identificeerbaar zijn. Wanneer het vlees in dozen is verpakt moet iedere doos zijn voorzien van de in artikel 19, derde lid, vermelde gegevens.

Vlees dat niet is verpakt in dozen moet onmiddellijk na de weging worden voorzien van gegevens waarmee het vlees in het vrieshuis identificeerbaar is. Deze gegevens, zoals vermeld in het eerste lid, respectievelijk het tweede lid van artikel 19, worden aan iedere invrieseenheid bevestigd en daarna aan iedere opslageenheid.

In artikel 20 wordt verwezen naar bijlage 2, waarin de eisen staan voor partijen vlees die eerst bij het slachthuis worden ingevroren en daarna naar het definitieve vrieshuis worden vervoerd. Deze partijen moeten ook op de tijdelijke locatie identificeerbaar zijn en apart worden opgeslagen. De verplaatsing moet ten minste 2 dagen van te voren worden gemeld bij RVO.nl.

In artikel 21 worden eisen gesteld aan de uitrusting, procedures en administratie van een uitsnijderij indien in het kader van de particuliere opslag van rundvlees uitbening of versnijding plaatsvindt. De uitsnijderij moet aan de eisen voldoen van Verordening (EG) Nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 226). Wanneer het rundvlees in het kader van deze regeling wordt uitgebeend of versneden, dan dient dit onder toezicht van de NVWA te gebeuren in een afsluitbare ruimte, waar geen ander rundvlees aanwezig is.

Artikel 22 t/m 28

In 1968 heeft de minister de Commissie Officiële Nederlandse Zuivelnotering ingesteld. Deze Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van artikel 223 van Verordening 1308/2013 en Verordening (EU) nr. 479/2010 van de Commissie van 1 juni 2010 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad met betrekking tot de kennisgevingen van de lidstaten aan de Commissie in de sector melk en zuivelproducten (PbEU 2010, L 135) betreffende prijswaarnemingen.

Deze Commissie stelt wekelijks op woensdag de prijzen (noteringen) vast waartegen diverse zuivelproducten bij levering af fabriek worden verhandeld. Naast de meldingsplicht aan de Europese Commissie hebben deze noteringen grote betekenis als prijsindicator in de internationale handel van zuivelproducten. De leden van deze Commissie worden geworven uit het zuivelbedrijfsleven op basis van expertise en met een goede balans tussen inkoop/verkoop en producent/handel. Twee leden worden aangesteld vanuit het ministerie van Economische Zaken, als onafhankelijke voorzitter en plaatsvervangend voorzitter. De secretaris wordt geleverd door de brancheorganisatie ZuivelNL.

Bij de vaststelling baseert de Commissie zich op de (op de dag van notering) gangbare prijzen. Marktinformatie over deze prijzen wordt op de dag voorafgaand aan de vergadering van deze Commissie door de secretaris verzameld en voorafgaand aan de vergadering aan de leden beschikbaar gesteld. Daartoe informeert de secretaris zich binnen het zuivelbedrijfsleven bij producenten en handelaren.

Na vaststelling van de noteringen wordt de Europese Commissie hierover terstond door RVO.nl geïnformeerd. Deze noteringen worden direct gepubliceerd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven