ARTIKEL I
De Bekostigingsregeling Wuvo wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen b tot en met l worden geletterd tot c tot en met m.
2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
- b. AOR:
-
de Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië met inbegrip van het besluit van de
Luitenant-Gouverneur Generaal van Nederlands-Indië van 5 november 1946 (Indisch Staatsblad 1946, 118);.
3. In onderdeel f (nieuw) wordt ‘bedoeld in artikel 4, onderdeel a’ vervangen door:
bedoeld in artikel 4, onderdelen a en c.
B
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ’18 uur’ vervangen door: 10 uur.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde tot en met zevende lid worden vernummerd tot tweede tot en met zesde lid.
4. In het tweede lid (nieuw) vervalt ‘en plaatsvervangend voorzitter’ en wordt ‘hebben’
vervangen door: heeft.
5. In het derde lid (nieuw) vervalt ‘of de plaatsvervangend voorzitter’.
C
In artikel 6, tweede lid, wordt ‘de Rijksauditdienst’ vervangen door: de Auditdienst
Rijk.
D
Aan artikel 7, onderdeel b, wordt na ‘waarop die kosten betrekking hebben’ toegevoegd:
en de AOR.
E
In artikel 8, onderdeel b, onder 2, wordt “het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie’
vervangen door: het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies.
F
In artikel 12, onderdeel a, aanhef, wordt na ‘verbijzonderd naar’ ingevoegd: de AOR
en.
G
De bijlage bij artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen 1 en 2, onder a en c, wordt na ‘de betreffende wet’ telkens ingevoegd:
of de AOR.
2. In onderdeel 4 wordt ‘en de Wubo’ vervangen door: de Wubo en de AOR.
ARTIKEL II
-
1. Deze regeling treedt, met uitzondering van Artikel I, onderdeel B, in werking met
ingang van de dag na de datum van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en
werkt terug tot en met 1 januari 2016.
-
2. Artikel I, onderdeel B, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van de
Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2015.
TOELICHTING
Algemeen
Op 1 januari 2015 is de wet van 17 december 2014 tot wijziging van de Wet uitvoering
wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen in verband met het opnemen van
een grondslag voor de uitvoering door de Pensioen- en Uitkeringsraad en de Sociale
verzekeringsbank van de Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië en het Besluit
van de Luitenant-Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië van 5 november 1946 (Indisch
Staatsblad 1946, 118) in werking getreden. In deze wet is geregeld dat de tot aan 1 januari 2015 onder
verantwoordelijkheid van de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)
verrichtte administratieve werkzaamheden inzake de Algemene Oorlogsongevallenregeling
Indonesië (AOR) worden overgedragen aan de Sociale verzekeringsbank (SVB).
Sinds 1 januari 2011 verricht de SVB alle uitvoeringswerkzaamheden betreffende de
wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. In artikel 9, tweede lid, van
de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wuvo) is bepaald
dat de kosten hiervan ten laste komen van ’s Rijks kas overeenkomstig bij ministeriële
regeling te stellen regels. Deze regels zijn vastgelegd in de Bekostigingsregeling
Wuvo (regeling). Met de regeling van 12 februari 2013, kenmerk DMO/OHW-3153132, tot
wijziging van de regels omtrent de bekostiging van de uitvoering van taken van de
Pensioen- en Uitkeringsraad en de Sociale verzekeringsbank, genoemd in de Wet uitvoering
wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen, alsmede tot het aanbrengen van
wijzigingen van andere aard, is in de regeling vastgelegd dat vanaf 1 januari 2013
de vergoeding voor de reguliere uitvoeringskosten van de SVB voor de wetten voor verzetsdeelnemers
en oorlogsgetroffenen volgens een prijs per product financiering (pxq) plaatsvindt.
Omdat vanaf 1 januari 2015 de uitvoering van de AOR door de SVB eveneens op de Wuvo
is gebaseerd, is daarop het gestelde in artikel 9, tweede lid, van die wet van toepassing.
Bijgaande wijzigingen van de regeling voorzien erin dat de bekostiging van de door
de SVB te verrichten AOR-werkzaamheden, evenals die voor de werkzaamheden in het kader
van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen, plaatsvindt volgens de
in de regeling neergelegde prijs per productsystematiek. De in Artikel I, onderdelen
D, F en G opgenomen wijzigingen van de betreffende artikelen 7, 12 en de bij de regeling
behorende bijlage voorzien in de daartoe noodzakelijke wijzigingen van de regeling.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om nog een aantal andere wijzigingen in de regeling
aan te brengen.
Gelet op de demografische ontwikkelingen op het terrein voor de verzetsdeelnemers
en oorlogsgetroffenen neemt het aantal nieuwe aanvragen op grond van een van de daarop
van toepassing zijnde wetten en regelingen geleidelijk af. Voor de Pensioen- en Uitkeringsraad
(PUR), wiens primaire taak is beslissingen op eerste aanvragen op grond van deze wetten
en regelingen te nemen, heeft dit tot gevolg dat de benodigde tijdsinzet voor de voorzitter
afneemt. De PUR heeft aangegeven dat een tijdsbesteding van 10 uur per week voor de
voorzitter reëel is.
De PUR heeft eveneens aangegeven dat de rol van plaatsvervangend voorzitter vanaf
1 januari 2015 inhoudelijk goed door een lid van de PUR wordt ingevuld. Een afwijkende
regeling voor de vergoeding van de plaatsvervangend voorzitter ten opzichte van de
overige leden is daarom niet langer nodig.
Artikelsgewijs
In Artikel I, onderdeel B, onder 1 tot en met 5, worden de wijzigingen betreffende
de tijdsinzet van de voorzitter en die ten aanzien van het beëindigen van de rol van
plaatsvervangend voorzitter in de regeling geformaliseerd.
In Artikel I, onderdeel E, wordt in artikel 8, onderdeel b, onder 2 de naam Nederlands
Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) gewijzigd in NIOD Instituut voor Oorlogs-,
Holocaust- en Genocidestudies. Dit is de sinds 2010 geldende naam van het Nederlands
instituut voor de bestudering van de Eerste en Tweede Wereldoorlog, de Holocaust en
hedendaagse genociden dat ontstond na een fusie tussen het NIOD en het Centrum voor
Holocaust- en Genocidestudies.
In een tweetal in juni en oktober 2014 gehouden bestuurlijke overleggen tussen vertegenwoordigers
van het ministerie en van de SVB is, gelet op de vele onzekerheden rond de uitvoering
van de AOR in het eerste jaar (2015), afgesproken dat de reguliere kosten voor de
uitvoering van de AOR eerst vanaf 1 januari 2016 volgens het prijs per product systeem
worden gefinancierd.
Gebruik makend van de daartoe in artikel 8a, eerste lid, van de regeling gegeven mogelijkheid
is voor de uitvoeringskosten van de AOR voor het jaar 2015 bepaald dat deze kosten
niet onder de in dit artikellid genoemde normbegroting vallen. Voor dit jaar is met
de SVB een afzonderlijke financieringsafspraak gemaakt op basis van een budgetafspraak/projectkostenbegroting.
Aan de datum van inwerkingtreding is voor wat betreft de voor de PUR van belang zijnde
wijzigingen rond de tijdsinzet van de voorzitter en het beëindigen van de rol van
plaatsvervangend voorzitter terugwerkende kracht gegeven tot en met de inwerkingtredingdatum
van de wet van 17 december 2014. Aan deze terugwerkende kracht tot en met 1 januari
2015 zijn geen nadelige consequenties voor de PUR verbonden. De betreffende wijzigingen
zijn door de PUR in de uitvoeringspraktijk reeds per die datum doorgevoerd en treden
op verzoek van deze raad met terugwerkende kracht in werking.
Aan de inwerkingtreding van de bekostiging van door de SVB te verrichten uitvoeringswerkzaamheden
inzake de AOR is terugwerkende kracht gegeven tot en met 1 januari 2016. Dit is overeenkomstig
de daartoe met de SVB gemaakte afspraak. Ook voor de SVB zijn er geen negatieve consequenties
aan het verlenen van terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2016 verbonden.
Deze organisatie wordt al sinds genoemde datum, conform de daartoe met de SVB gemaakte
afspraak, bekostigd overeenkomstig de gewijzigde bekostigingssystematiek. Het betreft
ook hier een formalisering van de reeds bestaande uitvoeringspraktijk.
De onderhavige regeling is afgestemd met de PUR en de SVB.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn