TOELICHTING
Algemene toelichting
De Regeling subsidie zij-instroom 2017 (de regeling) is een voortzetting van wat voorheen
hoofdstuk 3 van de Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs
2009–2017 (de oude regeling) was. De subsidies die in de oude regeling waren neergelegd,
waaronder de subsidie voor zij-instroom, worden in afzonderlijke regelingen voortgezet.
De subsidie voor zij-instroom komt voort uit het actieplan ‘LeerKracht van Nederland’,
dat eind 2008 aan de Tweede Kamer werd aangeboden (Kamerstukken II 2007/08, 27 923, nr. 45). Het actieplan bevat maatregelen om het lerarentekort te bestrijden en de kwaliteit
en de positie van de leraar binnen het beroep te verbeteren. De subsidie voor zij-instroom
maakt daarvan onderdeel uit. Sinds die periode is meer ervaring opgedaan met de subsidie
voor zij-instroom, waar in de praktijk grote behoefte aan blijkt te zijn bij schoolbesturen
en leraren. Onderzoek laat zien dat zij-instromers een aanwinst zijn voor het onderwijs
en na afronding van het zij-instroomtraject doorgaans ook als leraar in het onderwijs
blijven werken. Daarom is besloten om door te gaan met de subsidie voor zij-instroom
voor de kalenderjaren 2017–2021.
Nieuw in de regeling is dat ook pabo-gediplomeerden die in het voortgezet (vo) of
middelbaar beroepsonderwijs (mbo) willen werken in aanmerking komen voor de subsidie.
Verder is per onderwijssector een subsidieplafond ingesteld om ruimte te bieden aan
deze nieuwe doelgroep en te waarborgen dat alle sectoren naar verwachte behoefte aanspraak
kunnen maken op het beschikbare zij-instroom budget.
Traject zij-instroom in het beroep
Het traject zij-instroom in het beroep (het zij-instroomtraject) vindt zijn oorsprong
in de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs die van 26 juli
2000 tot 1 augustus 2006 van kracht was. Per 1 augustus 2006 zijn de zij-instroomregels
door de Wet op de beroepen in het onderwijs (Wet BIO) verwerkt in de Wet op het primair
onderwijs (WPO), de wet op de expertisecentra (WEC), de Wet op het voortgezet onderwijs
(WVO), de Wet Educatie en beroepsonderwijs (WEB) en de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek (WHW).
Een zij-instroomtraject maakt het mogelijk om leraar te worden zonder dat men hiervoor
de reguliere lerarenopleiding volgt. Het gaat om een maatwerktraject, afgestemd op
eerdere opleidings- en werkervaring. Het traject is korter dan een reguliere voltijd,
deeltijd of duale lerarenopleiding en leidt relatief snel tot een bevoegdheid. Uitgangspunt
hierbij is dat de zij-instromer tegelijkertijd als leraar aan de slag gaat. Het traject
leidt mensen met werkervaring op voor het leraarschap in het primair onderwijs (po),
vo of mbo. Voor scholen is het aantrekkelijk om zij-instromers voor de klas te zetten,
omdat zij waardevolle kennis en werkervaring van (vaak) buiten het onderwijs meebrengen.
Bovendien zijn zij al tijdens het opleidingstraject naar een lesbevoegdheid (voor
het vo) of hun pedagogisch-didactisch getuigschrift (voor het mbo) inzetbaar. Dit
is een groot voordeel, gezien de huidige en verwachte lerarentekorten in de verschillende
sectoren.
Een zij-instroom traject bestaat uit de volgende onderdelen:
-
− Van de kandidaten wordt eerst de geschiktheid vastgesteld door middel van een geschiktheidsonderzoek. Uit de aanvraag voor het geschiktheidsonderzoek moet blijken dat de betrokkene in
het bezit is van een diploma van een middenkaderopleiding, specialistenopleiding of
vakopleiding (voor zover de betrokkene voornemens is onderwijs te geven in bij algemene
maatregel van bestuur aangewezen beroepsgerichte vakken als bedoeld in de WVO) of
een hbo of wo getuigschrift, of een erkenning van een buitenlandse variant hiervan.
-
− Kandidaten die voldoende geschikt worden geacht voor het beroep van leraar en naar
verwachting binnen twee jaar met goed gevolg het opleidingstraject kunnen doorlopen
ontvangen een geschiktheidsverklaring.
-
− Het schoolbestuur waar de zij-instromer in dienst is, de zij-instromer zelf en de
lerarenopleiding sluiten vervolgens een tripartiete scholings- en begeleidingsovereenkomst af waarna de zij-instromer van start gaat met de scholing. Hierbij is maatwerk, in
de zin van scholing en begeleiding gericht op de kennis en vaardigheden die de individuele
zij-instromer nog mist, het uitgangspunt. Zij-instromers in het mbo volgen een pedagogisch-didactische
cursus. De vakinhoudelijke bekwaamheid voor deze groep is reeds met het afgeven van
een geschiktheidsverklaring vastgesteld.
-
− Tot slot ondergaan zij-instromers in het po en vo aan het eind van het scholingstraject
een bekwaamheidsonderzoek. Wanneer dit onderzoek met goed gevolg wordt afgesloten ontvangen zij een getuigschrift.
Dit getuigschrift leidt tot hetzelfde civiel effect als het overeenkomstige bachelor-
of masterdiploma maar leidt niet tot dezelfde titulatuur omdat het doorlopen zij-instroomtraject
geen bachelor- of masteropleiding betreft. Zij-instromers in het mbo ontvangen een
pedagogisch-didactisch getuigschrift (artikel 7a 4 van de WHW) waarmee de zij-instromer
bewijst te voldoen aan de bekwaamheidseisen voor het mbo.
Subsidie zij-instroom
In 2009 werd de subsidie voor zij-instroomtrajecten in de oude regeling geïntroduceerd
waarmee werd geregeld dat de subsidie enkel aangevraagd kon worden voor zij-instroomtrajecten
in het vo en mbo, omdat men vooral in deze sectoren kampte met tekorten. In 2013 werd
de oude regeling uitgebreid waardoor men ook in het po weer aanspraak kon maken op
de subsidie. De subsidie dient ter bekostiging van het zij-instroomtraject en wordt
verleend aan de werkgever van de zij-instromer.
Het bevoegd gezag vraagt als werkgever van de zij-instromer de subsidie aan. Het bevoegd
gezag is verantwoordelijk voor het in staat stellen van de zij-instromer om de vereiste
scholing te volgen, zorg te dragen voor voldoende begeleiding en het verschaffen van
voldoende studieverlof.
Trainingsprogramma’s
In de oude regeling werd jaarlijks een deel van het zij-instroombudget gereserveerd
voor zij-instromers die op een vo-school werden aangesteld en gelijktijdig deelnamen
aan de tijdelijke trainingsprogramma’s ‘Eerst de Klas’ en ‘Onderwijstraineeship’.
Omdat intensieve begeleiding de onderwijskwaliteit verbetert en uitval van startende
leraren voorkomt is besloten om deze reservering binnen het subsidieplafond voor vo
voort te zetten ten behoeve van deelnemers aan trainingsprogramma’s die de hiervoor
genoemde tijdelijke trainingsprogramma’s opvolgen.
Samenhang Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (de Kaderregeling) is van toepassing op
subsidies die op grond van deze regeling aan het bevoegd gezag worden verstrekt. De
Kaderregeling kan worden gezien als algemene subsidieregeling, terwijl in deze regeling
bijzondere regels staan die specifiek voor de zij-instroomsubsidie gelden. Er wordt
bovendien nadrukkelijk van een aantal bepalingen van de Kaderregeling afgeweken.
Volledigheidshalve zij hier vermeld dat in hoofdstuk 5 van de Kaderregeling de subsidieverplichtingen
zijn neergelegd, waaraan subsidieontvangers moeten voldoen.
Caribisch Nederland
De regeling is niet van toepassing op Caribisch Nederland. De reden daarvoor is dat
de wettelijke bepaling voor de zij-instroom (artikel 89 van de WVO BES) daar nog niet
in werking is getreden.
Administratieve lasten
De met de regeling gemoeide administratieve lasten voor het bevoegd gezag zijn beperkt
en blijven gelijk ten opzichte van de oude regeling. De uitvoering van de regeling
ligt bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
Vaste verandermomenten en inwerkingtreding
De regeling treedt in werking op de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van het uitgangspunt dat de regeling
ten minste twee maanden voor inwerkingtreding wordt gepubliceerd. De reden hiervoor
is dat pabo-gediplomeerden nog in het studiejaar 2017–2018 in aanmerking moesten kunnen
komen voor de subsidie voor zij-instroom. Omdat die mogelijkheid in de oude regeling
nog niet bestond, was spoed geboden bij de publicatie. Aangezien de regeling voorts
een bestaande subsidiestroom voortzet, heeft de inwerkingtreding geen merkbare gevolgen
voor de praktijk.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1
In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen. De meeste begrippen sluiten aan
op de onderwijssectorwetten. Ten opzichte van de oude regeling is het begrip ‘zij-instromer’
gewijzigd. Onder een zij-instromer wordt hier begrepen: degene die werkzaam is in
het onderwijs, geschikt is bevonden om onderwijs te geven en niet beschikt over een
eerste- of tweedegraads onderwijsbevoegdheid. In tegenstelling tot leraren met een
eerste- of tweedegraads bevoegdheid, komen leraren met een bevoegdheid voor het po
wel in aanmerking voor de zij-instroomsubsidie.
