Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 5 april 2017 nr. IENM/BSK-2017/10446, houdende wijziging van de werkingsduur van de Regeling Nadeelcompensatie Betuweroute

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

BESLUIT:

ARTIKEL 1

De Regeling Nadeelcompensatie Betuweroute wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel a, wordt ‘De Minister van Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: De Minister van Infrastructuur en Milieu.

B

In artikel 2, derde lid, wordt ‘als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening’ vervangen door: als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening.

C

In artikel 15, tweede lid, wordt ‘deze eindigt na een verloop van 10 jaar, gerekend vanaf het moment waarop de Betuweroute als geheel in exploitatie wordt genomen’ vervangen door: deze eindigt met ingang van 8 september 2018.

ARTIKEL 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S A.M. Dijksma

TOELICHTING

Deze regeling neemt de concrete datum van 8 september 2018 op als datum waarop de werkingsduur van de Regeling Nadeelcompensatie Betuweroute (hierna: regeling) eindigt. Verder is de regeling geactualiseerd ten aanzien van de geldende wetgeving en de departementale organisatie.

De regeling is in samenhang met het bepaalde in artikel 21 van het Tracébesluit Betuweroute een uitwerking van het evenredigheidsbeginsel zoals dat is vastgelegd in artikel 3:4 tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht. In de regeling worden regels gegeven omtrent de wijze waarop de Minister van Infrastructuur en Milieu voor de Betuweroute uitvoering geeft aan haar beleid, dat gericht is op het zo mogelijk vroegtijdig compenseren van nadelen als gevolg van bestuurlijk handelen van of namens de Minister in verband met de aanleg van de Betuweroute.

In artikel 15, tweede lid, van de regeling is bepaald dat deze eindigt na een verloop van 10 jaar, gerekend vanaf het moment waarop de Betuweroute als geheel in exploitatie wordt genomen.

In artikel 1, onderdeel h, van de regeling is ‘Betuweroute’ gedefinieerd als het project als bedoeld in artikel 3 van de bepalingen behorend bij het tracébesluit Betuweroute. In de toelichting bij de regeling is aangegeven dat, alhoewel het Zevenaarproject en het Havenspoorlijnproject geen onderdeel uitmaken van het tracébesluit Betuweroute, zij toch onlosmakelijk met de Betuweroute zijn verbonden en daarom onder de regeling vallen. Dit blijkt ook uit artikel 2 van de regeling, op grond waarvan schadevergoeding kan worden toegekend voor schade als gevolg van het Zevenaarproject en het Havenspoorlijnproject (artikel 2, eerste lid, onderdelen c en d, van de regeling).

Er bestaat daarom discrepantie tussen enerzijds de definitie van Betuweroute in de regeling en het daaraan verbonden tijdstip waarop de werkingsduur van de regeling eindigt, en anderzijds wat blijkens artikel 2 van de regeling en de toelichting bij de regeling onder de Betuweroute moet worden begrepen en het daaraan verbonden tijdstip waarop de werkingsduur van de regeling eindigt. Aan die discrepantie wordt een eind gemaakt door wijziging van de regeling: de regeling eindigt na verloop van tien jaar, gerekend vanaf het moment waarop de Betuweroute inclusief het Zevenaarproject en het Havenspoorlijnproject in gebruik zijn genomen: 8 september 2008. De werkingsduur van de regeling eindigt daarom met ingang van 8 september 2018.

Uitvoering

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de uitvoering.

Toezicht en handhaving

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het toezicht en de handhaving.

Financiële gevolgen

Deze wijziging heeft geen financiële gevolgen.

Vaste Verandermomenten

Deze wijziging treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van de Vaste Verandermomenten (VVM). De redenen om af te wijken van de VVM zijn dat zo spoedig mogelijke inwerkingtreding voor de doelgroep ongewenste private nadelen voorkomt. Bovendien betreft het reparatieregelgeving.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S A.M. Dijksma

Naar boven