Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 11 april 2017, nr. IENM/BSK-2017/77953, tot wijziging van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2015/652 tot vaststelling van berekeningsmethoden en rapportageverplichtingen

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van Richtlijn (EU) 2015/652 tot vaststelling van berekeningsmethoden en rapportageverplichtingen overeenkomstig Richtlijn 98/70/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (PbEU 2015, L 107) en artikel 2.9, eerste, tweede, derde en vierde lid, van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling brandstoffen luchtverontreiniging wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt het volgende begrip met de daarbij behorende begripsomschrijving in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

richtlijn (EU) 2015/652:

Richtlijn (EU) 2015/652 tot vaststelling van berekeningsmethoden en rapportageverplichtingen overeenkomstig Richtlijn 98/70/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (PbEU 2015, L 107);

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

  • 1. Ten behoeve van het nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, van het besluit:

    • a. maakt de rapportageplichtige gebruik van de berekeningsmethode in bijlage I bij en de definities in artikel 2 van richtlijn (EU) 2015/652;

    • b. vergelijkt de rapportageplichtige de door hem bereikte reducties van broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus van de brandstoffen met de in bijlage II bij richtlijn (EU) 2015/652 vastgestelde uitgangsnorm voor brandstoffen gebaseerd op de broeikasgasemissies gedurende de hele levenscyclus per eenheid energie uit fossiele brandstoffen in 2010.

  • 2. Ten behoeve van het nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 2.9, eerste en derde lid, van het besluit, rapporteert de rapportageplichtige met gebruikmaking van de definities en de berekeningsmethode in bijlage I bij richtlijn (EU) 2015/652.

  • 3. De rapportage, bedoeld in artikel 2.9, derde lid, van het besluit, wordt ingediend door middel van een door het bestuur van de emissieautoriteit op elektronische wijze ter beschikking gesteld formulier, met inachtneming van het model in bijlage IV bij richtlijn (EU) 2015/652.

  • 4. Een wijziging van de bijlagen I, II of IV van richtlijn (EU) 2015/652 gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

1. Aanleiding

Deze wijzigingsregeling strekt tot implementatie van richtlijn (EU) 2015/652 tot vaststelling van berekeningsmethoden en rapportageverplichtingen overeenkomstig Richtlijn 98/70/EG (PbEU 2015, L 107) (hierna: Richtlijn (EU) 2015/652).

2. Richtlijn (EU) 2015/652

In richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van richtlijn 93/12/EEG van de Raad (PbEG 1998, L 350) (hierna: Richtlijn brandstofkwaliteit) worden eisen gesteld met betrekking tot brandstoffen. Deze eisen zien zowel op de technische specificaties van brandstoffen en het aantal verontreinigende stoffen in benzine en diesel, alsmede eisen ten aanzien van de broeikasgasemissies vanuit de transportbrandstofketen en duurzaamheidseisen voor in te zetten biobrandstoffen. Als onderdeel daarvan is bepaald, dat uiterlijk 31 december 2020 de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus per eenheid energie uit geleverde brandstof of energie (“from well to wheel”) met zes procent is verminderd ten opzichte van de uitgangsnorm.

Leveranciers van brandstof zijn verplicht zo geleidelijk mogelijk de broeikasgasemissies met de genoemde zes procent te verminderen en daaromtrent aan de lidstaat te rapporteren. Met het oog op deze reductieverplichting en de rapportage daarover, is in Richtlijn (EU) 2015/652 een methode vastgesteld voor de berekening van broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus van brandstoffen en andere energie van niet-biologische bronnen. Deze methode heeft tot gevolg dat nauwkeuriger kan worden gerapporteerd, waardoor de Europese Commissie beter de prestaties kan beoordelen, en houdt een aansporing in voor leveranciers om broeikasgasemissies van brandstoffen en energie (verder) te reduceren. Bij (de rapportage aan de hand van) de methode is rekening gehouden met de administratieve lasten voor de kleine- en middelgrote ondernemingen en met de reductie van emissies voorafgaande aan het raffinageproces.

Daarnaast is in Richtlijn (EU) 2015/652 de rapportageverplichting aangevuld met een geharmoniseerd model voor en geharmoniseerde definities van de te rapporteren gegevens.

3. Verhouding met bestaande nationale regelgeving en hoofdlijnen besluit

Algemeen

De Richtlijn brandstofkwaliteit is ten aanzien van de verplichting tot reductie van de broeikasgasemissies geïmplementeerd in artikel 9.2.2.6a van de Wet milieubeheer en nader uitgewerkt in de artikelen 2.9 en 2.9a van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging en in de artikelen 4 en 4a van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging. In Nederland geldt de reductieverplichting uiterlijk op 31 december 2020 en niet voor eerdere jaren.

In paragraaf 8 van het algemeen deel van deze toelichting is de transponeringstabel voor de implementatie van Richtlijn (EU) 2015/652 opgenomen. De kern van de richtlijn zit in de artikelen 3 en 4 en de bijbehorende bijlagen. Kort samengevat is Richtlijn (EU) 2015/652 als volgt geïmplementeerd:

  • artikel 3, eerste lid, is geïmplementeerd in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging;

  • artikel 3, tweede lid, is met deze wijzigingsregeling geïmplementeerd in artikel 4, tweede en derde lid, van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging;

  • artikel 4 is geïmplementeerd in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging;

  • de overige bepalingen van Richtlijn (EU) 2015/652 behoeven naar hun aard geen implementatie.

Hieronder wordt nader ingegaan op de implementatie van de artikelen 3 en 4 van Richtlijn (EU) 2015/652.

Implementatie van artikel 3, eerste lid, Richtlijn (EU) 2015/652

Artikel 3, eerste lid, Richtlijn (EU) 2015/652 bevat de verplichting voor leveranciers om met het oog op de reductieverplichting gebruik te maken van de in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2015/652 opgenomen berekeningsmethode, om zodoende de broeikasgasintensiteit van de door hen geleverde brandstoffen te bepalen en hun CO2-reductie gedurende de levenscyclus te kunnen berekenen. Dit artikel is geïmplementeerd in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging, met een verwijzing naar voornoemde bijlage I bij Richtlijn (EU) 2015/652.

Reductie ten opzichte van de Europese uitgangswaarde kan worden gerealiseerd door middel van het inzetten van alternatieve brandstoffen met een lagere CO2-waarde zoals LPG, LNG, CNG, biobrandstoffen en elektriciteit. De berekeningsmethode stelt de standaardwaarden vast voor benzine van 93,3 CO2 eq/MJ en diesel van 95,1 CO2 eq/MJ. De brandstofleveranciers gebruiken deze standaardwaarden voor benzine en diesel en ook de CO2-waarden voor andere brandstoffen, om de CO2-intensiteit van de keten transportbrandstoffen te berekenen.

Ook de reductie van emissies bij de winning van fossiele brandstoffen voorafgaande aan het raffinageproces, kan ingezet worden voor de reductieverplichting in 2020. Een wijze van reductie van deze zogenaamde upstreamemissies (UER’s) is bijvoorbeeld het verminderen van affakkelen en afblazen. In bijlage I bij Richtlijn (EU) 2015/652 zijn de criteria opgenomen die in aanmerking moeten worden genomen om UER’s in te mogen zetten, alsmede de eisen die gelden bij de berekening van de broeikasgasreductie bij de inzet van UER’s. Zo kunnen alleen projecten voor UER’s die na 1 januari 2011 van start zijn gegaan in aanmerking worden genomen. UER’s moeten worden gemonitord, gerapporteerd en geverifieerd overeenkomstig de beginselen en normen die zijn neergelegd in internationale normen, en met name in ISO 14064, ISO 14075 en ISO 14066.

Biobrandstoffen moeten voldoen aan de duurzaamheidscriteria in de Richtlijn brandstofkwaliteit. Deze zijn gelijk aan de duurzaamheidscriteria in de Richtlijn hernieuwbare energie1. Voldoen de ingezette biobrandstoffen niet aan de duurzaamheidscriteria, dan wordt hun CO2-waarde gelijk gesteld aan die van fossiele brandstof.

Implementatie van artikel 3, tweede lid, Richtlijn (EU) 2015/652

Artikel 3, tweede lid, van Richtlijn (EU) 2015/652 bepaalt dat de jaarlijkse rapportage door de leveranciers van brandstof geschiedt volgens het in bijlage IV bij de richtlijn opgenomen model.

Voor de inwerkingtreding van Richtlijn (EU) 2015/652 werd in Nederland voor de jaarlijkse rapportage al een formulier gebruikt dat door de Minister van Infrastructuur en Milieu was vastgesteld en door het bestuur van de emissieautoriteit op elektronische wijze ter beschikking werd gesteld. Dit was geregeld in artikel 4 van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging.

Met onderhavige wijzigingsregeling wordt nu in artikel 4, derde lid, van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging geregeld dat de jaarlijkse rapportage door de leverancier van brandstof wordt ingediend door middel van een door het bestuur van de emissieautoriteit op elektronische wijze ter beschikking gesteld formulier, welke is gebaseerd op het in bijlage IV bij de Richtlijn opgenomen model. Dit model noemt overigens onder andere de oorsprong en de plaats van aankoop van de brandstoffen en energie. De Europese Commissie heeft inmiddels door middel van een ontwerp-verordening2 het voorstel gedaan om deze rapportageverplichtingen voor brandstofleveranciers te laten vervallen. Vooruitlopend op deze verordening kiest Nederland er voor om deze rapportagevereisten niet in het ter beschikking te stellen formulier op te nemen.

Implementatie van artikel 3, derde lid, Richtlijn (EU) 2015/652

Dit artikel ziet op groepsvorming en is reeds geïmplementeerd in artikel 2.9, vierde lid, van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging.

Implementatie van artikel 3, vierde lid, Richtlijn (EU) 2015/652

Om kleine en middelgrote ondernemingen te ontlasten, is in artikel 3, vierde lid, van Richtlijn (EU) 2015/652, in samenhang met Bijlage I bij die richtlijn, voor deze ondernemingen een aangepaste rapportageverplichting opgenomen. Dit is reeds geïmplementeerd in artikel 2.9a van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging en artikel 4a van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging, door middel van een volumedrempel.

Implementatie van artikel 4 van Richtlijn (EU) 2015/65

Met het oog op het verifiëren van het nakomen door de brandstofleveranciers van hun verplichtingen ten aanzien van de reductie van broeikasgasemissies, dienen de leveranciers ingevolge artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging de door hen bereikte reducties gedurende de levenscyclus van brandstoffen en elektriciteit te vergelijken – en hierover te rapporteren – met de in bijlage II van Richtlijn (EU) 2015/652 vastgestelde uitgangsnorm voor brandstoffen. De totale bereikte reductie wordt afgezet tegen de uitgangsnorm van de Europese brandstofmix in 2010 van 94,1 CO2eq/MJ. Ook rapporteren bedrijven over de bereikte upstreamemissiereducties.

4. Uitvoering en handhaving

Deze wijzigingsregeling is een uitwerking van het gestelde in artikel 2.9, eerste, tweede, derde en vierde lid, van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging, welke haar grondslag vindt in de artikelen 9.2.2.1, eerste lid, en 9.2.2.6a, van de Wet milieubeheer. De handhaving van het bepaalde bij of krachtens onder meer de artikelen 9.2.2.1, eerste lid, en 9.2.2.6a, van de Wet milieubeheer vindt ingevolge artikel 18.2f, tweede lid, van de Wet milieubeheer plaats door de Nederlandse emissieautoriteit (NEa). Dit is met onderhavige wijzigingsregeling niet veranderd. De wijziging van de artikelen 1 en 4 van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging brengt met zich, dat de NEa een nieuwe taak zal krijgen voor toezicht op de inzet van UER’s voor de reductieverplichting in 2020. De NEa is met de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling aldus verantwoordelijk voor de handhaving van het bepaald in artikel 4 (nieuw) van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging, waarin de artikelen 3 en 4 van Richtlijn (EU) 2015/652 zijn geïmplementeerd.

Op grond van de artikelen 18.6b en 18.16s van de Wet milieubeheer kan de NEa in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9.2.2.1, eerste lid, en 9.2.2.6a, van de Wet milieubeheer een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete opleggen. Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9.2.2.1, eerste lid, en 9.2.2.6a, van de Wet milieubeheer is een economisch delict als bedoeld in de Wet economische delicten 1994.

5. Gevolgen

Deze wijzigingsregeling heeft financiële gevolgen voor het rijk. Hoewel de reductieverplichting al geïmplementeerd is en de toezichtskosten van de NEa indertijd al vermeld zijn, is de UER een nieuw instrument, wat extra en ander toezicht vereist. De kosten zijn echter moeilijk te begroten en deels afhankelijk van de mate waarin de rapportageplichtigen gebruik van UER’s zullen maken om aan hun reductieverplichtingen te voldoen.

Het voorgaande geldt eveneens ten aanzien van de bedrijven die tevens rapportageplichtige zijn. Ten aanzien van de brandstoffen geldt dat de rapportageverplichting voor de bedrijven in omvang niet ingrijpend wijzigt ten opzichte van de bestaande rapportageverplichting.

De wijzigingsregeling heeft geen financiële gevolgen voor burgers en andere overheden.

6. Advisering en consultatie

De NEa heeft bijgedragen aan het opstellen van deze wijzigingsregeling.

De wijzigingsregeling is geen onderwerp geweest van een internetconsultatie. Het betreft immers Europese implementatie en vanwege de toepassing van met name dynamische verwijzingen naar de bijlagen van Richtlijn (EU) 2015/652 is er geen ruimte om de ontwerpregeling naar aanleiding van een eventuele consultatie aan te kunnen passen.

Op 28 maart 2017 zijn vertegenwoordigers van leveranciers van brandstof door middel van een presentatie geïnformeerd over de voorgestelde wijziging van de Regeling brandstoffen luchtverontreiniging.

7. Overgangsrecht en inwerkingtreding

Deze wijzigingsregeling treedt op 1 januari 2018 in werking, bij aanvang van een nieuw kalenderjaar. De rapportageplichtige dient uiterlijk 1 maart 2019 over zijn reductie van broeikasgasemissies over kalenderjaar 2018 te rapporteren. Het vaststellen van overgangsrecht is niet noodzakelijk.

8. Implementatietabel

Richtlijn (EU) 2015/652

Te implementeren in

Omschrijving beleidsruimte

Artikel 1 (toepassingsbereik)

Behoeft naar aard van de bepaling geen implementatie

Artikel 2 (definities)

Artikelen 1 en 4, eerste lid, Regeling brandstoffen luchtverontreiniging

Artikel 3, eerste lid, (leveranciers maken gebruik van berekeningsmethode uit bijlage I om broeikasgasintensiteit te bepalen)

Artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Regeling brandstoffen luchtverontreiniging

Artikel 3, tweede lid, eerste volzin (bij rapportage maken leveranciers gebruik van methode en definities uit bijlage I

Artikel 4, tweede lid, Regeling brandstoffen luchtverontreiniging

Artikel 3, tweede lid, tweede volzin (bij rapportage maken leveranciers gebruik van model bijlage IV)

Artikel 4, derde lid, Regeling brandstoffen luchtverontreiniging

Artikel 3, derde lid (als een groep leveranciers ervoor kiest samen te rapporteren, dan dienen zij aan verplichtingen inzake reductie 2020 te voldoen)

Behoeft geen implementatie; is reeds geïmplementeerd in art. 2.9, vierde lid, en via definitie van rapportageplichtige in Besluit brandstoffen luchtverontreiniging

Artikel 3, vierde lid (voor kleine en middelgrote ondernemingen geldt een vereenvoudigde rapportageplicht (bijlage I)

Behoeft geen implementatie; is reeds geïmplementeerd in art. 2.9a Besluit brandstoffen luchtverontreiniging en artikel 4a Regeling brandstoffen luchtverontreiniging

Artikel 4 (leveranciers moeten reducties vergelijken met de uitgangsnorm in bijlage II)

Artikel 4, eerste lid, onderdeel b, Regeling brandstoffen luchtverontreiniging

Artikel 5 (rapportageplicht lidstaten overeenkomstig bijlage III en IV)

Behoeft naar aard geen implementatie

Artikel 6 (doeltreffende, evenredige, afschrikwekkende sancties en in kennis stellen Commissie betreffende maatregelen)

Geen implementatie nodig, strafbaarstelling reeds via artikel 9.2.2.1 WM, artikel 9.2.2.6a en de WED.

Artikel 7 (Omzetting)

Behoeft naar aard geen implementatie

Artikel 8 (inwerkingtreding)

Behoeft naar aard geen implementatie

Artikel 9 (Geadresseerden)

Behoeft naar aard geen implementatie

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijzigingen intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU L 140).

X Noot
2

Voorstel voor een verordening inzake de governance van de energie-unie; COM(2016) 759 final.

Naar boven