Het begrip ‘lerarenopleiding’ is wettelijk niet gedefinieerd, maar kent wel een bestendig
gebruik in de WEB, de WHW (zie bijvoorbeeld de artikelen 7.4a, derde lid, en 7.4b,
vierde lid), de WPO en de WVO. In artikel 1 is op dit gebruik aangesloten.
Artikel 2
Instellingen in po, vo en mbo kunnen subsidie aanvragen om een zij-instromer aan te
trekken. De subsidie wordt verleend aan het bevoegd gezag van een instelling. Het
bevoegd gezag dient het subsidiebedrag in elk geval te besteden aan de begeleiding
van de zij-instromer. Daarnaast kan het bevoegd gezag het subsidiebedrag gebruiken
voor de kosten die verbonden zijn aan het geschiktheidsonderzoek en geschiktheidsverklaring
om vast te stellen of de zij-instromer geschikt is, de opleidingskosten, vervangingskosten
en de kosten voor het bekwaamheidsonderzoek.
Gelet op artikel 6 kan de aanvraag pas worden ingediend op het moment dat de zij-instromer
met de scholing begint. Vanaf dat moment komen de kosten voor het geschiktheidsonderzoek
en de geschiktheidsverklaring in aanmerking voor de subsidie voor zij-instroom.
In het tweede lid is geregeld dat studenten die een lerarenopleiding volgen of dit
hebben gedaan in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag, niet voor subsidie in aanmerking
komen. Het beschikbaar stellen van subsidie aan deze groep sluit niet aan bij het
doel van de regeling om een overstap naar het onderwijs aantrekkelijk te maken voor
mensen die buiten het onderwijs werkzaam zijn. Dit leidt tot verlies aan efficiëntie
van de regeling en niet tot extra leraren. Bovendien zijn er negatieve bekostigingsgevolgen
voor de hogeronderwijsinstelling (uitval uit de opleiding). Ook zij-instromers met
een pabo-diploma moeten aan dit criterium voldoen. Ook hieraan ligt efficiëntie van
de regeling en de negatieve bekostigingsgevolgen voor de hogeronderwijsinstelling
aan ten grondslag. De zij-instroomsubsidie is hoofdzakelijk bedoeld voor pabo-gediplomeerden
die reeds in het vo of mbo werkzaam zijn zonder te beschikken over de juiste bevoegdheid.
Voor recent afgestudeerde pabo-gediplomeerden die graag in het vo of mbo willen werken
is een reguliere lerarenopleiding de aangewezen route. DUO controleert of de aanvrager
niet ingeschreven staat of heeft gestaan bij een lerarenopleiding in de twee jaren
voor de aanvraag.
Artikel 3
Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de algemene toelichting.
Artikel 4
In 2017 is er een subsidieplafond van € 8 miljoen beschikbaar. Voor de jaren 2018
– 2021 wordt het subsidieplafond in de Staatscourant bekendgemaakt.
Het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld per onderwijssector. Deze verdeling
is gebaseerd op het potentieel aantal aanvragers per sector. Jaarlijks wordt op 15 oktober
vastgesteld of er sprake is van niet volledige benutting van het budget per sector.
Als er sprake is van resterend budget in één van de sectoren wordt dit naar evenredigheid
verdeeld over de sectoren waar aanvragen zijn afgewezen in verband met het bereiken
van het subsidieplafond.
Het in het tweede lid bedoelde bedrag is bedoeld om een deel van het bedrag voor zij-instromers
in het vo te reserveren voor deelnemers aan een verdiepend trainingsprogramma. Indien
dit deel niet wordt uitgeput, worden de resterende middelen alsnog terug overgeheveld.
Voor de toelichting op de subcategorie wordt verwezen naar de algemene toelichting.
De aanvragen worden op datum van binnenkomst behandeld. Hiervoor geldt het moment
dat de aanvraag is ingediend. Als een aanvraag onvolledig wordt ingediend, kan deze
binnen twee weken worden aangevuld. Als de aanvraag binnen die twee weken voldoende
is aangevuld, geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld op grond van artikel 6,
eerste lid, onder a, van de Kaderregeling als datum van ontvangst. Indien de aanvraag
niet binnen de termijn is aangevuld, wordt deze niet in behandeling genomen.
Artikel 5
Het subsidiebedrag is ten hoogste € 20.000 per zij-instromer. Indien het bevoegd gezag
verwacht minder hoge kosten te maken, kan het een lager bedrag aanvragen.
Artikel 6
Het bevoegd gezag kan de subsidie aanvragen via het aanvraagformulier op de website
van DUO. Het is mogelijk om subsidie aan te vragen vanaf het moment dat de zij-instromer
met de scholing aanvangt tot 15 oktober van het jaar volgend op het jaar waarin die
scholing is aangevangen. Het budget voor de zij-instroomsubsidie wordt per begrotingsjaar
vastgesteld. Door de uiterste indiendatum op 15 oktober te stellen kan de daaruit
voortvloeiende verplichting ook in datzelfde jaar worden aangegaan. Aanvragen die
in de periode van 16 oktober tot en met 31 december van het jaar waarin de scholing
is aangevangen, worden ingediend, worden op grond van artikel 7, tweede lid, pas in
februari van het jaar erop vastgesteld. De aanvrager ontvangt in dat geval een ontvangstbevestiging,
waarin de opgeschorte behandeling wordt medegedeeld. De opschorting is noodzakelijk
in verband met de vaststelling van de verdeling van het subsidieplafond (zie de artikelsgewijze
toelichting bij artikel 4). Om de aanvrager niet teveel belasten, is ervoor gekozen
de aanvraag op te schorten in plaats van niet-ontvankelijk te verklaren.
Artikel 7
De aanvraag wordt binnen acht weken direct (dat wil zeggen zonder voorafgaande verlening)
vastgesteld. Dit betekent dat de aanvrager geen vaststellingsverzoek meer hoeft in
te dienen bij de minister. Voor de toelichting op het tweede wordt naar de artikelsgewijze
toelichting op respectievelijk artikel 6 en 7 verwezen.
In het vierde lid is bepaald dat het bevoegd gezag de resterende middelen vrij mag
besteden aan activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt, mits de gesubsidieerde
activiteiten volledig zijn verricht en aan alle verplichtingen is voldaan. In het
vijfde lid is daarentegen bepaald dat als de zij-instromer het traject niet afrondt,
het bevoegd gezag daarvan onverwijld melding moet maken. In dat geval wordt de subsidie
met toepassing van artikel 4:49, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht
lager vastgesteld op basis van de opgave die het bevoegd gezag maakt van de kosten
die op het moment van de melding zijn gemaakt ten behoeve van de zij-instromer. Het
overige bedrag wordt teruggevorderd.
Omdat de zij-instroomsubsidie persoonsgebonden is, is in het zesde lid geregeld dat
de subsidie kan worden ‘meegenomen’, indien een zij-instromer tijdens het zij-instroomtraject
op een andere school gaat werken. In dat geval kan de minister de subsidiebeschikking
wijzigen ten gunste van het nieuwe bevoegd gezag. Het subsidiebedrag wordt lager vastgesteld
op basis van de kosten die het oorspronkelijke bevoegd gezag tot het moment van overdracht
heeft gemaakt voor de zij-instromer.
Artikel 9
De hardheidsclausule is opgenomen om de minister de mogelijkheid te geven om in individuele
gevallen van de regeling af te wijken. Om voor toepassing van de hardheidsclausule
in aanmerking te komen, moet de toepassing van de regeling zelf in de eerste plaats
tot een onbillijkheid van overwegende aard leiden. In de tweede plaats moet de toepassing
van de hardheidsclausule het doel van de regeling dienen.
Toepassing van de hardheidsclausule betreft een discretionaire bevoegdheid, waar zeer
terughoudend gebruik van wordt gemaakt. De verzoeker zal in ieder geval moeten aantonen
dat zijn situatie zich onderscheidt van die van anderen. Er moet dus sprake zijn van
bijzondere persoonlijke omstandigheden.
Artikelen 10 en 11
Hoofdstuk 3 van de oude regeling komt te vervallen. Op grond van het rechtzekerheidsbeginsel
blijven de vervallen voorschriften de grondslag bieden voor het rechtmatig afhandelen
van gevestigde afspraken en voor verantwoording conform de vervallen voorschriften.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker