BIJLAGE BIJ DE REGELING ONDERWIJSACCOUNTANTSPROTOCOL BES 2016
Versie 6 februari 2017
Inleiding
1 december 2015
Dit is het onderwijsaccountantsprotocol BES 2016. Dit protocol is afgeleid van het
onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016 en waar nodig aangepast aan de wet- en regelgeving
zoals die op de BES-eilanden van toepassing is. Met ingang van het verslagjaar 2015
is het onderwijsaccountantsprotocol BES ook van toepassing voor de Expertisecentra
onderwijszorg (EOZ) op de BES-eilanden.
In het accountantsprotocol wordt aangesloten op de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Bij elk onderwerp is boven de daarop betrekking hebbende passages de datum vermeld
waarop de tekst voor het laatst is gewijzigd. Deze datum wordt niet gewijzigd als
het een verhoging betreft van de jaartallen in de tekst met 1 ten opzichte van het
definitieve accountantsprotocol van het voorgaande jaar.
INHOUD
| |
Inleiding
|
2
|
| |
|
|
|
1
|
Algemene uitgangspunten
|
3
|
|
1.1
|
Algemeen
|
3
|
|
1.1.1
|
Doelstelling van het accountantsprotocol
|
3
|
|
1.1.2
|
Indeling van het accountantsprotocol
|
3
|
|
1.1.3
|
Accountantsproducten / Rapportering
|
3
|
|
1.2
|
Definities
|
4
|
|
1.2.1
|
Onderwijssectoren
|
4
|
|
1.2.2
|
Referentiekader 1 januari 2014
|
5
|
|
1.2.3
|
Minimale controlewerkzaamheden
|
5
|
|
1.2.4
|
Rechtmatigheid
|
5
|
|
1.3
|
Procedures
|
5
|
|
1.4
|
Dossiervorming
|
6
|
|
1.5
|
Informatie/documentatie
|
6
|
| |
|
|
|
2
|
Controle op de jaarstukken
|
6
|
|
2.1
|
Algemeen
|
6
|
|
2.1.1
|
Doelstelling controle op de jaarstukken
|
6
|
|
2.1.2
|
Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
|
7
|
|
2.1.3
|
Materialiteitstabel
|
7
|
|
2.1.4
|
Omgaan met fouten (foutdefinities)
|
7
|
|
2.1.5
|
Algemeen referentiekader
|
8
|
|
2.1.6
|
Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
|
8
|
|
2.1.7
|
Steunen op de werkzaamheden van een AK
|
8
|
|
2.2
|
Getrouwheid
|
9
|
|
2.2.1
|
Verslaggevingscriteria
|
9
|
|
2.2.2
|
Bezoldiging bestuurders
|
9
|
|
2.2.3
|
Bestuursverslag
|
9
|
|
2.3
|
Financiële rechtmatigheid
|
10
|
|
2.3.1
|
Referentiekader
|
10
|
|
2.3.2
|
Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
|
11
|
|
2.3.3
|
Personele lasten
|
11
|
|
2.4
|
Overige rechtmatigheid
|
12
|
|
2.4.1
|
Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO (niet voor EOZ)
|
12
|
|
2.5
|
Controleverklaring inzake de jaarrekening
|
13
|
| |
|
|
|
3
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens
|
17
|
|
3.1
|
Inleiding
|
17
|
|
3.2
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO
|
18
|
|
3.2.1
|
Algemeen
|
18
|
|
3.2.2
|
Onderzoek bekostigingsgegevens
|
19
|
|
3.2.3
|
Assurance-rapport
|
22
|
|
3.3
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO
|
24
|
|
3.3.1
|
Algemeen
|
24
|
|
3.4
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector MBO
|
24
|
|
3.4.1
|
Algemeen
|
24
|
|
3.4.2
|
Onderzoek bekostigingsgegevens
|
24
|
|
3.4.3
|
Assurance-rapporten
|
29
|
| |
|
|
|
4
|
Onderwijslinks
|
30
|
| |
|
|
| |
Bijlage 1: Kader financiële rechtmatigheid onderwijswet- en regelgeving BES 2016
|
31
|
| |
Bijlage 2: Stroomschema bekostigingsonderzoek
|
35
|
| |
Bijlage 3: Verduidelijking passage paragraaf 3.4.2.3
|
35
|
1 Algemene uitgangspunten
1.1 Algemeen
-
• Doelstelling van het accountantsprotocol
-
• Indeling van het accountantsprotocol
-
• Accountantsproducten / Rapportering
1.1.1 Doelstelling van het accountantsprotocol
1 januari 2014
Voor elke onderwijssector is geregeld dat bepaalde informatie (jaarrekening en opgave
van bekostigingsgegevens of over besteding van bekostiging) moet zijn voorzien van
een verklaring van de accountant. Ook is geregeld dat de minister via een ministeriële
regeling aanwijzingen of voorschriften kan geven voor de controle door de instellingsaccountant.
Hier is invulling aan gegeven met het onderwijsaccountantsprotocol BES, hierna te
noemen accountantsprotocol. Het accountantsprotocol vormt daarmee de schakel tussen
enerzijds de wet- en regelgeving en anderzijds de uit te voeren werkzaamheden door
instellingsaccountants. Het geeft een toelichting op het te hanteren referentiekader,
het accountantsonderzoek en de gewenste accountantsproducten.
In dit accountantsprotocol wordt de term instellingsaccountant gebruikt. Hiermee wordt
bedoeld de deskundige, zoals die in artikel 121, lid 6 van het BW BES Boek 2 is gedefinieerd.
Het accountantsprotocol is opgesteld naar analogie van de door de NBA uitgegeven ‘Schrijfwijzer
Accountantsprotocollen’. De daarin opgenomen uitgangspunten zijn specifiek gemaakt
voor de OCW-situatie op de BES-eilanden. Waar mogelijk zijn tekstpassages uit de handreiking
in dit accountantsprotocol overgenomen.
1.1.2 Indeling van het accountantsprotocol
1 januari 2014
Het accountantsprotocol heeft betrekking op het volgende controleobject en onderzoeksobject:
-
– controle op de jaarstukken:
-
– de inrichting van de jaarstukken*) en de inhoudelijke controle daarop;
-
– controle op de rechtmatige besteding van de rijksbijdrage;
-
– onderzoek naar de bekostigingsgegevens;
-
– onderzoek naar de rechtmatige verkrijging van de rijksbijdrage.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de gegevens zoals bedoeld in artikel 3, lid
8 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES niet vallen onder de reikwijdte
van de accountantscontrole.
*) De jaarstukken bestaan uit de jaarrekening, jaarverslag en overige gegevens, zoals
bedoeld in artikel 1 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES
1.1.3 Accountantsproducten / Rapportering
1 januari 2014
De accountantscontrole op de jaarstukken mondt uit in een controleverklaring. Het
onderzoek naar de bekostigingsverantwoording, waaronder de leerlingentelling, leidt
tot een assurance-rapport. Deze aanduidingen worden in het accountantsprotocol gehanteerd,
hoewel de term ‘verklaring omtrent de getrouwheid of omtrent de juistheid’ in de BES
OCW-wet- en regelgeving staat vermeld. De instellingsaccountant maakt voor beide producten
gebruik van de in het accountantsprotocol opgenomen modelteksten. De instellingsaccountant
mag ervoor kiezen om ten behoeve van OCW een zogenaamde ‘WG-verklaring’ af te geven,
waarbij uitsluitend de naam van de instellingsaccountant met aanduiding w.g. (was
getekend) wordt vermeld. De originele ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke
handtekening van de instellingsaccountant moet in het archief van de school/instelling
worden opgenomen (zie ook Praktijkhandreiking 1103 van de NBA).
Ten aanzien van de in het accountantsprotocol opgenomen werkzaamheden geldt een rapportagetolerantie.
De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden.
Het accountantsprotocol geeft per onderdeel aan welke rapportagetolerantie van toepassing
is zodra deze afwijkt van het standaardpercentage van 0,1%. Omdat het uitgangspunt
wordt gehanteerd dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk moeten worden gecorrigeerd,
beperkt de instellingsaccountant zich tot een uitzonderingsrapportage. Hiervoor gebruikt
hij een rapport van bevindingen, waarin hij de aard en omvang van de geconstateerde
fouten vermeldt. Het rapport van bevindingen is vormvrij. Op het aanbiedingsformulier
geeft de instellingsaccountant aan dat er sprake is van een rapport van bevindingen.
Het bevoegd gezag/bestuur van de school/instelling stuurt in een dergelijk geval het
rapport van bevindingen samen met de controleverklaring en verantwoording naar OCW.
Het bevoegd gezag/bestuur kan daarbij aangeven hoe het heeft ge(re)ageerd op de geconstateerde
bevindingen. Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten wordt verwezen
naar de in de hoofdstukken jaarstukken (2) en bekostigingsonderzoek (3) daarover opgenomen
toelichting.
Tabel accountantsproducten
|
Soort controle
|
Product
|
Ontvanger
|
|
Jaarrekeningcontrole
|
• Controleverklaring
• Rapport van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Zoetermeer
Afdeling OND
Postbus 606
2700 ML Zoetermeer
Nederland
|
| |
|
|
|
Bekostigingsonderzoek
|
Sector PO
• Assurance-rapport
• Rapport van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Zoetermeer
Afdeling BEK
Postbus 606
2700 ML Zoetermeer
|
| |
Sector MBO
• Assurance-rapport
• Rapport van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Zoetermeer
Afdeling BEK
Postbus 606
2700 ML Zoetermeer
|
In de praktijk is de ontvanger het RCN kantoor op het betreffende eiland (Bonaire,
Sint-Eustatius of Saba). Ingediend bij RCN wordt beschouwd als tijdig ingediend. De
instellingen wordt verzocht naast het indienen van de papieren versie, ook digitaal
aan te leveren via het e-mailadres caribisch.nederland@duo.nl.
1.2 Definities
1.2.1 Onderwijssectoren
1 juli 2016
Het accountantsprotocol is van toepassing op de door het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW) bekostigde rechtspersonen in de onderwijssectoren Primair
Onderwijs (PO), Voortgezet Onderwijs (VO) en Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO), die
gevestigd zijn op de BES-eilanden. Hiermee worden ook de EOZ bedoeld. Voor de EOZ
is het accountantsprotocol een leidraad/regeling als bedoeld in:
Sector PO
1 januari 2014
Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WPO BES is het accountantsprotocol een
leidraad/regeling als bedoeld in artikel 131, lid 4 van de WPO BES.
Sector VO
1 januari 2014
Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WVO BES is het accountantsprotocol een
leidraad die ingevolge artikel 17, lid 6 van het Bekostigingsbesluit WVO BES in een
ministeriële regeling wordt vastgesteld.
Sector MBO
1 januari 2014
Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WEB BES is het accountantsprotocol een
leidraad, die ingevolge artikel 2.3.10 van de WEB BES en artikel 5, lid 1 van het
Uitvoeringsbesluit WEB BES in een ministeriële regeling wordt vastgesteld.
1.2.2 Referentiekader
1 januari 2014
Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het accountantsprotocol
treedt niet in de plaats van de oorspronkelijke wet- en regelgeving.
1.2.3 Minimale controlewerkzaamheden
1 januari 2014
Per onderdeel van het controleobject zijn aanwijzingen opgenomen:
-
• een omschrijving van het object (of onderdeel daarvan);
-
• het referentiekader: controle- en verslaggevingscriteria;
-
• reikwijdte en diepgang van de accountantscontrole:
Voor de controle van de jaarstukken en het onderzoek naar de bekostigingsgegevens
zijn verplichte teksten voor de controleverklaring(en) en assurance-rapport(en) opgenomen.
Het accountantsprotocol bevat:
-
• minimale controlewerkzaamheden, die vetgedrukt zijn opgenomen; en
-
• niet vetgedrukte toelichtingen op deze werkzaamheden.
De beschreven (minimale) controlewerkzaamheden zijn bedoeld als aanvulling op de ’Nadere
voorschriften Controle- en overige standaarden’ (NV COS), die voor alle instellingsaccountants
van toepassing zijn.
1.2.4 Rechtmatigheid
1 december 2014
De instellingsaccountant moet controleren of de rijksbijdrage rechtmatig is verkregen
(onderzoek bekostigingsverantwoording) en besteed (controle jaarrekening).
Ten aanzien van de verkrijging van de rijksbijdrage stelt hij vast dat de in de bekostigingsverantwoording
van de school of instelling opgenomen gegevens voldoen aan de eisen van rechtmatigheid.
Dit houdt in dat deze gegevens in overeenstemming zijn met de in de wet- en regelgeving
opgenomen bepalingen. Het gaat hier om rechtmatigheid van niet-financiële informatie.
De instellingsaccountant geeft een assurance-rapport bij de bekostigingsverantwoording
af.
Ten aanzien van de in de jaarstukken van de school of instelling verantwoorde baten,
lasten en balansmutaties stelt de instellingsaccountant vast dat deze voldoen aan
de eisen van financiële rechtmatigheid. De financiële rechtmatigheid heeft betrekking
op publieke middelen. Financiële rechtmatigheid houdt in dat een financiële transactie
betrekking hebbende op publieke middelen waarvan de uitkomst in de jaarrekening dient
te worden verantwoord in overeenstemming is met de in internationale regelgeving,
Nederlandse wetten (waaronder de BES wetten), algemene maatregelen van bestuur en
ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van de financiële transactie
beïnvloeden. De definitie en het kader van de financiële rechtmatigheid ligt in detail
vast in hoofdstuk 2.3 van dit protocol.
1.3 Procedures
1 januari 2014
De publicatie van het accountantsprotocol geschiedt niet dan nadat het concept is
afgestemd met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen: het accountantskantoor
van het administratiekantoor, het administratiekantoor en de instellingen. Afstemming
van het concept-accountantsprotocol is mede bedoeld ter voorkoming van formuleringen
die onbedoeld in het nadeel van de scholen en instellingen kunnen worden uitgelegd.
Nieuwe versies van het definitieve accountantsprotocol worden bij ministeriële regeling
vastgesteld. De regeling wordt met de bijlage, het accountantsprotocol, in de Staatscourant
geplaatst en wordt ook bekendgemaakt op de internetsite van de Inspectie van het Onderwijs
en DUO. De publicatie van het definitieve accountantsprotocol BES 2016 vindt plaats
in december 2016.
1.4 Dossiervorming
1 januari 2014
Voor de documentatie van verrichte controlewerkzaamheden, de bevindingen en de conclusie
daarbij gelden de eisen zoals genoemd in Standaard 230. Tijdens reviews in Nederland
is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over de implicatie van deze richtlijn op
de aard en omvang van de documentatie van verrichte werkzaamheden bij de controle
van de bekostigingsgegevens en dient per aandachtspunt van het accountantsprotocol minimaal aanwezig te zijn: de
uitgevoerde werkzaamheden, de identificatie van het gecontroleerde stuk (opschrift,
totaalsaldo) of een kopie van de laatste pagina, de bevindingen en de conclusie. Indien bijvoorbeeld
proceduretests zijn uitgevoerd, dan zijn niet kopieën van de inkoopfacturen in het
dossier aanwezig, maar wel een lijst met factuurnummers en van items waarop de facturen
zijn gecontroleerd.
1.5 Informatie/documentatie
1 december 2016
Hier vindt u aanvullende informatie die bij de controle door de instellingsaccountant
relevant is.
Folders met uitleg over de wet- en regelgeving zijn verkrijgbaar bij de afdeling RCN-OCW,
de website: www.rijksdienstcn.com en opvraagbaar via vragenoveronderwijs@rijksdienstcn.com.
2 Controle op de jaarstukken
2.1 Algemeen
-
• Doelstelling controle op de jaarstukken
-
• Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
-
• Materialiteitstabel
-
• Omgaan met fouten (foutdefinities)
-
• Algemeen referentiekader
-
• Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
-
• Steunen op de werkzaamheden van een AK
2.1.1 Doelstelling controle op de jaarstukken
1 juli 2016
In dit deel van het accountantsprotocol staan de jaarstukken 2016 centraal. Met "jaarstukken"
wordt in dit accountantsprotocol bedoeld: de jaarrekening, het jaarverslag en de overige
gegevens (artikel 1 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES).
De grondslag voor de jaarstukken ligt voor de sector PO in artikel 131 van de WPO
BES, voor de sector VO in artikel 175 van de WVO BES en voor de sector MBO in artikel
2.3.1 en 2.3.2 van de WEB BES.
De grondslag voor de jaarstukken voor de EOZ vastgelegd in:
De controleverklaring van de instellingsaccountant bij de jaarrekening betreft de
getrouwheid van de grootte en de samenstelling van het vermogen en het resultaat,
evenals de naleving van de wet- en regelgeving. Het oordeel omtrent de naleving van
wet- en regelgeving vloeit voort uit het voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid
van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. De instellingsaccountant
stelt verder vast dat het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening.
2.1.2 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
1 januari 2014
Het begrip omvangsbasis geeft aan tegen welke omvang (bedrag) het percentage goedkeuringsmaterialiteit
moet worden afgezet, bijvoorbeeld een bepaalde geldstroom of post in de verantwoording.
De te hanteren omvangsbases bij de controle van de jaarstukken zijn afhankelijk van
de te controleren massa: de totale publieke middelen en bestedingen van de (geoormerkte)
aanvullende subsidies/bekostiging.
Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de wet- en regelgeving streeft de instellingsaccountant
naar een hoge mate van zekerheid. De instellingsaccountant richt zijn controle daartoe
zodanig in, dat hij met een redelijke mate van zekerheid kan verklaren dat in de jaarrekening
geen afwijkingen (fouten en onzekerheden) voorkomen met een materieel belang.
Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet
worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95 procent.
2.1.3 Materialiteitstabel
1 juli 2016
Een verklaring met een goedkeurende strekking impliceert, dat gegeven de bovengenoemde
betrouwbaarheid, in de verantwoording geen afwijkingen (fouten en onzekerheden) voorkomen,
die groter zijn dan de percentages in de hieronder opgenomen materialiteitstabel:
| |
Onjuistheden (in de verantwoording
|
Onzekerheden (in de controle)
|
|
Beperking
|
Afkeuring
|
Beperking
|
Oordeelonthouding
|
|
Rechtmatigheid
|
|
|
|
|
|
Rechtmatigheid besteding (% van de totale publieke middelen)
|
>3 en <5
|
≥5
|
>5 en <10
|
≥10
|
De materialiteit is van toepassing voor het oordeel over de financiële rechtmatigheid
en de overige rechtmatigheid, tenzij sprake is van een specifieke controletolerantie.
Publieke middelen zijn middelen die verkregen zijn bij of krachtens de wet ingestelde
heffingen. Deze middelen zijn op basis van bijlage 1 van de RJO BES in de jaarrekening
van de instelling opgenomen in model B Staat van Baten en Lasten onder de Baten ‘Rijksbijdrage’
en ‘Overige overheidsbijdragen’ en bestaan daarnaast uit de wettelijke college-, cursus-,
les- en examengelden, de financiële baten (mits gegenereerd uit publieke middelen)
en de publieke middelen onder de overige baten.
In het accountantsprotocol wordt geen materialiteit meer voorgeschreven voor de getrouwheid.
Vanuit OCW is een maximale materialiteit van 2% van het totaal van de baten en 5%
van het balanstotaal aanvaardbaar. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingsaccountant
om deze te bepalen met inachtneming van hetgeen hierover in de standaarden is opgenomen.
Voor elke post gelden voor de foutevaluatie bij de oordeelvorming de goedkeuringstoleranties
op jaarrekeningniveau zoals opgenomen in de materialiteitstabel.
Voor alle in het accountantsprotocol genoemde posten, exclusief de hieronder opgenomen
posten, geldt een standaard rapportagetolerantie van 0,1% (van de totale publieke
middelen). De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten
worden aan OCW in het Rapport van Bevindingen. Zie verder omgaan met fouten.
Voor de volgende posten/onderwerpen geldt een specifieke controletolerantie (CT) en
rapportagetolerantie (RT):
-
• Afhandelingcorrespondentie voorgaande jaren (0% CT, 0% RT)
-
• Verklaring omtrent het gedrag (1% CT, 0% RT)
-
• Geoormerkte aanvullende subsidies / bekostiging met een bestedingsverplichting (3%
CT, 0% RT)
-
• Bezoldiging bestuurders (0% CT, 0% RT)
De fouten die bij deze controlewerkzaamheden worden geconstateerd worden door de instellingsaccountant
ook betrokken in de foutevaluatie bij de oordeelvorming bij de jaarrekening als geheel.
2.1.4 Omgaan met fouten (foutdefinities)
1 januari 2014
Van een fout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van de uitgevoerde
controle is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet in overeenstemming is met
één of meer aspecten van de wet- en regelgeving. Fouten worden in absolute zin opgevat,
voor zover het de naleving van de wet- en regelgeving betreft. Saldering van fouten
is daarom niet toegestaan.
Van een onzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende (controle-) informatie
beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Bijvoorbeeld
als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de wet- en regelgeving. Voor
een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de instellingsaccountant
fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.
Het uitgangspunt is dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk door de school/instelling
moeten worden gecorrigeerd. Ten aanzien van fouten, die betrekking hebben op rechtmatigheid
geldt dat correctie veelal niet mogelijk is omdat de besteding reeds plaats heeft
gevonden.
Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten geldt voor de accountantscontrole
van de jaarstukken:
-
• Ten aanzien van het getrouwe beeld van de jaarrekening hoeven scholen en instellingen
fouten met een gezamenlijk financieel belang beneden de goedkeuringstolerantie niet
te corrigeren en de instellingsaccountant hoeft ze niet te rapporteren. Het effect
op de vermogenspositie (de belangrijkste informatievraag voor OCW) is namelijk gering.
-
• Met betrekking tot de financiële rechtmatigheid wordt onderscheid gemaakt tussen materiële
en niet-materiële fouten. De school/instelling corrigeert voor zover mogelijk geconstateerde
fouten. De school/ instelling kan echter dergelijke fouten meestal niet corrigeren.
De instellingsaccountant informeert het bestuur en het interne toezichthoudende orgaan
hierover conform de geldende beroepsvoorschriften. Materiële fouten (d.w.z. fouten
groter dan de goedkeuringstolerantie) hebben invloed op de strekking van de controleverklaring
en worden uit dien hoofde in de controleverklaring toegelicht. Ten aanzien van niet-materiële
fouten (d.w.z. fouten kleiner dan de goedkeuringstolerantie) stelt de instellingsaccountant
een rapport van bevindingen op zoals opgenomen in Accountantsproducten / Rapportering
met inachtneming van de geldende rapportagetolerantie.
2.1.5 Algemeen referentiekader
1 januari 2014
In het accountantsprotocol is op het hoogste niveau het referentiekader opgenomen.
Met betrekking tot een aantal posten en/of stromen is in dit accountantsprotocol ook
een aantal specifieke criteria opgenomen die voortvloeien uit de wet- en regelgeving.
De beroepsvoorschriften voor instellingsaccountants zoals opgenomen in de Nadere Voorschriften
Controle- en Overige Standaarden (NV COS) zijn altijd onderdeel van de controlecriteria.
2.1.6 Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
1 december 2015
De instellingsaccountant stelt vast dat de school, instelling of het EOZ de aanwijzingen
heeft verwerkt en/of de correcties heeft opgevolgd waarover DUO of de Inspectie van
het Onderwijs eerder met de school, instelling of het EOZ heeft gecorrespondeerd in
een jaarlijkse brief. Indien de aanwijzingen niet zijn verwerkt en/of de correcties
niet zijn opgevolgd dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen
zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.
Door de Inspectie van het Onderwijs wordt alleen een brief verstuurd met aanwijzingen
voor de controle indien in voorgaande controlejaar (2015) door de instelling een niet
goedkeurende controleverklaring en/of een rapport van bevindingen van de instellingsaccountant
bij DUO is ingediend.
2.1.7 Steunen op de werkzaamheden van een AK
1 januari 2014
Schoolbesturen hebben in veel gevallen hun administratie uitbesteed aan een administratiekantoor
(AK). De AK’s verrichten ten behoeve van deze schoolbesturen en de onder hen ressorterende
scholen veelal de financiële, personele en salarisadministratie en vervaardigen de
jaarrekening van de besturen. De scholen leveren daartoe hun primaire vastleggingen
(inkoopfacturen, mutaties ten aanzien van in- en uitdiensttredingen en andere mutaties
in salarissen) aan de AK’s, de AK’s verrichten hierop controle op o.a. deugdelijkheid
en autorisatie en verwerken deze. Op onder andere deze controles en op verwerkingscontroles
van AK’s steunen instellingsaccountants bij de controle van de jaarstukken en het
onderzoek naar de bekostigingsgegevens.
Bij de toepassing van risicoanalyse bij de accountantscontrole dient de instellingsaccountant
voor het bepalen van de aard en omvang van het risico van een afwijking van materieel
belang onder andere kennis te verkrijgen van de entiteit en haar omgeving. Onder de
entiteit wordt hier, ook in geval van een AK-gerichte aanpak, de organisatie van de
school en het schoolbestuur verstaan. De interne beheersingsomgeving wordt in geval
van een AK-gerichte aanpak op het niveau van een administratiekantoor (en niet per
afzonderlijk schoolbestuur) ingericht. De instellingsaccountant toetst daarom op dit
niveau of hij kan steunen op de getroffen maatregelen van interne beheersing. (Een
en ander hoeft niet te betekenen dat iedere afzonderlijke school in de systeemcontrole
dient te worden betrokken). Bij de toetsing van de maatregelen van IB dient hij rekening
te houden met verschillen in de zogenaamde ‘service level agreement tussen het AK
en de individuele besturen. Ook dient hij na te gaan of de controle van het AK alle
rechtmatigheidsaspecten van het accountantsprotocol raakt. Indien dit niet het geval
is zal de instellingsaccountant ook andere controles (dan gericht op het AK) moeten
verrichten.
Ongeacht het ingeschat risico van een afwijking van materieel belang en ongeacht de
keuze voor hetzij een bestuurgerichte, hetzij een AK-gerichte controleaanpak dient
de instellingsaccountant gegevensgerichte werkzaamheden op te zetten en uit te voeren
voor elke transactiestroom, post van de jaarrekening en elk onderdeel van de toelichting
op de jaarrekening van materieel belang.
2.2 Getrouwheid
2.2.1 Verslaggevingscriteria
1 december 2015
De verslaggevingscriteria vloeien voornamelijk voort uit de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs (RJO) BES, maar in een aantal gevallen kan ook andere wet- en regelgeving
bepalingen bevatten over de wijze waarop een school/instelling verslag doet. De rechtspersoon
richt de jaarstukken in op basis van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES.
Voor de instellingsaccountant vormt de regeling een verslaggevingscriterium. De instellingsaccountant stelt vast dat de jaarstukken aan de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs BES voldoen.
2.2.2 Bezoldiging bestuurders
1 januari 2014
Aanvullende verslaggevingscriteria: RJO BES artikel 3, lid 4.
De instellingsaccountant stelt vast dat de opgave van het bedrag van de bezoldiging
voor de bestuurders juist en volledig is. Volgens de regeling jaarverslaggeving onderwijs BES artikel 3, lid 4 gaat het om de
individuele beloningsgegevens op naamsniveau van bestuurders en gewezen bestuurders
en eventuele toezichthouders.
2.2.3 Bestuursverslag
-
• Algemeen
-
• Rapportering
Algemeen
1 december 2016
Met betrekking tot het bestuursverslag stelt de instellingsaccountant vast dat:
-
• het bestuursverslag alle wettelijk verplichte elementen bevat, waaronder die op grond
van de RJO (aanwezigheidstoets);
-
• de in de jaarrekening en in het bestuursverslag opgenomen informatie op elkaar aansluit
(consistentietoets) en
-
• de inhoud van het bestuursverslag overeenkomt met de opgedane kennis van de instelling,
waaronder de bevindingen over de interne beheersing (signaleren materiële onjuistheden
bestuursverslag).
In bijlage 2 van de RJO BES is de set van gegevens ten behoeve van de continuïteitsparagraaf
als onderdeel van het bestuursverslag opgenomen. Voor dit onderdeel van het bestuursverslag wordt, in aanvulling op bovenstaande werkzaamheden
nog specifiek van de instellingsaccountant gevraagd vast te stellen dat de meerjarenbegroting
is ontleend aan de planning & control cyclus.
In het kader van ontleend aan de planning & control cyclus stelt de instellingsaccountant
minimaal de aansluiting vast tussen de interne informatie en de informatie, die is
opgenomen in de continuïteitsparagraaf (reconstrueerbaarheid van de informatie).
Indien de accountant vaststelt dat de meerjarenbegroting hieraan niet voldoet, dan
neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld
in Accountantsproducten / rapportering.
Rapportering
1 januari 2011
De instellingsaccountant neemt, indien niet voldaan is aan de wettelijke bepalingen
een tekstpassage hieromtrent op in de controleverklaring onder de ‘Verklaring over
de in het jaarverslag opgenomen andere informatie’.
2.3 Financiële rechtmatigheid
2.3.1 Referentiekader
1 december 2014
De volgende wet- en regelgeving valt onder de reikwijdte van het oordeel van de instellingsaccountant
over de financiële rechtmatigheid:
-
• de relevante bepalingen in de onderwijswet- en regelgeving BES, deze zijn in detail
opgenomen in bijlage 1 bij dit accountantsprotocol;
-
• Ambtenarenwet BES (en daarop berustende regelingen, waaronder het Rechtpositiebesluit
ambtenaren BES, de per eilandgebied bij overeenkomst vastgestelde nieuwe uniforme
salarisregeling voor leraren en de nog vast te stellen uniforme salarisregeling voor
de directie en voor het onderwijsondersteunende personeel)(niet voor EOZ) en
-
• individuele subsidiebeschikkingen waaruit blijkt dat deze verantwoord moeten worden
in model G onder 2 (zie ook paragraaf 2.3.2).
De overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals de belastingwetgeving
valt dus buiten het kader voor de financiële rechtmatigheid. Deze overige wet- en
regelgeving neemt de instellingsaccountant wel mee in zijn werkzaamheden ten aanzien
van de getrouwbeeld verklaring in het kader van Standaard 250 Het belang van wet-
en regelgeving bij de controle van financiële overzichten.
Toelichting Kader Financiële Rechtmatigheid OCW BES wet- en regelgeving
Het kader bevat bepalingen (gehele regelingen of individuele (delen van) artikelen) uit de
wet- en regelgeving BES van OCW voor onderwijsinstellingen.
Opgenomen zijn bepalingen die de uitkomsten van de financiële transactie beïnvloeden.
Deze bepalingen geven aan welke uitgaven (en incidenteel: inkomsten) zijn toegestaan.
Het kader vervangt voor de scholen en instellingen niet de gehele wet- en regelgeving. Beoogd
is om volledig te zijn, maar het abusievelijk niet opnemen van een bepaling betekent
niet dat een school of instelling zich er niet aan hoeft te houden. Wel betekent het
dat de instellingsaccountant bij zijn controle kan uitgaan van het kader. Slechts
als de instellingsaccountant kennis krijgt van het niet naleven van relevante en materiële,
niet opgenomen, bepalingen dient de instellingsaccountant in overeenstemming met de
beroepsvoorschriften (Standaard 240 en Standaard 250) te handelen.
Het kader bevat dus niet:
-
• bepalingen voor de inrichting van het onderwijs;
-
• bepalingen voor het verkrijgen van bekostiging (bekostigingsparameters, aanvragen,
termijnen etc.);
-
• bepalingen voor derden zoals het openbaar lichaam;
-
• bepalingen over hoe OCW om moet gaan met de (rechten van) scholen en instellingen;
-
• bepalingen voor het afleggen van verantwoording (voor jaarrekening, jaarverslag, specifieke
subsidieverantwoordingen);
-
• bepalingen voor het inrichten van administraties.
De bepalingen vallen uiteen in de volgende categorieën:
-
• de activiteiten waarvoor kosten mogen worden gemaakt;
-
• de toegestane kostensoorten;
-
• de maximale hoogte van bepaalde uitgaven;
-
• de maximale en minimale hoogte van bepaalde inkomsten;
-
• invloed op balansmutaties.
Als er sprake is van algemene bepalingen voor toegestane uitgaven, dan zijn ook de
bepalingen opgenomen die de algemene bepalingen beperken, doch niet de bepalingen
die een verruiming bieden. Als een instellingsaccountant vast kan stellen (positieve
controle) dat de verruimende bepaling van toepassing is, kan hij de uitgaven of inkomsten
alsnog goedkeuren.
Soms wordt in een opgenomen bepaling verwezen naar een andere bepaling (artikel).
Die is voor de overzichtelijkheid van het kader dan niet opgenomen.
Niet voor alle bepalingen die zijn opgenomen in het kader zijn expliciet minimale
werkzaamheden opgenomen. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij zijn
controle in het kader van de financiële rechtmatigheid zo inricht, dat hij met inachtneming
van de gegeven controletolerantie tot een oordeel over de financiële rechtmatigheid
kan komen.
2.3.2 Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
1 juli 2015
De instellingsaccountant stelt op grond van de bekostigings/subsidievoorwaarden vast
dat de (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidie met bestedingsverplichting rechtmatig
is besteed. Dit betreft de in model G onder G2 verantwoorde subsidies. Voor nog te besteden (geoormerkte)
aanvullende bekostiging/subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit
voorgaande accountantsprotocollen van kracht (overzicht wet- en regelgeving). In alle gevallen zijn de aanwijzingen in de individuele subsidiebeschikkingen ten
aanzien van verantwoorden leidend.
Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).
Het totaalbedrag van de bestedingen (in het controlejaar) van de geoormerkte aanvullende
bekostiging/subsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de
controle van de bestedingen moeten worden toegepast. Het gaat hierbij om de totale
bestedingen, die verantwoord moeten worden in model G onder onderdeel 2, waarvan de
besteding in het betreffende kalenderjaar heeft plaatsgevonden. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate
van zekerheid kan verkrijgen dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een
belang dat groter is dan 3% van de totale bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende
bekostiging/subsidies.
Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole
niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie
voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de school/instelling
wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen, zoals uit de desbetreffende
regeling blijkt.
Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden
dan wel bekostigingsvoorwaarden en deze hebben mogelijk invloed op de totale omvang
van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging, dan moet de school/instelling
deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de bekostiging niet rechtmatig is,
dan ziet de instellingsaccountant erop toe dat de school/instelling dit corrigeert.
Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instellingsaccountant dat op in
een rapport van bevindingen zoals vermeld in Omgaan met fouten.
2.3.3 Personele lasten
-
• Omvang werkzaamheden
-
• Overig (niet voor EOZ)
Omvang werkzaamheden
1 juli 2016
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
vast in zijn dossier.
Bij de uitvoering van de risicoanalyse neemt de instellingsaccountant in acht hetgeen
is opgenomen in het onderwerp ‘Steunen op de werkzaamheden van een AK.’
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240.
De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor of een interne controle afdeling
van een instelling kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden
vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor of een interne controle afdeling
maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.
Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking
van specifieke IB dan dient hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het
bestaan en de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang
van deze toetsing is afhankelijk van de frequentie van de betreffende maatregel en
kan dan ook per maatregel verschillend zijn. De accountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende omvang procedure
testen uit:
|
Frequentie
|
Omvang procedure testen
|
|
Meerdere malen per dag
|
25
|
|
Dagelijks
|
15
|
|
Wekelijks
|
10
|
|
Maandelijks
|
3
|
|
Elk kwartaal
|
2
|
|
Jaarlijks
|
1
|
Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en
toetsingspunten door de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.
Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan
dient de betrouwbaarheid hiervan vast gesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden
dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde
gegevensverwerking (dit moet uit het onderzoekdossier van de accountant blijken) dan
kan volstaan worden met 1 (lijncontrole) test.
Bovenstaande werkzaamheden sluiten niet uit hetgeen in Standaard 330 (De wijze van
inspelen door de accountant op ingeschatte risico’s) is opgenomen ten aanzien van
gebruikmaken van controle-informatie die tijdens vorige controles is verkregen.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de effectieve werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast
te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Indien de instellingsaccountant tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de effectieve
werking van de IB verricht hij daarnaast nog de volgende minimale werkzaamheden:
-
• De instellingsaccountant analyseert de formatieoverzichten en de verzamelloonstaat
van de scholen ressorterend onder het bestuur. In deze analyse wordt betrokken: salarisschalen,
de omvang en samenstelling van eventuele niet norm-functies binnen de formatie, de
betrekkingsomvang van de dienstbetrekkingen en ongebruikelijke beloningen. Deze analyse
wordt door de instellingsaccountant uitgevoerd op bestuursniveau.
-
• Daarnaast voert de instellingsaccountant een cijferbeoordeling uit op de personele
kosten, in relatie tot de begroting en de jaarrekening van het voorgaande jaar. Bij
sterke fluctuaties en ongebruikelijke saldi controleert de instellingsaccountant met
detailstukken. De cijferbeoordeling vindt plaats op bestuursniveau.
De instellingsaccountant moet het gestelde in Standaard 520 Cijferanalyse in bovenstaande
werkzaamheden betrekken.
Overig (niet voor EOZ)
1 december 2016
Aanvullende controlecriteria: Ambtenarenwet BES en daarop berustende regelingen, waaronder
het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, de per eilandgebied bij overeenkomst vastgestelde
nieuwe uniforme salarisregeling voor onderwijspersoneel.
De instellingsaccountant controleert of de instelling de Ambtenarenwet BES (waaronder
de genoemde regelingen) naleeft. Van deze wet- en regeling afwijkende betalingen zijn onrechtmatig .
2.4 Overige rechtmatigheid
2.4.1 Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO (niet voor EOZ)
1 december 2015
Aanvullende controlecriteria:
-
* WPO BES: artikel 3, lid 1 onder a, artikel 4, lid 1 onder a en artikel 34, lid 2 onder
a, onder 1
-
* WVO BES: artikel 80, lid 1 onder a, artikel 83, lid 1 onder a en artikel 84, lid 1
onder a
-
* Tijdelijk Besluit Saba Comprehensive School BES, artikel 13, lid 2 onder a
-
* WEB BES: artikel 4.2.1., lid 2 onder a, artikel 4.2.2, lid 1 onder a, artikel 4.3.1.
Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie). De instellingsaccountant stelt vast dat de verklaring omtrent het gedrag (die voldoet
aan de wettelijke eisen) -met inachtneming van de controletolerantie- is opgenomen
in het personeelsdossier voor alle personeelsleden in loondienst bij het bevoegd gezag
of de instelling, waarvoor dit wettelijk vereist is.
Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport
van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering. Hierin vermeldt de instellingsaccountant het aantal ontbrekende verklaringen omtrent
het gedrag per categorie personeel directie (in de sector PO en VO), onderwijsgevend
personeel (alle sectoren), onderwijsondersteunend personeel (alle sectoren) en overige
personeel (sector MBO) per school of onderwijsinstelling (BRIN nr) en de reden voor
het ontbreken.
2.5 Controleverklaring inzake de jaarrekening
Algemeen
1 december 2016
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een andere dan een goedkeurende
verklaring afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Het feit dat hij een andere
dan een goedkeurende verklaring heeft afgegeven, gebruik maakt van een paragraaf ter
benadrukking van aangelegenheden en/of paragraaf inzake overige aangelegenheden (zie
ook NBA-handreiking 1119) moet hij vermelden op het zogenoemde Aanbiedingsformulier,
dat bij de indiening van de jaarrekening bij DUO moet worden gebruikt.
Ook geeft de instellingsaccountant op het Aanbiedingsformulier aan of er een afzonderlijk
rapport van bevindingen (zie paragraaf 1.1.3) is opgesteld.
Als de instellingsaccountant een andere dan een goedkeurende verklaring afgeeft, dan
sluit hij voor wat betreft de oordeelsparagraaf aan bij de teksten van deel 3 sectie
II van de HRA ( deel Voorbeeldteksten), uitgegeven door de NBA.
Indien het bevoegd gezag rijksbekostiging ontvangt voor meerdere sectoren op grond
van meerdere wetten, dan wordt in de controleverklaring verwezen naar de wetten, op
grond waarvan dan een jaarrekening aan het ministerie wordt verstrekt.
Accountants kunnen vrijwillig gebruik maken van de uitgebreidere controleverklaring(zie
Standaard 700.31 herzien) in overleg met de betreffende instelling. Hiervoor zijn
optionele passages in de voorbeeldverklaring opgenomen. Bij toepassing van de uitgebreidere
controleverklaring volgt de accountant de aanwijzingen in de beroepsstandaarden.
Meer informatie over de uitgebreidere controleverklaring is te vinden op de website
van het NBA: https://www.nba.nl/Wet-en-regelgeving/Adviescollege-Beroepsreglementering1/Naar-een-uitgebreidere-controleverklaring/
Voorbeeldtekst goedkeurende controleverklaring
Dit voorbeeld is voor een enkelvoudige jaarrekening(inclusief eventueel groepsrelaties),
ingeval sprake is van een geconsolideerde jaarrekening met een enkelvoudige jaarrekening,
dan dient de voorbeeldtekst daar conform de beroepsvoorschriften op aangepast te worden.
1 december 2016
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Opdrachtgever
A. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 2016
Ons oordeel*)
Wij hebben de jaarrekening 2016 van ... (naam entiteit)**) te ... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd.
Naar ons oordeel:
-
• geeft de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening een getrouw beeld van de grootte
en de samenstelling van het vermogen van ... (naam entiteit)**) op 31 december 2016 en van het resultaat over 2016 in overeenstemming met de
Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES en de richtlijnen jaarverslaggeving (RJ);
-
• zijn de in de jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties
over 2016 in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand gekomen
in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen,
zoals opgenomen in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het Onderwijsaccountantsprotocol
BES 2016.
De jaarrekening bestaat uit:
-
(1) de balans per 31 december 2016;
-
(2) de staat van baten en lasten over 2016; en
-
(3) de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving
en overige toelichtingen.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de
Nederlandse controlestandaarden en het Onderwijsaccountantsprotocol BES 2016 vallen.
Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden
voor de controle van de jaarrekening’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam entiteit)**), zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants
bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijksregels
in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels
accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
[OPTIONEEL] Materialiteit
Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de
getrouwheid van de jaarrekening als geheel bepaald op € ... . De materialiteit is
gebaseerd op ...(nader in te vullen % van de relevante benchmark b.v. totale baten en/of balanstotaal). De materialiteit voor de financiële rechtmatigheid is bepaald op € ... , deze materialiteit
is gebaseerd op 3% van de totale publieke middelen, zoals voorgeschreven in paragraaf
2.1.3 Materialiteitstabel van het Onderwijsaccountantsprotocol BES 2016. In deze paragraaf
van het accountantsprotocol zijn tevens een aantal specifieke controle- en rapportagetoleranties
opgenomen, die wij hebben toegepast.
Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze
mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn.
Wij zijn met de opdrachtgever overeengekomen dat wij aan de opdrachtgever tijdens
onze controle geconstateerde afwijkingen boven de € ... rapporteren alsmede kleinere
afwijkingen, die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.
[OPTIONEEL] Reikwijdte van de groepscontrole*****)
... (naam entiteit) **) staat aan het hoofd van een groep van organisaties. De financiële informatie
van deze groep is opgenomen in de jaarrekening van ... (naam entiteit) **).
De groepscontrole heeft zich met name gericht op de significante onderdelen ... (uitleggen wat dit betreft: significante onderdelen zoals bedoeld op grond van Standaard
600. Bijvoorbeeld groepsonderdelen in specifieke landen, groepsonderdelen met significante
risico’s inzake waardering of complexe activiteiten). Bij de onderdelen ... (benoemen) hebben wij zelf controlewerkzaamheden uitgevoerd. Wij hebben gebruik gemaakt van
andere accountants bij de controle van ... (benoemen).Bij andere onderdelen hebben wij beoordelingswerkzaamheden of specifieke controlewerkzaamheden
uitgevoerd.
Door bovengenoemde werkzaamheden bij (groeps)onderdelen, gecombineerd met aanvullende
werkzaamheden op groepsniveau, hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie
met betrekking tot de financiële informatie van de groep verkregen om een oordeel
te geven over de jaarrekening.
[OPTIONEEL] De kernpunten van onze controle******)
In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele
oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten
van onze controle hebben wij met de opdrachtgever gecommuniceerd, maar vormen geen
volledige weergave van alles wat is besproken.
Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in
het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van
de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke
oordelen over deze kernpunten.
De beschrijving van een kernpunt bevat de volgende elementen:
-
• een beschrijving van het kernpunt;
-
• een samenvatting van de uitgevoerde controlewerkzaamheden;
-
• indien relevant, belangrijke opmerkingen met betrekking tot de kernpunten; en
-
• indien relevant, een verwijzing naar de toelichting of vermelding in het jaarverslag.
[OPTIONEEL]
Benoeming
Wij zijn door de opdrachtgever op dd-mm-jjjj (datum eerste benoeming) benoemd als
accountant van ... (naam entiteit) **) vanaf de controle van het boekjaar XXXX en
zijn sinds die datum tot op heden de externe accountant.
B. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie
Naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij, omvat het jaarverslag andere
informatie, die bestaat uit [aansluiten op de inhoudsopgave van het jaarverslag]:
-
• het bestuursverslag;
-
• de overige gegevens;
-
• ...
Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:
-
• met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiele afwijkingen bevat;
-
• alle informatie bevat die op grond van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES,
de RJ en paragraaf 2.2.3 Bestuursverslag van het Onderwijsaccountantsprotocol BES
2016 is vereist.
Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons
begrip verkregen vanuit de jaarrekeningcontrole en anderszins, overwogen of de andere
informatie materiële afwijkingen bevat.
Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs BES, paragraaf 2.2.3 Bestuursverslag van het Onderwijsaccountantsprotocol
BES 2016 en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde
diepgang als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening.
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie, waaronder
het bestuursverslag en de overige gegevens in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs BES, de RJ en de overige OCW wet- en regelgeving.
C. Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening
Verantwoordelijkheden van het bestuur****) voor de jaarrekening
Het bestuur****) is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van
de jaarrekening, in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES
en de richtlijnen jaarverslaggeving (RJ),.
Het bestuur****) is ook verantwoordelijk voor het rechtmatig tot stand komen van de
in de jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties, in overeenstemming
met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.
In dit kader is het bestuur****) tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne
beheersing die het bestuur****) noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening
en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.
Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur****) afwegen of de onderwijsinstelling
in staat is om haar activiteiten in continuïteit voort te zetten. Op grond van de
regeling jaarverslaggeving onderwijs BES en de richtlijnen jaarverslaggeving (RJ)
moet het bestuur****) de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling,
tenzij het bestuur****) het voornemen heeft om de onderwijsinstelling**) te liquideren
of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief
is. Het bestuur****) moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel
zou kunnen bestaan of de onderwijsinstelling haar activiteiten in continuïteit kan
voortzetten toelichten in de jaarrekening.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht,
dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door
ons af te geven oordeel, als bedoeld in ... ***).
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid
waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten
en fraude ontdekken.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fouten of fraude en zijn materieel indien
redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed
kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening
nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden
en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Een meer gedetailleerde beschrijving van onze verantwoordelijkheden is opgenomen in
de bijlage bij onze controleverklaring.
Plaats, datum
.... (naam accountantspraktijk)
.... (naam accountant)
Bijlage bij de controleverklaring:
Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar
relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
controlestandaarden, het Onderwijsaccountantsprotocol BES 2016, ethische voorschriften
en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:
-
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van
materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, dan wel het niet rechtmatig
tot stand komen van baten en lasten alsmede balansmutaties, het in reactie op deze
risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie
die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico
dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij
fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk
nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken
of het doorbreken van de interne beheersing;
-
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle
met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden.
Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit
van de interne beheersing van de onderwijsinstelling;
-
• het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving,
de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en het evalueren van de redelijkheid
van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening
staan;
-
• het vaststellen dat de door het bestuur****) gehanteerde continuïteitsveronderstelling
aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen
of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan
of de onderwijsinstelling haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij
concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht
om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen
in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring
aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen
is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden
kunnen er echter toe leiden dat een instelling haar continuïteit niet langer kan handhaven;
-
• het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin
opgenomen toelichtingen, en
-
• het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties
en gebeurtenissen en of de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten, alsmede
balansmutaties in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand zijn
gekomen.
[OPTIONEEL] Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel zijn wij verantwoordelijk
voor de aansturing van, het toezicht op en de uitvoering van de groepscontrole. In
dit kader hebben wij de aard en omvang bepaald van de uit te voeren werkzaamheden
voor de groepsonderdelen. Bepalend hierbij zijn de omvang en/of het risicoprofiel
van de groepsonderdelen of de activiteiten. Op grond hiervan hebben wij de groepsonderdelen
geselecteerd waarbij een controle of beoordeling van de volledige financiële informatie
of specifieke posten noodzakelijk was. *****)
Wij communiceren met de opdrachtgever onder andere over de geplande reikwijdte en
timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar
voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne
beheersing.
[OPTIONEEL] Wij bevestigen aan de opdrachtgever dat wij de relevante ethische voorschriften
over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met de opdrachtgever
over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze afhankelijkheid kunnen
beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid
te waarborgen.
[OPTIONEEL] Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis
van alle zaken die wij met de opdrachtgever hebben besproken. Wij beschrijven deze
kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving
of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang
van het maatschappelijk verkeer is.
*) Hier is sprake van één oordeel met een conclusie over getrouwheid en rechtmatigheid.
De strekkingen van eventuele niet-goedkeurende conclusies komen in deze ene paragraaf
te staan. Indien niet wordt voldaan aan de RJO BES artikel 3, lid 4 vervalt de optie
van een goedkeurend getrouwheidsoordeel.
**) Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector
PO vervangen door ‘de openbaar lichaam scho(o)l(en) voor primair onderwijs zonder
zelfstandige rechtspersoonlijkheid van het openbaar lichaam... (naam openbaar lichaam)’.
Ingeval sector VO is ‘naam entiteit’ te lezen als ‘naam bevoegd gezag’.
***) Opnemen hetgeen van toepassing is:
-
– artikel 131, vierde lid van de Wet primair onderwijs BES;
-
– artikel 17, derde lid van het Bekostigingsbesluit WVO BES;
-
– artikel 2.3.1, vierde lid van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;
-
– artikel 8, derde lid van de subsidiebeschikking d.d. 8 oktober 2015 met kenmerk BEK/BPR-2015/18384M;
-
– artikel 8, derde lid van de subsidiebeschikking d.d. 18 augustus 2014 met kenmerk
BEK/BPR-2014/26398M;
-
– artikel 7, tweede lid van de subsidiebeschikking d.d. 13 augustus 2015 met kenmerk
BEK/BPR-2015/16320M;
-
– artikel 8, derde lid van de subsidiebeschikking d.d. 18 augustus 2014 met kenmerk
BEK/BRP-2014/26399M;
-
– artikel 7, tweede lid van de subsidiebeschikking d.d. 13 augustus 2015 met kenmerk
BEK/BRP-2015/16319M.
****) Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector
PO of een school in de sector VO ’bestuur van de entiteit’ vervangen door ‘het bevoegd
gezag van de scho(o)l(en)’.
*****) Optioneel op te nemen ingeval een groepscontrole aan de orde is, bijvoorbeeld
belangrijke niet geconsolideerde deelnemingen. Deze tekst inclusief paragraafkop kan
specifiek worden gemaakt.
******) Deze tekst kan specifiek worden gemaakt. Bij vrijwillige toepassing van de nieuwe
controleverklaring is de passage over de kernpunten van de controle facultatief. Ingeval
de accountant ervoor kiest deze passage op te nemen is hij verplicht de passages over
materialiteit en, in voorkomend geval, over de reikwijdte van de groepscontrole op
te nemen.
3 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens
3.1 Inleiding
1 december 2016
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de bekostiging/rijksbijdrage.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
deze bekostigingsgegevens vaststelt. Hij geeft daarover een afzonderlijk assurance-rapport
af.
Krachtens de onderwijswetgeving wordt een accountantsverklaring bij de bekostigingsgegevens
gevraagd. Door de wijziging van het verklaringenstelsel geeft de instellingsaccountant
echter niet langer een accountantsverklaring af bij de bekostigingsgegevens maar een
assurance-rapport. Deze rapportagevorm wordt gebruikt als andere aspecten dan alleen
de getrouwheid van de financiële informatie moeten worden getoetst en als het andere
informatie dan historische financiële informatie betreft, zoals bij de bekostigingsgegevens
het geval is. Voor een assurance-rapport is Standaard 3000 leidend, waarbij OCW bepaalt
dat het assurance-rapport hetzelfde zekerheidsniveau dient te verschaffen als voorheen
de accountantsverklaring. Assurance-opdrachten die leiden tot een assurance-rapport
moeten aan vergelijkbare kwaliteitseisen voldoen als assurance-opdrachten die leiden
tot een controleverklaring.
In dit accountantsprotocol wordt voor elke sector in een afzonderlijk gedeelte in
gegaan op de meest relevante wet- en regelgeving en het onderzoek van de bekostigingsgegevens.
Aan het einde van elk onderdeel is de tekst van het af te geven goedkeurende assurance-rapport
opgenomen.
Voor het omgaan met geconstateerde fouten met betrekking tot de rechtmatigheid geldt
voor het accountantsonderzoek van de bekostigingsgegevens dat fouten die invloed kunnen
hebben op de hoogte van de rijksbijdrage OCW moeten worden gecorrigeerd door de school/instelling.
Als deze fouten niet door de school/instelling (kunnen) worden gecorrigeerd dan informeert
de instellingsaccountant het bevoegd gezag/bestuur en het interne toezichthoudende
orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften en handelt als volgt:
-
• bij materiële fouten (≥ 2% van de rijksbijdrage): materiële fouten hebben invloed
op de strekking van het assurance-rapport en worden uit dien hoofde in het assurance-rapport
toegelicht;
-
• bij niet-materiële fouten (< 2% van de rijksbijdrage): niet-materiële fouten worden
opgenomen in een rapport van bevindingen zoals uiteengezet in Accountantsproducten / rapportering. Omdat OCW het uitgangspunt hanteert dat fouten door de school/instelling worden
gecorrigeerd is dit rapport een uitzonderingsrapportage. DUO zal indien nodig op basis
van het rapport overgaan tot bijstelling van de rijksbijdrage van de school/instelling.
Het is de verantwoordelijkheid van de school/instelling in de sector PO en de sector
MBO om de bekostigingsgegevens voorzien van een goedkeurend assurance-rapport bij
DUO vestiging Zoetermeer in te dienen. DUO vestiging Zoetermeer accepteert alleen
goedkeurende assurance-rapporten. DUO vestiging Zoetermeer kan en zal geen interpretatie
doen van de gestuurde gegevens. Niet-goedkeurende assurance-rapporten en/of die niet
voldoen aan de eisen van dit accountantsprotocol, worden door DUO vestiging Zoetermeer
teruggestuurd naar de school/instelling. De school/instelling is ervoor verantwoordelijk
dat er alsnog binnen de gestelde termijn een assurance-rapport wordt ingestuurd dat
voldoet aan de eisen van dit accountantsprotocol.
Als de instellingsaccountant een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft
of een eventueel separaat rapport van bevindingen moet hij dat duidelijk aangeven
op de aanbiedingsbrief bij het assurance-rapport en het aanbiedingsformulier dat bij
de indiening van de bekostigingsgegevens bij DUO moet worden gebruikt. Daarbij worden
alle fouten, onjuistheden en onzekerheden opgenomen die van invloed (kunnen) zijn
op de totale omvang van de door OCW verstrekte en/of te verstrekken bijdragen.
Tot slot wordt opgemerkt dat bij het ontbreken van een tijdig ingediend goedkeurend
assurance-rapport voor de betreffende scholen/instellingen de minister een sanctie
kan opleggen.
In de paragrafen voor de sectoren PO en MBO is met ingang van het OAP BES 2016 een
nieuwe tabel toegevoegd m.b.t. de omvang van gegevensgerichte werkzaamheden in geval
van toepassing van deelpopulaties per soort gegeven. Ter toelichting hierop is een
stroomschema opgenomen in bijlage 2.
3.2 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO
3.2.1 Algemeen
1 december 2015
Het accountantsprotocol PO is een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 131, lid
4 van de Wet op het Primair Onderwijs BES (WPO BES).
Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de
wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen
aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals
genoemd in artikel 132, lid 1 van de WPO BES. Voor de tekst van het assurance-rapport
is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Hiermee
wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd. Het onderzoek betreft de gegevens
die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform de WPO BES; deze gegevens
kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens PO is van toepassing op (artikel 1 van
de WPO BES) basisscholen.
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
Deze wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl
De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie
met DUO is beschreven in de folder ‘Leerlingtelling 1 oktober 2016 voor de bekostiging’,
deze is te vinden in de administratie van de school. De instelling overlegt aan de
instellingsaccountant het gewaarmerkte overzicht geregistreerde tellingen (OGT). De
accountant kan op een kopie daarvan zijn correcties aangeven.
In februari 2017 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over
de informatie uitwisseling met DUO. Het is wenselijk dat de instellingsaccountant
op de hoogte is van de inhoud van deze brief.
3.2.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
3.2.2.1 Object van onderzoek
1 januari 2012
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover
een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
Het voor de bekostiging relevante soort gegeven van de scholen betreft het aantal
ingeschreven leerlingen per 1 oktober 2016.
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
Bij de scholen
3.2.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
1 december 2016
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
vast in zijn dossier. Hierin wordt aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf
3.2.2.3 minimale werkzaamheden voor leerlingen per 1-10-2016) en moet per toetsingspunt
duidelijk zijn of er al dan niet sprake is van een significant risico.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere Standaard 240.
De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor of een interne controle-afdeling
van de school kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden
vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor of de interne controle- afdeling
maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.
De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse
afzonderlijke onderzoekspopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd
in paragraaf 3.2.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse
van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht
onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.
Steunen op IB
Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking
van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te
toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder standaard 315 en 330)
is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen
voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te
worden.
Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient
hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve
werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk
van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend
zijn. De accountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende omvang procedure
testen uit:
|
Frequentie
|
Omvang procedure testen
|
|
Meerdere malen per dag
|
25
|
|
Dagelijks
|
15
|
|
Wekelijks
|
10
|
|
Maandelijks
|
3
|
|
Elk kwartaal
|
2
|
|
Jaarlijks
|
1
|
Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en
toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 3.2.2.3. minimale werkzaamheden onder
de werkzaamheden voor leerlingen per 1-10-2016) door de betreffende IB maatregel zijn
afgedekt.
Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan
dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden
dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde
gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten (dit
moet uit het onderzoekdossier van de accountant blijken) dan kan volstaan worden met
1 (lijncontrole) test.
Indien één interne beheersingsmaatregel op dezelfde wijze van toepassing is bij meerdere
BRINs dan wordt bedoeld dat voor de toetsing van die betreffende maatregel volstaan
kan worden met het minimum aantal testen uit de tabel. Hierbij dienen deze testen
wel dusdanig gespreid te worden dat de relevante BRINs in voldoende mate in de toetsing
worden meegenomen.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast te liggen
op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Gegevensgerichte werkzaamheden
Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de
instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor
alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 3.3.2.1.
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten
gegevens zijn gedefinieerd.
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie
komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB, kan de instellingsaccountant
zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens en indien van toepassing per
deelonderzoekspopulatie) beperken tot:
|
Aantal leerlingen
|
Omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
|
< 101
|
5 deelwaarnemingen
|
|
>100 en < 501
|
10 deelwaarnemingen
|
|
>500 en < 1001
|
15 deelwaarnemingen
|
|
>1000
|
20 deelwaarnemingen
|
Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de accountant rekening met zijn
risico inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op meer risicovolle
records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te worden.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant
worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang
op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Niet steunen op IB
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET
kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoekaanpak, wordt
gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van
de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
− bepaling van de massa;
-
− bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
− wijze van selectie van de posten;
-
− een foutenevaluatie.
B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens
zijn gedefinieerd
Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde
onderzoekpopulatie hanteert de accountant op basis van COS 530 (bijlage 4) de volgende
minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:
|
Populatie / aantal keer materialiteit
|
Steunen op IB – laag risico
|
Steunen op IB – normaal risico/Niet steunen IB-laag risico
|
Steunen op IB – significant risico / Niet steunen IB – normaal risico
|
Niet steunen op IB – significant risico
|
|
1
|
1
|
1
|
2
|
3
|
|
2
|
1
|
2
|
3
|
6
|
|
3
|
1
|
3
|
5
|
9
|
|
4
|
1
|
3
|
6
|
12
|
|
5
|
1
|
4
|
8
|
15
|
|
6
|
2
|
5
|
9
|
18
|
|
7
|
2
|
5
|
11
|
21
|
|
8
|
2
|
6
|
12
|
24
|
|
9
|
2
|
7
|
14
|
27
|
|
10
|
2
|
7
|
15
|
30
|
|
15
|
3
|
11
|
23
|
45
|
|
20
|
4
|
14
|
30
|
60
|
|
25
|
5
|
18
|
38
|
75
|
|
30
|
6
|
21
|
45
|
75
|
|
40
|
8
|
28
|
60
|
75
|
|
50
|
10
|
35
|
75
|
75
|
|
100
|
20
|
70
|
75
|
75
|
Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met COS 450 te worden
geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid
te verkrijgen over de betreffende populatie.
In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het
onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
− bepaling van de massa;
-
− bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
− wijze van selectie van de posten;
-
− een foutenevaluatie.
3.2.2.3 Minimale werkzaamheden
1 januari 2012
Algemene werkzaamheden scholen
De instellingsaccountant stelt vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Aansluiting overzicht geregistreerde telgegevens op leerlingenadministratie.
|
– het aantal leerlingen per 1 oktober 2016 volgens het overzicht geregistreerde telgegevens
aansluit op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie.
|
|
Voldoen leerlingen- administratie. Artikel 7 t/m 10 van het Bekostigingsbesluit WPO
BES.
|
– de leerlingenadministratie voldoet aan de minimaal daaraan te stellen eisen en aan
de bewaartermijn (de gegevens die in de leerlingenadministratie zijn opgenomen, blijven
daarvan in ieder geval deel uitmaken gedurende 5 jaar nadat de desbetreffende leerling
van de school is uitgeschreven).
|
|
Vaststellen ongeoorloofd verzuim. Artikel 11, lid 1 en lid 2 van het Bekostigingsbesluit
WPO BES.
|
– alle leerlingen die vanaf het begin van het schooljaar (de eerste werkelijke schooldag)
tot de teldatum meer dan de helft van het aantal schooldagen zonder geldige reden
hebben verzuimd niet mee tellen voor de bekostiging.
|
Leerlingen per 1-10-2016
Van de ingeschreven leerlingen per 1 oktober 2016, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Daadwerkelijk ingeschreven. Artikel 7, lid 1 van het Bekostigingsbesluit WPO BES.
|
– leerlingen alleen meetellen als ze daadwerkelijk ingeschreven zijn op de school (brinnummer).
|
|
Datum geboorte artikel 43 lid 1 en lid 4 van de WPO.
|
– de leerling niet te jong of te oud is voor het basisonderwijs
|
|
Datum in- en uitschrijving artikel 8 en 9 van het Bekostigingsbesluit WPO BES.
|
– de in- en uitschrijfdatum juist in de leerlingenadministratie is opgenomen.
|
3.2.3 Assurance-rapport
-
• Algemeen
-
• Assurance-rapport PO
Algemeen
1 januari 2012
De assurance-rapporten voor PO worden opgesteld op bestuursniveau (niveau bevoegd
gezag). De aan het oordeel ten grondslag liggende bevindingen moeten echter herleidbaar
zijn tot op schoolniveau.
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport PO
1 december 2016
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
de bekostigingsgegevens voor scholen voor Primair Onderwijs
Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant over het(de) overzicht(en) van
de bekostigingsgegevens
Aan: Opdrachtgever
Ons oordeel
Wij hebben het(de) [bijgevoegde en door ons gewaarmerkte] overzicht(en) geregistreerde
tellingen van ... (naam bevoegd gezag) ... te ... (zetel) ten behoeve van de berekening
van de rijksbijdrage 2017, als bedoeld in artikel 66, lid 1 van de wet op het primair
onderwijs BES op juistheid onderzocht.
Naar ons oordeel is(zijn) het(de) overzicht(en) geregistreerde tellingen van ... (naam
bevoegd gezag), in alle van materieel belang zijnde aspecten, juist opgesteld in overeenstemming
met het Onderwijsaccountantsprotocol BES 2016.
Dit overzicht geregistreerde tellingen bevat het aantal ingeschreven leerlingen op
1 oktober 2016.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze assurance-opdracht met betrekking tot het(de) overzicht(en) geregistreerde
tellingen verricht in overeenstemming met het recht dat geldt in de openbare lichamen
Bonaire, Saba en Sint Eustatius, waaronder het Onderwijsaccountantsprotocol BES 2016
en de Nederlandse Standaard 3000 ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle
of beoordeling van historische financiële informatie’. Deze assurance-opdracht is
gericht op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden
op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de
assurance-opdracht betreffende het(de) overzicht(en)’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam bevoegd gezag) zoals vereist in de Verordening
inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere
relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben wij voldaan aan
de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Beperking in gebruik en verspreidingskring
Het(de) overzicht(en) geregistreerde tellingen is/zijn opgesteld voor de Minister
van OCW met als doel de berekening van de rijksbijdrage van 2017 voor ... (naam bevoegd
gezag) vast te stellen. Hierdoor is het(de) overzichten geregistreerde tellingen mogelijk
niet geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend
bestemd voor ... (naam bevoegd gezag) en de Minister van OCW en dient niet te worden
verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
Verantwoordelijkheden van het bestuur voor het (de) overzicht(en)
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opstellen van het(de) overzicht(en)
in overeenstemming met de Wet op het primair onderwijs BES en de vereisten zoals opgenomen
in het Onderwijsaccountantsprotocol BES 2016.
Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het opstellen van het(de) overzicht(en) mogelijk te maken zonder afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.
Onze verantwoordelijkheden voor de assurance-opdracht betreffende het(de) overzicht(en)
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een assurance-opdracht,
dat wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door
ons af te geven oordeel.
Onze assurance-opdracht is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van
zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze assurance-opdracht niet alle
materiële fouten en fraude ontdekken.
Wij passen de ‘Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van assurance-opdrachten
(RA/AA)’ toe. Op grond daarvan beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing
inclusief vastgelegde richtlijnen en procedures inzake de naleving van ethische voorschriften,
accountantsstandaarden en andere relevante wet- en regelgeving.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fouten of fraude en zijn materieel indien
redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed
kunnen zijn op de beslissingen die gebruikers op basis van deze overzichten nemen.
De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze assurance-werkzaamheden
en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze assurance-opdracht professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar
relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
Standaard 3000 en het Onderwijsaccountantsprotocol BES 2016.
Onze assurance-opdracht bestond onder andere uit:
-
• het verkrijgen van kennis omtrent de totstandkoming van het(de) overzicht(en) waaronder,
afhankelijk van het object van onderzoek, het verkrijgen van kennis omtrent de interne
beheersing;
-
• het op basis van deze kennis inschatten van de risico’s dat het(de) overzicht(en)
onjuistheden van materieel belang bevat;
-
• het reageren op de ingeschatte risico’s, waaronder het ontwikkelen van en algehele
aanpak, en het bepalen van de aard, de tijdsfasering en de omvang van assurance-werkzaamheden,
die duidelijk zijn gekoppeld aan de gesignaleerde risico’s, waarbij minimaal de in
het Onderwijsaccountantsprotocol BES 2016 opgenomen werkzaamheden zijn uitgevoerd;
-
• en het evalueren van de toereikendheid van de assurance-informatie.
Plaats, datum
... (naam accountantsorganisatie)
... (naam accountant)
[Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:]
3.3 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO
3.3.1 Algemeen
1 januari 2012
Omdat de betreffende wet- en regelgeving nog niet in werking is getreden, wordt er
geen bekostigingsonderzoek gevraagd in de sector VO.
3.4 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector MBO
3.4.1 Algemeen
1 januari 2014
Het accountantsprotocol MBO wordt conform artikel 2.3.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs
BES (WEB BES) en krachtens het Uitvoeringsbesluit WEB BES (artikel 5, lid 1) vastgesteld
bij ministeriële regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden
uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag
liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen verklaring omtrent de getrouwheid),
zoals genoemd in artikel 2.2.5, lid 5 van de WEB BES. Voor de tekst van het assurance-rapport
is een format opgenomen dat door de deskundige moet worden gebruikt. Hiermee wordt
tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd. Het onderzoek betreft de gegevens
die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform het Uitvoeringsbesluit
WEB; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens mbo is van toepassing op (artikel 1.1.1
van de WEB BES) instellingen die beroepsonderwijs verzorgen.
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
-
− de WEB BES;
-
− het Uitvoeringsbesluit WEB BES;
-
− de Regeling vaststelling kwalificaties en opleidingsdomeinen BES;
-
− het Besluit samenwerking VO BVE BES.
Deze wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl
De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie
met DUO is beschreven in de folder ‘Leerlingtelling 1 oktober 2016 voor de bekostiging’,
deze is te vinden in de administratie van de school. De instelling overlegt aan de
instellingsaccountant het gewaarmerkte overzicht geregistreerde tellingen (OGT). De
accountant kan op een kopie daarvan zijn correcties aangeven.
In februari 2017 ontvangt het bevoegd gezag van een instelling een brief van DUO over
de informatie uitwisseling met DUO. Het is noodzakelijk dat de instellingsaccountant
op de hoogte is van de inhoud van deze brief.
3.4.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
3.4.2.1 Object van onderzoek
1 januari 2012
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover
een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
Het voor de bekostiging relevante soort gegeven van de onderwijsinstellingen betreft:
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
Bij de onderwijsinstellingen
3.4.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
1 december 2016
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
vast in zijn dossier. Hierin wordt aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf
3.4.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor deelnemers per 1-10-2016)
en moet per toetsingspunt duidelijk zijn of er al dan niet sprake is van een significant
risico.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere Standaard 240.
De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen
niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden
van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur
van het onderzoeksobject.
De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse
afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd
in paragraaf 3.4.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse
van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht
onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.
Steunen op IB
Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking
van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te
toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder standaard 315 en 330)
is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen
voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te
worden.
Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient
hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve
werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk
van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend
zijn. De accountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende omvang procedure
testen uit:
|
Frequentie
|
Omvang procedure testen
|
|
Meerdere malen per dag
|
25
|
|
Dagelijks
|
15
|
|
Wekelijks
|
10
|
|
Maandelijks
|
3
|
|
Elk kwartaal
|
2
|
|
Jaarlijks
|
1
|
Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en
toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 3.4.2.3. minimale werkzaamheden onder
de werkzaamheden voor deelnemers per 1-10-2016) door de betreffende IB maatregel zijn
afgedekt.
Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan
dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden
dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde
gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten (dit
moet uit het onderzoekdossier van de accountant blijken) dan kan volstaan worden met
1 (lijncontrole) test.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te
liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Gegevensgerichte werkzaamheden
Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de
instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor
alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 3.4.2.1.
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten
gegevens zijn gedefinieerd.
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie
komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB, kan de instellingsaccountant
zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegeven) beperken tot:
|
Aantal deelnemers
|
Omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
|
< 101
|
5 deelwaarnemingen
|
|
>100 en < 501
|
10 deelwaarnemingen
|
|
>500 en < 1001
|
15 deelwaarnemingen
|
|
>1000
|
20 deelwaarnemingen
|
Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de accountant rekening met zijn
risico inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op meer risicovolle
records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te worden.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant
worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang
op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Niet steunen op IB
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET
kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt
gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van
de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
− bepaling van de massa;
-
− bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
− wijze van selectie van de posten;
-
− een foutenevaluatie.
B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens
zijn gedefinieerd
Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde
onderzoekpopulatie hanteert de accountant op basis van COS 530 (bijlage 4) de volgende
minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:
|
Populatie / aantal keer materialiteit
|
Steunen op IB – laag risico
|
Steunen op IB – normaal risico/ Niet steunen IB- laag risico
|
Steunen op IB – significant risico / Niet steunen IB – normaal risico
|
Niet steunen op IB – significant risico
|
|
1
|
1
|
1
|
2
|
3
|
|
2
|
1
|
2
|
3
|
6
|
|
3
|
1
|
3
|
5
|
9
|
|
4
|
1
|
3
|
6
|
12
|
|
5
|
1
|
4
|
8
|
15
|
|
6
|
2
|
5
|
9
|
18
|
|
7
|
2
|
5
|
11
|
21
|
|
8
|
2
|
6
|
12
|
24
|
|
9
|
2
|
7
|
14
|
27
|
|
10
|
2
|
7
|
15
|
30
|
|
15
|
3
|
11
|
23
|
45
|
|
20
|
4
|
14
|
30
|
60
|
|
25
|
5
|
18
|
38
|
75
|
|
30
|
6
|
21
|
45
|
75
|
|
40
|
8
|
28
|
60
|
75
|
|
50
|
10
|
35
|
75
|
75
|
|
100
|
20
|
70
|
75
|
75
|
Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met COS 450 te worden
geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid
te verkrijgen over de betreffende populatie.
In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het
onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
− bepaling van de massa;
-
− bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
− wijze van selectie van de posten;
-
− een foutenevaluatie.
3.4.2.3 Minimale werkzaamheden
1 december 2016
Algemene werkzaamheden onderwijsinstellingen
De instellingsaccountant stelt vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Aansluiting formulier gevraagde gegevens op deelnemersadministratie
|
– het aantal deelnemers per 1 oktober 2016 volgens het formulier aansluit op de gegevens
volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.
|
|
Erkenning opleidingen (WEB BES artikel 1.4.1. en artikel 2.1.1)
|
– alle op het formulier opgenomen opleidingen, waarop de deelnemers zijn ingeschreven
door de minister zijn erkend.
|
|
Maximaal 1 keer als inschrijving meetellen (WEB BES artikel 2.2.2.lid 4)
|
– elke ingeschreven deelnemer BBL of BOL maximaal 1 keer wordt meegeteld.
|
|
Naleving van Koppelingswet (WEB BES artikel 8.1.1 lid 2 onder c)
|
– de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van
de deelnemers die vallen onder de Koppelingswet (bij de inschrijving 18 jaar of ouder
en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).
|
|
Systeem presentieregistratie voor o.a. de melding van langdurige afwezigheid in het
kader van (WEB BES: artikel 8.1.7)
|
– de instelling een sluitend en controleerbaar systeem heeft voor de registratie van
de presentie van elke BOL - en BBL- deelnemer;
– de instelling voor deelnemers die vallen onder de Wet studiefinanciering BES, een
procedure ten behoeve van de naleving van artikel 8.1.7 heeft beschreven en hanteert.
|
Deelnemers per 1-10-2016
Van de ingeschreven deelnemers per 1 oktober 2016, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Onderwijsovereenkomst (WEB BES:artikel 8.1.5)
|
– voor elke geselecteerde deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;
– de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.5 van de WEB BES.
Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang:
– de NAW- gegevens van de deelnemer;
– de naam van het opleidingsdomein BES of kwalificatiedossier (bij een inschrijving
van een opleidingsdomein of kwalificatiedossier);
– de crebocode (van het opleidingsdomein, kwalificatiedossier of kwalificatie, waarvoor
de deelnemer staat ingeschreven);
– het niveau (bij een inschrijving voor een opleidingsdomein BES of kwalificatiedossier);
– de leerweg;
– bij BOL opleidingen de intensiteit (deeltijd/voltijd);
– de startdatum van de opleiding;
– de geplande datum uitschrijving, of werkelijke datum uitschrijving;
– de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer
|
|
Naleving van Koppelingswet (WEB BES: artikel 8.1.1, lid 2, onder c)
|
– voor deze categorie deelnemers (in de selectie) bij de inschrijving de Koppelingswet
is nageleefd.
|
|
Naleving toelatingseis (WEB BES: artikel 8.1.1,lid 6)
|
– voor de geselecteerde BBL deelnemer de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet
BES is geëindigd.
|
|
Presentie van deelnemers (UWEB BES: artikel 3)
|
– de geselecteerde deelnemer op 1 oktober 2016 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor
hij is ingeschreven.
|
|
Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (WEB BES: artikel 8.1.7)
|
– voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan
DUO vestiging Groningen.
|
|
BPV (WEB BES: artikel 7.2.8 en 7.2.7)
|
– voor elke geselecteerde deelnemer een praktijkovereenkomst voor de opleiding waarvoor
de deelnemer in dat schooljaar is bekostigd is afgesloten, die is ondertekend door
de deelnemer, het bevoegd gezag en in geval van BBL ook door de Raad.
|
|
Onderwijstijd (min. 300 en 850 urennorm onderwijstijd) (WEB BES: artikel 2.2.2, lid
5 en artikel 7.2.6, lid 3 tot en met lid 5, artikel 7.2.2. lid 4)
|
– voor elke geselecteerde deelnemer voldoende onderwijstijd is geprogrammeerd.
– Deelnemers voltijd BOL; minimaal 850 uur in IIVO;
– Voor deeltijd BOL en BBL; minimaal 300 uur in IIVO;
– Bij de programmering heeft de instelling rekening gehouden met de voorzienbare uitval
van de lessen wegens feestdagen, cursussen, vergadertijden en inschatbare ziekte van
docenten.
|
Aanvullende werkzaamheden onderwijsovereenkomsten en BPV-overeenkomsten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat
indien uit gegevens blijkt dat sprake is van overeenstemming gericht op het volgen
van onderwijs of beroepspraktijkvorming (BPV) en daadwerkelijk het onderwijs of de
BPV is genoten, bij het niet aanwezig zijn van een schriftelijke overeenkomst of het
ontbreken van een handtekening daarop sprake is van het niet-naleven van de vormvoorschriften.
Bij het niet-naleven van vormvoorschriften wordt de terugvordering van het volledige bedrag aan teveel betaalde bekostiging niet redelijk geacht. In dat kader is het niet passend
om aan de instellingsaccountant te vragen een bekostigde inschrijving bij het niet
tijdig aanwezig zijn van een ondertekende onderwijsovereenkomst en/of een BPV-overeenkomst
per definitie als niet rechtmatig voor de bekostiging aan te laten merken. Daarom
wordt in deze paragraaf aangegeven hoe de instellingsaccountant in een dergelijk geval
moet handelen. In deze gevallen wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve tolerantie. Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant bij het constateren van gebreken
de procedures m.b.t. de tijdige en juiste totstandkoming van de onderwijsovereenkomsten
en BPV-overeenkomsten bij de instelling beoordeelt en indien de procedure niet op
orde is hierover in de vorm van een uitzonderingsrapportage aan DUO rapporteert. (zie bijlage 3 voor een verduidelijking).Voor indiening van deze uitzonderingsrapportage
bij DUO en het aanbiedingsformulier wordt verwezen naar paragraaf 3.1.
Daarnaast treedt de instellingsaccountant in overleg met het bevoegd gezag van de
onderwijsinstelling over de benodigde aanpassingen in de procedures met het doel de
onvolkomenheden daarin op te heffen.
De uitzonderingsrapportage is van belang, omdat een instelling alle wettelijke voorschriften
moet naleven (artikel 1.1.2 van de WEB BES). Indien uit uitzonderingsrapportages herhaaldelijk
blijkt dat een instelling niet aan de wettelijke eisen voldoet dan kan opschorting
van de rijksbijdrage plaatsvinden tot het moment waarop alsnog aan de wettelijke eisen
wordt voldaan of kan de rijksbijdrage geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.
Indien een tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst of BPV-overeenkomst ontbreekt,
dan hoeft de bekostigde inschrijving niet per definitie fout gerekend te worden. Hieronder
wordt per gebrek aangegeven wat van de instellingsaccountant in zo’n geval wordt gevraagd
Niet tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst
Indien de accountant niet met zekerheid kan vaststellen dat de onderwijsovereenkomst
van een op 1 oktober voor bekostiging in aanmerking gebrachte deelnemer op de betreffende
datum is gesloten en ondertekend, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel aan de overige bekostigingsvereisten
voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat de betreffende deelnemer op de teldatum
daadwerkelijk onderwijs volgde aan de instelling.
Niet tijdig ondertekende BPV-overeenkomst
Indien voor een bekostigde BBL-deelnemer geen tijdig ondertekende BPV-overeenkomst
aanwezig is, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
op andere wijze heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel daadwerkelijk deelneemt
aan de BPV en aan de overige bekostigingsvereisten voldoet.
Afronding van het onderzoek
De instellingsaccountant stelt vast dat het door het bevoegd gezag ondertekende formulier
overeenkomt met het formulier waarbij hij zijn assurance-rapport verstrekt en waarmerkt
deze.
3.4.3 Assurance-rapporten
Algemeen
1 januari 2012
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport MBO
1 december 2016
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
de bekostigingsgegevens van instellingen die BOL en/of BBL verzorgen op grond van
de WEB BES.
Assurance-rapport van de onafhandelijke accountant over het overzicht van de bekostigingsgegevens
Aan: Opdrachtgever
Ons oordeel
Wij hebben het [bijgevoegde en door ons gewaarmerkte] overzicht geregistreerde tellingen
van ... (naam mbo-onderwijsinstelling) te ... (zetel) ten behoeve van de berekening
van de rijksbijdrage 2017, als bedoeld in artikel 2.2.1, lid 1 van de wet educatie
en beroepsonderwijs BES, op juistheid onderzocht.
Naar ons oordeel is het overzicht geregistreerde tellingen van ... (naam mbo-onderwijsinstelling),
in alle van materieel belang zijnde aspecten, juist opgesteld in overeenstemming met
het Onderwijsaccountantsprotocol BES 2016.
Dit overzicht betreft de deelnemersgegevens op de peildatum 1 oktober 2016.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze assurance-opdracht met betrekking tot het overzicht geregistreerde
tellingen verricht in overeenstemming met het recht dat geldt in de openbare lichamen
Bonaire, Saba en Sint Eustatius, waaronder het Onderwijsaccountantsprotocol BES 2016
en de Nederlandse Standaard 3000 ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle
of beoordeling van historische financiële informatie’. Deze assurance-opdracht is
gericht op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden
op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de
assurance-opdracht betreffende het overzicht’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam mbo-onderwijsinstelling) zoals vereist in de
Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO)
en andere relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben wij voldaan
aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Beperking in gebruik en verspreidingskring
Het overzicht geregistreerde telgegevens is opgesteld voor de Minister van OCW met
als doel de berekening van de rijksbijdrage van 2017 voor ... (naam mbo-onderwijsinstelling)
vast te stellen. Hierdoor is het overzichten geregistreerde telgegevens mogelijk niet
geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend bestemd
voor ... (naam mbo-onderwijsinstelling) en de Minister van OCW en dient niet te worden
verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
Verantwoordelijkheden van het bestuur voor het overzicht
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opstellen van het overzicht
in overeenstemming met de Wet educatie en beroepsonderwijs BES en de vereisten zoals
opgenomen in het Onderwijsaccountantsprotocol BES 2016.
Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het opstellen van het overzicht mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel
belang als gevolg van fouten of fraude.
Onze verantwoordelijkheden voor de assurance-opdracht betreffende het overzicht
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een assurance-opdracht,
dat wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door
ons af te geven oordeel.
Onze assurance-opdracht is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van
zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze assurance-opdracht niet alle
materiële fouten en fraude ontdekken.
Wij passen de ‘Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van assurance-opdrachten
(RA/AA)’ toe. Op grond daarvan beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing
inclusief vastgelegde richtlijnen en procedures inzake de naleving van ethische voorschriften,
accountantsstandaarden en andere relevante wet- en regelgeving.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fouten of fraude en zijn materieel indien
redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed
kunnen zijn op de beslissingen die gebruikers op basis van dit overzicht nemen. De
materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze assurance-werkzaamheden
en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze assurance-opdracht professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar
relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
Standaard 3000 en het Onderwijsaccountantsprotocol BES 2016.
Onze assurance-opdracht bestond onder andere uit:
-
• het verkrijgen van kennis omtrent het de totstandkoming van het overzicht, waaronder,
afhankelijk van het object van onderzoek, het verkrijgen van kennis omtrent de interne
beheersing;
-
• het op basis van deze kennis inschatten van de risico’s dat het overzicht onjuistheden
van materieel belang bevat;
-
• het reageren op de ingeschatte risico’s, waaronder het ontwikkelen van en algehele
aanpak, en het bepalen van de aard, de tijdsfasering en de omvang van assurance-werkzaamheden,
die duidelijk zijn gekoppeld aan de gesignaleerde risico’s, waarbij minimaal de in
het Onderwijsaccountantsprotocol BES 2016 opgenomen werkzaamheden zijn uitgevoerd;
-
• en het evalueren van de toereikendheid van de assurance-informatie.
Plaats, datum
... (naam accountantsorganisatie)
... (naam accountant)
[Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:]
4 Onderwijslinks
1 december 2015
Bijlage 1 Kader financiële rechtmatigheid onderwijswet- en regelgeving BES 2016
|
Van toepassing
|
|
|
|
|
|
voor sector
|
|
Identificatie wet- en regelgeving
|
|
|
PO
|
VO
|
MBO
|
HO
|
Naam wet
|
art
|
Inhoud
|
Toelichting
|
| |
|
|
|
Wet op het primair onderwijs (WPO BES)
|
|
|
1
|
|
|
|
|
5
|
Kosten van voeding en vervoer van leerlingen
|
In dit artikel wordt aangegeven dat door middel van een eilandsverordening regels
worden gegeven tbv het verstrekken van voedsel, kleding en mogelijk maken van vervoer.
Deze kosten komen voor rekening van de eilandsraad. De bekostiging door OCW mag hier
dus niet aan besteed worden.
|
|
1
|
|
|
|
|
31 lid 1
|
Directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel
|
Elke school heeft 1 of 2 directeuren, kosten van meer directeuren worden dus niet
bekostigd.
|
|
1
|
|
|
|
|
37 lid 1 en 2
|
Rechtspositieregeling personeel van een bijzondere school
|
De Wet materieel ambtenarenrecht BES en de daarop berustende regelingen zijn voor
het personeel van een school voor bijzonder onderwijs van overeenkomstig toepassing,
voor de salarissen en toelagen van het personeel wordt een regeling vastgesteld bij
eilandsbesluit.
|
|
1
|
|
|
|
|
44 lid 1 en2
|
Toelating en verwijdering leerlingen
|
Ten aanzien van het volgende: De toelating mag niet afhankelijk worden gesteld van
een geldelijke bijdrage van de ouders. Overeenkomsten waarbij ouders worden verplicht
tot het betalen van een geldelijke bijdrage zijn nietig, behoudens voor zover zij
na toelating van de leerling tot de school schriftelijk zijn aangegaan en in het desbetreffende
schriftelijke stuk aan de ouders kenbaar is gemaakt dat het een vrijwillige bijdrage
betreft waarvoor de overeenkomst niet behoeft te worden aangegaan, doch waarvoor geldt
dat na ondertekening wel een verplichting tot betaling van de overeengekomen bijdrage
bestaat. Daarnaast zijn in dit lid nog 2 situaties opgenomen waarbij de overeenkomst
nietig is. Indien de inkomsten van de instelling op grond van een nietige overeenkomst
zijn ontvangen dan zijn deze inkomsten niet rechtmatig.
|
|
1
|
|
|
|
|
50 lid 2 en 3
|
Tussenschoolse opvang
|
De kosten voor tussenschoolse en buitenschoolse opvang komen voor rekening van de
ouders, voogden of verzorgers, dus niet voor rekening van de school. Het gaat hier
om de exploitatiekosten. De school kan wel geld uitgeven aan deskundigheidsbevordering
overblijfkrachten en organisatie TSO.
|
|
1
|
|
|
|
|
78 lid 1
|
Voorziening in huisvesting door het openbaar lichaam
|
Voorziening in huisvesting is taak van het openbaar lichaam, hieruit blijkt dat de
bekostiging van OCW hier niet aan besteed mag worden. In artikel 79 is gedefinieerd
wat wordt verstaan onder voorzieningen in de huisvesting. Dit artikel is gewijzigd
per 1-1-2015 i.v.m. de overheveling van taak en budget voor aanpassing in onderwijshuisvesting
van openbaar lichaam naar school.
|
|
1
|
|
|
|
|
106
|
Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken
|
Het openbaar lichaam bekostigt aan BG van een niet door het openbaar lichaam in stand
gehouden school dat is onderworpen aan een of meer der in artikel 43 van de Wet financiën
openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoeld belastingen ter zake van
onroerende zaken het bedrag dat is uitgegeven voor de belastingen met betrekking tot
de in het openbaar lichaam gelegen gebouwen en terreinen. Hier mag dus geen Rijksbijdrage
aan worden besteed.
|
|
1
|
|
|
|
|
119
|
Besteding bekostiging
|
Beschrijft waar bepaalde bekostigingen voor aangewend mogen worden.
|
|
1
|
|
|
|
|
152
|
Gebruik ontvangen gelden overeenkomstig de bestemming
|
Het bevoegd gezag van een bijzondere school is verplicht de uit de overheidskassen
ontvangen gelden overeenkomstig de bestemming te gebruiken. Rest van het artikel valt
buiten dit kader.
|
|
1
|
|
|
|
|
167a
|
Voorziening huisvesting voor de jaren 2011 tot en met 2017
|
Op grond hiervan vindt specifieke financiering plaats door OM en het openbaar lichaam
ten aanzien van de huisvesting. De uitgaven die hieronder vallen zijn dan rechtmatig.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
|
|
|
Besluit bekostiging WPO BES
|
|
1
|
|
|
|
|
26
|
Berekening exploitatieoverschot bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van
de laatste school van een bevoegd gezag
|
Alleen van toepassing bij opheffing of beëindiging, dan dient verrekening van exploitatieoverschotten
plaats te vinden.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
|
|
Wet op het voortgezet onderwijs BES (WVO BES)
|
|
| |
1
|
|
|
|
5
|
Kosten van leerlingenvervoer
|
In dit artikel wordt aangegeven dat vervoer van leerlingen die wegens hun lichamelijke,
verstandelijke of zintuigelijke handicap niet zelfstandig van vervoer gebruik kunnen
maken, een taak (en kosten) van het bestuurscollege is, hieruit blijkt dus dat de
bekostiging van OCW hieraan niet besteed mag worden. Dit geldt ook voor leerlingenvervoer
voor andere dan in het artikel genoemde leerlingen.
|
| |
1
|
|
|
|
12 lid 1
|
Beschikbaarstelling lesmateriaal aan leerlingen
|
Het bevoegd gezag stelt elk leerjaar om niet aan een leerling lesmateriaal ter beschikking.
Bijdragen hiervoor zijn dus niet rechtmatig.
|
| |
1
|
|
|
|
64 lid 4
|
Toelating, verwijdering, voorwaardelijke bevordering en verblijfsduur
|
De toelating wordt niet afhankelijk gesteld van een andere dan een bij of krachtens
de wet geregelde bijdrage. Indien inkomsten (anders dan bij de wet geregeld) van de
instelling op grond van toelating zijn ontvangen dan zijn deze inkomsten niet rechtmatig.
|
| |
1
|
|
|
|
90 lid 1 en 2
|
Rechtspositieregeling personeel
|
De Wet materieel ambtenarenrecht BES en de daarop berustende regelingen zijn voor
het personeel van een school voor bijzonder onderwijs van overeenkomstig toepassing,
voor de salarissen en toelagen van het personeel wordt een regeling vastgesteld bij
eilandsbesluit.
|
| |
1
|
|
|
|
156 lid 1
|
Bekostiging exploitatiekosten
|
Geeft aan waarvoor de bekostiging van de exploitatie wordt ontvangen
|
| |
1
|
|
|
|
158
|
Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken
|
Het openbaar lichaam bekostigt aan BG van een andere dan een door het openbaar lichaam
in stand gehouden school dat is onderworpen aan een of meer der in artikel 43 van
de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoeld belastingen
ter zake van onroerende zaken het bedrag dat is uitgegeven voor de belastingen met
betrekking tot de in het openbaar lichaam gelegen gebouwen en terreinen. Hier mag
dus geen Rijksbijdrage aan worden besteed.
|
| |
1
|
|
|
|
172
|
Besteding bekostiging
|
Het artikel geeft aan waaraan de bekostiging besteed moet worden.
|
| |
1
|
|
|
|
173 lid 1
|
Besteding overeenkomstig bestemming
|
De bedragen en bekostiging, bedoeld in art. 172, worden niet aangewend voor contractactiviteiten
|
| |
1
|
|
|
|
208
|
Voorziening in huisvesting en inventaris
|
Bepalingen over huisvesting gelden ook voor Saba Comprehensive school, dus ook voor
deze school de betreffende uitgaven niet uit de rijksbijdrage.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
|
|
Experimentenwet onderwijs
|
|
|
1
|
1
|
|
|
|
4 lid 1 en 3
|
|
In lid 1 en 3 wordt aangegeven dat regelen en onderwijswetten van toepassing zijn.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
1
|
|
Wet educatie en beroepsonderwijs BES (WEB BES)
|
| |
|
1
|
|
|
1.2.1
|
Doelstellingen onderwijs
|
Alleen ten aanzien van het volgende aspect: educatie en beroepsonderwijs omvatten
niet activiteiten op het niveau hoger onderwijs. Uitgaven voor hoger onderwijs zijn
dus niet rechtmatig.
|
| |
|
1
|
|
|
2.2.1 lid 2
|
Rijksbijdrage beroepsonderwijs
|
Geeft aan voor welke kosten de rijksbijdrage verstrekt wordt. In de toelichting is
opgenomen dat het hier niet gaat om een limitatieve opsomming. Indien het bestuurscollege
naast deze genoemde kosten soorten andere kostensoorten in aanmerking wil laten komen
dan is dat mogelijk.
|
| |
|
1
|
|
|
2.3.1 lid 2
|
Jaarrekening
|
Alleen ten aanzien van het volgende aspecten: 1. Uit de jaarrekening moet blijken
dat sprake is van rechtmatige aanwending van de rijksbijdrage. 2. Van niet doelmatige
aanwending van de rijksbijdrage is in ieder geval sprake voorzover bedragen daaruit
worden aangewend voor het op enigerlei wijze compenseren van de examendeelnemers voor
examengeld. Uitgaven hiervoor zijn dus niet rechtmatig.
|
| |
|
1
|
|
|
4.1.4 lid 1 en 2
|
Rechtspositieregeling personeel van een bijzondere school
|
De Wet materieel ambtenarenrecht BES en de daarop berustende regelingen zijn voor
het personeel van een school voor bijzonder onderwijs van overeenkomstig toepassing,
voor de salarissen en toelagen van het personeel wordt een regeling vastgesteld bij
eilandsbesluit.
|
| |
|
1
|
|
|
8.1.1 lid 1
|
Inschrijving
|
Alleen ten aanzien van het volgende aspect: Voor de inschrijving als examendeelnemer
is aan het bevoegd gezag een door het gezag te bepalen vergoeding verschuldigd.
|
| |
|
1
|
|
|
8.1.6
|
Onderwijsbijdragen
|
De inschrijving wordt niet afhankelijk gesteld van geldelijke bijdrage. Uit de toelichting
blijkt dat de instelling een vrijwillige bijdrage van een deelnemer kan vragen. Over
deze bijdrage worden dan afspraken gemaakt in de onderwijsovereenkomst. Hieruit volgt
dat niet vrijwillige bijdragen en bijdragen die niet uit de onderwijsovereenkomsten
blijken niet rechtmatig zijn.
|
| |
|
1
|
|
|
|
Algemene toelichting punt 10 Educatievoorzieningen
|
Deze wet voorziet niet in de bekostiging van educatie. Uitgaven van de bekostiging
aan educatie is dus niet rechtmatig.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
1
|
|
Wet overige OCW-subsidies
|
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
2 en 4
|
Nadere voorschriften subsidieverstrekking
|
In de subsidiebeschikking kunnen bepalingen zijn opgenomen, die van invloed zijn op
de financiële rechtmatigheid. Indien dit het geval is, dan dient de accountant deze
bepalingen mee te nemen in de controle werkzaamheden ten aanzien van de financiële
rechtmatigheid. Dit geldt in het bijzonder wanneer er sprake is van een geoormerkte
subsidie. Zie de betreffende specifieke CT en RT en paragraaf in het OAP BES 2016.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
1
|
|
Subsidiebeschikking EOZ d.d.
12 december 2014 met kenmerk BEK/BPR-2014/40617M
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
1 lid 1
|
Subsidieverlening
|
De subsidie is bedoeld voor de uitvoering van de wettelijke taken bedoeld in artikel
28 eerste lid van de WPO BES, artikel 69 eerste lid van de WVO BES en artikel 3.4
eerste lid van de WEB BES.
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
4
|
Besteding subsidie
|
De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor zij wordt verstrekt.
De subsidie mag uiterlijk tot 31 december 2015 besteed worden.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
1
|
|
Subsidiebeschikking EOZ d.d.
18 augustus 2014 met kenmerk BEK/BPR-2014/26398M
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
1 lid 1
|
Subsidieverlening
|
De subsidie is bedoeld voor de uitvoering van de wettelijke taken bedoeld in artikel
28 eerste lid van de WPO BES, artikel 69 eerste lid van de WVO BES en artikel 3.4
eerste lid van de WEB BES.
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
5
|
Besteding subsidie
|
De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor zij wordt verstrekt.
De subsidie mag uiterlijk tot 31 december 2016 besteed worden.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
1
|
|
Subsidiebeschikking EOZ d.d.
18 augustus 2014 met kenmerk BEK/BPR-2014/26399M
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
1 lid 1
|
Subsidieverlening
|
De subsidie is bedoeld voor de uitvoering van de wettelijke taken bedoeld in artikel
28 eerste lid van de WPO BES, artikel 69 eerste lid van de WVO BES en artikel 3.4
eerste lid van de WEB BES.
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
5
|
Besteding subsidie
|
De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor zij wordt verstrekt.
De subsidie mag uiterlijk tot 31 december 2016 besteed worden.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
|
Les- en cursusgeldwet
|
| |
1
|
1
|
|
|
6 lid 1
|
Algemene bepaling en nadere regeling cursusgeld
|
Lid 1 Bij krachtens amvb wordt bepaald voor welke uit openbare kas bekostigde cursussen
cursusgeld is verschuldigd.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
1
|
|
Subsidiebeschikking EOZ d.d.
8 oktober 2015 met kenmerk BEK/BPR-2015/18384M
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
1 lid 1
|
Subsidieverlening
|
De subsidie is bedoeld voor de uitvoering van de wettelijke taken bedoeld in artikel
28 eerste lid van de WPO BES, artikel 69 eerste lid van de WVO BES en artikel 3.4
eerste lid van de WEB BES.
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
5
|
Besteding subsidie
|
De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor zij wordt verstrekt.
De subsidie mag uiterlijk tot 1 augustus 2017 besteed worden.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
1
|
|
Subsidiebeschikking EOZ d.d. 13 augustus 2015 met kenmerk BEK/BPR-2015/16320M
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
1 lid 1
|
Subsidieverlening
|
De subsidie is bedoeld voor de uitvoering van de wettelijke taken bedoeld in artikel
28 eerste lid van de WPO BES, artikel 69 eerste lid van de WVO BES en artikel 3.4
eerste lid van de WEB BES.
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
4
|
Besteding subsidie
|
De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor zij wordt verstrekt.
De subsidie mag uiterlijk tot 31 december 2016 besteed worden.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
1
|
|
Subsidiebeschikking EOZ d.d.
13 augustus 2015 met kenmerk BEK/BPR-2015/16319M
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
1 lid 1
|
Subsidieverlening
|
De subsidie is bedoeld voor de uitvoering van de wettelijke taken bedoeld in artikel
28 eerste lid van de WPO BES, artikel 69 eerste lid van de WVO BES en artikel 3.4
eerste lid van de WEB BES.
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
4
|
Besteding subsidie
|
De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor zij wordt verstrekt.
De subsidie mag uiterlijk tot 31 december 2016 besteed worden.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
1
|
|
Incidentele aanvullende subsidie EOZ Saba d.d.
2 juni 2016 met kenmerk BEK-2016/10165M
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
|
Besteding subsidie
|
De subsidie mag uiterlijk tot 1 augustus 2017 worden besteed. Dezelfde voorwaarden
zoals genoemd in de oorspronkelijke subsidie (BEK/BPR-2014/26399M) zijn van toepassing.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
1
|
|
Incidentele aanvullende subsidie EOZ St. Eustatius d.d.
2 juni 2016 met kenmerk BEK-2016/10166M
|
|
1
|
1
|
1
|
|
|
|
Besteding subsidie
|
De subsidie mag uiterlijk tot 1 augustus 2017 worden besteed. Dezelfde voorwaarden
zoals genoemd in de oorspronkelijke subsidie (BEK/BPR-2014/26398M) zijn van toepassing
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
Bijlage 2
Stroomschema bekostigingsonderzoek
Geen deelpopulatie per soort gegeven
Wel deelpopulaties per soort gegeven (per deelpopulatie)
Bijlage 3 Verduidelijking passage paragraaf 3.4.2.3.
Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant bij het constateren van gebreken
de procedures m.b.t. de tijdige en juiste totstandkoming van de onderwijsovereenkomsten,
derdenmachtigingen en BPV-overeenkomsten bij de instelling beoordeelt en indien de
procedure niet op orde is hierover in de vorm van een uitzonderingsrapportage aan
DUO rapporteert. Voor indiening van deze uitzonderingsrapportage bij DUO en het aanbiedingsformulier
wordt verwezen naar paragraaf 3.1.
Als de accountant gebreken constateert beoordeelt de accountant de procedures.
Als de procedures op orde zijn hoeft niet aan de inspectie gerapporteerd te worden. De procedures zijn op orde als deze er in opzet, bestaan en werking op zijn gericht
dat de onderwijsovereenkomsten, BPV-overeenkomsten en derdenmachtigingen tijdig door
alle benodigde partijen worden ondertekend.
(Actieve monitoring is onderdeel van een werkende procedure)
Als de accountant fouten vindt moet hij de aard van de fout analyseren en in hoeverre
dit een incident is of een fout die gemaakt wordt omdat de procedure niet wordt nageleefd.
Als er individuele gevallen zijn, waarbij de ondertekening te laat is en de instelling
kan aantonen dat de procedure is gevolgd, maar om specifieke redenen niet heeft gewerkt
dan is een rapportage niet nodig.
Uit de RvB kan de inspectie opmaken dat inmiddels (met ingang van inschrijfjaar 2015/2016)
geen van de instellingen meer gebruik maakt van voor gestempelde of geprinte data,
oude gevallen hoeven niet gerapporteerd te worden, de rapportage heeft betrekking
op de procedure die voor het betreffende controlejaar wordt gehanteerd.
Voorbeelden van afwijkingen waarbij de procedure niet werkt en wel rapportage nodig
is:
-
− Bij een bepaalde opleiding is de procedure niet goed gevolgd;
-
− Op een bepaalde locatie is de procedure niet goed gevolgd;
-
− Voor een gehele groep is de procedure niet gevolgd.
Voorbeelden van afwijkingen waarbij de procedure is gevolgd, maar geen rapportage
nodig is:
Bij twijfel graag de casus/situatie voorleggen aan de inspectie (n.vanschie@owinsp.nl)