Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 maart 2017 nr. WJZ/1000189 (7512), houdende wijziging van de Mediaregeling 2008 in verband met de vaststelling van het tijdstip van indiening van het concessiebeleidsplan RPO, alsmede enige technische wijzigingen

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2.60l, derde lid, en 2.152 van de Mediawet 2008;

Besluit:

ARTIKEL I

De Mediaregeling 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 9b wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt:

§ 2.2.1b. Concessiebeleidsplan RPO

Artikel 9c. Concessiebeleidsplan RPO

De RPO dient het concessiebeleidsplan RPO telkens in vóór 1 april van het laatste jaar waarop het lopende concessiebeleidsplan RPO betrekking heeft.

B

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift vervalt ‘uren en’.

2. In de tekst wordt ‘de artikelen 2.51, eerste lid, onderdeel a, en 2.152 van de wet’ vervangen door: artikel 2.152 van de wet.

C

Artikel 13a vervalt.

D

Na artikel 25b wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 26

In afwijking van artikel 9c dient de RPO het concessiebeleidsplan RPO in 2017 in vóór 1 juli.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

Algemeen

De inwerkingtreding van de Wet van 16 maart 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (Stb. 2016, 114) geeft aanleiding tot wijziging van de Mediaregeling 2008 (hierna: Mediaregeling). Deze regeling voorziet in die wijziging. Ten eerste wordt een indieningsdatum voor het concessiebeleidsplan RPO opgenomen in de Mediaregeling. Ten tweede wordt een tweetal technische wijzigingen doorgevoerd.

Concessiebeleidsplan RPO

Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet van 16 maart 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstig bestendig maken van de publieke mediadienst (Stb. 2016, 114) is de Stichting Regionale Publieke Omroep (hierna: RPO) op grond van artikel 2.60a, eerste lid, van de Mediawet 2008 (hierna: Mediawet) aangewezen als het samenwerkings- en coördinatieorgaan van de regionale publieke mediadienst. Eén van de taken van (het bestuur van) de RPO is het vaststellen van een concessiebeleidsplan RPO voorafgaand aan de concessieverlening door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: Minister).1

Met deze ministeriële regeling wordt een indieningsdatum voor het concessiebeleidsplan RPO opgenomen in de Mediaregeling. Het concessiebeleidsplan RPO wordt ingediend vóór 1 april van het laatste kalenderjaar waarop het lopende concessiebeleidsplan RPO betrekking heeft. Voor deze datum is gekozen, omdat het de Minister voldoende tijd geeft om na ontvangst van het concessiebeleidsplan RPO daarover advies te vragen aan het Commissariaat voor de Media en de Raad voor Cultuur. Tegelijkertijd verzekert dit indieningstijdstip dat de regionale publieke media- instellingen op de hoogte kunnen zijn van de inhoud van het concessiebeleidsplan van de RPO op het moment dat zij hun bekostigingsaanvraag voor het eerste jaar van de nieuwe concessieperiode indienen.2

Voor het eerste concessiebeleidsplan RPO geldt een afwijkende indieningsdatum. Met de RPO is afgesproken dat zij vóór 1 juli 2017 het concessiebeleidsplan RPO indient. Voor het daaropvolgende concessiebeleidsplan RPO geldt de hoofdregel: dat concessiebeleidsplan moet worden ingediend vóór 1 april van het laatste kalenderjaar waarop het eerste concessiebeleidsplan RPO betrekking heeft.

Technische wijzigingen

Deze regeling bevat een tweetal technische wijzigingen naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet van 16 maart 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (Stb. 2016, 114). Voor nadere toelichting wordt verwezen naar het artikelsgewijze deel van deze toelichting.

Uitvoeringstoets

Deze regeling is voorgelegd aan het Commissariaat voor de Media ter beoordeling van de uitvoerbaarheid. Het Commissariaat voor de Media beoordeelt de regeling als goed uitvoerbaar.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt – in overeenstemming met de vaste verandermomenten – in werking met ingang van 1 april 2017. Hoewel wordt afgeweken van de minimale invoeringstermijn van twee maanden, is dat in dit geval niet bezwaarlijk. Wat betreft het eerste concessiebeleidsplan RPO geldt immers dat het pas vóór 1 juli 2017 behoeft te worden ingediend. Daarbij geldt dat deze indieningsdatum in goed overleg met de RPO tot stand is gekomen en op haar instemming kan rekenen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en D

Onderdeel A voegt een nieuwe paragraaf 2.2.1b toe aan Afdeling 2.2 van de Mediaregeling. Deze paragraaf bevat een nieuw artikel 9c, dat het tijdstip bevat voor het indienen van het concessiebeleidsplan RPO door de RPO. Onderdeel D voegt een nieuw artikel 26 in. Dit artikel bevat een afwijkend indieningstijdstip voor het eerste concessiebeleidsplan RPO, dat in 2017 dient te worden ingediend vóór 1 juli (zie nader het algemene deel van de toelichting hierboven).

Artikel I, onderdelen B en C

De onderdelen B en C bevatten een tweetal technische wijzigingen die verband houden met de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Mediawet 2008 van 16 maart 2016 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (Stb. 2016, 114).

Onderdeel B wijzigt artikel 13 van de Mediaregeling. Omdat artikel 2.51 van de Mediawet, dat betrekking had op de zendtijdgaranties, met ingang van 2 november 2016 is vervallen, wordt de verwijzing naar artikel 2.51, eerste lid, onderdeel a, uit artikel 13 van de Mediaregeling geschrapt. Tevens voorziet onderdeel B in een aanpassing van het opschrift van het artikel. Onderdeel C doet artikel 13a van de Mediaregeling vervallen. Dit artikel heeft betrekking op de indieningstermijn van de begroting van de stichting Stimuleringsfonds Nederlandse culturele mediaproducties. Omdat deze stichting met ingang van 1 januari 2017 haar activiteiten heeft beëindigd, en de wettelijke regeling ten aanzien van die stichting met ingang van diezelfde datum is vervallen, dient ook artikel 13a van de Mediaregeling te worden geschrapt.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Artikel 2.60h, tweede lid, onder c, van de Mediawet 2008.

X Noot
2

Vgl. artikel 9a van de Mediaregeling 2008.

Naar boven