ALGEMENE TOELICHTING
1. Aanleiding
De Lerarenbeurs is tot op heden het belangrijkste instrument om meer diversiteit in
lerarenteams met daarin meer masteropgeleide leraren zoals geformuleerd in het Bestuursakkoord
Primair Onderwijs 2014-2020 te realiseren.
Uit de evaluatie van de Lerarenbeurs1 blijkt dat leraren en schoolleiders vinden dat het volgen van een masteropleiding
de kwaliteit van onderwijs verbetert. Daarnaast blijkt er echter wel ruimte te zijn
om de kennis en vaardigheden die deze leraren in kunnen brengen nog sterker in te
zetten voor schoolontwikkeling. Uit de evaluatie van de Lerarenbeurs blijkt dat minder
dan de helft van de aanvragers van een Lerarenbeurs afspraken maakt over de gevolgen
na afloop van de opleiding; er is nog onvoldoende nagedacht over de rol die masteropgeleide
leraren binnen de school kunnen spelen na de opleiding en de ondersteuning die daarbij
kan worden geboden door de school en het bevoegd gezag. In het onderzoek Vraag en
aanbod nascholing leerkrachten primair onderwijs worden kansen om deelname aan en
betere benutting van masteropleidingen te verhogen dan ook gezocht in een betere samenwerking
tussen de leraar, het lerarenteam, de schoolleiding, het bevoegd gezag en de opleiding2. Daarnaast geeft de tussenmeting van het onderzoek Effecten van een masteropleiding
op leraren en hun omgeving3 aanleiding om het opleidingstraject minder individualistisch te maken en te zorgen
voor een betere en duurzame inbedding van de opgedane kennis in de eigen schoolorganisatie
of binnen het eigen schoolbestuur.
De Kritische Vrienden van de Lerarenagenda pleiten in hun advies over de ontwikkeling
van loopbanen van leraren4 voor versterking van de mogelijkheden van gezamenlijk leren. Zij noemen dit ‘teamgedreven’
loopbaan- en ontwikkelpaden. Dit idee sluit aan bij opvattingen over scholen als lerende
organisaties, waarin de nadruk ligt op teamleren, professionele leergemeenschappen
en op het collectieve leiderschap van leraren. Ook de Onderwijsraad pleitte onlangs
voor de uitbreiding van professionaliseringsmogelijkheden van gehele teams.
Uit het onderzoek Vraag en aanbod nascholing leerkrachten primair onderwijs blijkt
dat strategisch personeelsbeleid als belangrijke randvoorwaarde wordt genoemd om leraren
te stimuleren zich te blijven ontwikkelen. Kennisdeling en teamactivering zijn hierbij
essentieel. Het gaat vooral om de verbinding tussen kennis en team- en schoolontwikkeling.
Uit bovenstaand onderzoek blijkt ook dat op regionaal niveau tussen besturen en lerarenopleidingen
een sterkere dialoog nodig is over nadere invulling van co-creatie van nascholingsaanbod
dat op de wensen van leraren en scholen aansluit.
2. Doel
De Teambeurs primair onderwijs kent meerdere doelen:
-
• stimuleren dat de kennis en competenties van masteropgeleide leraren meer en duurzamer
ingezet worden ten behoeve van schoolontwikkeling. Hiertoe dient de verbinding tussen
de betrokken actoren (masteropgeleide leraren, betrokken lerarenteam, schoolleider
en bestuurder) te worden versterkt. Concreet betekent dit dat voorafgaand aan het
opleidingstraject heldere afspraken worden gemaakt over de inzet en rollen van de
betrokken actoren gedurende het opleidingstraject en de borging voor de periode na
afloop van de opleiding;
-
• de leraren in teamverband laten leren zodat zij beter in staat zijn na de opleiding
hun kennis in te zetten voor schoolontwikkeling, doordat zij elkaar kunnen steunen
bij het inzetten van verandering binnen de school. Daarnaast is het doel dat de rest
van de leraren die geen master volgen meer betrokken worden in het leerproces en de
schoolontwikkeling (versterking van het team);
-
• bevoegd gezagen stimuleren om in gesprek te gaan met de lerarenopleiding over de mogelijkheden
om de gegeven master aan te passen op de schoolontwikkelvraag indien huidige masters
daar onvoldoende op aansluiten.
Gezamenlijk geven deze doelen van de Teambeurs primair onderwijs een kwalitatieve
impuls (leren met en van elkaar) aan breed samengestelde teams in het primair onderwijs.
3. Activiteiten
3.1 Algemene activiteiten
Er wordt subsidie verstrekt aan het bevoegd gezag van één of meerdere scholen. De
subsidie bestaat uit minimaal de volgende verplichte activiteiten:
-
• het gezamenlijk volgen van eenzelfde masteropleiding door een lerarenteam, bestaande
uit minimaal twee leraren, binnen de school of samengesteld uit leraren van verschillende
scholen binnen een bevoegd gezag. Het lerarenteam volgt dezelfde masteropleiding,
omdat de leraren op die manier met elkaar kunnen reflecteren op hun studie en benodigde
stappen binnen hun eigen praktijk. Indien men het nodig acht dat er verschillende
masteropleidingen worden gevolgd in het kader van dezelfde schoolontwikkeling, dan
is dat binnen één aanvraag op grond van deze regeling niet mogelijk. Mogelijk is wel
dat een bestuur twee lerarenteams formeert en daarvoor twee aanvragen in het kader
van deze regeling indient. Of dat er een lerarenteam wordt geformeerd en dat daarnaast
een leraar, bijvoorbeeld met behulp van de Lerarenbeurs, een andere masteropleiding
volgt dan het lerarenteam. Er wordt geen maximum gesteld aan het aantal leraren dat
mag participeren in het lerarenteam;
-
• het bieden van studieverlof voor deze leraren tijdens het volgen van de masteropleiding
naar rato van aanstellingsomvang;
-
• het inbedden van de nieuw opgedane kennis door de leraren voor de schoolontwikkeling
in de eigen school. Dit vindt plaats na afronding van de opleiding, gedurende één
jaar en voor 4 uur in de week per leraar die de masteropleiding in het kader van deze
subsidie heeft gevolgd. Dit aantal vervangingsuren zal niet worden gebaseerd op aanstellingsomvang,
vanuit het idee dat dan de hoeveelheid beschikbare tijd te gering zou kunnen worden
om werkelijk kennisinbedding in de school te kunnen realiseren.
In artikel 7 staat aangegeven dat voor dit onderdeel ten hoogste 160 vervangingsuren
per leraar kan worden aangevraagd. Aanvragers worden aangemoedigd om dit maximale
aantal uren aan te vragen, maar worden hier niet toe verplicht om te voorkomen dat
aanvragers in sommige gevallen niet aan hun subsidieverplichting kunnen voldoen wanneer
het onmogelijk is om de betrokken leraren voor dit aantal uren te vervangen.
Indien er een subsidie wordt aangevraagd voor een lerarenteam met leraren van verschillende
scholen, dienen de leraren te kunnen werken aan ontwikkelingsvraagstukken die binnen
elk van de betrokken scholen relevant zijn.
De gehanteerde bedragen voor een masteropleiding, studiemiddelen en reiskosten en
de vervangingsuren zijn gelijk aan de bedragen die worden gehanteerd in de regeling
Lerarenbeurs.
Het zou zo kunnen zijn dat schoolleiders graag de gekozen masteropleiding samen met
het lerarenteam willen volgen. Hiervoor kan de schoolleider gebruik maken van de Subsidieregeling
tegemoetkoming vervangingskosten schoolleiders primair onderwijs.
3.2 Overige activiteiten
Daarnaast is er nog een aantal overige activiteiten waarvoor subsidie kan worden verkregen.
Deze hebben betrekking op andere activiteiten die worden uitgevoerd om de kennis in
te bedden in het lerarenteam en in gezamenlijkheid te werken aan schoolontwikkeling.
Het staat de gezamenlijke aanvragers vrij om hier gepaste activiteiten voor te verzinnen,
waarbij men kan denken aan:
-
• de inhuur van een coach om te ondersteunen in een veranderproces ten behoeve van schoolontwikkeling;
-
• het volgen van een module of een opleidingsonderdeel dat wordt verzorgd voor het hele
lerarenteam, bijvoorbeeld door de lerarenopleiding.
Voor bovengenoemde punten is een maximum van € 5.000 per participerende school beschikbaar.
Een andere activiteit betreft afstemming met het opleidingsinstituut om de opleiding
beter aan te laten sluiten op de behoefte van de school/het bevoegd gezag. Voor deze
activiteit is maximaal € 5.000 per aanvraag beschikbaar.
Paragraaf 3 van deze regeling biedt de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor
ontwikkelkosten die een po-bestuur maakt wanneer het samen met een hoger onderwijsinstelling
werkt aan de creatie van een nieuwe masteropleiding bedoeld voor teams van deelnemers
en specifiek gericht op teamontwikkeling. Hieronder wordt verstaan dat deze opleiding
gericht is op het leren van kennis en vaardigheden om continue verbetering in een
team tot stand te brengen. Het maximale subsidiebedrag voor dit onderdeel is € 150.000.
De reden voor dit hogere bedrag dan voor afstemming binnen bestaande opleidingen,
is dat dit een veel grotere tijdsinvestering vraagt. Aanvragers worden aangemoedigd
om ook bij deze activiteiten leraren en schoolleiders te betrekken.
Voor dit onderdeel wordt een aparte subsidieaanvraag gedaan (zie toelichting onder
Aanvraagprocedure).
3.3 Subsidieperiode
De subsidie voor het volgen van de masteropleiding wordt verstrekt voor ten hoogste
twee studiejaren. Vervolgens wordt de ruimte gegeven dat de studie op kosten van de
aanvrager uitloopt. Subsidie voor kennisinbedding wordt verstrekt voor een periode
van één studiejaar. Daarmee wordt de maximale looptijd van de subsidies onder paragraaf
2 vier studiejaren. De activiteiten zoals geformuleerd in het plan van aanpak dienen
dan ook in vier jaar te zijn uitgevoerd.
Activiteiten rond de ontwikkeling van een nieuwe masteropleiding dienen binnen 24
maanden te zijn uitgevoerd.
4. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
Op deze subsidieregeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS van toepassing.
Dit betekent dat onder meer de bepalingen over de begrotingsvoorwaarde (artikel 1.4
van de Kaderregeling), de uitwerking van de wijze van verdeling van de subsidie (artikel
2.3 van de Kaderregeling), de melding van andere aanvragen (artikel 3.6 van de Kaderregeling),
het overzicht financiële situatie (artikel 3.7 van de Kaderregeling), de vergoeding
van diensten aan derden (artikel 5.3 van de Kaderregeling), de meldingsplicht (artikel
5.7 van de Kaderregeling), de inlichtingenplicht (artikel 5.11 van de Kaderregeling)
en de beslistermijnen ook gelden voor de ontvanger van een subsidie op grond van deze
regeling.
5. Aanvraagprocedure
5.1 Procedure
Subsidies in het kader van deze regeling zijn beschikbaar voor het bevoegd gezag van
bekostigde scholen in het primair onderwijs. Er worden twee aanvraagperioden georganiseerd.
De eerste aanvraagperiode start op 1 mei 2017 en loopt tot en met 15 oktober 2017.
De tweede aanvraagperiode loopt vanaf 1 april 2018 tot en met 15 oktober 2018. Aanvragen
die buiten deze aanvraagperioden worden ingediend worden afgewezen. De aanvragen worden
op volgorde van binnenkomst beoordeeld door DUS-I.
5.2 Subsidieaanvraag: gezamenlijke aanvraag van bevoegd gezag, het lerarenteam en
schoolleider
De subsidie wordt gezamenlijk aangevraagd door het bevoegd gezag, het lerarenteam
en schoolleider(s). Dit is zichtbaar in de medeondertekening van het lerarenteam en
de schoolleider(s) in de aanvraag door het bevoegd gezag. Dit is van belang voor de
doelstelling van deze regeling dat er vooraf een gedeeld beeld is bij alle betrokken
actoren over inzet en rollen van de masteropgeleide leraren tijdens en na de studie.
Een subsidie kan worden aangevraagd voor minimaal twee leraren uit hetzelfde team
binnen een school of uit een team van leraren van verschillende scholen binnen hetzelfde
bestuur. Indien er subsidie wordt aangevraagd voor een team van leraren van verschillende
scholen, is het belangrijk dat de leraren kunnen werken aan schoolontwikkelvragen
die binnen elk van de betrokken scholen relevant zijn.
5.3 Aan te leveren informatie
Uitsluitend aanvragen die worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op website
www.dus-i.nl worden in behandeling genomen. Het plan van aanpak en begroting zijn onderdeel van
dit aanvraagformulier.
In het plan van aanpak voor het volgen van masteropleidingen in teamverband en kennisinbedding
is ten minste het volgende opgenomen:
-
• een omschrijving van het doel dat het bevoegd gezag heeft met het laten volgen van
een masteropleiding door het lerarenteam. Welk ontwikkelingsvraagstuk is relevant
voor de school en/of het bevoegd gezag afgezet tegen de huidige situatie? Dit ontwikkelingsvraagstuk
wordt tijdens de masteropleiding onderzocht en gebruikt voor het maken van opdrachten
tijdens de masteropleiding;
-
• hoeveel leraren in dit kader van deze schoolontwikkeling een masteropleiding gaan
volgen, welke masteropleiding zij gaan volgen en of de leraren tot hetzelfde (bovenschoolse)
team behoren;
-
• welke activiteiten worden ondernomen om de kennis en competenties van deze leraren
bij de schoolontwikkeling te benutten, zowel tijdens als na hun opleiding. Deze activiteiten
vinden plaats tot één jaar na de opleiding, voor 4 uur per week per leraar die een
masteropleiding in het kader van deze subsidie heeft gevolgd.
-
• de inzet en rollen van alle andere betrokken actoren bij de schoolontwikkeling: de
manier waarop het schoolteam wordt betrokken, het commitment van en sturing door de
schoolleiding en het commitment en facilitering door het bevoegd gezag;
-
• de borging van bovenstaande werkwijze na de subsidieperiode;
-
• indien er sprake is van afstemming tussen het desbetreffende opleidingsinstituut en
school en/of bestuur over de masteropleiding, dan moeten de activiteiten die hiervoor
worden uitgevoerd worden beschreven;
-
• op grond van artikel 3.4 van de Kaderregeling bevat het activiteitenplan ook een beschrijving
van de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de activiteiten en een beschrijving
van de met de activiteiten na te streven doelstellingen, resultaten of producten.
-
• een afspraak wie de kosten draagt bij uitloop van de studie van een leraar.
Het gehele subsidiebedrag wordt overgemaakt aan het bevoegd gezag. De gezamenlijke
aanvragers bestaande uit het bevoegd gezag, schoolleiders en het lerarenteam dienen
onderling afspraken te maken over hoe de studiekosten, studiemiddelen en reiskosten
betaald en vergoed worden. Bijvoorbeeld: Het bevoegd gezag zou de studiekosten direct
kunnen betalen aan het opleidingsinstituut of zou dit aan de leraren kunnen verstrekken
zodat deze de studiekosten vervolgens zelf betalen.
Voor het plan van aanpak voor het ontwikkelen van een nieuwe masteropleiding (paragraaf
3) geldt dat het plan voorzien is van een verklaring van de betrokken hoger onderwijsinstelling,
die aangeeft dat zij daadwerkelijk bezig is met de ontwikkeling van een nieuwe masteropleiding
waaraan teams van leraren deelnemen en die gericht is op teamontwikkeling en dat het
po-bestuur dat de subsidieaanvraag doet meewerkt aan deze ontwikkeling.
Voor beide genoemde plannen van aanpak geldt dat de begroting moet voldoen aan de
eisen gesteld in artikel 3.5 van de Kaderregeling. In elk geval worden de totale kosten
van de activiteiten duidelijk. Voorts worden tarieven gehanteerd die in lijn zijn
met de functies die de betrokken personeelsleden vervullen. Artikel 3.5 van de Kaderregeling
bepaalt dat een begroting per activiteit een overzicht van de geraamde kosten van
de aanvrager behelst. Het betreft enkel de kosten voor zover deze betrekking hebben
op de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
6. Besluit tot subsidieverlening
Uiterlijk 13 weken nadat een subsidie is aangevraagd, wordt de aanvrager in kennis
gesteld over het besluit op de aanvraag (artikel 4.1, eerste lid, van de Kaderregeling).
Wanneer een aanvraag onvolledig of onvolkomen is, wordt de aanvrager, indien het totaal
beschikbare budget nog niet is uitgeput, eenmalig in de gelegenheid gesteld de aanvraag
aan te vullen (artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht). Een herstelde aanvraag
dient binnen tien werkdagen te worden ingediend. De aanvraag wordt in behandeling
genomen vanaf de dag waarop deze volledig is ingediend, op voorwaarde dat het beschikbare
budget nog niet is uitgeput en op voorwaarde dat de aanvrager nog geen aanspraak heeft
gemaakt op subsidie.
Indien er subsidie wordt aangevraagd voor een opleiding waarop de NVAO nog geen besluit
voor accreditatie heeft afgegeven wordt het besluit tot subsidieverlening niet genomen
voordat de NVAO een besluit heeft afgegeven. De minister besluit uiterlijk binnen
10 maanden op de aanvraag. Wanneer de NVAO besluit dat de opleiding niet wordt geaccrediteerd
is er geen sprake van het kunnen volgen van een geaccrediteerde masteropleiding en
zal de subsidieaanvraag worden afgewezen.
7. Subsidieverplichtingen
Naast de verplichtingen zoals genoemd in hoofdstuk 5 van de Kaderregeling, gaan ontvangers
van de subsidie op grond van deze regeling de volgende verplichtingen aan:
-
• het bevoegd gezag ontvangt subsidie om onder andere leraren een masteropleiding te
laten volgen en de schoolontwikkeling tot stand te brengen. Indien het bevoegd gezag
na indiening van de subsidieaanvraag voor dezelfde of soortgelijke activiteiten een
subsidie of een andere financiële bijdrage aanvraagt bij één of meer andere bestuursorganen,
doet hij daarvan terstond mededeling aan de minister;
-
• subsidieontvangers werken mee aan de evaluatie van de gesubsidieerde projecten (artikel
18 van deze regeling). Het ministerie van OCW geeft een onderzoeksbureau de opdracht
om deze regeling te evalueren.
8. Beschikbaar budget
In de eerste aanvraagperiode is € 11.700.000,– beschikbaar. In het daarop volgende
studiejaar wordt het subsidieplafond vastgesteld door wijziging en aanvulling van
deze subsidieregeling. Aanvragen kunnen worden ingediend zolang er budget beschikbaar
is.
Alle aanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld en subsidies worden toegekend
zolang het budget van een aanvraagperiode dit toelaat.
9. Verantwoording
Overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt de aan het verslagjaar
toe te rekenen subsidie in de jaarrekening herkenbaar als bate verantwoord, en worden
de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten.
Activiteiten onder paragraaf 2
Omdat sprake is van een geoormerkte subsidie moet deze worden gespecificeerd overeenkomstig
model G onderdeel 1 (voor subsidies van € 25.000,– tot € 125.000,–). In afwijking
van de Kaderregeling wordt toegestaan dat ook bij hogere bedragen dan € 125.000 een
verantwoording overeenkomstig model G onderdeel 1 wordt aangeleverd, omdat de subsidie
grotendeels een stapeling is van meerdere ‘Lerarenbeurzen’. De Lerarenbeurs is een
subsidie die deels aan een individuele leraar en deels aan het bevoegd gezag wordt
toegekend. Het deel van de Lerarenbeurs subsidie dat aan het bevoegd gezag wordt toegekend
is altijd lager dan € 25.000 (thans maximaal circa € 12.000), waardoor er in de verantwoording
sprake is van het lichtste regime. In de Teambeurs PO regeling is ervoor gekozen om
te voorkomen dat nu door bundeling van verschillende studerende leraren er sprake
is van het hoogste verantwoordingsregime terwijl het leeuwendeel van de activiteiten
gelijk zijn als die van de Lerarenbeurs.
Het bevoegd gezag wordt gevraagd om in de hierboven bedoelde verantwoording op te
nemen tenminste het aantal daadwerkelijk vervangen uren tijdens studieperiode en het
daaropvolgende jaar van kennisinbedding en implementatie. De verwerking van niet-bestede
middelen geschiedt in de jaarrekening van het laatste jaar van besteding.
Activiteiten onder paragraaf 3
De hierboven genoemde verlichting van het verantwoordingsregime wordt niet toegepast
wanneer er sprake is van activiteiten bedoeld als in artikel 12, het ontwikkelen van
een nieuwe masteropleiding voor teams en gericht op teamontwikkeling in samenwerking
met een hoger onderwijsinstelling, omdat dit activiteiten van een andere aard zijn
en de normale procedures hiervoor kunnen worden toegepast.
Naast de verantwoording van de besteding van de gelden in de jaarrekening moeten de
instellingen voor zover het subsidiebedrag € 25.000 of meer bedraagt jaarlijks een
activiteitenverslag opstellen. Dit verslag bevat:
-
a. een overzicht van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt,
-
b. een beschrijving van de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de gerealiseerde
activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt,
-
c. een beschrijving van de met de activiteiten gerealiseerde doelstellingen, resultaten
of producten,
-
d. voor zover van toepassing, een beschrijving in hoeverre is voldaan aan de aan de subsidie
verbonden verplichtingen, en
-
e. voor zover van toepassing, een vergelijking van de gerealiseerde activiteiten en doelstellingen
en de in het activiteitenplan voorgenomen activiteiten en nagestreefde doelstellingen
waarbij een toelichting op de verschillen wordt gegeven.
Het verslag wordt gericht aan DUS-I.
10. Evaluatie
De activiteiten waaraan subsidie wordt toegekend op basis van deze regeling worden
geëvalueerd zodat kennis wordt opgedaan over het aantal masteropgeleide leraren en
de inzet van de kennis en vaardigheden van deze leraren voor de schoolontwikkeling.
In opdracht van het ministerie van OCW zal een onafhankelijke evaluatie van de subsidieregeling
plaatsvinden. De evaluatie kan bijvoorbeeld bestaan uit het invullen van een vragenlijst,
het afnemen van een interview of het deelnemen aan een focusgroep. Subsidieontvangers
zijn verplicht om aan deze evaluatie mee te werken.
11. Administratieve lasten aanvragers
Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen
aan de overheid, voorvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Deelname aan
deze regeling is vrijwillig en brengt dus geen verplichte administratieve lasten met
zich mee.
Uitgangspunt is dat het aanvraagproces zo wordt ingericht dat het zo min mogelijk
administratieve lasten creëert. Vanuit DUS-I wordt een format beschikbaar gesteld,
waarmee de aanvraag wordt ingediend. Aanvragers wordt gevraagd om een beknopt, maar
duidelijk activiteitenplan in te dienen.
We gaan uit van 28 aanvragen voor activiteiten bedoeld in paragraaf 2 en 13 aanvragen
voor activiteiten bedoeld in paragraaf 3.
Voor de aanvragen op grond van paragraaf 2 worden de administratieve lasten geschat
op gemiddeld circa 40 uur per aanvraag voor een aanvraag voor één school en 80 uur
per aanvraag voor een aanvraag van meerdere scholen. Als de helft van de aanvragen
voor meerdere scholen is dan komt dit uit op een gemiddelde van 60 uur per aanvraag.
Ook is ervan uitgegaan dat gemiddeld 20% van de aanvragers (onderdelen van) de aanvraag
moet herstellen, hetgeen gemiddeld 8 uur kost. De subsidie wordt direct vastgesteld
en opname in de jaarrekening is onderdeel van de reguliere verantwoording van de onderwijsinstellingen
dus hier wordt voor deze aanvragen geen uren gerekend.
Voor aanvragen op grond van paragraaf 3 wordt ook met een gemiddelde van 60 uur per
aanvraag gerekend met ook een percentage van 20% voor herstel van de aanvraag van
gemiddeld 8 uur. Bij deze aanvragen is voor aanvragen boven de 25.000,- verantwoording
wel aan de orde, hiervoor wordt 24 uur per subsidieontvanger gerekend. Verwacht wordt
dat 60% van de aanvragen boven de 25.000,- zal zijn. Dit houdt in dat 40% van de aanvragen
direct wordt vastgesteld en hiervoor geen verantwoording ingediend hoeft te worden.
De administratieve lasten bedragen dan (28 * 60) + (0,2 * 28 * 8) + (28 * 24) = 2397
uur voor aanvragen onder paragraaf 2.
Voor aanvragen onder paragraaf 3 is dit (13*60) 780 + (0,2*13*8) 21+ (0,6*13*24) 187
= 988 uur.
Uitgaande van een uurtarief van € 60, is dit € 203.100,–, ofwel 1,7% van het totaal
beschikbare bedrag.
12. Uitvoering
De regeling wordt namens de minister van OCW uitgevoerd door DUS-I, die de regeling
op uitvoerbaarheid heeft beoordeeld. De aanvraag voor subsidie wordt elektronisch
ingediend. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat beschikbaar
wordt gesteld op de www.dus-i.nl.
DUS-I wordt tot slot gevraagd om gedurende de looptijd van de regeling jaarlijks vóór
1 februari een tussenrapportage aan te leveren bij de minister. DUS-I dient uiterlijk
31 december 2022 een eindrapportage met een overzicht van alle projecten in bij de
minister.
13. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Om de regeling zo snel mogelijk te publiceren
kon er geen gebruik gemaakt worden van een vast verandermoment.
Vanaf voorjaar 2017 vinden er voorlichtingsbijeenkomsten plaats over deze subsidieregeling.
Artikelsgewijze toelichting
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 1 geeft een omschrijving van een lerarenteam. Naast een lerarenteam bestaande
uit leraren binnen één school kan de teambeurs ook voor een lerarenteam samengesteld
uit leraren van verschillende scholen onder hetzelfde bevoegd gezag worden aangevraagd.
Daarbij is het wel van belang dat zij kunnen werken aan schoolontwikkelvragen die
binnen elk van de betrokken scholen relevant zijn. Het lerarenteam bestaat uit minimaal
twee leraren.
Artikel 1 geeft een omschrijving van de begrippen ‘schooljaar’ en ‘studiejaar’. Studiejaar
in het hoger- en wetenschappelijk onderwijs betreft immers een ander tijdvak dan een
schooljaar in het primair onderwijs. In het po wordt als schooljaar het tijdvak van
1 augustus tot en met 31 juli gehanteerd, in het hbo- wo betreft het studiejaar het
tijdvak van 1 september tot en met 31 augustus.
Artikel 3 Wijze van verdeling beschikbare middelen
In dit artikel staat dat het beschikbare bedrag wordt verdeeld in de volgorde van
binnenkomst. Ook bij aanvragen die betrekking hebben op masteropleidingen die nog
niet geaccrediteerd zijn, is het moment van aanvraag bepalend voor de plaatsing in
de volgorde van de totale aanvragen.
Ingevolge artikel 2.3, eerste lid, van de Kaderregeling zal, indien meerdere aanvragen
op hetzelfde moment en op het moment dat het subsidieplafond wordt bereikt, worden
ontvangen, de minister door middel van loting vaststellen aan wie de subsidie wordt
verleend. De beoordeling start overigens direct na ontvangst van de aanvraag. Aanvragers
hoeven dus niet te wachten totdat alle aanvragen zijn ingediend. Aanvragers ontvangen
binnen dertien weken bericht of hun aanvraag is toegekend (artikel 4.1, eerste lid,
van de Kaderregeling).
Paragraaf 2 Subsidie vervangingsuren masteropleidingen in teamverband en kennisinbedding
Artikel 8 Aanvraagprocedure
In het zesde lid wordt aangegeven dat de beslistermijn zo lang wordt verlengd totdat
de NVAO een beslissing heeft genomen over de accreditatie van een masteropleiding.
Hierdoor kan een bestuur dat heeft gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuwe masteropleiding
voor teams en gericht op teamontwikkeling (activiteiten onder paragraaf 3 van deze
subsidieregeling), deze masteropleiding zo snel mogelijk benutten.
Wanneer de NVAO besluit dat de opleiding niet wordt geaccrediteerd is er geen sprake
van een geaccrediteerde masteropleiding en zal de subsidieaanvraag worden afgewezen.
Artikel 9 Weigeringsgronden
Verlening van de subsidie wordt geweigerd indien een leraar reeds subsidie heeft ontvangen
op grond van deze regeling voor het volgen van een andere opleiding of uit hoofde
van de minister een tegemoetkoming in de studiekosten heeft ontvangen voor het volgen
van de aangevraagde opleiding. Er zal per steekproef gecontroleerd worden of er door
de betrokken leraren niet al een Lerarenbeurs is aangevraagd voor dezelfde opleiding
waarvoor in het kader deze regeling een aanvraag wordt gedaan.
Het is wel mogelijk om subsidie aan te vragen voor het volgen van een masteropleiding
voor leraren die met de Lerarenbeurs een andere masteropleiding hebben gevolgd dan
waarvoor subsidie in het kader van deze regeling wordt aangevraagd.
Paragraaf 3 Subsidie ontwikkelkosten masteropleiding
Artikel 12 Te subsidiëren activiteiten
Onder de ontwikkelkosten van een nieuwe masteropleiding wordt niet verstaan het volgen
van de ontwikkelde opleiding door leraren met de daarbij behorende studiekosten, reiskosten
en vervangingskosten.
Artikel 16 Aanvraagprocedure
In het derde lid van artikel 16 wordt aangegeven dat in afwijking van de Kaderregeling
de mogelijkheid wordt geboden om subsidie aan te vragen voor activiteiten die al aan
zijn gevangen voor de aanvraag van de subsidie. De activiteiten waarvoor subsidie
kan worden aangevraagd mogen niet eerder dan 1 augustus 2016 zijn aangevangen. De
reden dat deze mogelijkheid wordt geboden is dat er tijdens de ontwikkeling van deze
regeling al een geval bekend was van een po-bestuur dat in samenwerking met een hoger
onderwijsinstelling werkte aan de ontwikkeling van een masteropleiding voor deelnemers
van teams en gericht op teamontwikkeling.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker