Besluit van het hoofd van de Scheepvaartinspectie van 5 januari 2017, nr. ILT-2016/82071, houdende mandaat en machtiging certificering Caribisch-Nederlandse schepen (Besluit mandaat en machtiging certificering Caribisch-Nederlandse schepen)

Het hoofd van de Scheepvaartinspectie,

Gelet op de artikelen 10:3, eerste lid, 10:5, 10:9 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht

Gezien de instemming van de ingevolge dit besluit gemandateerden, blijkend uit de ‘Afspraken tussen enerzijds de gezaghebbers op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba en anderzijds het hoofd van de Scheepvaartinspectie in het kader van het Besluit mandaat en machtiging certificering Caribisch-Nederlandse schepen’, nr. ILT-2016/82071.01;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

afspraken:

de Afspraken tussen enerzijds de gezaghebbers op Bonaire, Sint Eustatius en Saba en anderzijds het hoofd van de Scheepvaartinspectie in het kader van het Besluit mandaat en machtiging certificering Caribisch-Nederlandse schepen, nr. ILT-2016/82071.01;

Caribisch-Nederlands schip:

een schip dat op grond van de Vaartuigenwet 1930 BES is geregistreerd in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

gezaghebbers:

gezaghebbers van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2

Aan de gezaghebbers wordt, voor zover het een Caribisch-Nederlandse schip als bedoeld in artikel 41b van de Regeling veiligheid zeeschepen betreft mandaat verleend voor:

  • a. de in artikel 5, tweede lid, van de Schepenwet bedoelde bevoegdheid van het hoofd van de Scheepvaartinspectie om in bijzondere gevallen voor een individueel schip een ontheffing te verlenen van de in artikel 3a van de Regeling veiligheid zeeschepen gestelde eisen, voor zover het betreft de in de afspraken omschreven gevallen;

  • b. de in artikel 6, eerste lid, van de Schepenwet bedoelde bevoegdheid van het hoofd van de Scheepvaartinspectie tot het afgeven van een nationaal veiligheidscertificaat als bedoeld in artikel 3a van de Regeling veiligheid zeeschepen, en

  • c. de in artikel 7, derde lid, van de Schepenwet bedoelde bevoegdheid van de ambtenaar van de Scheepvaartinspectie tot het intrekken van een op grond van onderdeel b afgegeven nationaal veiligheidscertificaat.

Artikel 3

Een besluit tot ontheffing van de in artikel 3a van de Regeling veiligheid zeeschepen gestelde eisen en een besluit tot weigering of intrekking van een nationaal veiligheidscertificaat wordt genomen na overleg met het hoofd van de Scheepvaartinspectie.

Artikel 4

Een besluit tot afgifte, weigering of intrekking van een nationaal veiligheidscertificaat wordt aan de betrokkene uitgereikt door middel van een door het hoofd van de Scheepvaartinspectie voorgeschreven beschikking.

Artikel 5

Aan de gezaghebbers wordt, voor zover het een Caribisch-Nederlandse schip betreft als bedoeld in artikel 41b van de Regeling veiligheid zeeschepen, tevens machtiging verleend tot het verrichten van de onderzoeken als bedoeld in artikel 3a, derde lid, van de Schepenwet.

Artikel 6

  • 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van machtiging om in naam van het hoofd van de Scheepvaartinspectie handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke handeling zijn.

  • 2. De verlening van mandaat omvat niet mede de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar.

Artikel 7

De gezaghebbers kunnen ten aanzien van de hen op grond van dit besluit verleende bevoegdheden ondermandaat en machtiging verlenen aan de door hen daartoe aangewezen personen.

Artikel 8

De gezaghebbers voeren bij de uitoefening van de hun toegekende bevoegdheden een ordentelijke en transparante administratie

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van de uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat en machtiging certificering Caribisch-Nederlandse schepen.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Het hoofd van de scheepvaartinspectie, J.A. van den Bos

Mededeling

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan het hoofd van de Scheepvaartinspectie, Postbus 16191, 2500 BD Den Haag.

Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend en dient ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt, onder vermelding van datum en nummer of kenmerk, en

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

TOELICHTING

In het onderhavige Besluit mandaat en machtiging certificering Caribisch-Nederlandse schepen worden de gezaghebbers van Bonaire, Sint Eustatius en Saba gemandateerd om namens het hoofd van de Scheepvaartinspectie op grond van de Schepenwet voor de lokale vaart rondom de eilanden van Caribisch Nederland, certificerende taken te verrichten. Tevens worden de gezaghebbers gemachtigd tot het verrichten van onderzoeken ten behoeve van de certificering. Het gaat daarbij om schepen die op grond van de Vaartuigenwet 1930 BES bij de havenmeester zijn geregistreerd en die commercieel worden gebruikt. De schepen vallen binnen het in de Regeling veiligheid zeeschepen (Rvz) gebruikte vaargebied rondom het eiland waar het schip thuishoort. Deze schepen worden voorzien van een nationaal veiligheidscertificaat, waarvoor de eisen in artikel 41b en Bijlage 6 van de Rvz zijn vastgelegd.

Overeenkomstig de daartoe gemaakte afspraken zullen de gezaghebbers de aan hen gemandateerde bevoegdheden doormandateren aan de havenmeesters.

De overdracht van certificerende taken aan de gezaghebbers heeft praktische redenen. Het voordeel voor de scheepseigenaren bestaat eruit dat het verkrijgen van een vergunning, registratie en certificaat slechts met één instantie, de havenmeester, kan worden afgehandeld. Het voordeel voor de Scheepvaartinspectie is dat er geen inspecteurs vanuit het Europese deel van Nederland hoeven te worden ingezet. Dat is veel goedkoper en uiteindelijk, via de tarieven, ook voordeliger voor de eigenaren.

De taak ligt in het verlengde van hetgeen de havenmeester nu al doet op basis van de Vaartuigenwet 1930 BES: registratie en vergunningverlening.

Overeenkomstig artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht hebben de gezaghebbers van Bonaire, Sint Eustatius en Saba het mandaat aanvaard, hetgeen blijkt uit de tussen hen en het hoofd van de Scheepvaartinspectie gemaakte afspraken waarin een nadere uitwerking is gegeven van de wijze waarop het mandaat moet worden uitgeoefend. Ook de andere bepalingen van afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op dit mandaatbesluit van toepassing. Dat betekent onder meer dat op grond van artikel 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht het Hoofd van de Scheepvaartinspectie bevoegd is tot het geven van door de gezaghebbers in acht te nemen instructies over de uitvoering van de gemandateerde bevoegdheid en dat de gezaghebbers desgevraagd alle inlichtingen verschaffen die betrekking hebben op de uitoefening van de hun toegekende bevoegdheden.

Het hoofd van de scheepvaartinspectie, J.A. van den Bos

Naar boven