Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 10 maart 2017, nr. WJZ/17034164, tot wijziging van de Subsidieregeling bedrijfsbeëindiging melkveehouderij in verband met de verhoging van het subsidieplafond van de eerste openstellingsperiode

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 19, eerste lid, van de Landbouwwet en de Gedelegeerde Verordening 2016/1613/EU van de Europese Commissie van 8 september 2016 tot vaststelling van buitengewone aanpassingssteun voor melkproducenten en landbouwers in andere veehouderijsectoren (PbEU 2016, L242);

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling bedrijfsbeëindiging melkveehouderij wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, derde lid, wordt ‘openstellingsperiodes’ vervangen door: openstellingsperiode of openstellingsperiodes.

B

In artikel 5, derde lid, wordt ‘tweede en daaropvolgende openstellingsperiodes’ vervangen door ‘volgende openstellingsperiode of openstellingsperiodes’ en wordt ‘desbetreffende openstellingsperiodes’ vervangen door: desbetreffende openstellingsperiode.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 12.000.000,00’ vervangen door: € 38.000.000,00.

2. In het tweede lid wordt ‘tweede en daaropvolgende openstellingsperiodes’ vervangen door ‘volgende openstellingsperiode of openstellingsperiodes’, wordt ‘periodes’ vervangen door ‘periode of periodes’ en wordt ‘desbetreffende openstellingsperiodes’ vervangen door: desbetreffende openstellingsperiode.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 20 februari 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 maart 2017

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

TOELICHTING

Deze regeling strekt tot wijziging van de Subsidieregeling bedrijfsbeëindiging melkveehouderij. Met deze wijziging wordt het subsidieplafond van de eerste openstellingsperiode verhoogd naar 38 miljoen euro. Dit wordt gedaan omdat het voor de eerste openstelling beschikbare bedrag van 12 miljoen euro al op de eerste dag van de openstelling fors is overschreden en dit tot gevolg zou hebben dat er tussen de ingediende aanvragen zou moeten worden geloot om te bepalen wie er voor subsidie in aanmerking komt. Omdat uit alle signalen blijkt dat de kans op afhakende ondernemers groot is als zij worden uitgeloot en dit ten koste zou gaan van de effectiviteit van de maatregel, is besloten alle op de eerste dag van de openstellingsperiode ingediende aanvragen uit de eerste tranche in behandeling te nemen en daartoe het budget te verhogen. Dit besluit strekt tevens ter uitvoering van de motie-Geurts (Kamerstukken II, 21501-32, nr. 977) waarin de regering wordt verzocht om in overleg met sectorpartijen binnen de juridische en financiële mogelijkheden te bezien hoe de gehele groep van aanmeldingen in de eerste tranche geaccommodeerd kan worden. De verhoging van het bedrag tot 38 miljoen euro is gebaseerd op het bedrag waarvoor in totaal subsidie is aangevraagd op de eerste dag van de openstellingsperiode. Op deze manier kunnen precies alle aanmeldingen op de eerste dag worden gehonoreerd. Na de eerste dag was het niet meer mogelijk om een aanvraag in te dienen omdat deze mogelijkheid is beëindigd op 23 februari om 00:00 uur. Met deze regeling wordt derhalve voorkomen dat er geloot moet worden tussen de ontvangen aanvragen maar wordt geen ruimte geboden voor nieuwe aanmeldingen.

Door de verhoging van het plafond van de eerste openstellingsperiodes komt er op korte termijn geen tweede openstellingsperiode. Deze regeling wijzigt de Subsidieregeling bedrijfsbeëindiging melkveehouderij zo dat deze niet meer alleen in meervoud spreekt over volgende openstellingsperiodes maar ook de mogelijkheid openlaat dat er nog slechts één volgende openstellingsperiode komt.

De gevolgen voor de regeldruk zijn reeds beschreven in de Subsidieregeling bedrijfsbeëindiging melkveehouderij. De wijziging in deze regeling betreft alleen het verhogen van het subsidieplafond voor de reeds ingediende aanvragen.

Deze regeling heeft terugwerkende kracht. Dit is nodig om de verhoging van het subsidieplafond mogelijk te maken. Het betreft geen belastende maatregel en deze regeling kan daarom met terugwerkende kracht gaan gelden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven