Regeling professionalisering muziekonderwijs op pabo’s

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

met goedkeuring van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 maart 2017;

besluit:

vast te stellen de Regeling Professionalisering Muziekonderwijs op pabo’s.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

a. Adviescommissie:

een externe adviescommissie als bedoeld in artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

b. Algemeen Subsidiereglement:

het Algemeen Subsidiereglement stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

c. Bestuur:

het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

d. College van bestuur:

een college van bestuur van een door het Rijk bekostigde pabo;

e. Conservatorium:

hogere beroepsopleiding voor muziekonderwijs;

f. Fonds:

stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

g. Handelingsbekwaamheid:

beschikken over technische vaardigheden en deze kunnen en durven toepassen;

h. Minister:

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

i. Nederland:

Nederland, inclusief de BES-eilanden;

j. Pabo:

pedagogische academie voor het basisonderwijs;

k. Vestiging:

een zelfstandige vestiging van een pabo;

l. Wet:

de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

Artikel 2. Doel

Met deze regeling wordt beoogd projecten te ondersteunen die tot doel hebben kwalitatief goed muziekonderwijs op de pabo’s te stimuleren en duurzaam te verankeren.

Artikel 3. Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van in Nederland gevestigde, door het Rijk bekostigde pabo’s.

Artikel 4. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor de aanvraagrondes bedraagt in totaal € 4.500.000,–.

  • 2. Het bestuur kan het subsidieplafond wijzigen.

Artikel 5. Hoogte van de subsidie en eigen bijdrage

  • 1. De subsidie bedraagt voor 3 schooljaren:

    • a. € 50.000,– voor vestigingen tot 250 studenten;

    • b. € 90.000,– voor vestigingen met 250 tot 500 studenten;

    • c. € 125.000,– voor vestigingen met 500 tot 750 studenten;

    • d. € 160.000,– voor vestigingen met 750 of meer studenten.

  • 2. De subsidieontvanger draagt aan de kosten van het project minimaal het zelfde bedrag bij als het gevraagde subsidiebedrag; de subsidieontvanger kan dit doen door:

    • a. financiering uit eigen middelen, en/of

    • b. een gekapitaliseerde inzet van eigen personeel.

Artikel 6. Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:5 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt subsidie in ieder geval geweigerd als:

    • a. de aanvraag betrekking heeft op bij- of nascholingsprojecten van pabo’s of conservatoria.

    • b. de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd ten tijde van de aanvraag reeds worden uitgevoerd, tenzij wordt aangetoond dat sprake is van verdieping of verbreding van de eerdere activiteiten.

  • 2. Subsidie kan worden geweigerd als het plan niet, of niet voldoende aansluit bij het doel van de regeling.

Artikel 7. Voorwaarden en beperkingen

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover

    • a. er sprake is van een begrotingstekort en de behoefte aan ondersteuning door het Fonds wordt aangetoond; en

    • b. de aanvrager aannemelijk maakt dat de beschikbare financiële middelen, met inbegrip van de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project uit te voeren.

  • 2. De subsidie bedraagt niet meer dan 50% van de totale voor subsidie in aanmerking komende projectkosten.

  • 3. De post onvoorzien op de begroting mag niet meer bedragen dan 7% van de totale kosten van het project.

  • 4. Maximaal 10% van de totale kosten van het project mag bestaan uit materiaalkosten.

Artikel 8. Bijzondere verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger werkt overeenkomstig de principes van de Governance Code voor het hoger onderwijs.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht deel te nemen aan een monitoring- en evaluatietraject.

HOOFDSTUK 2. AANVRAAG

Artikel 9. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend door een college van bestuur voor één of meer pabovestigingen.

  • 2. Per pabovestiging wordt één aanvraag ingediend.

Artikel 10. Indieningstermijnen

  • 1. Een aanvraag kan worden ingediend tussen:

    • a. 3 juli 2017 tot en met 31 augustus 2017.

    • b. 8 januari 2018 tot en met 29 maart 2018.

  • 2. Buiten deze termijnen worden geen aanvragen in behandeling genomen.

Artikel 11. Indieningsvereisten

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend via de website van het Fonds middels een digitaal aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag gaat ten minste vergezeld van:

    • a. een projectplan;

    • b. een samenwerkingsovereenkomst met een conservatorium;

    • c. een realistische begroting.

  • 3. Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen.

Artikel 12. Beoordelingscriteria

  • 1. Een aanvraag wordt beoordeeld op de volgende criteria:

    • a. inhoudelijke kwaliteit van de aanvraag in relatie tot de doeleinden van deze regeling;

    • b. duurzame verankering van kwalitatief goed muziekonderwijs;

    • c. samenwerking met een conservatorium;

    • d. samenwerking met één of meerdere basisscholen;

    • e. organisatorische kwaliteit.

  • 2. Een aanvraag dient op alle criteria positief te zijn beoordeeld.

Artikel 13. Adviescommissie

  • 1. Het bestuur legt aanvragen die voldoen aan de indieningsvereisten ter advisering voor aan een externe adviescommissie.

  • 2. De adviescommissie beoordeelt de aanvragen op basis van een vooraf door het bestuur vastgesteld beoordelingskader.

Artikel 14. Beslistermijn

Het bestuur beslist binnen 13 weken nadat een aanvraag is ontvangen.

HOOFDSTUK 3. KENNISDELING, MONITORING, EVALUATIE

Artikel 15. Kennisdeling, monitoring, evaluatie

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht tot kennisdeling van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een landelijk traject voor monitoring en evaluatie.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het bestuur kan in uitzonderlijke gevallen ten gunste van een belanghebbende van bepalingen in dit reglement afwijken indien toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 17. Algemeen subsidiereglement

Voor zover deze regeling daar niet in voorziet zijn de bepalingen uit het Algemeen Subsidiereglement van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de dag nadat deze in de Staatscourant is gepubliceerd.

  • 2. Deze regeling vervalt op 1 januari 2023. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond blijft het bepaalde in deze regeling van toepassing.

Artikel 19. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Professionalisering Muziekonderwijs op pabo’s

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze, J.J.K. Knol directeur-bestuurder

TOELICHTING REGELING PROFESSIONALISERING MUZIEKONDERWIJS OP PABO’S

I. ALGEMEEN

1. Aanleiding

Met de regeling Professionalisering Muziekonderwijs op pabo’s beoogt het Fonds voor Cultuurparticipatie bij te dragen aan een duurzame verankering van kwalitatief goed muziekonderwijs op de pabo’s in Nederland. Deze regeling sluit aan bij de reeds eerder gestarte regeling Impuls Muziekonderwijs voor basisscholen en past binnen het brede programma Cultuureducatie met Kwaliteit, dat er op is gericht de kwaliteit van het cultuuronderwijs in brede zin te versterken in het primair onderwijs.

De ambities met Cultuureducatie met Kwaliteit en in het bijzonder die voor de muziek zijn vastgelegd in de brief van de minister aan de Tweede Kamer van 24 oktober 2014.

Het Fonds sluit met zijn regelingen aan bij de brede landelijke beweging Méér Muziek in de Klas. Met deze publiek-private samenwerking (Ministerie van OCW, LKCA, Stichting Méér Muziek in de Klas en Fonds voor Cultuurparticipatie) zetten diverse partijen zich gezamenlijk in voor structureel muziekonderwijs onder schooltijd en in de vrije tijd.

Er is groot draagvlak in de samenleving voor cultuuronderwijs en in het bijzonder voor meer en beter muziekonderwijs. 84% Van de ouders vindt het belangrijk dat hun kinderen op school in aanraking komen met muziek1. Daar staat tegenover dat slechts 11% van de scholen vindt dat hun leraren deskundig genoeg zijn om muziekonderwijs te geven2. Groepsleerkrachten voelen zich vaak niet bekwaam genoeg om muziekonderwijs te geven. Ze missen vaak het zelfvertrouwen om bijvoorbeeld te zingen voor en met de klas3. Dit is een belangrijke belemmering voor het realiseren van goed muziekonderwijs op de basisscholen. De regeling Professionalisering Muziekonderwijs op pabo’s draagt eraan bij dat toekomstige groepsleerkrachten zich wel handelingsbekwaam weten op het gebied van muziek.

Na de eerste ronde van de Impuls Muziekonderwijs zijn in het schooljaar 2016-2017 al 542 scholen voor primair onderwijs aan de slag gegaan om meer en beter muziekonderwijs in het basisonderwijs te realiseren. Met de tweede en derde ronde komen daar in de schooljaren 2017–2018 en 2018–2019 nog honderden scholen bij. Ook vanuit de scholen neemt hiermee de komende jaren de vraag toe naar groepsleerkrachten die vorm weten te geven aan goed muziekonderwijs voor hun leerlingen.

Het streven van de samenwerkende partijen is dat vanaf 2020 alle afgestudeerde pabostudenten zich bekwaam genoeg voelen (dat wil zeggen geen handelingsverlegenheid ervaren) om muziekonderwijs te geven. De beweging daar naartoe wordt mede in gang gezet met deze subsidieregeling.

2. Kwalitatief goed muziekonderwijs op de pabo

Voor deze subsidieregeling worden colleges van bestuur van pabo’s uitgenodigd een plan te ontwikkelen, gericht op duurzame verankering van kwalitatief goed muziekonderwijs. Het resultaat dat hiervan verwacht wordt is dat afgestudeerde pabostudenten (de toekomstige groepsleerkrachten) significant meer handelingsbekwaam zijn op het gebied van muziekonderwijs.

Onder handelingsbekwaamheid verstaan we: het durven, het willen en het belangrijk vinden muziekonderwijs te geven en het verbeteren van de technische vaardigheden om muziekonderwijs te kúnnen geven.

Op deze wijze kan de afgestudeerde pabostudent straks als groepsleerkracht de regie nemen over het muziekonderwijs en muziek maken met zijn of haar klas.

Wat betreft de inhoud van muziek in het primair onderwijs is het uitgangspunt het Leerplankader Kunstzinnige Oriëntatie, leerlijn muziek, ontwikkeld door SLO. Zie http://kunstzinnigeorientatie.slo.nl/leerlijnen/kunstzinnige-vakdisciplines-en-cultureel-erfgoed/muziek

3. Plan op maat van de pabo

Het college van bestuur van een hogeschool kan subsidie aanvragen voor één of meerdere pabovestigingen. Voor de subsidieaanvraag ontwikkelt het college van bestuur een visie op duurzaam kwalitatief goed muziekonderwijs voor alle pabostudenten en concretiseert dit in een plan op maat voor één of meerdere pabovestigingen van de betreffende hogeschool.

Er is een maximaal subsidiebedrag beschikbaar per pabovestiging. De hoogte van het bedrag is afhankelijk van het aantal studenten (zie toelichting op artikel 5).

Het college van bestuur heeft de vrijheid het plan zo in te richten dat het optimaal aansluit bij de desbetreffende pabovestiging(en). Dat betekent dat het plan kan worden afgesteld op de vertreksituatie op de betreffende vestiging, de opbouw van het curriculum, de mogelijkheden tot samenwerking in de regio, de identiteit van de opleiding, etc. In alle gevallen is het plan gericht op een significante verbetering van de handelingsbekwaamheid van alle studenten op de vestiging, aan de hand van zo concreet mogelijke doelstellingen.

Voor het verbeteren en het verankeren van het muziekonderwijs kan gedacht worden aan (een combinatie van) verschillende mogelijkheden:

  • Het vergroten van de handelingsbekwaamheid in muziekonderwijs van alle studenten aan de pabo. Dat kan vorm krijgen door bijvoorbeeld zanglessen voor alle studenten en het opzetten van een schoolkoor, schoolband, door duo-stages of co-teaching met conservatoriumstudenten.

  • Muziek vakoverstijgend integreren in het pabo-onderwijs. Op deze wijze wordt aangesloten bij een ontwikkeling die ook gaande is in het primair onderwijs.

  • Het opleiden van specialisten muziekonderwijs pabo (via een minor of specialisatie).

Uiteraard zijn ook andere invullingen denkbaar.

4. Samenwerking met een conservatorium en scholen voor primair onderwijs

Om voor subsidie in aanmerking te komen is het een voorwaarde dat een pabovestiging samenwerkt met een conservatorium en met scholen voor primair onderwijs. Partijen kunnen de inhoud van de samenwerking zelf invullen. Het uitgangspunt van de samenwerking is het doel van deze subsidieregeling.

De samenwerking wordt vastgelegd in afspraken, waarin partijen ieder hun eigen expertise inbrengen.

De samenwerking mag met een bestaande partner zijn mits de inhoud van de samenwerking op het doel van deze regeling is toegespitst. De verantwoording over de besteding van de gelden blijft bij het college van bestuur van de pabo, ook als in de samenwerkingsovereenkomst door de samenwerkingspartners afspraken zijn gemaakt over de besteding van de subsidie.

Voor alle samenwerkingen geldt het belang van kennisdeling (ook tussen pabo’s onderling) en het bouwen aan duurzame netwerken.

In de samenwerking met conservatoria ligt het accent op de samenwerking en uitwisseling tussen enerzijds de muzikale vaardigheden (conservatoria) en anderzijds de didactische vaardigheden (pabo’s). De uitwisseling vindt in ieder geval plaats op student-niveau.

De samenwerking wordt vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.

De samenwerking met scholen voor primair onderwijs is gericht op het realiseren van een goede aansluiting van het muziekonderwijs op de pabo’s op de behoeften en mogelijkheden van het basisonderwijs. Pabo’s en pabo-studenten leren in dit verband in te spelen op de hedendaagse en toekomstige vraag van het primair onderwijs. De samenwerking biedt de pabo-studenten tevens de mogelijkheid praktijkervaring op te doen met muziekonderwijs op basisscholen.

5. Duurzame verankering van kwalitatief goed muziekonderwijs op de pabo

De subsidieregeling is een stimuleringsregeling. Voorwaarde voor deelname aan de regeling is dat pabo’s hun inspanningen na afloop van de subsidieperiode hebben verankerd in het schoolbeleid en in het curriculum zodat er een daadwerkelijk structurele inbedding van goed muziekonderwijs op de opleiding is gerealiseerd. Concreet betekent dit dat de toegenomen handelingsbekwaamheid van afgestudeerde pabostudenten, ook na afloop van deze subsidie, gecontinueerd blijft.

Van de aanvragers wordt dan ook verwacht dat zij in de subsidieaanvraag aangeven hoe zij de duurzame verankering van de inzet met deze subsidie gaan realiseren. Daarbij kan het gaan het om continueren van de samenwerking met conservatoria, het opnemen van de nieuwe activiteiten in het reguliere curriculum en de bekostiging daarvan.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel 4.

Er zijn twee aanvraagrondes.

Voor de twee rondes samen is € 4.500.000,– beschikbaar.

Artikel 5.

Het totaal van de beschikbare bedragen per pabovestiging is bestemd voor drie schooljaren.

De hoogte van de bedragen is gebaseerd op een vaste voet (€ 30.000,–), vermeerderd met een bedrag, afhankelijk van het aantal studenten op de vestiging. Hierbij worden uitgegaan van de gegevens die op 1 januari 2017 bij het ministerie van OCW bekend waren.

De hoogte van het subsidiebedrag wijzigt niet als het studentenaantal na deze peildatum wijzigt.

Bij de verdeling van de beschikbare subsidie in twee tranches en de berekening van de gestaffelde bedragen is er rekening mee gehouden dat iedere aanvraag van een pabovestiging, mits in overeenstemming met de regeling, kan worden gehonoreerd.

De subsidie dient voor minimaal 100% te worden gematcht uit eigen middelen. Dit kan een financiële bijdrage zijn maar ook een gekapitaliseerde inzet van eigen personeel. Daarbij wordt uitgegaan van een bruto bedrag van maximaal € 70,– per uur.

Artikel 6, eerste lid onder b.

Geen subsidie wordt verstrekt voor reeds bestaande activiteiten, tenzij wordt aangetoond dat sprake is van verbreding of verdieping van eerdere activiteiten op het gebied van muziekonderwijs. Onder verbreding wordt onder meer verstaan uitbreiding naar meerdere leerjaren of uitbreiding van het aantal lesuren. Onder verdieping wordt onder meer verstaan het stimuleren van specialisatie.

In de aanvraag moet de beginsituatie duidelijk worden omschreven en moet worden aangegeven welke ontwikkeling te opzichte daarvan wordt beoogd.

Artikel 7, vierde lid.

In beginsel is het niet de bedoeling dat de subsidie wordt aangewend voor de aanschaf van muziekinstrumenten of andere lesmaterialen. In geval de beoogde resultaten zonder de aanschaf hiervan niet kunnen worden bereikt kan hiervoor maximaal 10% van de totale projectkosten worden gereserveerd.

Artikel 10.

De aanvraagrondes lopen van 3 juli 2017 tot en met 31 augustus 2017 en van 8 januari 2018 tot en met 29 maart 2018.

Artikel 11.

De subsidieaanvraag bestaat uit drie documenten:

  • 1. een projectplan.

  • 2. een samenwerkingsovereenkomst met een conservatorium.

  • 3. een volledig ingevulde modelbegroting.

Een aanvraag gaat verder vergezeld van een kopie van een recent bankafschrift of een schermafdruk (screenshot) van het rekeningoverzicht bij het internetbankieren waarop duidelijk de naam en het rekeningnummer van het bestuur van de hogeschool zichtbaar is.

Het projectplan dient in ieder geval de volgende onderdelen te bevatten:

  • a. Beschrijving van het bestaande muziekonderwijs op de pabovestiging of vestigingen waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • b. Beschrijving van de huidige bekwaamheid van studenten als zij afstuderen van de pabo.

  • c. Reflectie op het bestaande muziekonderwijs en de huidige bekwaamheid en ambitie voor de inzet van de subsidie.

  • d. Doelstelling van het project of van de verschillende deelprojecten.

  • e. Informatie over de doelgroep (de deelnemers aan het project).

  • f. Informatie over het project: organisatie en uitvoering van de activiteiten.

  • g. Beschrijving van de samenwerking met een conservatorium.

  • h. Beschrijving van de samenwerking met scholen voor primair onderwijs.

  • i. Beschrijving van de wijze waarop de duurzame verankering van het verbeterde muziekonderwijs vorm krijgt, waarmee de handelingsbekwaamheid van ook de toekomstige afgestudeerden op het verbeterde niveau blijft.

  • j. Toelichting op de financiering, aansluitend bij de modelbegroting.

  • k. De aanpak van de kennisdeling, met name kennisdeling met andere pabo’s.

  • l. De aanpak van monitoring en evaluatie van het project.

Artikel 12.

  • a. Inhoudelijke kwaliteit. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de analyse van de vertreksituatie van de aanvrager, de gestelde ambities en de aansluiting van de voorgestelde activiteiten hierop. Ook wordt bekeken hoe men verwacht dat met de activiteiten een effectieve bijdrage wordt geleverd aan verbeterd muziekonderwijs op de pabo en de handelingsbekwaamheid op dit gebied van de toekomstige afgestudeerden. Tevens wordt beoordeeld in hoeverre de opgedane kennis wordt gedeeld met andere pabo’s en welke aanpak van monitoring en evaluatie de aanvrager kiest.

  • b. Van duurzame verankering is sprake als het programma voor professionalisering van het muziekonderwijs wordt vastgelegd in het schoolplan van de pabo en als het een vaste plaats krijgt in het curriculum. De verankering kan ook blijken uit continuering van de opgebouwde samenwerkingen na afloop van de subsidieperiode.

  • c. Samenwerking met conservatoria. Hierbij wordt bekeken in hoeverre er een heldere aanpak is van samenwerking en afstemming tussen het conservatorium en het bestuur van een pabo, dan wel een pabovestiging. De aandacht gaat uit naar duidelijke doelstellingen, visie, taak- en rolverdeling en naar gezamenlijke evaluatiemomenten.

  • d. Samenwerking met bassischolen. Hierbij wordt bekeken in hoeverre er een heldere aanpak is van samenwerking en afstemming tussen de deelnemende basisscholen en de desbetreffende pabo. De aandacht gaat uit naar duidelijke doelstellingen, visie, taak- en rolverdeling en naar gezamenlijke evaluatiemomenten, zowel op het niveau van schoolleiding en bestuur van een pabo als op het niveau van leerkrachten en studenten.

    Uit de aanvraag moet blijken hoe rekening wordt gehouden met de behoeftes van basisscholen en hoe wordt ingespeeld op de huidige onderwijspraktijk.

  • e. Organisatorische kwaliteit. Een haalbaar organisatorisch plan is voorzien van een begroting met een redelijke verhouding tussen de gevraagde subsidie, de eigen bijdrage en de eventuele bijdrage uit andere bronnen. Ook wordt beoordeeld of de kosten in redelijke verhouding staan tot het beoogde resultaat en of de begroting sluitend is en de cijfers onderbouwd zijn.

    Ook wordt beoordeeld of het projectplan een heldere aanpak en een realistische planning bevat.

Artikel 15.

In de aanvraag dient te worden aangegeven op welke manier de aanvrager de opbrengsten van het project zal gaan delen, zowel binnen het eigen samenwerkingsverband als met scholen en opleidingen daarbuiten.

In aanvulling hierop zullen het Fonds en het LKCA een inhoudelijk kennisdelingstraject ontwikkelen op landelijk niveau. Dit heeft tot doel ervaringen en kennis vanuit de regeling te delen, zowel met partijen die aan de regeling deelnemen als met partijen die dat niet doen. Van de aanvragers wordt medewerking verwacht aan dit landelijke traject.

In het projectplan dient te worden aangegeven op welke manier de aanvrager de uitvoering van het project zal monitoren en evalueren. Naast de individuele monitoring en evaluatie zal de regeling ook vanuit landelijk perspectief door het Fonds worden geëvalueerd. Aanvragers dienen aan deze landelijke evaluatie medewerking te verlenen.

Artikel 17.

Het Algemeen Subsidiereglement stichting Fonds voor Cultuurparticipatie is van overeenkomstige toepassing. Dat houdt in dat ook bepalingen uit dat reglement van toepassing zijn, althans voor zover de onderhavige regeling niet in het betreffende onderwerp voorziet.


X Noot
1

Veldkamp, Muziek telt! Onderzoek naar behoefte en imago van muziekonderwijs bij Nederlands publiek (18 jaar en ouder), 2010. Onderzoek in opdracht van Kunstfactor. Zie http://www.primaonderwijs.nl/po/84-nederlanders-vindt-muziekonderwijs-belangrijk.

X Noot
2

Zie de monitor Cultuuronderwijs in het primair onderwijs 2013–2014, tabel 46. Uw Kamer vindt de monitor als bijlage 2 bij deze brief.

X Noot
3

Schilt-Mol, T. van, Mariën, H., Vijfeijken, M. van, Broekmans, A.: Muziekeducatie in het primair onderwijs. Een kwantitatieve en kwalitatieve verkenning van de stand van zaken. IVA beleidsonderzoek en advies, Tilburg, 2011.

Naar boven