Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 26 maart 2017, nr. PO/1116263, houdende regels voor subsidieverstrekking voor het inzetten van kennis en competenties van masteropgeleide leraren in een lerarenteam ten behoeve van schoolontwikkeling (Subsidieregeling Teambeurs primair onderwijs)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4, eerste en tweede lid, van de Wet overige OCW-subsidies en artikel 1.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra en artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES;

DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

intern begeleider:

degene met coördinerende, begeleidende en innoverende taken met betrekking tot leerlingen in het basisonderwijs;

Kaderregeling:

Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

leraar:

persoon, die voldoet aan de bevoegdheidseisen, bedoeld in artikel 3 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 3 van de Wet op de expertisecentra of artikel 3 van de Wet primair onderwijs BES;

lerarenbeurs:

subsidie verkregen op grond van de Regeling lerarenbeurs;

lerarenteam:

samenwerkingsverband van ten minste twee leraren binnen een school dan wel binnen meer scholen onder een bevoegd gezag die samen een masteropleiding gaan volgen;

masteropleiding:

opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel b, of tweede lid, onderdeel b, of artikel 7.3b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of een opleiding, buiten Nederland binnen de Europese Unie en het Koninkrijk der Nederlanden, die vergelijkbaar is met een opleiding, als hiervoor genoemd, wat betreft niveau, kwaliteit en afsluitend examen;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

remedial teacher:

degene die zich bezighoudt met de individuele begeleiding van de leerling die onderwijs op maat nodig heeft;

school:

school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES en artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

schoolleider:

directeur of adjunct-directeur als bedoeld in artikel 29, eerste onderscheidenlijk derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 31, eerste onderscheidenlijk derde lid, van de Wet primair onderwijs BES en artikel 29, eerste onderscheidenlijk derde lid, van de Wet op de expertisecentra;

schooljaar:

tijdvak als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES en artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

schoolontwikkeling:

continu proces van activiteiten die een school of de personeelsleden gezamenlijk ondernemen om de kwaliteit van onderwijs en de professionaliteit van de leerkrachten te bevorderen;

studiejaar:

tijdvak als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel k, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 2. Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regeling tot 1 september 2018 bedraagt € 11,7 miljoen.

Artikel 3. Wijze van verdeling beschikbare middelen

De minister verdeelt het ingevolge het subsidieplafond beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Paragraaf 2. Subsidie volgen masteropleidingen in teamverband en kennisinbedding

Artikel 4. Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan aan het bevoegd gezag subsidie verstrekken voor:

    • a. de kosten voor het volgen van dezelfde masteropleiding door leraren van een lerarenteam;

    • b. vervanging van deze leraren tijdens het volgen van de masteropleiding; en

    • c. vervanging van deze leraren om de tijdens de masteropleiding opgedane kennis te benutten voor schoolontwikkeling in de eigen school na het volgen van de masteropleiding.

  • 2. In aanvulling op de subsidie, bedoeld in het eerste lid, kan subsidie worden verstrekt voor:

    • a. activiteiten om andere leraren in de school te betrekken bij het benutten van de kennis, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c; of

    • b. afstemming met het desbetreffende opleidingsinstituut om de masteropleiding beter aan te laten sluiten op de behoefte van de school of het bevoegd gezag.

  • 3. Subsidie als bedoeld in het eerste lid onderdeel a en b wordt verstrekt voor ten hoogste twee studiejaren. Subsidie als bedoeld in het eerste lid onderdeel c wordt verstrekt voor ten hoogste één studiejaar.

Artikel 5. Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverstrekking bevat een activiteitenplan en begroting.

  • 2. Het activiteitenplan bevat ten minste:

    • a. een omschrijving van het doel dat het bevoegd gezag heeft met het laten volgen van een masteropleiding door het lerarenteam;

    • b. welke leraren een masteropleiding gaan volgen;

    • c. welke masteropleiding de leraren gaan volgen;

    • d. hoe de kennis en competenties van deze leraren bij de schoolontwikkeling benut worden, zowel tijdens als na hun opleiding;

    • e. de inzet en rollen van alle andere betrokken actoren bij de schoolontwikkeling;

    • f. de borging van de onder d en e bedoelde werkwijze na de subsidieperiode;

    • g. indien er sprake is van afstemming met het desbetreffende opleidingsinstituut om de opleiding beter aan te laten sluiten op de behoefte van de school of het bevoegd gezag, een beschrijving van de activiteiten die hiervoor worden uitgevoerd;

    • h. een uitwerking van de activiteiten in een planning; en

    • i. een afspraak wie de kosten draagt bij uitloop van de studie van een leraar.

  • 3. Voor zover het betreft subsidie tot € 125.000 zijn de artikelen 3.4 tot en met 3.7 van de Kaderregeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Verplichtingen

  • 1. Het lerarenteam start uiterlijk zes maanden na het verstrekken van de subsidie met het volgen van de masteropleiding. De activiteiten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, vangen na het afronden van de studie aan.

  • 2. Het bevoegd gezag verleent studieverlof voor het volgen van een masteropleiding en stelt het lerarenteam in staat de opgedane kennis te benutten ten behoeve van schoolontwikkeling.

Artikel 7. Omvang subsidie

  • 1. Per aanvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid, zijn de volgende maximale subsidiebedragen beschikbaar:

    • a. per leraar de kosten van het verschuldigd collegegeld tot een maximum van € 7.000 per studiejaar;

    • b. per leraar de kosten van studiemiddelen van 10% van het verschuldigde collegegeld tot een maximum van € 350 per studiejaar;

    • c. per leraar reiskosten van 10% van het verschuldigde collegegeld tot een maximum van € 350 per studiejaar;

    • d. per leraar ten hoogste 320 studieverlofuren per jaar voor een voltijdsaanstelling, of voor een deeltijdsaanstelling een evenredig deel per studiejaar; en

    • e. per leraar ten hoogste 160 uren voor de implementatie van kennis door de masteropgeleide leraar;

    met dien verstande dat het subsidiebedrag voor een uur als bedoeld in het tweede lid, onderdelen d en e, € 37,79 bedraagt voor leraren uit het primair onderwijs en € 39,58 voor leraren uit het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Het bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd en wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 2. Per aanvraag als bedoeld in artikel 4, tweede lid, is het volgende maximale subsidiebedrag beschikbaar:

    • a. maximaal € 5.000 per school voor activiteiten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a; of

    • b. maximaal € 5.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b.

Artikel 8. Aanvraagprocedure

  • 1. In 2017 kan tussen 1 mei tot en met 15 oktober en in 2018 kan tussen 1 april tot en met 15 oktober subsidie worden aangevraagd.

  • 2. De subsidie wordt aangevraagd door het bevoegd gezag van de school of scholen waar de leraren werkzaam zijn. Tevens ondertekenen de betrokken schoolleider of schoolleiders en leraren van het lerarenteam de aanvraag.

  • 3. Voor de aanvraag van subsidie wordt een door de minister vastgesteld modelformulier gebruikt dat is bekend gemaakt op de website www.dus-i.nl.

  • 4. De aanvrager verklaart in zijn aanvraag dat de leraren, bedoeld in artikel 4, eerste lid, voor minimaal 20% van de werktijd zijn belast met lesgebonden taken en pedagogisch-didactisch verantwoordelijk zijn voor het onderwijs aan leerlingen, voor zover de leraren niet intern begeleider of remedial teacher zijn.

  • 5. De aanvrager verklaart in zijn aanvraag dat de leraren, bedoeld in artikel 4, eerste lid, niet reeds uit andere hoofde van de minister een tegemoetkoming in de studiekosten hebben ontvangen voor het volgen van de opleiding waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 6. Indien een aanvraag betrekking heeft op een masteropleiding die nog niet geaccrediteerd is, besluit de minister voor dat deel van de aanvraag niet eerder op de aanvraag dan nadat de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie een besluit heeft genomen over de accreditatie van die opleiding, met een maximum van 10 maanden.

Artikel 9. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert de minister subsidie indien een leraar als bedoeld in artikel 4, eerste lid:

  • a. reeds een masteropleiding heeft gevolgd op basis waarvan het bevoegd gezag op grond van deze regeling subsidie heeft ontvangen; of

  • b. uit andere hoofde van de minister een tegemoetkoming in de studiekosten heeft ontvangen voor het volgen van de opleiding waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 10. Terugvordering

  • 1. De minister kan subsidie in ieder geval terugvorderen voor zover:

    • a. een leraar of lerarenteam niet start met het volgen van de masteropleiding;

    • b. een leraar of lerarenteam voortijdig stopt met het volgen van de masteropleiding.

  • 2. Het bevoegd gezag doet in ieder geval melding van de gevallen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 11. Besteding en verantwoording

  • 1. De subsidie wordt direct vastgesteld binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De minister bepaalt in de beschikking het betaalritme.

  • 3. Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

  • 4. De verantwoording geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1.

Paragraaf 3. Subsidie ontwikkelkosten masteropleiding

Artikel 12. Te subsidiëren activiteiten

De minister kan subsidie verstrekken aan het bevoegd gezag voor het samen met een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, ontwikkelen van een nieuwe masteropleiding die is gericht op teams van leraren en teamontwikkeling.

Artikel 13. Subsidieaanvraag

  • 1. In 2017 kan tussen 1 mei tot en met 15 oktober en in 2018 kan tussen 1 april tot en met 15 oktober subsidie worden aangevraagd.

  • 2. Een aanvraag tot subsidieverstrekking bevat een activiteitenplan en begroting.

  • 3. Het activiteitenplan bevat ten minste:

    • a. een omschrijving van het doel dat het bevoegd gezag heeft met het ontwikkelen van een masteropleiding; en

    • b. een beschrijving van de activiteiten die daartoe worden uitgevoerd met een planning.

  • 4. Het bevoegd gezag voegt bij de aanvraag een verklaring van de betrokken instelling voor hoger onderwijs toe waaruit blijkt dat de instelling samen met het bevoegd gezag een nieuwe masteropleiding ontwikkelt gericht op lerarenteams en teamontwikkeling.

  • 5. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten die worden verricht door personeel dat in dienst is bij het bevoegd gezag.

  • 6. In de begroting worden gebruikelijke uurtarieven gehanteerd, passend bij de functie van de betrokken personeelsleden.

  • 7. Voor zover het betreft subsidie tot € 125.000 zijn de artikelen 3.4 tot en met 3.7 van de Kaderregeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14. Uitvoering activiteiten

De te subsidiëren activiteiten vangen aan uiterlijk zes maanden na het verlenen, indien de subsidie € 125.000 of meer bedraagt. De activiteiten vangen aan uiterlijk zes maanden na het vaststellen, indien de subsidie minder bedraagt dan € 125.000. De activiteiten zijn na uiterlijk 24 maanden na aanvang afgerond.

Artikel 15. Omvang subsidie

De subsidie voor het ontwikkelen van een nieuwe masteropleiding bedraagt maximaal € 150.000.

Artikel 16. Aanvraagprocedure

  • 1. De subsidie wordt aangevraagd door het bevoegd gezag.

  • 2. Voor de aanvraag van subsidie wordt een door de minister vastgesteld modelformulier gebruikt dat is bekend gemaakt op de website www.dus-i.nl.

  • 3. In afwijking van artikel 3.2 van de Kaderregeling kan tot 15 oktober 2017 een aanvraag worden ingediend voor activiteiten die reeds zijn aangevangen vanaf 1 augustus 2016.

Artikel 17. Besteding en verantwoording subsidies tot € 125.000

  • 1. Voor zover de subsidie minder bedraagt dan € 125.000 wordt deze direct vastgesteld binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

  • 3. De minister bepaalt in de beschikking het betaalritme.

  • 4. De verantwoording van de subsidie geschiedt voor zover het betreft subsidie minder dan € 25.000 in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, maar minder dan € 125.000 overeenkomstig Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1.

Artikel 18. Besteding en verantwoording subsidies vanaf € 125.000

  • 1. Voor zover de subsidie € 125.000 of meer bedraagt wordt deze verleend binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend. Niet bestede middelen worden teruggevorderd.

  • 3. De minister verleent een voorschot van 100% en bepaalt in de beschikking het betaalritme.

  • 4. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 2.

  • 5. De vaststelling vindt plaats binnen een jaar na de indiening van het jaarverslag over het laatste jaar van besteding.

Artikel 19. Activiteitenverslag

  • 1. Voor zover het een subsidie van € 25.000 of meer betreft toont de subsidieontvanger aan de hand van een activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Dit activiteitenverslag wordt binnen 13 weken na afronding van de activiteiten gericht aan DUS-I.

  • 2. Het activiteitenverslag bevat:

    • a. een overzicht bevat van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt;

    • b. een beschrijving van de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt;

    • c. een beschrijving van de met de activiteiten gerealiseerde doelstellingen, resultaten of producten;

    • d. voor zover van toepassing, een beschrijving in hoeverre is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • e. voor zover van toepassing, een vergelijking van de gerealiseerde activiteiten en doelstellingen en de in het activiteitenplan voorgenomen activiteiten en nagestreefde doelstellingen waarbij een toelichting op de verschillen wordt gegeven.

Paragraaf 4. Overige bepalingen

Artikel 20. Steekproef

Het bevoegd gezag toont op verzoek van de minister tot maximaal 1 jaar nadat de subsidieperiode is verstreken aan, op een door de minister in de beschikking aan te geven wijze, dat hij voldoet aan de subsidiecriteria en dat aan de subsidieverplichtingen is voldaan.

Artikel 21. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 22. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Teambeurs primair onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

ALGEMENE TOELICHTING

1. Aanleiding

De Lerarenbeurs is tot op heden het belangrijkste instrument om meer diversiteit in lerarenteams met daarin meer masteropgeleide leraren zoals geformuleerd in het Bestuursakkoord Primair Onderwijs 2014-2020 te realiseren.

Uit de evaluatie van de Lerarenbeurs1 blijkt dat leraren en schoolleiders vinden dat het volgen van een masteropleiding de kwaliteit van onderwijs verbetert. Daarnaast blijkt er echter wel ruimte te zijn om de kennis en vaardigheden die deze leraren in kunnen brengen nog sterker in te zetten voor schoolontwikkeling. Uit de evaluatie van de Lerarenbeurs blijkt dat minder dan de helft van de aanvragers van een Lerarenbeurs afspraken maakt over de gevolgen na afloop van de opleiding; er is nog onvoldoende nagedacht over de rol die masteropgeleide leraren binnen de school kunnen spelen na de opleiding en de ondersteuning die daarbij kan worden geboden door de school en het bevoegd gezag. In het onderzoek Vraag en aanbod nascholing leerkrachten primair onderwijs worden kansen om deelname aan en betere benutting van masteropleidingen te verhogen dan ook gezocht in een betere samenwerking tussen de leraar, het lerarenteam, de schoolleiding, het bevoegd gezag en de opleiding2. Daarnaast geeft de tussenmeting van het onderzoek Effecten van een masteropleiding op leraren en hun omgeving3 aanleiding om het opleidingstraject minder individualistisch te maken en te zorgen voor een betere en duurzame inbedding van de opgedane kennis in de eigen schoolorganisatie of binnen het eigen schoolbestuur.

De Kritische Vrienden van de Lerarenagenda pleiten in hun advies over de ontwikkeling van loopbanen van leraren4 voor versterking van de mogelijkheden van gezamenlijk leren. Zij noemen dit ‘teamgedreven’ loopbaan- en ontwikkelpaden. Dit idee sluit aan bij opvattingen over scholen als lerende organisaties, waarin de nadruk ligt op teamleren, professionele leergemeenschappen en op het collectieve leiderschap van leraren. Ook de Onderwijsraad pleitte onlangs voor de uitbreiding van professionaliseringsmogelijkheden van gehele teams.

Uit het onderzoek Vraag en aanbod nascholing leerkrachten primair onderwijs blijkt dat strategisch personeelsbeleid als belangrijke randvoorwaarde wordt genoemd om leraren te stimuleren zich te blijven ontwikkelen. Kennisdeling en teamactivering zijn hierbij essentieel. Het gaat vooral om de verbinding tussen kennis en team- en schoolontwikkeling.

Uit bovenstaand onderzoek blijkt ook dat op regionaal niveau tussen besturen en lerarenopleidingen een sterkere dialoog nodig is over nadere invulling van co-creatie van nascholingsaanbod dat op de wensen van leraren en scholen aansluit.

2. Doel

De Teambeurs primair onderwijs kent meerdere doelen:

  • stimuleren dat de kennis en competenties van masteropgeleide leraren meer en duurzamer ingezet worden ten behoeve van schoolontwikkeling. Hiertoe dient de verbinding tussen de betrokken actoren (masteropgeleide leraren, betrokken lerarenteam, schoolleider en bestuurder) te worden versterkt. Concreet betekent dit dat voorafgaand aan het opleidingstraject heldere afspraken worden gemaakt over de inzet en rollen van de betrokken actoren gedurende het opleidingstraject en de borging voor de periode na afloop van de opleiding;

  • de leraren in teamverband laten leren zodat zij beter in staat zijn na de opleiding hun kennis in te zetten voor schoolontwikkeling, doordat zij elkaar kunnen steunen bij het inzetten van verandering binnen de school. Daarnaast is het doel dat de rest van de leraren die geen master volgen meer betrokken worden in het leerproces en de schoolontwikkeling (versterking van het team);

  • bevoegd gezagen stimuleren om in gesprek te gaan met de lerarenopleiding over de mogelijkheden om de gegeven master aan te passen op de schoolontwikkelvraag indien huidige masters daar onvoldoende op aansluiten.

Gezamenlijk geven deze doelen van de Teambeurs primair onderwijs een kwalitatieve impuls (leren met en van elkaar) aan breed samengestelde teams in het primair onderwijs.

3. Activiteiten

3.1 Algemene activiteiten

Er wordt subsidie verstrekt aan het bevoegd gezag van één of meerdere scholen. De subsidie bestaat uit minimaal de volgende verplichte activiteiten:

  • het gezamenlijk volgen van eenzelfde masteropleiding door een lerarenteam, bestaande uit minimaal twee leraren, binnen de school of samengesteld uit leraren van verschillende scholen binnen een bevoegd gezag. Het lerarenteam volgt dezelfde masteropleiding, omdat de leraren op die manier met elkaar kunnen reflecteren op hun studie en benodigde stappen binnen hun eigen praktijk. Indien men het nodig acht dat er verschillende masteropleidingen worden gevolgd in het kader van dezelfde schoolontwikkeling, dan is dat binnen één aanvraag op grond van deze regeling niet mogelijk. Mogelijk is wel dat een bestuur twee lerarenteams formeert en daarvoor twee aanvragen in het kader van deze regeling indient. Of dat er een lerarenteam wordt geformeerd en dat daarnaast een leraar, bijvoorbeeld met behulp van de Lerarenbeurs, een andere masteropleiding volgt dan het lerarenteam. Er wordt geen maximum gesteld aan het aantal leraren dat mag participeren in het lerarenteam;

  • het bieden van studieverlof voor deze leraren tijdens het volgen van de masteropleiding naar rato van aanstellingsomvang;

  • het inbedden van de nieuw opgedane kennis door de leraren voor de schoolontwikkeling in de eigen school. Dit vindt plaats na afronding van de opleiding, gedurende één jaar en voor 4 uur in de week per leraar die de masteropleiding in het kader van deze subsidie heeft gevolgd. Dit aantal vervangingsuren zal niet worden gebaseerd op aanstellingsomvang, vanuit het idee dat dan de hoeveelheid beschikbare tijd te gering zou kunnen worden om werkelijk kennisinbedding in de school te kunnen realiseren.

    In artikel 7 staat aangegeven dat voor dit onderdeel ten hoogste 160 vervangingsuren per leraar kan worden aangevraagd. Aanvragers worden aangemoedigd om dit maximale aantal uren aan te vragen, maar worden hier niet toe verplicht om te voorkomen dat aanvragers in sommige gevallen niet aan hun subsidieverplichting kunnen voldoen wanneer het onmogelijk is om de betrokken leraren voor dit aantal uren te vervangen.

    Indien er een subsidie wordt aangevraagd voor een lerarenteam met leraren van verschillende scholen, dienen de leraren te kunnen werken aan ontwikkelingsvraagstukken die binnen elk van de betrokken scholen relevant zijn.

De gehanteerde bedragen voor een masteropleiding, studiemiddelen en reiskosten en de vervangingsuren zijn gelijk aan de bedragen die worden gehanteerd in de regeling Lerarenbeurs.

Het zou zo kunnen zijn dat schoolleiders graag de gekozen masteropleiding samen met het lerarenteam willen volgen. Hiervoor kan de schoolleider gebruik maken van de Subsidieregeling tegemoetkoming vervangingskosten schoolleiders primair onderwijs.

3.2 Overige activiteiten

Daarnaast is er nog een aantal overige activiteiten waarvoor subsidie kan worden verkregen. Deze hebben betrekking op andere activiteiten die worden uitgevoerd om de kennis in te bedden in het lerarenteam en in gezamenlijkheid te werken aan schoolontwikkeling. Het staat de gezamenlijke aanvragers vrij om hier gepaste activiteiten voor te verzinnen, waarbij men kan denken aan:

  • de inhuur van een coach om te ondersteunen in een veranderproces ten behoeve van schoolontwikkeling;

  • het volgen van een module of een opleidingsonderdeel dat wordt verzorgd voor het hele lerarenteam, bijvoorbeeld door de lerarenopleiding.

Voor bovengenoemde punten is een maximum van € 5.000 per participerende school beschikbaar.

Een andere activiteit betreft afstemming met het opleidingsinstituut om de opleiding beter aan te laten sluiten op de behoefte van de school/het bevoegd gezag. Voor deze activiteit is maximaal € 5.000 per aanvraag beschikbaar.

Paragraaf 3 van deze regeling biedt de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor ontwikkelkosten die een po-bestuur maakt wanneer het samen met een hoger onderwijsinstelling werkt aan de creatie van een nieuwe masteropleiding bedoeld voor teams van deelnemers en specifiek gericht op teamontwikkeling. Hieronder wordt verstaan dat deze opleiding gericht is op het leren van kennis en vaardigheden om continue verbetering in een team tot stand te brengen. Het maximale subsidiebedrag voor dit onderdeel is € 150.000. De reden voor dit hogere bedrag dan voor afstemming binnen bestaande opleidingen, is dat dit een veel grotere tijdsinvestering vraagt. Aanvragers worden aangemoedigd om ook bij deze activiteiten leraren en schoolleiders te betrekken.

Voor dit onderdeel wordt een aparte subsidieaanvraag gedaan (zie toelichting onder Aanvraagprocedure).

3.3 Subsidieperiode

De subsidie voor het volgen van de masteropleiding wordt verstrekt voor ten hoogste twee studiejaren. Vervolgens wordt de ruimte gegeven dat de studie op kosten van de aanvrager uitloopt. Subsidie voor kennisinbedding wordt verstrekt voor een periode van één studiejaar. Daarmee wordt de maximale looptijd van de subsidies onder paragraaf 2 vier studiejaren. De activiteiten zoals geformuleerd in het plan van aanpak dienen dan ook in vier jaar te zijn uitgevoerd.

Activiteiten rond de ontwikkeling van een nieuwe masteropleiding dienen binnen 24 maanden te zijn uitgevoerd.

4. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Op deze subsidieregeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS van toepassing. Dit betekent dat onder meer de bepalingen over de begrotingsvoorwaarde (artikel 1.4 van de Kaderregeling), de uitwerking van de wijze van verdeling van de subsidie (artikel 2.3 van de Kaderregeling), de melding van andere aanvragen (artikel 3.6 van de Kaderregeling), het overzicht financiële situatie (artikel 3.7 van de Kaderregeling), de vergoeding van diensten aan derden (artikel 5.3 van de Kaderregeling), de meldingsplicht (artikel 5.7 van de Kaderregeling), de inlichtingenplicht (artikel 5.11 van de Kaderregeling) en de beslistermijnen ook gelden voor de ontvanger van een subsidie op grond van deze regeling.

5. Aanvraagprocedure

5.1 Procedure

Subsidies in het kader van deze regeling zijn beschikbaar voor het bevoegd gezag van bekostigde scholen in het primair onderwijs. Er worden twee aanvraagperioden georganiseerd. De eerste aanvraagperiode start op 1 mei 2017 en loopt tot en met 15 oktober 2017. De tweede aanvraagperiode loopt vanaf 1 april 2018 tot en met 15 oktober 2018. Aanvragen die buiten deze aanvraagperioden worden ingediend worden afgewezen. De aanvragen worden op volgorde van binnenkomst beoordeeld door DUS-I.

5.2 Subsidieaanvraag: gezamenlijke aanvraag van bevoegd gezag, het lerarenteam en schoolleider

De subsidie wordt gezamenlijk aangevraagd door het bevoegd gezag, het lerarenteam en schoolleider(s). Dit is zichtbaar in de medeondertekening van het lerarenteam en de schoolleider(s) in de aanvraag door het bevoegd gezag. Dit is van belang voor de doelstelling van deze regeling dat er vooraf een gedeeld beeld is bij alle betrokken actoren over inzet en rollen van de masteropgeleide leraren tijdens en na de studie.

Een subsidie kan worden aangevraagd voor minimaal twee leraren uit hetzelfde team binnen een school of uit een team van leraren van verschillende scholen binnen hetzelfde bestuur. Indien er subsidie wordt aangevraagd voor een team van leraren van verschillende scholen, is het belangrijk dat de leraren kunnen werken aan schoolontwikkelvragen die binnen elk van de betrokken scholen relevant zijn.

5.3 Aan te leveren informatie

Uitsluitend aanvragen die worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op website www.dus-i.nl worden in behandeling genomen. Het plan van aanpak en begroting zijn onderdeel van dit aanvraagformulier.

In het plan van aanpak voor het volgen van masteropleidingen in teamverband en kennisinbedding is ten minste het volgende opgenomen:

  • een omschrijving van het doel dat het bevoegd gezag heeft met het laten volgen van een masteropleiding door het lerarenteam. Welk ontwikkelingsvraagstuk is relevant voor de school en/of het bevoegd gezag afgezet tegen de huidige situatie? Dit ontwikkelingsvraagstuk wordt tijdens de masteropleiding onderzocht en gebruikt voor het maken van opdrachten tijdens de masteropleiding;

  • hoeveel leraren in dit kader van deze schoolontwikkeling een masteropleiding gaan volgen, welke masteropleiding zij gaan volgen en of de leraren tot hetzelfde (bovenschoolse) team behoren;

  • welke activiteiten worden ondernomen om de kennis en competenties van deze leraren bij de schoolontwikkeling te benutten, zowel tijdens als na hun opleiding. Deze activiteiten vinden plaats tot één jaar na de opleiding, voor 4 uur per week per leraar die een masteropleiding in het kader van deze subsidie heeft gevolgd.

  • de inzet en rollen van alle andere betrokken actoren bij de schoolontwikkeling: de manier waarop het schoolteam wordt betrokken, het commitment van en sturing door de schoolleiding en het commitment en facilitering door het bevoegd gezag;

  • de borging van bovenstaande werkwijze na de subsidieperiode;

  • indien er sprake is van afstemming tussen het desbetreffende opleidingsinstituut en school en/of bestuur over de masteropleiding, dan moeten de activiteiten die hiervoor worden uitgevoerd worden beschreven;

  • op grond van artikel 3.4 van de Kaderregeling bevat het activiteitenplan ook een beschrijving van de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de activiteiten en een beschrijving van de met de activiteiten na te streven doelstellingen, resultaten of producten.

  • een afspraak wie de kosten draagt bij uitloop van de studie van een leraar.

Het gehele subsidiebedrag wordt overgemaakt aan het bevoegd gezag. De gezamenlijke aanvragers bestaande uit het bevoegd gezag, schoolleiders en het lerarenteam dienen onderling afspraken te maken over hoe de studiekosten, studiemiddelen en reiskosten betaald en vergoed worden. Bijvoorbeeld: Het bevoegd gezag zou de studiekosten direct kunnen betalen aan het opleidingsinstituut of zou dit aan de leraren kunnen verstrekken zodat deze de studiekosten vervolgens zelf betalen.

Voor het plan van aanpak voor het ontwikkelen van een nieuwe masteropleiding (paragraaf 3) geldt dat het plan voorzien is van een verklaring van de betrokken hoger onderwijsinstelling, die aangeeft dat zij daadwerkelijk bezig is met de ontwikkeling van een nieuwe masteropleiding waaraan teams van leraren deelnemen en die gericht is op teamontwikkeling en dat het po-bestuur dat de subsidieaanvraag doet meewerkt aan deze ontwikkeling.

Voor beide genoemde plannen van aanpak geldt dat de begroting moet voldoen aan de eisen gesteld in artikel 3.5 van de Kaderregeling. In elk geval worden de totale kosten van de activiteiten duidelijk. Voorts worden tarieven gehanteerd die in lijn zijn met de functies die de betrokken personeelsleden vervullen. Artikel 3.5 van de Kaderregeling bepaalt dat een begroting per activiteit een overzicht van de geraamde kosten van de aanvrager behelst. Het betreft enkel de kosten voor zover deze betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

6. Besluit tot subsidieverlening

Uiterlijk 13 weken nadat een subsidie is aangevraagd, wordt de aanvrager in kennis gesteld over het besluit op de aanvraag (artikel 4.1, eerste lid, van de Kaderregeling). Wanneer een aanvraag onvolledig of onvolkomen is, wordt de aanvrager, indien het totaal beschikbare budget nog niet is uitgeput, eenmalig in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen (artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht). Een herstelde aanvraag dient binnen tien werkdagen te worden ingediend. De aanvraag wordt in behandeling genomen vanaf de dag waarop deze volledig is ingediend, op voorwaarde dat het beschikbare budget nog niet is uitgeput en op voorwaarde dat de aanvrager nog geen aanspraak heeft gemaakt op subsidie.

Indien er subsidie wordt aangevraagd voor een opleiding waarop de NVAO nog geen besluit voor accreditatie heeft afgegeven wordt het besluit tot subsidieverlening niet genomen voordat de NVAO een besluit heeft afgegeven. De minister besluit uiterlijk binnen 10 maanden op de aanvraag. Wanneer de NVAO besluit dat de opleiding niet wordt geaccrediteerd is er geen sprake van het kunnen volgen van een geaccrediteerde masteropleiding en zal de subsidieaanvraag worden afgewezen.

7. Subsidieverplichtingen

Naast de verplichtingen zoals genoemd in hoofdstuk 5 van de Kaderregeling, gaan ontvangers van de subsidie op grond van deze regeling de volgende verplichtingen aan:

  • het bevoegd gezag ontvangt subsidie om onder andere leraren een masteropleiding te laten volgen en de schoolontwikkeling tot stand te brengen. Indien het bevoegd gezag na indiening van de subsidieaanvraag voor dezelfde of soortgelijke activiteiten een subsidie of een andere financiële bijdrage aanvraagt bij één of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan terstond mededeling aan de minister;

  • subsidieontvangers werken mee aan de evaluatie van de gesubsidieerde projecten (artikel 18 van deze regeling). Het ministerie van OCW geeft een onderzoeksbureau de opdracht om deze regeling te evalueren.

8. Beschikbaar budget

In de eerste aanvraagperiode is € 11.700.000,– beschikbaar. In het daarop volgende studiejaar wordt het subsidieplafond vastgesteld door wijziging en aanvulling van deze subsidieregeling. Aanvragen kunnen worden ingediend zolang er budget beschikbaar is.

Alle aanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld en subsidies worden toegekend zolang het budget van een aanvraagperiode dit toelaat.

9. Verantwoording

Overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt de aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie in de jaarrekening herkenbaar als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten.

Activiteiten onder paragraaf 2

Omdat sprake is van een geoormerkte subsidie moet deze worden gespecificeerd overeenkomstig model G onderdeel 1 (voor subsidies van € 25.000,– tot € 125.000,–). In afwijking van de Kaderregeling wordt toegestaan dat ook bij hogere bedragen dan € 125.000 een verantwoording overeenkomstig model G onderdeel 1 wordt aangeleverd, omdat de subsidie grotendeels een stapeling is van meerdere ‘Lerarenbeurzen’. De Lerarenbeurs is een subsidie die deels aan een individuele leraar en deels aan het bevoegd gezag wordt toegekend. Het deel van de Lerarenbeurs subsidie dat aan het bevoegd gezag wordt toegekend is altijd lager dan € 25.000 (thans maximaal circa € 12.000), waardoor er in de verantwoording sprake is van het lichtste regime. In de Teambeurs PO regeling is ervoor gekozen om te voorkomen dat nu door bundeling van verschillende studerende leraren er sprake is van het hoogste verantwoordingsregime terwijl het leeuwendeel van de activiteiten gelijk zijn als die van de Lerarenbeurs.

Het bevoegd gezag wordt gevraagd om in de hierboven bedoelde verantwoording op te nemen tenminste het aantal daadwerkelijk vervangen uren tijdens studieperiode en het daaropvolgende jaar van kennisinbedding en implementatie. De verwerking van niet-bestede middelen geschiedt in de jaarrekening van het laatste jaar van besteding.

Activiteiten onder paragraaf 3

De hierboven genoemde verlichting van het verantwoordingsregime wordt niet toegepast wanneer er sprake is van activiteiten bedoeld als in artikel 12, het ontwikkelen van een nieuwe masteropleiding voor teams en gericht op teamontwikkeling in samenwerking met een hoger onderwijsinstelling, omdat dit activiteiten van een andere aard zijn en de normale procedures hiervoor kunnen worden toegepast.

Naast de verantwoording van de besteding van de gelden in de jaarrekening moeten de instellingen voor zover het subsidiebedrag € 25.000 of meer bedraagt jaarlijks een activiteitenverslag opstellen. Dit verslag bevat:

  • a. een overzicht van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt,

  • b. een beschrijving van de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt,

  • c. een beschrijving van de met de activiteiten gerealiseerde doelstellingen, resultaten of producten,

  • d. voor zover van toepassing, een beschrijving in hoeverre is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, en

  • e. voor zover van toepassing, een vergelijking van de gerealiseerde activiteiten en doelstellingen en de in het activiteitenplan voorgenomen activiteiten en nagestreefde doelstellingen waarbij een toelichting op de verschillen wordt gegeven.

Het verslag wordt gericht aan DUS-I.

10. Evaluatie

De activiteiten waaraan subsidie wordt toegekend op basis van deze regeling worden geëvalueerd zodat kennis wordt opgedaan over het aantal masteropgeleide leraren en de inzet van de kennis en vaardigheden van deze leraren voor de schoolontwikkeling. In opdracht van het ministerie van OCW zal een onafhankelijke evaluatie van de subsidieregeling plaatsvinden. De evaluatie kan bijvoorbeeld bestaan uit het invullen van een vragenlijst, het afnemen van een interview of het deelnemen aan een focusgroep. Subsidieontvangers zijn verplicht om aan deze evaluatie mee te werken.

11. Administratieve lasten aanvragers

Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voorvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Deelname aan deze regeling is vrijwillig en brengt dus geen verplichte administratieve lasten met zich mee.

Uitgangspunt is dat het aanvraagproces zo wordt ingericht dat het zo min mogelijk administratieve lasten creëert. Vanuit DUS-I wordt een format beschikbaar gesteld, waarmee de aanvraag wordt ingediend. Aanvragers wordt gevraagd om een beknopt, maar duidelijk activiteitenplan in te dienen.

We gaan uit van 28 aanvragen voor activiteiten bedoeld in paragraaf 2 en 13 aanvragen voor activiteiten bedoeld in paragraaf 3.

Voor de aanvragen op grond van paragraaf 2 worden de administratieve lasten geschat op gemiddeld circa 40 uur per aanvraag voor een aanvraag voor één school en 80 uur per aanvraag voor een aanvraag van meerdere scholen. Als de helft van de aanvragen voor meerdere scholen is dan komt dit uit op een gemiddelde van 60 uur per aanvraag.

Ook is ervan uitgegaan dat gemiddeld 20% van de aanvragers (onderdelen van) de aanvraag moet herstellen, hetgeen gemiddeld 8 uur kost. De subsidie wordt direct vastgesteld en opname in de jaarrekening is onderdeel van de reguliere verantwoording van de onderwijsinstellingen dus hier wordt voor deze aanvragen geen uren gerekend.

Voor aanvragen op grond van paragraaf 3 wordt ook met een gemiddelde van 60 uur per aanvraag gerekend met ook een percentage van 20% voor herstel van de aanvraag van gemiddeld 8 uur. Bij deze aanvragen is voor aanvragen boven de 25.000,- verantwoording wel aan de orde, hiervoor wordt 24 uur per subsidieontvanger gerekend. Verwacht wordt dat 60% van de aanvragen boven de 25.000,- zal zijn. Dit houdt in dat 40% van de aanvragen direct wordt vastgesteld en hiervoor geen verantwoording ingediend hoeft te worden.

De administratieve lasten bedragen dan (28 * 60) + (0,2 * 28 * 8) + (28 * 24) = 2397 uur voor aanvragen onder paragraaf 2.

Voor aanvragen onder paragraaf 3 is dit (13*60) 780 + (0,2*13*8) 21+ (0,6*13*24) 187 = 988 uur.

Uitgaande van een uurtarief van € 60, is dit € 203.100,–, ofwel 1,7% van het totaal beschikbare bedrag.

12. Uitvoering

De regeling wordt namens de minister van OCW uitgevoerd door DUS-I, die de regeling op uitvoerbaarheid heeft beoordeeld. De aanvraag voor subsidie wordt elektronisch ingediend. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat beschikbaar wordt gesteld op de www.dus-i.nl.

DUS-I wordt tot slot gevraagd om gedurende de looptijd van de regeling jaarlijks vóór 1 februari een tussenrapportage aan te leveren bij de minister. DUS-I dient uiterlijk 31 december 2022 een eindrapportage met een overzicht van alle projecten in bij de minister.

13. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Om de regeling zo snel mogelijk te publiceren kon er geen gebruik gemaakt worden van een vast verandermoment.

Vanaf voorjaar 2017 vinden er voorlichtingsbijeenkomsten plaats over deze subsidieregeling.

Artikelsgewijze toelichting

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 geeft een omschrijving van een lerarenteam. Naast een lerarenteam bestaande uit leraren binnen één school kan de teambeurs ook voor een lerarenteam samengesteld uit leraren van verschillende scholen onder hetzelfde bevoegd gezag worden aangevraagd. Daarbij is het wel van belang dat zij kunnen werken aan schoolontwikkelvragen die binnen elk van de betrokken scholen relevant zijn. Het lerarenteam bestaat uit minimaal twee leraren.

Artikel 1 geeft een omschrijving van de begrippen ‘schooljaar’ en ‘studiejaar’. Studiejaar in het hoger- en wetenschappelijk onderwijs betreft immers een ander tijdvak dan een schooljaar in het primair onderwijs. In het po wordt als schooljaar het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli gehanteerd, in het hbo- wo betreft het studiejaar het tijdvak van 1 september tot en met 31 augustus.

Artikel 3 Wijze van verdeling beschikbare middelen

In dit artikel staat dat het beschikbare bedrag wordt verdeeld in de volgorde van binnenkomst. Ook bij aanvragen die betrekking hebben op masteropleidingen die nog niet geaccrediteerd zijn, is het moment van aanvraag bepalend voor de plaatsing in de volgorde van de totale aanvragen.

Ingevolge artikel 2.3, eerste lid, van de Kaderregeling zal, indien meerdere aanvragen op hetzelfde moment en op het moment dat het subsidieplafond wordt bereikt, worden ontvangen, de minister door middel van loting vaststellen aan wie de subsidie wordt verleend. De beoordeling start overigens direct na ontvangst van de aanvraag. Aanvragers hoeven dus niet te wachten totdat alle aanvragen zijn ingediend. Aanvragers ontvangen binnen dertien weken bericht of hun aanvraag is toegekend (artikel 4.1, eerste lid, van de Kaderregeling).

Paragraaf 2 Subsidie vervangingsuren masteropleidingen in teamverband en kennisinbedding

Artikel 8 Aanvraagprocedure

In het zesde lid wordt aangegeven dat de beslistermijn zo lang wordt verlengd totdat de NVAO een beslissing heeft genomen over de accreditatie van een masteropleiding. Hierdoor kan een bestuur dat heeft gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuwe masteropleiding voor teams en gericht op teamontwikkeling (activiteiten onder paragraaf 3 van deze subsidieregeling), deze masteropleiding zo snel mogelijk benutten.

Wanneer de NVAO besluit dat de opleiding niet wordt geaccrediteerd is er geen sprake van een geaccrediteerde masteropleiding en zal de subsidieaanvraag worden afgewezen.

Artikel 9 Weigeringsgronden

Verlening van de subsidie wordt geweigerd indien een leraar reeds subsidie heeft ontvangen op grond van deze regeling voor het volgen van een andere opleiding of uit hoofde van de minister een tegemoetkoming in de studiekosten heeft ontvangen voor het volgen van de aangevraagde opleiding. Er zal per steekproef gecontroleerd worden of er door de betrokken leraren niet al een Lerarenbeurs is aangevraagd voor dezelfde opleiding waarvoor in het kader deze regeling een aanvraag wordt gedaan.

Het is wel mogelijk om subsidie aan te vragen voor het volgen van een masteropleiding voor leraren die met de Lerarenbeurs een andere masteropleiding hebben gevolgd dan waarvoor subsidie in het kader van deze regeling wordt aangevraagd.

Paragraaf 3 Subsidie ontwikkelkosten masteropleiding

Artikel 12 Te subsidiëren activiteiten

Onder de ontwikkelkosten van een nieuwe masteropleiding wordt niet verstaan het volgen van de ontwikkelde opleiding door leraren met de daarbij behorende studiekosten, reiskosten en vervangingskosten.

Artikel 16 Aanvraagprocedure

In het derde lid van artikel 16 wordt aangegeven dat in afwijking van de Kaderregeling de mogelijkheid wordt geboden om subsidie aan te vragen voor activiteiten die al aan zijn gevangen voor de aanvraag van de subsidie. De activiteiten waarvoor subsidie kan worden aangevraagd mogen niet eerder dan 1 augustus 2016 zijn aangevangen. De reden dat deze mogelijkheid wordt geboden is dat er tijdens de ontwikkeling van deze regeling al een geval bekend was van een po-bestuur dat in samenwerking met een hoger onderwijsinstelling werkte aan de ontwikkeling van een masteropleiding voor deelnemers van teams en gericht op teamontwikkeling.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven