Besluit van de Minister van Economische Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 maart 2017, nr. WJZ/16037084, houdende aanwijzing van toezichthouders inzake windenergie op zee (Besluit aanwijzing toezichthouders windenergie op zee)

De Minister van Economische Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 26 van de Wet windenergie op zee, 8.3 van de Waterwet, 8:1, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet, 25, eerste lid, onderdeel b, van de Warenwet en 24, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet;

Besluiten:

Artikel 1

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Wet windenergie op zee bepaalde zijn belast:

  • a. de ambtenaren van het Staatstoezicht op de mijnen;

  • b. de ambtenaren van Rijkswaterstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, voor zover het hun werkterrein betreft.

Artikel 2

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel e, van het Besluit aanwijzing toezichthouders water- en wegbeheer door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. voor zover het betreft toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens paragraaf 6a van hoofdstuk 6 van het Waterbesluit, de ambtenaren van het Staatstoezicht op de mijnen.

Artikel 3

Artikel 7.1 van de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken’ een zinsnede ingevoegd, luidende: , in artikel 6.5, aanhef en onderdeel c, van de Waterwet of in artikel 12 van de Wet windenergie op zee.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt na ‘een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken’ een zinsnede ingevoegd, luidende: , in artikel 6.5, aanhef en onderdeel c, van de Waterwet of in artikel 12 van de Wet windenergie op zee.

3. In het derde lid, onderdeel b, wordt na ‘een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken’ een zinsnede ingevoegd, luidende: , in artikel 6.5, aanhef en onderdeel c, van de Waterwet of in artikel 12 van de Wet windenergie op zee.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders windenergie op zee.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 30 maart 2017

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

TOELICHTING

Op grond van de Wet windenergie op zee kan de Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Milieu, kavelbesluiten vaststellen en kan de Minister van Economische Zaken vergunningen verlenen voor de bouw en exploitatie van windparken op zee.

Voor het toezicht op de naleving van genoemde wet, de kavelbesluiten en de vergunningen, kan de Minister van Economische Zaken toezichthouders aanwijzen. Dit besluit voorziet in deze aanwijzing door ambtenaren van het Staatstoezicht op de mijnen en van Rijkswaterstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aan te wijzen. Rijkswaterstaat houdt reeds toezicht op de naleving van de vergunningen die op grond van de Waterwet (en daarvoor op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken) zijn verleend voor de bouw en exploitatie van windparken op zee. Daarnaast houdt Rijkswaterstaat tevens toezicht op de algemene regels voor windparken op zee die zijn opgenomen in paragraaf 6a van hoofdstuk 6 van het Waterbesluit. Binnen Rijkswaterstaat is derhalve reeds expertise aanwezig op dit gebied en het is dan ook efficiënter om voor de windparken die op grond van de Wet windenergie op zee worden gerealiseerd, dezelfde ambtenaren als toezichthouders aan te wijzen. Omdat Rijkswaterstaat vele werkterreinen kent, wordt de aanwijzing beperkt tot de ambtenaren wier werkzaamheden verband houden met de aanleg en exploitatie van de windparken op zee. Het betreft op dit moment een aantal ambtenaren werkzaam bij Rijkswaterstaat Zee en Delta.

Over de afbakening met de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet wordt het volgende opgemerkt. Beide wetten zijn sinds 1 januari 2014 mede van toepassing in de exclusieve economische zone. Ambtenaren van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit zijn aangewezen als toezichthouder. Op grond van de Wet windenergie op zee worden bij het nemen van een kavelbesluit de ecologische belangen afgewogen en indien nodig worden er voorwaarden in het kavelbesluit opgenomen die strekken tot het waarborgen van deze belangen. Een aparte vergunning op grond van artikelen 19d en 19 kc van de Natuurbeschermingswet 1998 of een aparte ontheffing op grond van artikel 9, 10, 11, 12 en 13 van de Flora- en faunawet is op grond van de Wet windenergie op zee niet nodig. De ambtenaren van Rijkswaterstaat die op grond van het onderhavige besluit als toezichthouder worden aangewezen, zullen ook toezicht houden op de voorwaarden in het kavelbesluit die strekken tot bescherming van de ecologische belangen, waaronder ook de voorwaarden die aan de in het kavelbesluit opgenomen ontheffing zijn verbonden. De aangewezen ambtenaren van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit blijven belast met het houden van toezicht op de overige bepalingen van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.

Kennis ten aanzien van het bouwen en onderhouden van installaties op zee is op dit moment met name aanwezig bij het Staatstoezicht op de mijnen. Ambtenaren van het Staatstoezicht op de mijnen zijn in de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen als toezichthouder op grond van de Warenwet, de Arbeidstijdenwet en de Arbeidsomstandighedenwet voor zover het mijnbouwwerken en installaties waarvoor een vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken is vereist betreft. Omdat voor nieuwe windparken op zee een vergunning vereist is op grond van de Wet windenergie op zee (en niet op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken) ligt het voor de hand dat toezichthouders van het Staatstoezicht op de mijnen het toezicht op de naleving van de Warenwet, de Arbeidstijdenwet en de Arbeidsomstandighedenwet ook houden op nieuwe windparken op zee. Hiertoe wordt artikel 7.1 van voornoemde aanwijzingsregeling gewijzigd.

Vanwege efficiency-overwegingen vanuit de overheid als geheel is het wenselijk dat ambtenaren van het Staatstoezicht op de mijnen tijdens het toezicht op zee op de Warenwet, Arbeidstijdenwet en Arbeidsomstandighedenwet tevens kijken naar de voorschriften die in de kavelbesluiten zijn opgenomen en op het bepaalde bij of krachtens paragraaf 6a van hoofdstuk 6 van het Waterbesluit. Hiertoe dienen ambtenaren van het Staatstoezicht op de mijnen ook aangewezen te worden als toezichthouder voor de Wet windenergie op zee en paragraaf 6a van hoofdstuk 6 van het Waterbesluit. Dit laatste geschiedt door een wijziging van het Besluit aanwijzing toezichthouders water- en wegbeheer.

Naast het aanwijzen van Rijkswaterstaat en het Staatstoezicht op de mijnen als toezichthouder wordt bij apart besluit mandaat aan hen verleend om handhavend op te kunnen treden. Staatstoezicht op de mijnen zal vooral van haar handhavingsbevoegdheden gebruik maken indien bij inspecties op zee direct ingrijpen nodig is (toepassen acute bestuursdwang). Rijkswaterstaat zal de afhandeling verzorgen van acute bestuursdwang op zee door Staatstoezicht op de mijnen, inclusief eventueel bezwaar en beroep. Hiertoe wordt Rijkswaterstaat geadviseerd door Staatstoezicht op de mijnen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven